(Deze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
91 Mei 1895. E. KIST, Secretarie.
PINKSTERWIJDING.
Leiden, 1 Juni.
Feuilleton.
IDA DE MAIRE.
PRIJS DEZER COURART:
Yoor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per postl-40-
Afzonderlijke Nommers°-05-
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Tan 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J.
letters naar plaatsruimte
wordt f 0.05 berekend.
Grootere
Voor het incasseeren buiten de stad
Eerste Blad.
Officieel© HennisffeTingeu.
Burgemeester en Wethouders van Leiden breDgen
naar aanleiding van art. 27 der Verordening van
den 8sten November 1891, op de vee- en vleesch-
keuring in deze gemoente, ter algemeene konmedat:
JOHANNES SEGAAR, wonende Klooster No. 34
te Leiden, op den laten April 1895 is bekoord en
den 2(Men Moi d. a. v. ia veroordeold wegena het
invoeren t« Leiden van aan ziekte of door eemg
j tOGvai ges-o ven vee, zonder toestemming van den
Inspecteur dor Vee- en Vleeachkeuriog.
WILLEM SIRA, wonende Laugegraeht No. 68 te
I Ltiden, op den 3den April 1895 ia bekeurd en don
j 20aten Mei d. a. v. is veroordeeld ten late wegena
hot invoeren te Leiden van aan z ekto of door eemg
j toeval gestorven vee, zonder toestemming van den
1 Inspecteur der Vee- en Vleeaóhkeuring, en ten 2de
wegena het ale vleeachvervoerder niet aan do be
voegde ambtenaren op hun vordering aauwg'.en van
al het vioeech, dat z ch in zijn bezit of beboer bevindt.
JACOBUS DISSELYELD, wone de Vao der-Werf-
atraat No. 42 te Leiden, op den 8den April 1895 ia
bekeurd en den 2Uaten Mei d. a. v. ie veroordeeld,
ten late wegens het als slager voorhanden hebben
van vioeech, dat tot bi derf is overgegaan, on ten
2do wegena het ala slager niet aan de bevoegde
ambtenaren op hun vordering aanwijzen van al het
vleosch, dat zich in zgn bezit of beheer bevindt.
DIRK TESKE, wonende Groorestoeg No. 47 te
Leiden, op den 3den April 1895 is bekeurd en don
20Btea Mei d. a. v. is veroordeeld wegena het te
Leiden .vervoeren van ongekeurd vloesch.
FERDINAND GERUIT DOESBURG LANNOOIJ,
wonende to Leiden, nadere woonplaats onbekend,
op den lOden April 1895 is bekeurd en den 20eten
Mei d. a. v. is veroordeeld, ten late wegens het
invoeren van vleesch te Loiden op verboden tgd
ten 2de wegens het invoeren van vleesch, zonder
voorzien te zijn van eene duidelijke sonrifcelijko
aanwijzing van den peraooD, door wion het vleeBch
ia verzonden en van den persoon voor wien het
bostomd is; ten 8de wegens het invoeren van vleesch,
dat tot bedeif is overgegaan, en ten 4de wegena het
j invoeren van aan ziekte of door eenig toeval ge
storven vee, zooder toestemming van den Inspecteur
der Vee- en Ylececbkouring.
Burgemeester en Wothondora voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
31 Mei 1895. E. KIST, Socrctane.
Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
Burgeui' ester en Wethouders dor gemeente Leiden
brengen ter algemeeno kennis dit de gelegenheid
tot inschrijving van leerliDgeo voor de Hoogero
Burgerschool voor Meisjes wordt open
gesteld gedurende de maand Juni op eiken Maan
dag en V r ij d a g van 2 tot 4 uren in don namid
dag, ia het schoolgebouw aan de Garonmarkt, be-
halvo in de week van 17 tot 22 Juni.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Loiden, F. WAS, Borgemeestor.
Burgemeester en Wethouders van Leidon;
Gezien art. 23 der Verordening van den 14deD
Ociober 1880 (Gemeenteblad No 10J;
Brengen tor algemeeno kennis dat tot hot inschrijven
van leerlingen voor do Kweekschool voor Onderwijzers
en Onderwgzercssen alhier, gelegenheid zal worden
gegeven van den 4den tot en met den 15den Juni
e. k. dagolijks (den Zondag uitgezonderd) doe voor-
middags van halfaegen tot negen uren en op Maan
dag, Dinsdag, Dondordag en Vrijdag bovendien van
halfcwoe tot twee ureu dej namiddags in hetechool-
■jjj gebouw van de Kweekschool aan de Oude Veat.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
31 Mei 1896. E. KIST, öeoretaria.
Niet in vormen, niet in klanken hebben
I wy haar te zoeken.
