N°. 10751.
Maandag; 11 Maart,
A0.1895.
(Deze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
DE TOOVERRiNC.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRU8 DEZER COURAUT:
Voor Leiden per 3 maandon. f 1.10.
Franco por post-«1-40.
Alzondorlyke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17J. Grootoro
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseorcn buiten de stad
■wordt f 0.05 berekend.
Derde Blad.
Onder het opschrift Parlementaire
windstilte behandelde mr. Veegens in
de Vragen d.43 Tijds den politieleen toestand.
De grondtoon van zyn betoog is, dat het
noodzakelijk is met de kieswet spoed te
betrachten, daar in afwachting hiervan op
andere hervormingen van beteekenis niet valt
te rekenen.
De Regeering heeft uitdrukkelijk verklaard,
dat zij geen onderwerpen aan de orde denkt
te stellen, die aanleiding zouden kunnen geven
tot botsingen, hetzij iQ ©igöti boezem, hotzy
met de Kamer, waardoor de regeling van het
kiesrecht zou worden in gevaar of op den
achtergrond gebracht.
Deze restrictie beteekent veel, nu de Re
geering steunt op een meerderheid van libe
raal-conservatieven, Katholieken en gerefor
meerde conservatieven, want er zijn zeer
weinig onderwerpen, waaromtrent in den
boezem dier meerderheid geen verschil bestaat.
Zoo zal ten aanzien der veiligheidswet nog
moeten blijken, of deze in de oogen der
ministerieels meerderheid genade vindt; en
zoo neen, of dan de Regeering ten deze het
advies van den heer Pijnappel durft volgen,
om oen zaak, die zij goed acht, desnoods met
de hulp van andere groepen tot stand te
brengen.
Voor het subsidiöeren van scholen van
middelbaar onderwijs voor meisjes kan de
Regeering stellig Diet op haar gewone meerder
heid rekenen. De miuister heelt, merkt mr.
V. aan, daaromtrent twee verklaringen af
gelegd, die met elkander in strijd zijn. Overi
gens is niets aan de orde gesteld en wordt
de gelegenheid tot uitstel door de R^geering
dankbaar aanvaard. Zoo een wettelijke regeling
▼an den verplichten krijgsdienst; zoo de op
lossing der eedsquaestie; zoo de quaestie van
het toezicht op woningen in het belang der
volksgezondheid; zoo het onderzoek, dat de
heer Van Weideren Reogers en de overige
Fnesche leden der Eerste Kamer omtrent het
armwezen in Friesland wensebten te doen
instellen.
„Deze voorbeelden teekenen," schrijft mr.
V. In afwacnting van de regeling van het
kiesrecht is men op wetgevend gebied tot
nagenoeg algeheelen stilstand gedoemd. De
meerderheid, voor een kieswet „in anderen
geest" bijeengebracht, kan voor het overige
niet den gern.gsten stoot verdragen. Zij kan
uiteenspatten door eiken maatregel, dien men
nut den steun der bervormingsgezinden mocht
willen tot stand brengen. De verantwoorde
lijkheid voor dezen toestand ru&t op de Staats
lieden, die de poging der vorige Regeering
tot regeling van het kiesrecht verijdeld hebben.
Zjj wisten, dat uit hun oppositie groote
verwarring op staatkundig gebied, aanmerke
lijke vertraging van menige dringend noodige
regeling moest voortvloeien. Zij zijn daarvoor
niet teruggedeinsd. Maar nu ook rust op hen
de plicht, deze periode van stilstand tot don
krist mogelyken duur te beperken. Waar zij
voor noodzakelijke hervormingen uitstel pleit» n
op grond, dat het tot stand komen van hun
kieswet daardoor gevaar zou loopen, mogen
zy de indiening daarvan geen dag langer dan
noodig is verschuiven. Tot het betrachten
van den grootst mogelijken spoed, ook later
bij de gedachtenwisseling met de Kamer,
zyn zij jegens de natie zedelijk verbonden."
