MENGELWERK.
fangs ziemlich boch und gebt dann zurück;
steigt aber bald wieder. Es wird in den letz-
teren Tagen teilweiso stürmisch.
En in de Allgemeine Charakteristik des
Monats Mars staat o. a.:
St&rkere Schneefttlle sind n u r etwa urn
den 20 und in den letzen Tagen zu erwarten.
Sapienti sat!
In het Zceuwsche Dagblad komt het vol
gende voor:
Het jaar 1895, dat een gezegend jaar moge
zyn, is althans voor sommigen goed begonnen.
Wat elk jaar weder als een influenza over
het land wordt uitgestort, zal zich ook in
'95 weer vortoonon, nl. de examen-koorts.
Men examineert.
Men wordt geëxamineerd.
Men heeft zusters, broeders, vrienden en
bekonden, die geëxamineerd worden—niemand
bijna, die niet onder den invloed der examen
koorts komt.
En we weten wat dat beduidt. Al maanden
te voren worden de aanstaande slachtoffers
gedrild zonder ophouden en zonder genade,
de drilmeesters mogen soms medelijden hebben
met het offer, dat zij gereed maken, om op
het examen altaar te worden neergelegd, toch
gaan zy voort, alle dagen voort. Voor velen
hunner is het een levensquaestio. Daarom
geen modelijden, maar jagen en dwingen. Wie
de meesten voor het examen klaar weet te
maken want „klaar maken" wordt het
genoemd zonder blikken of blozonl die
staat bovenaan. Nauwelijks heeft hij zijn
contingent afgeleverd, of nieuwo offers worden
hem tot klaarmaking toevertrouwd. En daarom
voort, altijd maar voortgedrild. Zooals de
bekonde kermisgast van Ledderom placht te
zeggen: „dat mag niet stilstaan", zoo zegt
de drilmeester het ook, en wie bet hoogste
cijfer weet te noemen, is do Napoleon op het
drilveld.
Nu is er in de eerste dagen van dit jaar
oen stom gehoord, die den examinatoron toe
roept: „stelt uwe eischen niet te hoog, maar
weest gematigdI" En het is niet de stem
van een roeper in de woestijn, waarnaar
niemand, die er geon lust in heeft, behoeft
te luisteren, maar de stem van een macht
hebber, die gehoorzaamheid bevelen kan.
De inspecteur van het wapen dor infantorie
heeft aan hen, die de aanstaande uit het
leger voortkomende officioron voor do toe-
latiug tot den cursus zullen examineeren, de
vermanende stem doen hooren: „Weest ge
matigd in uw eischen."
Wij hopen, dat ook andoren zich gedrongen
zullen gevoelen te luisteren, want wij ver
zekeren u, dat hot geen noodelooze vormaning
is. Daar zijn onder die examinatoren, die won
derlijk met hun vragen lo werk kunnen gaan,
en die in die wonderlijkheid hun geleerdheid
meenen te luchten. Maar zij, die antwoorden
moeten, zijn er de slachtoffers van.
En dan die ongolukkigo en onverstandige
bepaling, dat wat niet tot den eisch van het
examen behoort, maar toch geweten wordt,
don geëxamineerde tot aanbeveling strekt,
die bepaling is een bron van ellende. Niet
waar? Stel maar, dat bijv. Engelsch niet
behoeft te worden gekend, doch dat de kennis
or van tot aanbeveling strekt; wel, dan be
grijpt immers iodoreen, dat wie zonder Engelsch
komt, wol thuis kon blijven. De kennis was
wel niet noodig, maar nu dio aanbeveling er
by gevoegd wordt, is z\j onmisbaar on zonder
eomge reden of niet wörüt het examen ver
zwaard. „Stelt uwe eischen niet te hoog!"
zoo vermaant de inspectour der infanterie,
in velen zullen hom dankbaar zijn, misschien
zelf ook zy, wie de vermaning geldt.
