N'. 10785. Maandag 22 April. A°. 1895. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. F euilleton. DE TOOVERR1NC. IDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden.f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Yan 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Oölciëelo Kcunisgeringen. DRANKWET. Burgemeester en Wethouder, van Ijeiden brengen er ftlgemeene kennis, dat door de n& te noemen pereoDen verzoeksciiriftou zijn ingediend om Tesgun ning tot nitOrCrm g van den kleinh ndel in sterken drank, t.w.: JOHaNNA MaRGAKETHA BRITTIJN. Gro no tee 19. 'BIAXUS VAN STRALEN, Heo- rereteeg 4, OhaNNA JACOBA CATRlNA RIET BERGEN, Oude Rijn 16; JOHANNES V vN ULDEN, Groenesteeg 89 PETRÜS JOHs. HENDRIKUS SPEEL, GroeLcateeg 14. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leidon, F. WAS, Burgemeester. 19 April 1895. E. KIST, Seorotarie. De Boodschapper klaagt er, evenals ook andere bladen roeds doden, over, dat de uitslag van de „April-verkiezingen" onzen wet- gevonden arbeid zoo schromelijk heeft achteruitgezet. Wat heeft nu, vraagt het blad, het m i n i s terie-Röell gedurende een geheel jaar gegeven? Zaken, die door het vorige Ministerie voor bereid en zelfs geheel geregeld waren, werden van de baan geschoven. Het meest springt dit in het oog by Kolo niën. Wijlen minister Van Dedem had tal van hoogst belangrijke hervormingen ten aanzien van onze overzeesche bezittingen aan de orde gesteld men denko slechts aan de instelling van gewestelijke besturen op Java, aan de regeling van de geldelijke verhouding tusschen tndië en Nederland, aan de opium-regie, enz. Al die ontworpen regelingen zijn door den tegenwoorüigen Minister eenvoudig ter zijde geschoven en gedeponeerd op de zolders van het departement, waar zij vooreerst wel in rust zullen blijven. Minister Bergsma trekt zich van al die dingen Diets aan. Hij is ambte naar in de eerste en in de laatste plaats, en een ambtenaar vraagt slechts of alles goed administratief marcheert. Hoe het later moet gaan, daar breekt zich een ambtenaar-minister het hoofd niet mede. Misschien geldt dit ook ten deele minister Van der Kaay, stellig één der zwakste van de heeren aan de groene tafel. Van hem is ■weinig te verwachten. Zijn voorganger Smidt was zeker ook niet van het hout, waaruit groote hervormers worden gesneden; maar, bij al zjjn omzichtigheid, kon men hem vol strekt met ontzeggen een breedere opvatting van zyn taak dan die by den heer Van der Kaay wordt opgemerkt. Die ruime en gezonde opvatting vertoonde zich in zyn houding ten aanzien van het publiek recht der kerken, in de faillis86mentis-rogeling, iu de partioele her zieningen, onder hem tot stand gebracht. En thans? Letterlijk niets is sinds verbeterd. Zelfs de faillissements-regeling kon niet eens worden ingevoord. En vraagt men nu, of het by Financiën beter gesteld is, dan moet zeker worden erkend dat Sprenger van Eyk een hoogst bekwaam man is. Maar zyn wetsontwerp nopens de uitvoerrechten was toch slechts een verbeterde editie van hetgeen door vorige ministers was ontworpenen nog altyd laat de zoo noodige herziening van het personeel op zich wachten. Zelfs scbynt het wel, dat wat hy op dit gebied wil geven in alle opzichten onvol doende zal zyn öf dat hy zelf nog niet weet, hoe die herziening een verlichting van druk voor den middenstand zal kunnen aanbrenger. Misschien als gevolg daarvan liet de kies wet-Van Houten zoo lang op