Wat den inhoud der kieswet betreft, heeft
de heer V. in het begin van ziln stuk aan
gehaald de uiting van den Minister van
Buitenlandsche Zaken in de Eerste Kamer,
dat de voor te dragen kieswet „een nationale
wet" zal zijn, „een wet van pacificatie." De
schr. merkt aan, dat het bij de pacificatie
er slechts op aan komt, wie men bevredigen
wil. Wordt daarby het oog gericht op do
tegenwoordige kiezers, wenscht men diegenen
onder hen tevreden te stellen, die naijverig
zyn op hun uitsluitenden staatkundigen invloed
en dien ongaarne met den grooten hoop willen
deelen, dan zal van een nationale wet geen
sprake kunnen zyn. Wordt daarentegen ge
dacht aan de natie in haar geheel, dan zal,
zngt hi), de nieuwe regeling, wil zy doel
treffen, in baar uilkomsten niet ver van die
der vorige Regeering kunnen afwyken.
De schr. betreurt het, dat blijkbaar weinig
spoed wordt betracht en niet het voorbeeld
wordt gevolgd van den minister van financiën
uit het vorige Kabinet, die na een haltjaar
zyn belasting-voorstellen gereed had. Heeft de
Regeonng voor de kieswet een jaar Doodig
gehad, het veld, dat toen braak lag, is thans
ontgonnen; deze Regeering heeft het onder
werp niet onvoorbereid gevonden. Men kan de
vertraging ook trachten te verontschuldigen
op grond van het verband met de herziening
der personeele belasting; doch ook daarvoor
zfiu gegevens in overvloed voorbanden. Sedert
de optreding van het Kabmet zijn thans ruim
negen maanden verloopen.
Mr. V. besluit aldus:
„Het is te hopen, dat van de uitvoering
van het ministeriöel programma thans spoedig
door daden blyke. De stilstand op wetgevend
gebied heeft toch inderdaad het zenith bereikt.
Een zoo ongunstige politieke toestand als de
tegenwoordige, waarin nagenoeg elke hervor
ming wordt afgewezen op den enkelen grond,
dat zy aan eenige van de heterogene groepen
der ministenëele meerderheid zou mishagen,
werd hier te lande nog Liet beleefd. Zulk een
toestand zou, werd hij langer bestendigd dan
volstrekt noodig is, de ontevredenheid der
naiie met den gang van zaken tot een hoogte
doen 8tygen, die ons staatsleven ernstig zou
bedreigen."
In verband met het bovenstaande lazen we
in de UtrecfUsche Courant over onze Par
lementen:
De regeering8vorm, dien men do parle
mentaire noemt, beloett kwado dagen.
De parlementen over ons geheele wereld
deel zyn hard bezig zichzelven af te breken.
Kykt maar eens ronal
In Frankryk zyn de kabalen in 't Parle
ment spreekwoordelyk. Men let er niet meer
op. Men heeft er geen belangstelling meer
voor, tenzy het eens heel erg loopt Als de
heeren elkaar byna in het haar vliegen, on
deVoorziiter, het luiden met zyn bel moede, den
hoed opzet en wegloopt, ja, dat trekt dan nog.
Zoo is het in Frankryk.
En in do andore landen niet veel beter!
In Italië, waar men 't meest heil schynt
te zoeken in Kamerontbindingen, waarnoor
der regeeriog dat lastige Parlement, althans
voor een tyd, van da schouders wordt ge
schoven.
In Noorwegen, waar de verhouding zoo ge
spannen is, dat de vorst er zelfs aan schynt
te denken af te treden,
In Spanje, in Duitschland, overal hapert
er iets aan de machines. Tot zelfs in Japan,
waar de huidige oorlog een gewenschto vei
ligheidsklep bleek voor de binnenlandsche
moeilykheden.
En in ons land?
Mr. Veegens, oud-griffier, thans lid der
Tweede Kamer, een man dus, die het weten
kan, klaagt steen en been over de werke
loosheid van ons parlement. Een belangryke
wetsvoordracht eischt ter behandeling en
afdoening twee jarent En hoeveel „wetten"
worden niet noodig geacut?
Waar moet dat ten slotte op uitloopen?
Maar nu ten slotte nog de vraag, waarop
het antwoord niet zoo gauw te geven is, en
wel deze:
Als onze parlementen een3 uitgediend ge
raken, wat dan?