Wij zouden er bij willen voegen: „Schaf
alle vergolijkonde examens af." Want daar
zit het kwaad. Die examens jagen de nood
lottige drilmoestor8 tot don onbarmbartigen
arbeid. Maar wat dan? Och, wij vreezen, of
reen, wjj weten wel, dat hot de stem des
roependen is, als wy zeggen: elk examen
heeft zijn omscbroveu eischou, waaraan vol
daan moet worden. Wie aan de eischen niet
kan voldoen, dio zakt of druipt door eigon
schuld. Maar b(j vorgelijkende examens wordt
altijd boven de eischen gegaan en dat is de
vloek, die er op rust. Laat allen, dio aan do
eiscnen voldoen, loten ovor de toelating.
Onbillijkheid ligt er niet in, want wie er een
boetje verstandig over denkt, weet wel, dat
hot mooiste examon altijd een loterij blijft,
en aan do wreede races dor drilmeesters
kwam tot zogen dor'jongons een eind.
Kerstmis op Zee.
Uit het Framch van Félicicn Na da.
Het was 24 Decembor 1890 en bet middag
maal der passagiers aan boord van het stoom-
ach-p „Bragance" liep ten einde. Door de
luikgaten zag men duidelijk den sterrenhemel
en een aangename, zachte geur drong naar
binnen. Iedor oogenblik kon men den vuur
toten van Brazilië in het gezicht krijgen en
dionzelfden nacht nog zou men het anker
uitwerpen op do reede van Rio-Janoiro.
Eon jonge vrouw in zwaren rouw gekleed
kwam langzaam de trap op naar boven; op
bet achterdek zotte zy zich neer in een
grooten rieten louningstoel. De uitbundige
viooiykbeid barer medereizigers had haar de
eenzaamheid doen opzoeken. Boven haar hoofd
breidde zich bot schitterend firmament uit,
eigen aan do verzengende luchtstreek. Geen
wolkje verduisterde het donkerblauw en in
do richting van hot zuiden flikkerde en lichtte
hot zuiderkruis in schitterende pracht: als
n diamnntenschrift do oude, aandoenlijke ge
schiedenis van Golgotha verkondigend. De
schroeflijn liet een zilveren spoor na van wit,
wollig schuim en op de brug zag men duide
lijk de silhouette van den officier van de
wacht, die langzaam, met regel matigen stap,
op en neer wandelde.
De jonge vrouw zat in gepeins verzonken.
Zij doorleefde weer in haar gedachten de
dagen van kort geluk, die zjj gesmaakt had,
gevolgd door zooveel maanden van smart en
vrouw. Hoe hartstochtelijk had zij haar kind
beweend, haar lieven jongen, en hoeveel
bittere tranen had zy geschroid aan het graf
van zjjn vader.
Wat zou er van haar worden in Brazilië,
waar zij slechts de groote erfeDis kwam aan
vaarden, die haar was ten deel gevallen, ge
heel onverwacht. En in Frankrijk terugge
komen, wat zou zjj dan nog met haar rijkdom
men beginnen? Neen, zij had geen vaderland
meer; men behoort immers slechts daar thuis
waar men liefheeft, en al wat haar dierbaar
was, had de dood haar ontnomen.
Yan onder uit het schip steeg vrool(jk ge
lach en het geluid van stemmen, die door
elkaar praatten tot haar opchampagnekurken
knalden en schuimend stroomde het vocht
in de glazen; opgewekte danswijsjes en uit
gelaten liedjes verstomden de geheimzinnige
stilte van den nacht.
Men had uitgerekend, dat het nu in Frankrijk
omstreeks middernacht moest zijn, en op het
zelfde oogenblik, dat familie en vrienden in
bet vaderland aan den Kerstdisch aanzaten,
wilde men bier ook feestvieren.
Do zekerheid, dat de reis nu voorgoed ten
einde liep en men dus nu weldra zou scheiden
van personen, die men toevalligerwijze had
loeren kennen en wier gepasseerde intimiteit
en familiare omgang in het vervolg niet
compromitteorend kondon zijn, deed alle uiting
van terughoudendheid wijken; men kon nu
ongestoord profiteeren van een vroolgkheid,
die in het gewone leven allerlei minder aan
gename verhoudingen na zich zou kuünen slee
pen, en hiervan maakte ieder dan ook ruim
schoots gebruik.