zich wachten. Hoe trouwens de denkbeelden van den heer Van Houten omtrent de samenkoppeling van kiesrecht met aanslag in de belasting door den Minister van Financiën zal kunnen worden verwezeniykt, is wellicht niet alleen voor ons duister. Doch hoe dit zy terwyl Van Houten by de behandeling der kieswet het voorkomen aannam, alsof hy op staanden voet zyn kies recht-regeling zou kunnen aanbieden, is er nu een jaar verloopen zonder dat men iets van die regeling te weten is gekomen. Dat werd nu het resultaat van den stem- busstryd van April 1894. En om welk verschil liep dan nog die stryd! De Boodsch. zegt er dit van: Feiteiyk kwam het verschil hierop neer, dat de ééne party van de quaestie wilde af komen en alzoo regeering en volksvertegen woordiging ln de gelegenheid wenschte te stellen toch eindelyk aan het W9rk te gaan; en dat de andere party het noodig achito om de oplossing voor eenigen tyd te verschuiven. In dien stryd schaarden ook wy ons aan de zyde der eerste. Niet omdat de kieswet- Tak ons zoo voortreffelyk voorkwam, maar omdat het ons noodzakelyk toescheen van die quaestie af te komen en de mogeiykheid be stond dat by een goed gezinde meerderheid in de nieuwe Tweede Kamer Tak vau Poort vliet met een in enkele opzichten beter gefor muleerd wetsontwerp zou hebben gekomen. Het heeft niet zoo mogen zyn. Tak moest aftreden, een ander Kabinet trad op en daar mede brak de periode van stilstand aan. Het ziet er donker uit, concludeert De Boodschapperwaar zoovele zaken dringend om verbetering en regeling roepen. Met het oog daarop zal zelfs de heftigste tegenstander van Tak moeten toegeven, dat de overwinning van verleden jaar duur betaald is. De Nieuwe Rotterdanisclie Courant komt terug op haar jongste beschouwing over de Zuiderzeeplannen ter verdediging van die opvatting tegen de aanvallen, welke de heeren Vermaes en Beekman daarop hebben gericht, 't Komt ons voor, dat wy ons kun nen bepalen tot de vermelding hiervan. Waar het punten van technischen aard betreft, waarin de meening van den heer Vermaes, hoofdingenieur van den .provincialen water staat in Friesland, en don heer A. A. Beekman, oud-genie-officier, tegenover die van den schry- ver van het stuk staan, blyvo het oordeel aan de deskundigen. Alleen het slotwoord der redactie vinde hier een plaats. „Men heeft ons euvel geduid, dat wy, nadat vroeger iQ ons blad in het algemeen in gun- stigen zin over de plannen der Zuiderzee-ver- eeniging g schreven was, thans deze plannen hebben bestreden. De droogmaking der Zuider zee is echter geen zaak van beginselen, maar wel voor een belangryk deel een zaak, waarby de ingenieurswetenschap te pas komt. Nu van vele kanten, door bevoegden zoowel als door onbevoegden, propaganda voor do zaak wordt gemaakt, een propaganda, door persoonlyk belanghebbenden finantiëel gesteund; nu aahaesiebetuigingen als gevolg daarvan niet uitblyven, ofschoon de zaak slechts door wei nigen grondig beoordeeld kan worden; nu kwam het aan de hoofdredactie, op welke thans de verantwoordeiykheid voor de leiding van dit blad berust, wenschelyk voor, dat de zaak aan eene deskundige critiek werd onder worpen. Die deskundig» critiek heeft zii kunnen geven, omdat zy daarby de hulp had van een medewerker, in wien zy wegens zyne be kwaamheid groot vertrouwen stelt. Dezerzijds bestaat echter ten aanzien van de quaestie der droogmaking geen parti-pris. Kan alsnog door deugdeiy-o be wy zen