Ja, wat dan?
De Nieuwe Rotter damsche Courant wydt
een bescuouwing aan het dry vond
materiëel onzer zeemacht, dat z^lfs
onvoldoende is voor een behoorlyke vertegen
woordiging. De minister van marine heelt
zich geschaamd over het voorgevallene bij de
aankomst van het Duitsche schip „Helgoland,"
toen onze beide pantserscnepen met naar
Rotterdam konden komen en te IJmuiden
moesten bmnenvallen.
Eq by de opening van het Noord-Oostzee
kanaal zullen wy geen beier figuur maken.
Wanneer wy nagaan over welke schepen be
schikt kan worden, kan het ons dan verwon
deren, dat de minister Nederland gaarne voor
die eer gespaard had gezien en zich geschaamd
heeft over de wijze, waarop de Nederlandache
zeemacht daar voor den dag zal moeten komen,
nu, geiyk vernomen werd, tot de zending van
een schip is besluten?
De openhartige mededeeling zyner gevoelens
op 17 December toont genoeg, dat do minister
mot minder dan de geheele marine prys stelt
op waardige vertegenwoordiging.
Aan het tot monitor teruggebrachte ram-
8Chip voor hetZuideifrontier „Reinier Claeszen"
kan worden opgedragen de vlag te Kiel
te gaan vertoonen, indien slechts de kolen-
voorraad voldoende was en de werkeiykheid
overeenstemde met de by de behandeling van
dit schip iu de Kamers gegeven verzekering,
dat het voldoende zeewaardigheid zou bezitten,
om zich, onder niet al te onguustige omstan
digheden, buitengaats te bewegen.
Van een waardige vertegenwoordiging door
onze defensieschepen, ware het niet dat 25-
jarige ouderdom vier hunner reeds uitsloot,
zoude dus evenmin sprake kunnen zyn.
Wat zegt dit den vreemdeling, die, Neder
lands geschiedenis en iiationalen rijkdom ken
nende, eerbiad heeft voor het kleine volk
tusschen E ms on Schelde, dat zich een der
grootste koloniale mogendheden der wereld
heeft gemaakt, en die geen feesteiyke gelegen
heden van mantiemen aard laat voorbijgaan
zonder een vertegenwoordiging te vragen
door 's lands schepen
En wat zegt dit ons?
Het zegt met luider stemme, dat Neder
lands zeemacht, niettegenstaande de afdeeling
„Materieel" der marine-begrooting m de laatste
tien j iren uitgaven heeft gevorderd tot een
bedrag van 50 millioen gulden, niet in staat
is in ernstiger omstandigheden op waardige
wyze voor de belangen van het land en zijn
onderdanen in den vreemde op te treden, en
geen materiëel bezit van voldoende oorloga-
vvaarde en zeewaardigheid, om op eervolle wjjze
koloniën en moederland to beschermen en te
verdedigen.
Want alleen de schepen, waarmede de
vyand waardig tegemoet getreden kan wordeD,
kunnen de natie, welker vlag zij voeren, op
waaroige wyze vertegenwoordigen by inter
nationale plechtigheden.
Dofonsieschepen, aan welke niet opgedragen
kan worden onder alle omstandigheden die
van noodweer, waarvoor de meest zeewaardige
schepen vluchten, uitgezonderd de reis
naar Kiel te maken, zyn toch ongeschikt de
verdediging zoodanig te voeren, dat er eenige
goeie uitslag van te verwachten is.
Betere tyden zyn echter in het vooruit
zicht. De drie op de begrooting voor 1895
voorkomende kruisors zullen onze vlag met
eore kunnen voeren in den vreemde, de drie
pantsersch«pen „Kortenaer", ^Evertsen" en
„Piet Hein" in eigen wateren en daaraan gren
zende zeeën.
Zonder schade voor ons prestige, voor onzen
naam, voor onze positie in de ry der maritieme
en koloniale mogendheden kunnen wy ons,
hoe men daarover in abstracto ook moge
denken, aan vlagvertoon op uitnoodiging niet
onttrekken. Een natio, die zich onttrekt aan
een eerbetoon, dat haar volgens de internatio
nale usaniiön toekomt, vestigt zelf het oor
deel, dat zy die eer niet meer waardig is.