Eenige jongelui hadden voorgesteld te
dansen en dadelijk had zich een groep lief
hebbers aangemeld. Aan een tafeltje in den
donkersten hoek zaten twee Erigelschen,
spleenlijders natuurlijk, van een of ander
ondrinkbaar brouwsel te genieten, met ge
zichten, waarvan geen spier vertrok.
Zelfs oudore dames werden aangestoken
door de algemeene opgewondenheid. Eon zoon
van bot vrije Amerika voerde allerlei wonder
lijke sprongen uit en maakte de wonderlijkste
grimassen, alles zonder eenige gratie, maar
alles tor eere en tot verhooging der feeste
lijkheid.
II.
Op het voordok, bijna op de boegspriet,
zaten twee manneneen oude zeeman en een
kleine scheepsjongen. De oude was gebruind
door de zon en den wind, terwijl de kleine
matroos er nog echt kinderlijk uitzag met
zijn blanke gelaatskleur en blonde haren.
Beiden dachton aan hun geboortegrord Bro-
tagno, waar zij zich voorstelden eens to zullen
uitrusten van hun moeitovol loven. Ook in
bun dorpje vierde men Kerstfeest. In hun
godachte zagen zy de besneeuwde daken der
lage huisjos, de hardbevroren wegen en de
gostolde beekj >s. En zy vergeleken lang het
Bretonsche klimaat by de zachte, koesterende
warmte der tropen. Do man doorleefde nog
eens een Kerstmaaltijd nu twintig jiar ge
loden, toen hij tusschen twee reizen naar
Indiö in, een winter in Frankrijk had door
gebracht en hy haar had leeren kennen, die
nu don huiseiyken haard bewaakte en zyn
kinderen opvoedde. Wat zoudon 2y nu thuis
doen? Zyn hart werd vol by de gedachte aan
al wat hy had achtergelaten; o, hoe teeder
zou zyn welkomstgroet zyn en hoe lang zou
het nog duren, oer hy die hun kon geven 1
De kleine scheepsjongen herdacht hoe hy
bg het graf van zyn ouders gestaan had; de
najaarswind huilde door de kale boomen en de
regen siepelde gestadig neder, nog meer door
weekend don drassigen grond. Niets bond hem
aan zyn geboorteplaats dan de hennnoring aaD
het kerkhof, waar zgn vader en moeder rustten.
Wat moesten zy het koud hebben in dezen
Decombernacht 1
De overtocht was byna goöindigd, met
leedwezen zag hy het einde van zgn eerste
reis naderen, omdat een der vrouwelgko
passagiers zoo goed voor hom geweest was
de dame in bot zwart, die daar in den rieten
stoel zat. Hoe menigmaal had zy hem niet
vriendelgk toegosprokon, hem belangstellend
gevraagd naar zyn verleden. Ééns zelfs had
zy met haar zachte, witte hand zyn ruwen
krullobol aangeraakt; de tranen waren hem
toen in de oogen gesprongen: deze moeder
lijke lief koozing had hem zoo sterk het gemis
der moederliefde doen gevoelen 1 Hy was nog
te naïef, te voel kind, om te kunnon begrypon
dat deze verlaten vrouw in bem baar eigen
kind liefkoosde.
Hl.
Ondertusschon stoomde de bootsnel verder.
Opeens liet zich een stem uit den mast
hooreD, dat de vuurtoren in het gezicht was.
Om goed te kunuen zien, klom de kleine
matroos in het want met al de onbezonnen
heid, zyn leeftyd eigen. Klaarbiykelgk hield
hy zich echter niet goed vast, want oen
oogenblik later zag men bom bet touw los
laten, en met een verschrikkeiyken kreet viel
by in zee.
„Een man over boord 1" brulde de oude
zeeman.
Eu als een angstkreet herhaalde hy nog-
maak: ..Een man over boord!"
En van alle kanten hoorde men nu het
schrikaanjagende: „Een man over boordI"
Een ieder ging een rilling door de leden;
men gevoelde het, het ging om een meüschen-
leven, men hoorde als den wiekslag van
den Dood.