worden aangetoond, dat de afsluiting en droogmaking in '8 lands belang zyn, wy zullen er ons in verheugen." In De Fabriclcsbode} die onder redactie staat van den heer J. C. Van Marken, te Delft, komt over kaas als voedingsmiddel een artikel voor. Daaraan ontleenen wy het volgende: By ons te lande komen in hoofdzaak twee soorten van kaas voor, nl. kaas, vervaardigd uit de volle melk en gewoonlyk „zoetemelk- sche kaas of vette kans" genaamd, en verder kaas uit afgeroomde melk, welke onder den naam van „magere kaas, komynekaas," enz. voorkomt. Vette kaas bevat gemiddeld 25 pet. eiwit en 29 pet. vet. terwyl magere kaas dooreengenom^n 35 pet. eiwit en maar 11 pet. vet inhoudt. Wat nu do verteerbaar heid der beide voedende stoffen in kaas aan gaat, deze is voor het eiwit zoowat 97 pet. en voor het vet 85 pet. Beide stoffen worden door een gezond mensch dus byoa geheel verteerd. Als wy nu kaas eens met vleesch verge lyken, dan kunnen we het begrip der hooge voederwaarde van de eerste stof nog wat opscherpen Eiwit Vet Rundvlee8ch zeer vet 17 pet. 26 pet. half vet 21 5 mager 21 1.6 Kalfsvlee8ch vet 19 7 magor 20 0.82 Schapen vleesch vet 15 „36 half vet 17 6 Varken8vleesch vet 14.5 „37 mager 20 7 Paardenvleeach 22 2.5 In rauwen toestand ia het eiwit in vleesch- soorten nog iets meer dan in kaas verteer baar, p. m. 99 pet., doch in gekookten of gebraden toestand komt het daarmee overeen. Het vet daarentegen is in vleeschsoorten veel minder verteerbaar dan in kaas; ge middeld is de verteerbaarheid daarvan niet hooger dan 80 pet. Wie bovenstaande cyfers met eenige aan dacht nagaat, moot tot de overtuiging komen, dat kaas ten volle den naam van een uit stekend voedermiddel waardig is. Daarby komt nog, dat de prys van kaas steeds aanmerkeiyk lager is dan die van vleesch, het paardenvleeach uitgezonderd. Meestal wordt by ons te lande kaas met brood verbruikt. Het eten van kaas als nagerecht is by ons veel minder in zwang dan byv. in België en Frankryk. Nu mag gerust aangenomen worden, dat brood met kaas in den regel uitmuntend kunnen samen gaan, omdat brood in 't algemeen vooreerst arm aan vet is en ten tweede, omdat het eiwitgehalte daarvan, hoewel niet laag, toch niet hoog genoeg is voor menschen, die krachtige voeding noodig hebben. Aan 't bezwaar van te weinig vet komen wy in den regel tegemoet door het brood te „smeren" met boter of een andere vetsoort, maar daar door wordt het eiwitgehalte niet verhoogd. Dit doen wy eerst, als wy kaas of vleesch by brood gebruiken. Over boterprjj zen geeft de Nieuwe Délftsche Courant het volgende te lezen Dikwerf is er onzen veeboeren een verwyt van gemaakt, dat knoeiery in den boter- handel eene der voornaamste oorzaken was, waardoor onze botor op de Londensche markt niet meer zoo gewild was. De oorzaak is zy echter in geenen d Ae; die is, naar onze meening, de enorme aanvoer van boter uit andere doelen der wereld. Voortdurend biyft de prys van onze boter buitensporig laag. Dezer dagen nog hoorden wy van een vee boer uit de omstreken van onze stad, die zyne zomerboter (van Mei tot November) verkocht had voor 32 gulden de 40 KG., dit is 80 cents per KG. Geen wonder, dat de boterproductie in ons land ieder j lar afneemt en vele boeren de melk liever zoet aan eene „fabriek" ver- koopen. Dan kunnen zy ook wel geene var kens mesten, maar dat is ook al het ergste niet. Wie nooit een hammetje proefde, kan er nu aan. En het is te