Deze mogen haar waarde hebben voor het
verstand en goede diensten bewezen als mid-
i delen tot vereeniging in groepen, voor de
hoogere en algemeene eenheid dergenen, die
Gods kinderen willen genaamd zyn, nemen
zö een ondergeschikte plaats in. In onze
Pinksterviering is veel meer dan dat.
Zeker, vorm en inhoud z\jn moeilik te
scheiden, en het groote feit van de Uitstorting
van den Heiligen Geest, kenbaar in hot be
wust worden van der menschen innige be
trekking tot het Opperwezen, we hebben
allen getracht ons er een voorstelling van te
maken, die b(j de feestviering onze gedachten
vervult. Maar het ware Pinkstervuur, dat de
geestdrift wekt en ons het gevoel geeft van
vreugde, zonder hetwelk het feest alle ziel
mist, het zit ons niet in het hoofd maar
moet zitten in het hart. Het motto van Pink
steren zou kunnen luiden:
Verheugt u met my, want een groote schat
is my ten deel gevallen.
De Christeiyko Kerk heeft een gelukkige
daad verricht, toen zy in het Pinksterfeest
der Israëlieten een nieuwe gedachte neder-
legde. De wetgeving op Sinaï, herdacht als
de grondslag van het nationaal leven, als het
ontwikkelings-beginsel van een volk, dat zich
tot een byzondere taak geroepen achtte,
maakte plaats voor een hoogere wet, niet van
de letter, maar van den geest; geboden wer
den vervangen door vrywillige uitingen van
liefde, de opgelegde gehoorzaamheid werd ge
heiligd door de vuiige begeerte, Gods wil te
doen. Een schoone tegenstelling, een element
van onbegrensden vooruitgang op zedelyk
gebied.
Een gelukkige daad ook, wegens het tyd-
stip der feestviering. By het volk, aan het
welk de wereld den oorsprong van haar
godsdienstige begrippen is verschuldigd, was
Pinksteren tevens het feest van den zomer,
vervulling der beloften, schenking der natuur
gaven in milden overvloed. De eerstelingen
van den oogst werden tempelwaarts gedragen
ten teeken van dankbaarheid.
Volheid en overvloed kenmerken ook de
Pinkstergedachten. Het was uit de volheid
hunner overtuiging, dat de discipelen des
grooten Meestors in gloedvolle, niet te voren
zorgvuldig overdachte woorden spraken van
hetgeen hun geheele ziel had in bezit geno
men, en als een milde stroom stortte zich
over hen en allen, die hen hoorden, de gee9t
uit, bestemd om aan de menschheid nieuw
leven, aan de maatschappy een nieuwe rich
ting te geven.
En gy. die, met ons door een tydruimte
van eeuwen gescheiden van het oogenblik dier
onvergetelijke eerste Christenprediking, er over
klaagt dat de Heilige Geest in nog zoo geringe
mate werkzaam zich betoont, laat het u
tot bewondering en eerbied stemmen dat reeds
dat weinige, wat de menschheid er van heeft
opgenomen, tot zulke resultaten heeft geleid.
"Want inderdaad, als we een onbevangen oor
deel trachten te vellen over vroegere en
hedendaagsche toestanden; vergelyken hoe
ongebreideld voorheen de heerschappy was
van het ruwste égoïsme en hoe in onze dagen
een drang naar opoffering en toewyding van
lieverlede sterker zich openbaart, dan
moeten we toch zeggenIndien een geringe
hoeveelheid Ohristeiyken geest reeds in staat
is geweest, dezen vooruitgang te bewerken,
wat zal het dan zyn, als de volheid der tyden
is gekomen, als de groote meerderheid
onzer natuurgenooten hun natuur gewyzigd
hobbcn overeenkomstig do wetten van b9t
Godsryk, als de menschheid in waarheid
en zonder een gevoel van schaamte Pinksteren
kan vieren!