De brug stond vol menschenzeelui, passa
giers, ondergeschikten, alles snelde er heen
om te zien. Honderden oogen staarden recht
voor zich uit, in de duisternis, om de onge
lukkige te ontdekken, die nu misschien den
doodsstrgd streed.
De kapitein was dadelgk aan dek gekomen,
op zyn bevel stopte de machine en werd de
reddingsboot in zee gelaten.
Met groote snelheid, vast besloten den dood
zyn prooi te betwisten, brachten de matrozen
alles in orde; het volgend oogenblik door
kliefde de boot reeds de golven.
Op de „Bragance" heerschte eon angstig
stilzwygen; men durfde bgna niet meer hopen.
„Wie is over boord gevallen?" vroeg de
kapitein.
„Yvon, de scheepsjongen 1" antwoordde een
stem, die van den ouden zeeman.
„Arme kleine!" hoorde men fluisteren.
Do dame in den rouw zeide niets. Met één
hand op den stoel geleund, stond zy rechtop,
zenuwachtig trekkend met het gelaat. In haar
hart voelde zg een onuitsprekelijke teederheid
voor het arme kind, dat ongetwyfeld zou
omkomen in de golven.
Op dit oogenblik naderde de boot en „hy
is gered!" klonk het over het water.
Deze goede tijding maakte ieders hart week
er zyn van die oogonblikken, dat medelgden
algemeen en aandoening aanstekeiyk is.
Voorzichtig legde een zeeman het kind op
het dek neer; bleek en met gesloten oogen
bleef by stil liggen.
Do dame in het zwart was reeds neer
geknield naast den kleinen matroos; met
haar zachte, warme handen trachtte zy weer
eenig leven in hem te brengen.
Het kind opende langzaam de oogen en
met zwakke stem zeide hg: „Moeder!"
De jonge vrouw deinsde verschrikt terug,
tot in het hart getroffen. Zy wist nu, dat dit
haar Kerstgeschenk was: deze kleine onge
lukkige, uit de golven gered.
Met oen vriendeiyk gebaar verzocht zy den
omstanders zich te verwyderen, en zich over
den kleinen drenkeling heenbuigend, kuste
zy bem hartstochtelijk.
Sinds dat oogenblik was de kleine scheeps
jongen geen wees meer.
Wie heeft dit geteekend?
KOLONIËN.
BATAVIA, 15 Februari.
In den avond van 31 Jan. is, dus werd
aan de „Loc." geseind, van Ampenan teSoera-
baia aangekomen de stoomer „Cycloop" met
zestien zieke dwangarbeiders aan boord. Ook
bevond zich aan boord de Rus Maligan. Hy
zag or in zgn gehavende plunje zeer onbe
duidend uit en scheen ziek te wezen. In zyn
bezit werd gevonden een som van twaalf
duizend gulden aan bankpapier en zilver.
Nadat by by den officier van justitie een
langdurig verhoor had ondergaan, werd by
naar de govangenis overgebracht. Biykens het
onderzoek heeft Maligan hier vroeger zaken
gedaan met industriöelen van wie hy beweert
nog veel gold te moeten ontvangen. Daarna
kwam by in aanraking met Daniëlsen en
Palge. Te zamon voorden zy op Lombok
vuurwapens in langs claodestienen weg.
Nader meldt hot blad dat Maligan den
lsten Febr. weder een lang verhoor onder
ging. Het duurde zes uren. Iiy moet omtrent
Goesti Djilantik belangrgko mededeelingen
gedaan hebben. Eerst togen den avond werd
by in 's lands gevangenis opgenomen. By
visitatie aan den lyve werd bgna vyfduizend
gulden aan goud- en zilvergeld by hem ge
vonden. Don volgendon dag is hg doodziek
naar het hospitaal vervoerd.
Van den Resident van Soerabaia is
onder dagteekening van 29 Januari jl. door
de regeering het volgend telegram ont
vangen
„Spoorbaan tusschen Soemobito en Tjoerah-
malang (Djombang) by kilometer 66 plus 700
en 67 plus 100 weggeslagen. Treinen kunnen
niet doorloopen. Alle rivieren zwaar gezwollen.