voorzien, dat dezen zomer de prys der vette varkens nog wel zal dalen tot 12 a 13 cents het pond (vyf ons). Ook uit Friesland komen klachten over de sterke daling der boferpryzen. Een tydlang geleden werd gewezen op den toenemenden uitvoer vau zuivelproducten uit Australië naar Engeland en de concurrentie, daardoor aan de Friesche boter en kaas aangedaan, waardoor het te vreezen was, dat do tegenwoordig reeds lage pryzen in de naaste toekomst nog meer zouden dalen. Geheel in overeenstemming hiermede meldt men thans uit die provincie: Boeren en handelaars klagen steen en been, dat Londen niet trekt, en inderdaad neemt de uitvoer naar Engeland met elk jaar af. Voor uitgang is in dit opzicht helaas niet te ver wachten, want de hoofdoorzaak van dit ver- schynsel ligt voor de hand en is geen andere dan de kolossale en steeds toenemende boter- aanvoer uit Australië en Nieuw-Zeeland. Hoe buitengewoon groot die toevoer is, kan blyken uit de volgende cyfers. Gedurende de maanden Januari en Februari werden te Londen aangevoerd: Uit Australië. Uit N -Zeeland. In 1890 1891 19194 1892-45341 1893 73627 0 1894 170579 1895 200795 8712 vaten. 19089 vaten, totaal 27801 41246 63588 104202 206672 243713 22052 18247 30575 35993 42918 In 5 jaren tyds is dus de boteraanvoer op de Londeu8cbe markt uit Australië en N.-Zee land met circa 800 pet. gestegen; die uit Australië alleen met meer dan 2200 pet. Als we er nu nog by voegen, dat elk vat netto 25'/, KG. boter inhoudt, kan men zich een denkbeeld vormen van de concurrentie, die de zuivelproductie uit het vyfde werelddeel de onze en de Deensche aandoet. By de steeds toenemende ontwikkeling van den landbouw staat het te vreezen, dat de aanvoer, vooral uit Australië, althans in den eersten tyd, nog steeds zal toenemen, zoodat het er voor onze zuivel boeren inderdaad treurig uitziet. Eene asterisk over „Manifestatie" in De Standaard luidt als volgt: Uit de Indische bladen komt ons het ver maan toe, om by onze Vet ter-manifestatie, als de held van Lombok terugkomt, niet al te luidruchtig te werk te gaan. In dit vermaan ligt om twee redenen een raad, dien we goed zullen doen met niet in den wind te slaan. Vooreerst toch ware het ontrouw aan onze by den nacbtelykon overval gevallen soldaten en officieren, indien we ons aanstelden als waren de bittere dagen van Augustus ons uit hart en hoofd gegaan. Want al hoeft deze herinnering niet alle huldebetoon te smoren, temperen mag en moet ze de luidruchtigheid, waarin die hulde zich uit, toch wèl. Maar ook in de tweede plaats, de overwin ning, op Lombok bevochten, is toch van te kleine afmeting, om heel een natie daarin zóó te zien groeien, dat het is, of ze een schitte renden triomf op een machtigen vyand haa behaald. In Chitral voeren de Engelschen thans een oorlog, waarby ze een kleine 20,000 man in het veld brengen, en toch zal, ook al slaagt die expeditie, niemand er aan denkon, om deswege te Londen zich in luidruchtigen jubel te verliezen. En is dan een expeditie, geiyk de onze op Lombok, ondernomen eerst met een kleine 3000, later met een kleine 5000 man, in ons oog zóó gewichtig en van zulk een importantie, dat ons patriottisch gevoel de grenzen der betamelijkheid, als in een roes van opgewon den jubel, uit het oog mag verliezen? Vergeet niet, dat in uw uitbundig gejuich of kalm verbiyden over zoo betrekkeiyk kleine overwinning, de maat ligt voor uw onbedui dendheid of voor uw waarachtige beteekenis als natie onder de natiën van Europa. 