N°. 10316. Woensdag; SO Mei, AM895. <§eze (jCourant wordt dagelijks, met uitzondering van <Zpn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 28 Mei. Feuilleton. IDA DE MAIF?E. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon por 3 maandon. f 1.10. Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. 'e Ryks Ethnographisch Museum alhier heeft van mr. Slotemaker, secretaris van het hoofd bestuur der vereeniging „Eigen Hulp", te 's Gravenhage, het onderstaand voorwerp ten geschenke ontvangen. Geïnventariseerd als serie 979 N0. 1. Een Balineesch handschrift op lontar. Aan don schenker is de dank der Regeering betuigd. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Nieuw-York, door middel van het stoomschip „Obdam", van Rotterdam vertrekkende. Ten postkantore al hier moeten de brieven, enz. uiteriyk morgen ochtend om 9.25 bezorgd zyn. De wijze van verzending behoort duidelyk op het adres vermeld te worden. Beroepen is by de Geref. gemeente te Waddingsveen ds. Schoenmakers, van Oost en West-Souburg, in de plaats van wyien ds. J. De Jager. Tevens wordt bekend gemaakt, dat Zondag a. s. in de Geref. kerk zal optreden de heer Verhaar, van Rotterdam. Op het viertal voor predikant by de Geref. gem. te Nieuwerkerk aan den IJsel komt o. voor de heer K. v. d. Wal, te Hillegom. Benoemd ia tot onderwijzeres aan de Christoiyke school der Ned.-Herv. gem. te Rynsburg mej. L. Brinkman, te Nymegen, die 1 Juni a. s. in functie zal treden. De heer J. Heemskerk, oud-landbouwer te Hazerswoude, heeft zich met een adres gewend tot H. M. de Koningin-Regentes, waarin by verzoekt om der. steun en de mede werking van H. M. tot het verkrygen der sluiting op Zon- en feestdagen van al die in richtingen, die niet gerekend mogen worden, deugd en goeden zeden bevorderiyk te zyu. Uit Den Haag wordt gemeld, dat mr. J. B. ridder De van der Schueren, die te 's Her togenbosch goruimen tyd zeer ernstig ziek was, morgen, Woensdag, in de residentie denkt terug te keeren. Mr. Van der Schueren hoopt zelfs nog in den loop dezer week zyn werk zaamheden als Raadsheer in het Gerechtshof van 's-Gravenhage te hervatten. Naar men bericht, zyn ook thans weder de onderhandelingen, door het Hoofdbestuur der Posteryen gevoerd met den heer A. C. Wesenhagen, te Scheveningen, over den aan koop van diens villa aan de verlengde Prins- Willemstraat gelegen, ten einde daarin het Postkantoor, thans in de Keizerstraat aldaar, te vestigen, afgesprongen by gemis aan over eenstemming omtrent den koopprys, zoodat deze te Scheveningen zeer noodig geachte verbetering vooreerst niet tot stand kan komen. Door B. en Ws. van Dellt wordt aan den Raad der gemeente voorgesteld, over te gaan tot een uitbreiding van de gasfabriek door het bouwen van een zuiverhuis en andere werken, een en ander begroot op een bedrag van 114,000. Volgens het voorstel zou een bedrag van 81,000 benoodigd zyn in 1895/96, terwyi een bedrag van 32,300 in 1896/97 moet worden aangewend. Deze uitbreiding is noodzakeiyk, daar het gasverbruik in deze gemeente aanmerkeiyk toeneemt en dit zelfs in 1894 wel 6 pet. meer was dan het vorig jaar De algemeene vergadering van het Indisch Genootschap werd gisteren te 's Gra venhage door den voorzitter, den heer H. D. Oanne, geopend met een woord ter nagedach tenis aan het ontslapen eerelid van het ge nootschap, prof. Veth, een der oprichters van deze instelling, aan wien deze groote dank is verschuldigd. De dood van den zeer verdien- steiyken