Zoutpakhuis Modjoagoeng hedennacht onder
water, dat door dammen gekeerd is. "Weg
Modjowarno gedeelteiyk onder water. Konto
dgk by Perak over 100 meters weggeslagen.
Tot nu geen ongelukken te betreuren."
Van overal komen berichten van over
stroomingen, schade aan dyken, bruggen en
gewassen. De West moesson is laat gekomen
dit jaar, maar in zyn vernielend karakter is
hy aan alle vorige gelgk.
Het voorstel is gedaan om den zende-
lingleeraar J. J. Van Alphen ter beschikking
te stellen van den militairen commandant
van Lombok.
Do „Soer. Ct." meldt dat de aanvragen
om ondersteuning uit het Lombokfonds tot
nog toe schaarsch zyn.
Den 2den Februari is uit Soerabaia aan
do „Loc." geseind:
De heer Calati, orkestdirecteur van„Caecilia",
die eergisteravond op een concert, na het
dirigeeren van den door hem gecomponeerden
triomfmasreh, „Lombok onderworpen", door
overspanning in zwym viel en naar huis ver
voerd moest worden, is hedenochtend over
leden. Hg was reeds lang lydende.
Uit Soerabaia schreef men o. m. aan de
„Loc.":
„Onder de van Lombok teruggekeerde onder
officieren en minderen zyn verscheidene, die
hoe eer hoe liever de gelederen willen ver
laten. Een feit is het, dat remplaQanten ge
zocht worden; één betaalde dezer dagen fSOO
voor zgn plaatsvervanger voor vier jaren, een
ander f 375 voor twee jaren. Wanneer men,
zulke dingen hoort, dan zyn de verhalen, dat
door onze soldaten op Lombok veel gevonden
is, volstrekt niet overdreven.
Gisteren eindelgk heeft dr. Koefoed den kogel
uit den arm van den heer Eyssell gesneden;
het projectiel zat tusschen het been en de
zenuwpezen, vandaar dat men het niet zoo
spoedig heeft kunnen vinden. De heer E.,
voor die operatie van Malang overgekomen,
gaat weder daarheen en zal er eenigen tgd
blyven."
Een te Batavia ontvangen telegraphisch
bericht meldt dat te Modjokerto (Soerabaia)
een hevigo bandjir heeft gewoed, waarbij het
water tot in de suikerfabriek Bangsal, om
streeks vgf paal van Modjokerto gelegèn,
kwam en daar alles blank zette.
Modjokerto ligt aan de Brantas rivier, die
in dezen tyd van het jaar wel eens buiten
haar oevers treedt.
De administrateur der fabriek, die zich op
reis en te Batavia bevond, is dadelgk naar
Modjokerto teruggekeerd.
Voorgedragen is tot predikant te Ban
doeng de heer J. Verhoef, thans te Menado.
Door mej. A. J. H. De Biy is het ver
zoek gedaan om benoemd te worden tot hulp-
onderwyzeres.
Do onderwijzer op wachtgeld R. Brons-
middel heeft de meeste kans om benoemd te
worden tot onderwyzer aan de Hoofdenschool
te Bandoeng.
Naar de „Deli-Crt." verneemt, is te Medan
bericht ontvangen, dat de beide Datoes van
Soenggal, Datoe Sri di Radja en Datoe Alang,
door de regeering naar Banjoemas zyn ver
bannen.
Het doet ons genoegen, zegt het blad, dat
de regeering op het in dien geest luidende
voorstel van don resident Kooreman is inge
gaan. Het zal op de andere inlandsche hoofden
in deze residentie wel oen heilzamen invloed
uitoefenen en een wenk voor hen zyn, in
hunne verhouding tot de planters niet buiten
hun boekje te gaan.