We zullen met de „Atjeh" by de opening
van het Noord Oostzee-Kanaal geen waardige
figuur maken; het eenige waardige schip voor
deze missie is de „Koningin Wilhelmina", nog
in Indië zwervende en reeds bestemd voor
de openingsfeesten van den Zuid-Afrikaanschen
Spoorweg.
In de Chineesche watoren ontbreekt oene
vertegenwoordiging onzerzyds geheel en in
Duitsche wateren verschynen wy niet met
de waardigheid, die met onze positie en eiachen
van bescherming der Koloniën en verdediging
van 't moederland overeonkomt.
In den laatston tyd, dus lezen we in de
Amhemsche Courant, schynt onder de Neder
landers eene nieuwe ziekte het hoofd op to
steken, eone ziekte, die men met den naam
van Falbomanie zou kunnen aanduiden.
De weervoorspellingen van Rudolf Falb zyn in
de mode, en ieder weet te vei tellen dat het
toch maar prachtig uitkomt, wat de „geleerden"
or dan ook van mogen zeggon
Daar een argumenteeren over het al of
niet geldige der redenesringen, waarop Fdlbs
voorspellingen berusten, tot niets leidt, zal
het misschien beter zyn gedurende eenigen
tijd de eebte, onvervalschte prognosen van
Falb woordelyk te vermelden, maar dan telkens
na a f 10 op eener periode, opdat ieder in
staat zy, wat in de laatste dagen gebeurd
is, met de voorzeggingen te vergelyken.
De oorzaak van het om zich grypen der
Falbomade schynt te liggen in de omstandig
heid, dat de afgeloopen maand Februari bij
zonder koud is geweest, en werkelyk heeft
Falb voor Februari 1895 koud weer voorspeld,
maar daarmede houdt ook voor deze maand
alle overeenstemming met de werkeiykheid op.
Men oordeele:
Allgemeine Charakteristik des Monats
F e b r u a r.
Bei hohem Luftdrucke, der den ganzen
Monat, inbesondors 11 ach dom 5 u n d 21
charakterisiert, bleibt das Wetter trocken und
kalt, wie der vorausgogangone Dezember
(sicl). SchneefüHe sind selten (l) und treten
nur urn don 12 horvor.
En wat vinden we nu voor de barometer
standen in Europa in Februari? Zeer zeker
in kat algemeen hooge standen, maar 5
Februari:
„De barometer is byna overal dalende, het
sterkst in Frankryk" en op 6 Februari:
„De barometer heeft in Europa zyne dalende
„beweging voortgezet."
Voor 21 en 22 Fobr. vinden we opgoteekend:
21 Febr. „Het gebied van hooge lucht-
drukking boven Engeland is nog onveranderd
gebleven."
22 Febr. „Het gebied van hooge lucht-
drukking boven Engeland heeft zich ook over
Scandinavië uitgebreid."
De voorspelling van Falb omtrent den
barometerstand komt dus, wat 5 Febr. betreft,
niet, wat 21 Febr. aangaat, wel uit.
En nu de snoeuwval. Daar deze veelal zeer
plaatseiyk is en daardoor moeiiyk te contro-
leeren, kies ik Arnhem voor oene vergeiyking.
Sneeuwval in Febr. 1895 zeldzaam en alleen
om en by den 12den wat meer?! Op 10 en
11 viel niet8, op 12 zoor weinig, op 13 en
14 zoo goed als geen sneeuw. Daarentegen
waren 24 en 26 Febr. ryk aan sneeuw.
De byvoeging van Falb „wie dio vorausge-
gangeno Dezember" is al heel ongelukkig.—
December 1894 en Feoruari 1895 ongeveer
geiyk wat de weersgesteldheid aangaat? In
werkeiykheid zyn haast geen grootore con
trasten denkbaar!
En nemen we nu do eorste dagen van
Maart.