geleerde zeide do voorzitter is niet alleen voor ons, maar voor geheel het vaderland en niet het minst voor Indiê, een treffend verlies. Wy herinneren ons toch allen hoe vruchtbaar prof. Veth is werkzaam ge weest in het belang van Indiö en hoe ont- zagiyk yeel hy gedaan he6ft om de kennis omtrent Indië te vermeerderen en te versprei den. Eere zy zyner nagedachtenis Door den secretaris, den heer J. Boudewynse, werd hierop het jaarverslag uitgebracht, waaruit bleek dat het ledental eenigszins is verminderd en thans 282 bedraagt. Ook aan de afgestorvenen W. K. baron Van Dedem, dr. Th. Ch. L. Wynmalen en Neurdenburg werd een woord van weemoedige hulde gewyd. Verder werd daarin medegedeeld dat omtrent de overbrenging van htt Ryks Ethnographisch Museum van Leiden naar 's-Gravenhage het bestuur het initiatief afwacht van het instituut voor taalland- en volkenkunde; dat de be sprekingen om te voorzien in de behoefte van een tydschrift ter vervangiDg van „De Indische Tolk" niet tot een gunstig resultaat hebben geleid, maar dat het bestuur zich bereid heeft verklaard om, als de naamlooze vennootschap „Weekblad Insulinde" mocht slagen, wat door de heeren R. A. Van Sandick en P. J. De Wit wordt getracht, en het aandeelen kapitaal volteekend zal zyn, het genootschap daaraan een subsidie van 100 voor het eerste jaar, en, zoo noodig, voor volgende jaren wenscht te verleenen. De catalogus van het Genootschap is nog niet gedrukt. Het bleek noodig de boekery te geiyk met die van het Instituut te cata- logiseeren, en dit werk waaromtrent over eenstemming is verkregen zal dezen zomer worden ondernomen; het drukken zal echter kostbaar zyn. De finantiëele toestand ook biykens het vorslag der commissie is echter gunstig. Behalve 1 certificaat N. W. S. pet. ad 1000 is er 869.40 in kas. De rekening werd onder dankbetuiging aan den penning meester, den heer Douwes Dekker, goedge keurd. Tot bestuursleden werden herbenoemd de heeren H. D. Canne, E. Douwes Dekker en G. A. De Lange, en tot voorzitter de heer Canne, die de herbenoeming aannam. De „Delftsche Ct." geeft een nagalm op de reis der Koninginnen, waarvan zy als het meest kenmerkende beschouwt, dat het ge- beele volk feestvierde waar HH. MM. zich vertoonden: in vorige jaren in de noordeiyke provinciën en in Zeeland, thans in Noord- Brabant en Limburg. Al waren die aaneen schakeling van feestelyke samenkomsten en plechtigheden voor de Koninginnen wel wat vermoeiend en op elkander gelijkend dat zy voor Hare Majesteiten misschien ook ver velend zouden zyn, durft de „D. Ct." beweren noch onderstellen ïn één opzicht moeten die reizen op de Doorluchtige Vorstin en hare moeder een alleraangenaamsten indruk hebben gemaakt. Zy leverden de krachtigste bewyzen, dat Nederland Oranje liefheeft. En dat moet voor vorsten het hoogste genot wezen. Koning te zyn over een volk is niet alles. Ja, men geniet een hoog inkomen; trouwens, in ons land is dat inkomen in verband met ons bud get zoo erg hoog niet; men wordt met hulde- blyken en vleierijen overladen, meer dan voor gekroonde hoofden misschien goed en nuttig is, maar men geeft dan ook zyn geheele leven aan het volk en niet in algemeenen zin, maar dag aan dag en uur aan uur. Koningin Wilhelmina heeft eigeniyk geen jeugd, behou dens dan de eerste kinderjaren. Zoodra haar geest zich begon te ontwikkelen, moest zy gaan leeren: allerlei dingen en nog eenige, alles wat eene Koningin later behoort te ken nen, om in