De „Deli Crt." schryft het volgende:
Onze lezers zullen zek«r met leedwezen ver
nemen, dat de luit.-kol. J. W. Stemfoort
binnenkort als gewesteiyk militair comman
dant aftreedt. Dank zy het door Z.HoogEd.-
Gestr. gevoerde beleid, kwam in Tamiang een
einde aan de troebelen, zoodat de Europeanen
in dit gewest groote verplichting aan hem
hebben. Het is zeer te betreuren dat ook in
het militaire promotie maken bijna altjjd
gepaard gaat met eene overplaatsing. Het
moest voor de regeering alles waard zgn, om
iemand, die eenmaal goed cp de boogte van
do lokale toestanden is, zyne krachten aan
het behoud van de rust in een gewest als
dit te laten wgden. Voorloopig mag dit
echter nog niet zoo zyn, en men zal dus
met groot leedwezen een zeer gewaardeerden
militair commandant zien vertrekken, die bier
nog zoo nuttig werkz am kon zyn tot con-
soli leering van de pas ingetreden orde in de
noordelijkste afdeeling der Oostkust.
Zgn opvolger, de luit.-kol. J. B. Van Heutsz,
ridder van de Militaire Willemsorde, heeft een
zeer eervolle carrière achter zich en onder
scheidde zich ind^rtgd byzonder op Atj-h als
chef van den staf van wyien generaal Van
Teyn.
De invoer van vee in Deli is nog aan
de grootsto bezwaren onderhevig, omdat
beesten, die te Singapore in quarantaine zyn
geweest en gezond te Medan aankomen, op
grond van do vigeerende bepalingen te Bela
wan en Klambir nog eens quarantaine moeten
houden op totaal geïnfecteerde plaatsen en
dan natuurlgk ziek worden.
Te .Medan werkt het Gewestelijk Bestuur
zooveel het kan mee maar uit den aard der
zaak kan het niet veel zgn - om den invoer
nog eenigszins mogelgk te maken, maar indien
de regeering te Batavia niet spoedig een
wijziging brengt in de bepalingen, zal het
den bewoners der Oostkust weldra aan vleesch
ontbreken, want de importours zgn ten einde
raad. Te Klambir brak eveneens mond- en
klauwzeer uit, hetgeen de iü- en doorvoer
aldaar van slacht- en trekvee ten zeerste
belemmert en evenals te Belawan ten slotte
onmogelgk zal maken. Uit Java k3n geen
vee worden aangevoerd, omdat dit verlies
in plaats van winst zou opleveren. (D. C.)
De „Java-Bode" verneemt met zekerheid,
dat de voordrachten tot belooning van beü,
die zich op Lombok hebben onderscheiden, nog
steeds by het departement van oorlog in behan
deling zgn en dat het nog geruimen tyd kan
duren eer zy de regeenng worden aangeboden.
De „Java Bode" ontleent het volgende aan
een schryven van een onder-officier, die Mataram
hielp Demen:
„De daarop volgendo plundering van het ver-
biyf van den vorst gaf een levendig tooneel van
vandalismezware voorwerpen, beelden, divans,
stoeleu, tafels, spiegels, het werd alles ver
brijzeld en naar beneden gesmeten; kisten
met geld deelden hetzelfde lot.
De soldaten wilden het niet hebben, want
6 stukjes kopergeld staan geiyk met een Hol-
landschen cent. Wat den soldaten beter aan
stond, was de welvoorziene kelder van den
radjah, waaruit bier, cognac, wgn, limonade,
enz., te voorsebgn werd gehaald en waaraan
ze zich te goed deden, daar het lekker drinken
was „zonder een centje te betalen". De inland
sche soldaten vergenoegden zich met krissen,
sarongs, odeurs; deze gaf zgn vreugde te ken
nen door den gamelang te bespelen, gene gaf
uiting aan die blydschap door luidruchtig gillen
en schreeuwen, daarna zongen zg gezaraenlgk
onverstaanbare gezangen op Hollandsche wyze,
die waarschgnlyk tot dankgebeden moesten
dieqen."
Uit Magelang wordt aan de „Loc." ge
meld, dat den 15den dezer maand een Arabier,
Sech Brahim genaamd, wonende in de kampong
Kaoeman, terwijl hg stond te visschen, bg
ongeluk doodgeschoten is door een onder
officier van het garnizoen, die op jacht was.
Over de arrestatie en overbrenging naar
Ampenan van Malingin verneemt de „Soer.