Falb zegt voor de dagen van 1 tot 6 Maart
1895:
Regen stellen sich ein, nehmen efcwas zu
und breiten sich aus. Die Temperatur istan
Er liep een divan om de geheele kamer
heen; zetels, versierd met parelmoer, stonden
verspreid om het bassin, en de met goud
gestikte kussens, Iudische tapyten, Perzische
matten en ryke benangsels van Indisch
maaksel vormden een bizar en tegelykertyd
buitengewoon schoon tooneel.
Wiltred staarde verbaasd op al die pracht,
eD zyn verbazing werd er Diet op verminderd,
toen hy door den hot fijner vornngen boog aan
het andere einde der zaal een reusachiigen
Nubiër, gewapend met een getrokken sabel,
za^ binnentreden. Dit gezicht was ook minder
geruststellend en Wilfred trad een stap terug,
terwyl by zyn revolver in gereedheid hield
in zyn rechterhand.
In plaats echter, dat de Nubiër hem
aanviel, maakte by een eerbiedig buiging
en trok hy de zyden gordynen, die in dan
boog hingen, terug. Wilfred zag door de
opening nog meer Oostersche pracht, maar
hy was zóó verbaasd, dat hy geen stap vooruit
kon ooen.
Op dit oogenblik begon oen onzichtbare
zangeres een Arabisch lied te zingen, het-
goen er niet weinig toe bydroeg om het Oos-
tenche karakter, dat deze plaats kenmerkte,
te verhoogen; en Wilfred trad langzaam
vooruit, als door een betoovoring in do rich
ting van het gezang voortgedreven. Het kwam
hem voor, alsof hy droomde, en door een
geheimzinnige aandrang genoodzaakt werd
voort te gaaD, terwyl de slaaf aan zyn zyde
bleef. Hy trad de andere kamer binnen. Dit
was een vertrek, dat in hoofdzaak op het
vorige geltek, maar veel prachtiger was. Hy
dacht hier de zangeres te zullen vindun,
maar bemerkte tot zyn verwondering alleen
een zeer oud man, die, in zyden kleederen
gebuid, op eenige kussens lag uitgestrekt.
Zoodra Wilfred binnen was, vielen de gor
dynen achter hem dicht en hield het gezang
op. Hy bleef, steeds meer verbaasd, voorden
ouden man staan, die hem opnam met een
blik, waaruit groote voldoening sprak.
Ik maak u myn compliment over uw
moed, mynheer, zei de man op ernstigen
toon, in het Eugelsch, maar ge zult niet
onbeloond blyven.
Wat beteekent dit allesvroeg Wilfred
is het een droom?
Zeker niet; ge zyt volkomen wakker,
antwoordde de oude droogjes. Wilt ge zoo
goed zyn, plaats te nemon? Het spyt my, dat
ik u geen stoel aanbieden kan; ge zult u
voor dezen keer met oen Oostersche zitplaats
tevreden moeten stellen.
Wilfred voldeed werktuigiyk aan het ver
zoek van zUd gastheer; hy nam plaats op
eenige zachte kussens, geheel uitgeput door
de agitatie, waarin hy had verkeerd. Het
gesprek met Hilda en dat met Measurby, en
de ondekking van dit fantastisch verblyf
schenen hem wilde droombeelden toe. De
oude man bemerkte dit en klapte hard in de
handen, waarop een zwarte slaaf binnentrad.
Pypen en kolfi^l zei zyn meester op
bevelenden toon. Ik zie, dat go erg ver
moeid zyt, vervolgde hy tot Wiltred, op vrien-
delyken toon, toen de slaaf het vertrek ver
laten had, maar een kop sterke kolfie zal
u spoedig herstellen.
Zeg my toch wat dit alles beteekent,
zei W.lfred. Ben ik te Londen of te Bagdad?
Ge bevindt u te Londen, mynheer, maar
gy hebt by toeval een resije van het Oosten
ontdekt.
By toeval? zei Wilfred, glimlachend;
zog liever: door het Noodlot.
O! antwoordde zyn gastheer, terwyl hy
hem scherp opnam, zyt ge fatalist?
Jawel, van nu af aan.
Waarom van nu af?
Omdat het Noodlot my hierheen geleid
heeft.
Dan heeft het u een grooten dienst be
wezen. Maar vertel my even, hoe ge hier
gekomen zyt. Drink eerst wat!