67) Zoodra de koningin het paleis bereikt had, gaf zy bevel, Paradiso op vrye voeten te stellen. De markies begaf zich daarop aan stonds naar hot paleis, om haar geluk te wenschen met de overwinning. De dood van Methodios verblydde hem, maar het griefde hem zeer, dat Richborough gevallen was. Het berouwde ook de koningin, nu de eerste roes van opgetogenheid voorby was, dat zy den jongen man zoo wreed behandeld had. Aan den anderen kant echter troostte zy zich met de gedachte, dat zy feitelyk ver plicht was geweest, hem aan zyn lot over te laten, aangezien zy geen oogenblik te verliezen had. Zy liet een schoone graftombe voor hem oprichten in de kerk, waar hy ge vallen was. Er was nu een we=k voorby gegaan sedert de proclamatie, en de zaken van het koninkryk waren reeds weder eenigszins geregeld. Wonderlyk genoeg, maakte Rusland geen aanstalten, zich met de zaak te be moeien. Alles was zóó snel, heimeiyk en met succes geschied, dat de czaar moeilyk een voorwendsel kon vinden, en deze neutrali teit kwam de regeering goed te stade. Upravado voerde nog het bevel over het leger; de koningin achtte het voorloopig nog te gevaarlyk, hem te straffen. Maar hoewel zy hem steeds met de grootste voorkomendheid behandelde, begreep Upravado zeer wel, dat zy slechts een gunstig oogenblik afwachtte, om hem in de gevangenis te kunnen doen werpen, en hg maakte daarom toebereidselen, om by het eerste alarm de vlucht te nemen. Er was nog iemand, die feitelijk, in hetzelfde geval verkeerde als do generaal. Dit was majoor Measurby, die door de koningin tot kapitein van de lyfwacht was aangesteld, ter belooning van de diensten, die hy den lande bewezen had. Er was geen woord meer ge wisseld over het huweiyk, want Measurby durfde er niet op aandringen, aangezien by zich omringd zag door hare getrouwen. Zyzelve roerde dit teere punt niet aan, nu zy met zyn hulp haar doel bereikt had, en de majoor zag in, dat alle hoop voor hem ver loren was, teDzy hy haar zyn geheim mede deelde, want hy twyfelde er byna niet aaD, dat zy niet zou weigeren, met iemand, die over twintig millioen te beschikken had, in het huweiyk te treden. Tot dusverre had hy haar nog niet over den ring gesprokeD, en de koniDgin deed evenmin moeite, het geheim te ontdekken, hoe by aan de groote sommen kwam, waarover hy kon beschikken. Had zy geweten, dat de gansche macht van den majoor in den ring stak, dan zou zy niet geschroomd hebben, hem dien afhandig te maken. Zy wachtte kalmpjes haar tyd af. Gedurende dien tyd had zy met voorbe dachten rade den maD, die haar meer dan alle anderen geholpen had, aan zyn lot overge laten. Zy kon niet ontkennen, dat Wilfred haar een grooten dienst had bewezen; maar aangezien zy nog niet overtuigd was van zyn onschuld, gaf zy geen bevel, hem op vrye voeten te stellen. Wel zorgde zy er voor, dat men hem met de grootste voorkomend heid behandelde, maar dit maakte voor Wil fred weinig verschil uit, zoolang hy van zyn vryheid beroofd was. Paradiso, die een ware genegenheid voor hem had opgevat, stelde meer dan één poging in het werk om hem zyn vrybeid terug te geven, maar de koningin wilde hier niet van weten, zoolang öf de majoor öf Dacre haar niet verklaarde, waar bet geld vandaan kwam, dat zoo zonderling van den een op den ander overgegaan scheen te zyn. Hilda had meer dan eens beproefd, tot haar door te dringen, maar de