staatszaken een oordeel te kunnen mtspreken, in diplomatieke kringen zich te kunnen bewegen en zoo niet boven, dan toch geiyk te staan met de meest beschaafden onder hare onderdanen. Draagt zy eenmaal de kroon, dan heeft zy eiken dag plichten te vervullen, die het grootste gedeelte van haar tyd vorae ien: by allerlei plechtigheden de hoofdrol ver vullen, audiënties verleenen en recepties hou den, altyd en overal Koningin zyn. Slechts schaarsch zyn de oogenblikken, dat zy zich- zelve mag wezen. Dit offer is niet het minst zware, dat een Koning aan zyn koningschap brengt, maar daarby komen tal van andere daden van toe- wyding en zelfverloochening en de eenige vergoeding, die hy daarvoor genieten kan, is de liefde van het volk. Deze bezit in ons land de dynastie in de hoogste mate, misschien meer dan eenige andere dynastie, omdat Oranje en Nederland eeuwen lang zyn samengegroeid, dezelfde geschiedenis hebben gehad en voor spoed en tegenspoed, gevaarvolle tyden en tijd perken van vrede, welvaart en grootheid samen hebben gedeeld. Toen by de Bismarcksfeesten in het begin der vorige maand de voormalige rykskanse- lier eene rede hield, waarby hy in 't voorby gaan eene vergelyking trok tusschen Duitsch- land en Frankryk, maakte hy eene opmerking over koningschap en republiek; als hier „ver zamelen" wordt geblazen, zeide hy, weet ieder waar hy heen moet; als daarginds dit signaal werd gegeven, zou niemand het weten. Dit schoone beeld uit het krygsmansleven, maar ten volle toepasseiyk ook op het nationale leven, geldt meer dan in het vyf en-twintig jarig Duitsche ryk voor het ruim driehonderd jaar oude Nederland, waar naast de dynastie zelfs niet do herinnering aan eenige andere dynastie bestaat. Als in Nederland „verzame len" geblazen wordt, schaart het gansche volk zich om Oranje. Door de buldebetooningen aan de Koning innen by haar bezoek aan de zuidelyke pro vinciön onzes lands is dit opnieuw bevestigd on zoolang hiervan de overtuiging in de har ten des volks is geworteld, loopt ons volks bestaan geen gevaar. Door wyien mevrouw de weduwe F. De Lanoy, geboren Yan Manen, overleden te Am sterdam, is aan de Maatschappy van Weldadig heid te Frederiksnord 5000, vry van successie recht, vermaakt. De Staatscourant van 28 dezer bevat de volgende kennisgeving van den minister van w., h. en n.: „Vermits het te Carthagena in Spanje binnengeloopen stoomschip „Conrad", van de Stoomvaartmaatschappy „Nederland", ter her stelling van avery, eenigen tyd in die haven zal worden opgehouden, is de zich aan boord daarvan bevindende ter ontscheping te Amster dam bestemde zeepost uit Nederlandsch Oost- Indië den 24sten Mei 11. over land naar Neder land verzonden." De luit. generaal J. A. Vetter zal Zaterdag ochtend a. 8. van Brussel naar Den Haag vertrekken en te 12.56 aan het station Delftsche Poort te Rotterdam aankomen. By civiele en militaire autoriteiten van die gemeente moet het voornemen bestaan den generaal en zyne echtgenoote, gedurende hun oponthoud, te complimenteeren. Met het stoomschip „Bromo", dat Don derdag uit Indië te Rotterdam kan verwacht worden, repatriëeren 32 militairen, van welke 17 aan de kiygsverrichtingen op Lombok hebben deelgenomen. Van hen zyn de navol gende gewond geweest: Fuselier H. C. Dircks, 18 November 1894 by de verovering van Tjakra-Negara, schot door den linkerwysvinger. J. B. Maroten, 29 September 1894 by de verovering van Mataram, schot door het Imker- onderbeen. F. L. Nypels, 26 