Men zal ons wellicht te ver gedreven opti
misme ten laste leggen, wanneer wy spreken
durven van vooruitgang en verbetering in den
maatschappelyken toestand en van groote
pogingen om de menschheid tot een hooger
peil van geluk op te voeren door inzonderheid
het lot van armon en misdeelden tot een
voorwerp van zorgen te maken. Is het dan
niet waar, dat daaraan gewerkt wordt, meor
dan ooit te voren? Is de felle beweging der
gemoederen in onze dagen, die soms onrust
wekkende verhoudingen aanneemt, omdat men,
zich met zekere onstuimige vaart op weg be
gevende, niet altyd de grenzen opmerkt, binnen
welke het voorzichtig is te biyven, is die
bewegiDg, met al haar te forsche grepen en
te druk vertoon, met haar taston naar onvol
doende of soms schadeiyke middelen, niet een
sterke openbaring van het feit, dat het be
ginsel der broederschap krachtiger de menschen
aanspoort, meer spreekt tot het geweten, met
luider stem dan ooit te voren de dommelenden
wakker schudt? Het is niet by het verkon
digen van theorieën over broederliefde en
solidariteit, niet by het prediken van de leer
van het altruïsme, dat de omwenteling der
geesten zich bepaalt; we zien allerwegen de
practische en dienende liefde haar eenvoudige
gestalte verheffen te midden van de genot
hovende kinderen dezer eeuw, en bet is alsof
haar stem ons toespreekt: Zoekt niet langer
uw heil daar, waar het niet is te vinden,
waar slechts verveling en leegte u wachten:
gaat uit achter my, naar de plaatsen waar gy
mensch kunt worden, en een geluk zal u
daar ten deel vallen, dat gy, zoo gy het een
maal goed hebt leeren kennen, voor niets
weder zult willen missen! Is dat niet het
dieper doordringen van den Heiligen Geest
in de maatschappy En daar zyn er, die, deel
nemende aan de beweging, ontkennen dat er
iets in is, waarop de gemeenschap tot God
van invloed is; zy verwerpen het woord gods
dienst en gewagen van humanisme. Dat zy
slechts voortgaan, ongeacht of zy onzen naam
willen dragen, en dat wy maar zorgen, in
yver en toewyding niet al te ver achter hen
te biyven: zU zyn op den weg, waarop God
met zekerheid gevonden zal worden, zonder
dat men zyn toevlucht behoeft te nemen tot
de mystieke droomeryen, waarin hier en daar
getracht wordt bevrediging te vinden voor een
behoefte, die zich op den duur niet laat ver
loochenen.
Immers, wie aanneemt de groote waarheid,
dat het alleen en met uitsluiting van alle
andere machten in staat is om de menschen
en de maatschappy, welke zy vormen, tot hun
bestemming to brengen, dat in het Christen
dom gegeven is het onweerstaanbaar wapen,
hetwelk het egoïsme moet ten onder brengen
en aan zyn zedelyke verwoestingen een eind
moet maken, die kan niet anders dan de
ernstige begeerte koesteren, dat het zoowel
doordringe tot in de diepste kern van het
menschelyk gemoed als zich verspreide tot
de uiterste uithoeken der wereld.
De propaganda met het woord heeft haar
groote waarde, en er aan deel te nemen is
ieder onzer in zekere mate gegeven. Zy wordt
gemakkeiyker naarmate men juister leert
onderscheiden, en afziet van het verlangen
om, voor het beginsel y verende, tevens prose
lieten tracht te maken voor eigen geloofs
begrippen. Kan men algemeene besluiten,
deze laatste over te laten aan de individueele
verstandswerking, en zich tot het ééne noodige
te bepalen, dan zal het werkeiyk ook minder
moeite kosten, om over de groote dingen, die
ons allen in de eerste plaats belangstelling
behooren in te boezemen, mot elkander te
spreken. Ligt het niet in de richting van
onzen werkkring, tot onbekeerden in de verte
de roepstem van het Evangelie te brengen,
in onze onmiddellijke omgeving is veel, zeer
veel zendingsarbeid te verrichten.