koningin weigerde hardnekkig, haar te ontvangen. Zy was te wraakzuchtig, om de beleediging, haar op den dag der overwinning aaDgedaan, zoo spoedig te vergeven. Tegen het einde der tweede week echter kreeg Hilda onverwachts een uitnoodiging om ten paleize te verschynen. De koningin ontviDg haar vriendeiyk, omdat zy haar op dit oogenblik meende noodig te hebben, en misschien wel, omdat zy een weinig medeiyden voor haar gevoelde. Hilda kon het niet over zich verkrygen, de koningin vriendeiyk te groeten en nam een uiterst koele houding aan. Julia zag dit ter stond en nam zich voor, haar er van te over tuigen, dat zy haar zoo vriendelyk mogelyk wenschte te behandelen. Het doet my voel genoegen, u te zien, mevrouw, zeide zei. Ik wenschte u te danken voor de hulp, die ge my verleend hebt Uwe Majesteit bedoelt dit zeker ironisch? Geenszins, mevrouw, antwoordde zy, een weinig uit het veld geslagem Ik ben u, zoowel als uw echtgenoot, veel dank schuldig. Dan moet ik zeggen, dat gy dit op een vreemde wyze toont. Ik heb by meneer Gre- gorius een onderkomen moeten zoeken; myn echtgenoot is in de gevangenis, en het is my niet mogen gelukken, hem te bezoeken, en de hertog van Richborough is dood. Ik moet erkennen, dat gy reden hebt, zoo bitter te spreken, maar ik ben waariyk niet zoo ondankbaar als gy wel meent. Het is volkomen waar, dat meneer Richborough my het leven gered heeft, maar ik kon niet by hem blyven, anders was alles verloren geweest. Toen ik weer by hem kwam, het geen ik zoo spoedig mogelyk deed, was hy reeds dood. Gy zult moeten erkennen, dat ik door omstandigheden gedwongen was. Zyt ge dan ook door de omstandigheden gedwongen, myn echtgenoot gevangen te houden Neen. Ik zal hem heden nog op vrye voeten doen stellen. Ik heb nog voor vele dingen geen tyd kunnen vinden. Ge weet niet, hoe gevaarlyk myn positie in deze eerste dagen is geweest. Ik heb nog tal van moei- ïykheden te overwinnen, en daarom alleen is meneer Dacre nog in de gevangenis. Maar Uwe Majesteit heeft immers wel tyd gevonden om den markies op vrye voeten te stellen? Ik had den markies noodig, zei de koningiD, nu eveneens op koelen toon. Wat i meneer Dacre betreft, zult ge my moeten toestemmen, dat ik reden heb, hem nog ge vangen te houden, hoewel ik hem gaarne vry zou laten. Dat stem ik geenszins toe. Hy heeft ge daan wat hy kon, om u uw doel te doen be reiken. Het was zyn schuld niet, dat hy u niet meer kon helpen. Wiens 6Chuld dan? Majoor Measuroy heeft u verraden. Dat kan ik rnoeiiyk gelooven. Integen deel: hy is de man, die my gered heeft. Ik geloof, dat myn man veel meer tot uw herstel op den troon heeft bygedragen dan ieder ander, zei Hilda op vasten toon. Maar waartoe zou bet die-non, of wy al dan niet deze zaak bespreken? Stel Wilfred op vrye voeten; dit is het laatste verzoek, dat Richborough u door my doet. De koningin verbleekte. Zy kon niet anders dan berouw gevoelen over hare handelwyze tegenover den man, die zich voor haar had opgeofferd. Ik zal het doen 1 zeide zy hartstochte- lyk. Geloof my, ik heb het altyd willen doen, en alleen voor dit doel heb ik u ont boden. Zie maar: het bevel tot invryheidstelling is reeds geteekend! Zy nam een document van de tafel op en reikte het Hilda toe. Goddank 1 zei Hilda op blyden toon en zy strekte de hand uit om bet te grypen, maar tot haar verbazing trok de koningin het snel terug. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5