De Nubische slaaf had intusschen de koffie
en een paar pypen gebracht en Wilfred nam
er een aan. Zyn gastheer begon een nargileh
te rooken en nam Wilfred eenige oogenblikken
nauwkeurig op. Deze beschouwde den ouden
man met Diet geringe nieuwsgierigheid en
begon te donken, dat het avontuur niet
van de noodige romantische elementen ont
bloot was.
De eigenaar van dit Oosterach paradys was
een klein, uitgedroogd mannotjs, die sterke
gelykenis met een aap vertoonde, er erg ziek
uitzag, en, zooals hy daar tusschen de prach
tige kussens lag uitgestrekt, reeds met één
voet in het graf scnoen te staan. Hy had een
ryk geborduurd mutbje op het hoold en droeg
wyde zyden kleeren, zooals mon die oy Oos-
torscho volken aantroft. Eerst dacht Wilfred,
dat het oen Indisch vorst was; maar toen
hy hem nauwkeuriger gadesloeg, zag hy, dat,
hoewel zyn vel donker van kleur was, zyne
gelaatstrekken zuivor Europeesch waren. De
hand, waarmede hy de gekronkelde buis van
zyn nargileh vasthield, geleek op den klauw
van oen vogel, en Wilfred zag, dat hy aan
een vinger een zwaren gouden ring droeg,
waarin een donker-blauwe steen bevestigd
was, dien hy voor een lapis lazuli aanzag.
De oude heer scheen voldaan met den ïndiuk,
dien de jonge man op hem maakte, on zeiae
ten slotte:
Mag ik zoo vry zyn, my voor te stellon?
Ik heet Michael Lascelle.
Dacre, Wilfred Dacre, zei de jonge
man, die geen reden zag, om zyn naam ge
heim te houden; ik moet u excuus vragen
voor myn ongevraagd bezoek.
O, neen, zeker niet, meneer Dacre; ik
wachtte u.
Yorwachtte u my? vro g Dacre verwon
derd. Hoe kan dat? Ik heb u nooit ontmoet.
Ik ben, evenals gy, een fatalist, zei
Lascelle, en verwachtte dat het lot my een
moedig man zou zenden. Die man zyt gy,
anders zoudt ge niet hier hebben durven
komen.
Dus was de deur met opzet open?
Jawel! Ik wenschto ioraand hier te laten
komen voor een zeker doel, en veronderstelde,
dat dit het beste middel was om tot myn doel
te komen. Ik kwam op de gedachte door
eon zekere geschiedenis van een der eorste
Eugelsche schryvers. Het verheugt my, dat
ik geslaagd ben en u hier heb.
Maar, nu ik eenmaal by u ben, zei
Wilfred, nog meer verwonderd door deze
vreemde woorden, wat wenscht ge nu, dat
ik doen zal?
Niets anders dan een oogenblik mot my
te praten. Ik ben zeer ziek, zooals gy ziet,
en kan daarom slechts weinig slapen. Evenals
Haroun-al Raschid boud ik veel van avonturen;
maar ik kan niet, zooals hy, door de straton
zwerven om op avontuur uit te gaan. Die
deur heoft nu reeds drie weken opengestaan
en gy zijt de eerste, die den moed gehad
hebt, binnen te komen. Ik zal u uw bo-
looning voor deze daad niet onthouden. Vraag
my wat ge wilt en ik zal het u geven.
Ik vrees, dat het u onraogelyk zou zyn,
aan mijne wenschen te voldoen.
Toch metl Ik kan u byna alles, wat
men bedenken kan, schenken.
Als ik u eon vermogen vroeg?
Dat zult ge hebben l
Laat ons zeggen: vyftig duizend pondt
Qoed; ik zal ze u geven, zei Lascelle
op ernstigen toon. Wilfred zonk, hartoiyk
lachend, terug in zyne kussens. Dit gesprek
was volkomen in overeenstemming met de
Oostersche omgeving, waarin hy zich bevond,
maar het paste niet al te wel in het negen-
tiendeeeuwsohe Londen der werkeiykheid.
(Wordi vervolgd.)