In de eerste plaats echter, laat ons propa
ganda maken door de daad. Gy herinnert u
deze uitdrukking in zeer ongunstige beteokenis
vernomen te hebbentoch is 't een erg mooi
woord. Ja, de heele wereld zou misschien
reeds tot het Christendom zyn bekeerd, Ma-
homedanen en Boeddhisten niet uitgesloten,
als wy, en allen, die den naam voeren, wezen-
ïyk en waarachtig Christenen waren en dit
in al onze handelingen toonden. Tegen zulke
overredingsmiddelen zou niemand zich kunnen
verzetten. Indien de Heilige Geest onze daden
bezielde, zou de verbreiding alle begrippen
van snelheid overtreffen.
Laat Pinksteren niet voorbijgaan, zonder
dat wy deze dingen met ernst hebben over
wogen.
Pinksteren, gedenkdag der eerste Christelijke
prediking, is by uitnemendheid geëigend om
ons te stellen voor de vraag, op welke wyze
wy hebben mede te werken aan de verbreiding
van het Christendom, zoowel in de ruimte
als in de diepte.
Voor het akte examen L. O. zyn te 's Gra-
vonhage toegelaten de dames L. J. Lassche,
A. M. Ten Brink en M. M. J. Ephraïm, allen
van Leiden.
Te Utrecht heeft plaats gehad het
examen door den schoolraad voor de scholen
met den bybel, ter verkryging van het
diploma en de aanteekening voor Christ, nat.
schoolonderwijs. Geslaagd zyn daarvoor do
heeren N. Oosterbaan te Naarden; H. "Wissels
te Soest; J. Haantjes to Renkum; S. v. d.
Brug te Woudsend (allen hoofden van christ.
scholen), alsmede A. Streefkerk te Hoofddorp;
G. Visscher, J. Koelman, G. De Maas en C. M.
Knopper te Utrecht, en A. J. Angelino (allen
onderwyzers met hoofdakte aan christ. scholen).
In 't geheel waren 16 candidaten opge
roepen; drie werden afgewezen en drie
trokken zich terug.
Dezer dagen vergaderde de „Utrechtsche
Studentenbond" ter behandeling van de sta
tuten, wetten en de bepalingen, van kracht
voor de fusie van de studenten-sociëteit J. J,
E^ S. A. in den bond, ontworpen door de
voorloopigo commissie, gekozen by de oprich
ting. Besloten werd op de statuten de konink
lijke goedkeuring aan te vragen.
Thans had wederom eene bondsvergadering
plaats ter verkiezing van de leien der ver
schillende bondsbesturen en commissies, als
collegium, bestuur voor het bondsgebouw,
verkiezingscommissie, novitaatcommissie, alma
mater en almanakredactie, faculteitsbestu
ren, enz.
Het collegium (voluit: collegium supremum
Societatis Studiosorum Universitatis Rheno-
Trajectinae) bestaat nu uit de heeren
J. W. Wicherink, praeses; J. N. Bongart
v. d. Grient, ab-actis; M. v. Redert, quaestor
C. J. F. Hopster, assessor IK. E. L. Wösten,
assessor II.
Aangenomen werd verder het voorstel, mede-
deeling te doen aan den Academischen Senaat
van hoogleeraren, aan het college van curatoren
en aan de verschillende studentencorpsen in
Nederland en met den Amsterdamsclien Stu
dentenbond officiëele vriendschappelijke be
trekkingen aan te knoopen.
Kolonel F. M. Boogaard, commandant
van het 3de reg. veld artillerie te Breda, heeft
pensioen aangevraagd.
De minister van binnenlandsche zaken
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
met 1 September a. s. te vervullen is de be-
trokking van leeraar in de Nederlandsche taal
en letterkunde aan de Ryks hoogere burger
school met vijfjarigen cursus te Tilburg. Jaar
wedde ƒ1800. Zy, die voor deze betrekking
in aanmerking wenschen te komen, gelieven
zich vóór 12 Juni a. s. aan te melden by
den inspecteur van het middelbaar onderwijs
dr. W. B. J. Van Eyk, te 's-Gravenhage.
By koninklijk besluit is eervol ontslag
verleend, op verzoek, aan den heer C. Hat-
linga Raven als betaalmeester te 's-Graven
hage, met dankbetuiging voor de langdurige
en trouwe diensten, den lande bewezen, en
benoemd tot betaalmeester te 's-Gravenhage
O. G. Lotsy, betaalmeester te Amsterdam.
Vergund: aan jhr. mr. A. J. Van Citters,
gezantschapssecretaris 2de kl., verbonden aan
het gezantschap van H. M. de Koningin te
Rome, het aannemen der versierselen van
ridder 2de kl. der Orde van Verdiensten, hem
door den vorst van Waldeck en Pyrmont
geschonken.