Augustus 1894 by Mataram, schot door den linker-bovenarm. Deze militairen verlaten den dienst met een gagement ad 400 'sjaars. De fuselier H. C. Dircks is voor zyn gedrag op Lombok benoemd tot ridder van de Mili taire Willemsorde 4de kl. H. C. Dircks is geboren den 19den Sept. 1862 te Zingst (Pruisen) en trad 21 Januari 1885 bij het Indische leger in dienst. De gemeenteraad van Deventer heeft besloten den nachtdienst by den telephoondienst in te voeren. Naar wy vernemen, heeft een milde gever te Enschedee 3000 aangeboden, om het Volkspark, indien althans HH. MM. de Koninginnen by haar bezoek aan die plaats aldaar zullen worden ontvangen en verwel komd, voor eene waardige ontvangst in ge reedheid te brengen. Ook zullen waarschynlijk de schoolkinderen der verschillende lagere, zoowel openbare als byzondere, scholen te Enschedee in de gelegenheid worden gesteld HH. MM. te begroeten, terwyi door de kinderen der hoogste twee klassen van elke school een feestlied zal worden gezongen. (Tel.) Biykens by het departement van marine ontvangen bericht, is Hr. Ms. fregat „Johan -Willem Friso", onder bevel van den kapt. ter zee H. Quispel, den 27sten dezer te Kaapstad aangekomen. Een schepeling is op de reis overleden, waarvan aan de familiebetrekkingen is kennis gegeven. De te Amsterdam tot arts bevorderde cand.^arts W. Kersten is bestemd voor officier van gezondheid 2de k! by de zeemacht. Verschenen is het verslag der „Vereeni ging voor den Effectenhandel", te Amsterdam, uitgebracht in de jaarlyksche vergadering van Donderdag 25 April 11. Het vormt een boek deel van 184 pagina's, waarop wy de aandacht van belanghebbenden en belangstellenden vestigen. Naar men verneemt, zal door de konink- lyke Pakketvaart-Maatschappy over hot afge- loopen jaar een dividend worden uitgekeerd van 9 pCt Het stoomschip „Amsterdam" arriveerde 27 Mei van Rotterdam te Nieuw-York; de „Prinses Marie", van Amsterdam naar Batavia, passeerde 27 Mei Perim. By koninklyk besluit is aan den adjunct administrateur P. Gaade, met ingang van 1 Juni a. s,, op zijn verzoek, eervol ontslag uit den zeedienst verleend. Verleend een pensioen van ƒ124 'sjaara aan G. N. Redeker, weduwe van den commies lste kl. by 's Ryks belastingen J. Groustra; en een pensioen van ƒ1560 'sjaars aan den kapitein A. Jonquióre, van het 4de reg. inf. Aan den sergeant stafhoornblazer by de landmacht in West Indie, C. A. Ulder, ver gunning verleend tot het aannemen van het orde-teeken 3de kl. van het Borstbeeld van den Bevryier van Venezuela, en aan den luit. ter zee 2de kl. A. J. Gooszen, vergunning vorleend tot het aannemen der versierselen van ridder 4de kl. dier orde. Wenken betreffende de opleiding en den dien9t bij het Reservekader. Ons wordt verzocht de aandacht van be langhebbenden te vestigen op de navolgende byzonderheden, betreffende de opleiding en don dienst by het Reservekader. Herhaaldelyk komt het voor, dat jongelieden, die zich aanmelden voor eene verbintenis by het Reservekader, moeiiykheden ondervinden wegens ongeoefendheid in den wapenhandel. In den regel had men dat kunnen voor komen. Zoodra toch in eene gemeente, ook waar geen garnizoen is, 5 of meer jongelieden wenschen zich voor te bereiden voor het Reservekader, is het mogelyk, dat zy kosteloos onderricht ontvangen in den wapenhandel. Het verzoek daartoe moet worden ingediend by den hoofdofficier voor het Reservekader. Het belang van ieder, die zich by het Reservekader wenscht te