Verleend: aan P. J. Baltus, gewezen be
waarder 2de kl. by de gevangenissen te
'8 Hertogenbosch, een pensioen van ƒ360 en
aan G. Hutten een pensioen van ƒ391'sjaar6.
De officier-machinist 2de kl. by 's Ryks
stoomvaartdienst J. Jongkees bevorderd tot
officier-machinist 1ste klasse.
De Oost-Inoische ambtenaar met verlof H.
Van Wyk, laatstelijk tweede stuurman by
den dienst der gouvernementsmarine in
Nederlandsch Indiö, op zyn verzoek, wegens j
physieke ongeschiktheid eervol uit 's lands
dienst ontslagen.
8)
Ida voer eene rilling door de loden. Het
was haar, als wandelde zy aan Eduards
arm in den tuin, en, terwyi zy het prieel
naderde o Hemel I daar zag zy opeens die
twee valscbe oogen en die gebalde vuist
Zou die verschyning haar den nacht, welke
komen zou, voorspellen? Met eene huivering
eloot Ida haar venster en ging naar bed.
„Ida, kyk eens wat ik hier voor je heb."
Mot deze woorden trad haar jongste broeder,
eenige dagen nadat de verschyning haar dien
avond zoo boanstigd had, met een brief in
de hand de kamer in.
„Zie eens, ik geloof dat het weer eene
invitatie is, zusje!"
Ida scheurde den brief open en las
„De heer en mevrouw Pato hebben het
genoegen Mejuffrouw De Maire uit te noodigen
tot hot by wonen eener buitenparty, die zy
zich voorstellen op 11 Aug. te geven ter
gelegenheid van het huwelyk hunner dochter.
Byeenkomst te 10 uren aan het Centraal
station."
V. G. A.
Vroeger zou zulk eone invitatie haar boven
de wolken van geluk gevoerd hebben, doch
nu was dit anders. Eduard zou er immers
niet zyn! Zy dacht er ernstig over te be
danken, doch hare ouders keurden dit plan
niet goed.
„Lieve," zeide hare moeder, „ik zou niet
weten, waarom gy van deze invitatie geen
gebruik zoudt maken; er bestaat niet de
minste reden voor."
Zy nam het dus aan, en zy vond het by
nader inzien toch niet onaardig. Men is maar
ééns jong en haar hart klopte van vreugd
by het vooruitzicht, eon dag in het heerlyke
Baamsche bosch want daar zou do party
zyn door te brengen. Mevrouw Do Maire
vond het aardig als hare dochter op het feeBt
iets zou voorstellen, en Ida begaf zich naar
hare vriendin Mary Poole en andere meisjes,
om er over te spreken, wat men op zou voeren.
Het duurde eenigon tyd voor men besloten
was. De oude en nieuwo tyd, ernst en scherts,
de jaargetydenalles was al zoo afgezaagd.
Eindelyk werd er besloten „Velleda en hare
priesteressen" voor te stellen.
Den volgenden morgen kwamen de meisjes
by elkander, om de benoodigde toiletjes te
naaien. Ida werd met algemeene stemmen,
uitgenomen de hare, tot Velleda verkozen.
Al spoedig kwam het gesprek op de bals,
die er in het voorjaar en den zomer geweest
waren.
„Wien heb jy den knapsten danser gevon
den?" vroeg Constance Van Lee aan Ida, die
by deze vraag hevig bloosde. „Ik meen op
do party by Mary en by Udon?" voegde zy
er by.
„Waarom vraag je dat juist aan my?"
zoide Ida. „Wy zyn allen op beide partyen
ge .oest."
„Ja, maar ik hecht het meest aan jouw
oordeel."
Ida antwoordde niet.
„Hebt ge ook met den heer Blunt gedanst?"
vroeg Mary Poole aan Ida.
„Ja zeker," antwoordde Constance, vóór Ida
antwoorden kon. Zy kreeg een „vapeur,"
terwyi zy met hem danste; dat staat wel
interessant, nietwaar, Ida?"
„O, ik had alleen wat last van de warmte;
doch hot ging dadeiyk over, toen ik in den
tuin ging."
„Ik dood dien dans met den jongen Udon,
doch hy had zyne blikken steeds op de tuin
deur gericht, zoodat hy my onder het dansen
steeds die zyde optrok," merkte Constance aan.
Weer kwam die verraderlyke blos op Ida's
wangen.
„Hoe vindt ge den heer Blunt?" vroeg
Aline Spil aan Ida, om hot gesprek eeno
andere richting ta geven.
„Och, ik heb niets dan een toertje met
hem gedaan. Myn balboekje was reeds vol,
toen hy zich liet voorstellen," antwoordde deze.
„Nu draai je om het antwoord hoen," zeide
Constance; „ge kunt toch den indruk wel
zeggen, dien ge van hem hebt?"
„Die was niet gunstig. Ik ben bang voor
zyne oogen."
„Zyne oogen?" riep Constance: „die zyn
lichtblauw en zonder veel uitdrukking. Meestal
houdt hy ze nedergeslagen, en, slaat hy ze
op, dan loost men daarin niots dan onver
schilligheid."
„Nu, ik heb er dan iets anders in gelezen,"
zeide Ida; „doch ik kan my vergissen."
Hiermede liep het gesprek over dit onder
werp af.
Den dag, waarop de buitenparty zou plaats
hebbon, was het prachtig weer. Ida was dan
ook zeer opgewekt en zag er in haar wit
toiletje allerliefst uit.
Alle gasten waren op tyd aan het station
aanwezig en al spoedig kwam men te Baarn aan.
Hugo Blunt was ook van de party en zoo
spoedig mogeiyk stapte hy naar Ida toe,
zeggende
„Juffrouw Do Maire, toen ik u laatst ont
moette, dacht ik niet zoo spoedig dat ge
noegen weer te zullen hebben. Ik hoop, dat
u my myne schynbare lompheid op het bal
by do familie Udon zult hebbon vergeven."
„Ik geloof, mynheer Blunt," antwoordde
Ida op onverschilligen toon, „dat deze zaak
al tuBschen ons afgedaan is, want toen wy
elkander laatst spraken, hebt ge uwe excuses
reeds gemaakt."
„Gelooft u dan, dat ik de waarheid sprak,
toen ik eene ongesteldheid als reden voor
myn verdwynen opgaf?"
„Ik moet u eeriyk bekennen, dat ik er
niet verder aan gedacht heb, of u waarhoid
of onwaarheid spraakt," antwoordde Ida
trotBch. Zy keerde zich om en lotto verder
niet op Blunt, die haar met saamgetrokken
lippen en gefronst voorhoofd stond na te staren.
„'t Zal je berouwen, trotsch nest!" mom
pelde hy tusschen de tanden.
De heeren kregen allen een briefje, waarop
do naam huDner dame geschreven was.
Aan Ida was de heer Maré, rechter te Z.,
als cavalier toebedeeld. Zy kende hem niet,
en de eerste indruk, dien hy op haar maakte,
was niet ongunstig. Hy praatte onderhouden'!
met haar en was zóó onuitputteiyk in het
vertollen van anekdoten, dat zy zich best
met hem amuseerde.
In groote rytuigen was men naar het loge
ment te Soestdyk gereden en vervolgens
wandelde het gezelschap het fraaie bosch in.
Hoe verrukkeiyk geurden de dennen 1 Toen
men zich nederzette aan de lindekom en met
volle teugen den reuk van den lindebloesem
inademde, was er iets in de ziel van Ida,
hetwelk een juichtoon aanhief over het vele
schoone on lieflyke, dat hot loven te ge
nieten geeft.
Zy zag tot haar ergernis de oogen van
Hugo Blunt steeds op zich gevestigd, en dit
was voor haar de dissonant, die onvermydelyk
aanwezig schynt te zyn by al ons aardsch
genot.
Toen men naar het hotel teruggegaan was,
gebruikte men de lunch en daarna ging men
een rytoer maken, om zich vervolgens aan
het diner te begeven. Dit duurde echter niet
lang, daar er na het dessert verlooningen
zouden worden gehouden en men bytyds
weder den trein moest halen. Den geheelen
dag had zy den heer Maré tot cavalier, on
haar hoop na de voorstelling van „Velleda's
maagden" eens van paitner te veranderen,
werd verydeid.
(Wordt vuroolgd.)