verbinden, eischt, dat hy tydig, d. w. z. vóór hy wordt inge schreven voor de militie, in het bezit is van een der bewyzen B of D, die eene verbintenis mogelyk maken. In Januari 1896 worden zy ingeschreven, die in 1877 geboren zyn, dus dit jaar den leeftyd van 18 jaar bereiken. Het bewijs B wordt uitgereikt aan hen, 't Lachend oog, vol liefde en licht, 't Open harte, rein van zorgen; In den zoeten lentemorgen Staart een blrj en jong gezicht. De Génestet. „O, mama, hoe verrukkeiyk! Zie eens, eene Invitatie voor een bal, myn eerste bal. Wat ben ik gelukkig I" Met deze woorden trad Ida De Maire de huiskamer binnen, waar hare moeder met eenig naaiwerk bezig was. „Kind, wat ben je opgewonden! Het is waariyk of je levensgeluk van dit feest zal af hangen," gaf mevrouw De Maire ten antwoord. „Maar, moes, u weet hoe ik verlangd heb eens een bal by te wonen," zeide Ida pruilend. „Als ge u maar niet te veel illusies schept, myn kind!" Ida haalde de schouders op. Zy was zóó gewend aan huldebetoon, dat zy er geen oogen- blik aan dacht, ooit teleurstellingen op dit punt. te zullen ondervinden. Reeds als kind wist zij dat zy er lief uitzag. Menigmaal had zy voorbijgangers tot elkander hooren zeggen: „Ziet eens welk een gracieus poppetje, wat prachtige oogen heeft dit kind," en al die zoo los daarheen geworpen woorden waren in die kleine oortjes opgevangen, en haar hoofdje was daardoor wel wat in de war gebracht' Toen zy opgewassen was en de school ver laten had, was het haar, alsof het leven haar niets dan eene wandeling door een tuin vol heerlyke rozen zou aanbiedenzy vergat echter de vele doornen, die haar zouden kunnen kwetsen. Een bal by te wonen behoorde tot bare grootste, doch nog onvervulde illusies. Wel werden er Casino's gegeven, doch die waren, wat entrée en toilet betroffen, te kostbaar; daarenboven waren de heer en mevrouw De Maire er zeer tegen, dat Ida veel „in de wereld" kwam. Nu er echter een bal zou gegeven worden ten huize van hare vriendin, by gelegenheid van het huweiyk van haren broedor, kreeg zy verlof er heen te gaan. De veertien dagen, die nog voor het feest verloopen moesten, duurden Ida tot in het oneindige. Toen de baljapon thuisgekomen was, en als eene witte wolk van gaas op het logeerledikant uitgespreid lag, sloop zy ontelbare malen naar boven, om het kleedje te beschouwen; zy kon zich niet voorstellen, dat zy in dit bekooriyke toiletje gedost zou zyn. Eindeiyk was de groote dag ddar. Een uur voordat het rytuig komen zou, was zy geheel gereed en trippelde met de wit satynen schoentjes ongeduldig door de kamer. Hare broeders zy had er twee plaagden haar met haar ongeduld, en toen zy tot hare groote verlichting eindeiyk de kamer verlaten hadden, zei mevrouw Da Maire: „Kom, Ida, neem zoolang een boek ter hand, want anders duurt de tyd je zoo lang." Ida bleef echter dralen en zeide: „O, moes, soms kan ik toch wel wat bang zyn, dat ik niet voel zal dansen." „Maar, kind, geloof je dan dat je levens geluk daarvan afhangt? Al zyt gy den ge- heelen avond een muurbloempje, mjj zal je daarom niets minder dierbaar zyn; en wat je zelve betreft, ach, lieve, ik wilde zoo gaarne dat je een weinig meer nederigheid hadt. Ik denk wel eens dat ge het leven te luchtig opneemt; wat meer ernst zou je niet schaden. Maar ge zyt nog jong en ge hebt een goed hart; dus alles zal nog wel terechtkomen." Ach, moesje, maar is het wel myne schuld, als ik soms wat overmoedig ben? Men laat immers byna altyd myn haantje koning kraaien Maar ik beloof u, ik zal myn best doen degeiyk en nederig te zyn," en een hartelyke kus bezegelde die belofte. Eindelijk, daar kwam de vigilante aan, die haar naar het bal zou brengen! De koetsier, een slecht gekleed man, had niet zooveel haast om te komen, als Ida had om in te stappen. Nadat het rytuig voor de deur stilhield, slofte de man langzaam de stoep op, en toen by aangescheld had, snelde Ida, na hare mama een kus gegeven te hebben, heen, en stapte haastig in het rytuig. „Koetsier," riep zy, „ryd naar de Keizers gracht by de Reguliersgracht No. 10, en wacht dan om te hooren hoe laat ge terug moet komen!" „Bestig, juffrouw," zeide de koetsier. De lange jas werd om de beenen geplooid alsof het hard vroor het was het midden van Juni langzaam werd de bok bestegen; de zweep van de vigilante genomen; toen keerde de man zich om, geeuwde, ging zitten en reed mot een „hort, sik I" voort Wat duurde die tocht lang; die ellenlange grachten, het gesjok van het paard; Ida trippelde van ongeduld en dacht dat die man haar wilde plagen door zoo langzaam te ryden. Eindeiyk kwam zy er toch, en voordat de vlugge koetsier van den bok was afgeklommen, werd de voordeur door oen zwartgerokten en wit- gedasten knecht geopend. Toen zy het rytuig uitgestapt was en de vestibule betrad, kwam haar een der cere moniemeesters te gemoet, en nadat deze haar behulpzaam was geweest by het afdoen barer sortie, geleidde hy haar naar de zaal, waar gerecepiöerd werd, bracht haar naar den heer en mevrouw Poole, maakte eene buiging en vertrok. Daar stond zy nu te midden van al die pracht en heeriykheid I Het schitterende licht verblindde haar en de vele lichtgekleurde toiletjes maakten haar duizelig. Toen zy eenige woorden tot den heer en mevrouw Poole gesproken had, ging zy een weinig ter zyde en knoopte met een paar meisjes een vry onbeduidend gesprek aan. Zy voelde zich verlegen en wenschte zich myien ver. Niet lang duurde deze onaangename gewaar wording, want spoedig kwamen er tal van jongelui op haar toe met het verzoek, haar balkaartje te mogen inzien. Lang voordat het sein tot den aanvang van het bal gegeven werd, was het kaartje geheel met namen gevuld; het souper stond echter nog open. Een vriend van haren broeder stelde een jongmensch aan haar voor, die een aan- genamen indruk op haar maakto. Het was de heer Udon. Hy vroeg haar balkaartje in te mogen zien en vulde daarop zyn naam voor het souper in. „Juffrouw De Maire," zeide hy tot haar, „het doet my leed, dat u geen dansen meer voor my over hebt; doch mag ik u straks voor een toertje komen halen? Het duurt nog zoo lang voordat de tyd van het souper ddé-r is." Ida knikte toestemmend en ging daarop met haren partner naar de danszaal. Zy was nu allen angst van daareven ver geten en zy gaf zich geheel aan het genot van het oogenblik over. De tweede dans was eene wals, en toen zy, duizelig van het ronddansen, een weinig uitrustte, kwam de jonge Udon haar afhalen, om met haar het beloofde toertje te doen. „Ik ben wel wat moe, maar ik houd zóó veel van walsen," zeide zy; „als myn cava lier er niet op tegen heeft, dan wil ik wel gaarne." Deze heer gaf zyne toestemming en even daarna walste zy met Udon rond, totdat zy werkeiyk vermoeid werd. Zoo ging de avond spoedig voorby en de tyd voor het souper was aangebroken vóór zy er aan dacht. De jonge Udon was een flink, degelyk men8ch. (Wordt v.rvolpd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1