Ct." nog het volgende:
Per „Van Goens" werd Malingin, die door
controleur Engelenburg als gevangene aar
kapitein Sexauer was overgegeven, naar Am
penan getransporteerd en by aankomst ter
reede aldaar, door stuurman Schol naar den
resident gebracht, die hem op zyne beurt
weder overgaf aan de militaire autoriteit.
Volgens de „on dits" zou Malingin herhaal-
delgk heen en weder gegaan zyn tusschen
Lombok en Karang-Asem, en zouden Chinee-
sche booten daartoe hun medewerking hebben
verleend.
Wat men thans met den kerel doen zal, is
nog niet bekend natuurlgk, en daaromtrent
zullen we ook nog wel eenigen tyd in bet
duister tasten. Ik vind bet alleen jammer,
dat men hem maar niet direct heeft opge
knoopt. Een krygsraad te velde had in een
kwartier tgds dat zaakje kunnen beredderen.
De formatie is met het oog op de op
Lombok gelegerde troepenmacht tijdelgk uit
gebreid met een kapitein intendant, twe6
luitenants kwartiermeester en eenige onder
officieren.
Na de aflossing van den luitenant-kolo
nel S. W. Stemfoort als militair commandant
van Sumatra's Oostkust kan men diens over
plaatsing in dezelfde functie naar Sumatra's
Westkust verwachten ter vervanging van den
kolonel Van de Pol, die pensioen wil aanvra
gen. Wel is, zegt de „Java-Bode", Magelang
de organieke standplaats van den jongsten
infanterie-kolonel, maar het commando zal
daar wel in handen van een overste worden
gelaten, zoolang op Lombok een kolonel het
bevel voert.
De te Medan bescheiden luitenant-kolonel
J. B Van Heutsz, meent hetzelfde blad, kan
nu wellicht door samenwerking met den gou
verneur van Atjeh voor een deel de plannen
uitvoeren, die hg indertyd in zyn bekende
brochure heeft uiteengezet.
De vorst van Goa, sinds lang lijdend aan
rheumatische aandoeningen, werd, geiyk reeds
uit Makassar geseind werd, in den nacbt van
17 Januari door een beroerte getroffen. Zooals
de „Loc." nader verneemt, is zgn geheele
linkerzgde verlamd. De vorst, die eerst on
langs gekroond werd, is 57 jaren oud. Zyn
vader, die echter een hoogen leeftyd behaalde,
overleed aan een soortgelijke zi kte.
Het „Soer. Hbld." van 25 Januari meldt:
Het stoomschip „Sendari," dat hedenochtend
hier van Ampenan arriveerde, bracht de tyding,
dat de Westmoesson ter reede Ampenan zoo
sterk doorstaat, dat de „Speelman" van de
K. P. M., die reeds den 29stt-n December van
hier is vertroxken, nog ah yd niet he ft kun
nen lossen en dat twee sloepen en de stoom-
barkas van dat stoomschip zwaar beschadigd
zyn. In den gezondheidstoestand van den
troep op Lombok is nog geon verandering
gekomen.
Uit DJembraoa (Ball").
Het „Soer. Hand." verneemt, dat in die
streek sedert eenigo weken een ernstige ziekte
het vee teistert en dat daaraan in e«n maand tyd
meer dan 2500 paarden, koeien en karbouwen
in die afdeeling bezweken zyn.
Er zgn dazr nu verscheidene lieden, die
sippies voor de suikerfabrieken in het Sidho-
Ardjoscbe, Modjokertosche, enz. opkoopen.
In den laatsten tijd hadden op Bali velo
overstroomingen plaatsin straat Bali spookte
het aanhoudend en vergingen verscheidene
prauwen. Onlangs v/as Raden Po'.to, een zoon
van den overleden regent van Banjoewangie,
met verscheidene volgelingen op de herten
en kidangjaebt io het Djembranasche. Tydens
de terugreis kwam een vreeselgk odweder op
zetten, waardoor eenige prauwen omsloegen
en anderen bg Goenoeng Ikan op bet strand
werden gezet. De raden, die ook schipbreuk
had geleden, werd eenige dagen later gered.
CORRESPONDENTIE. Ingezonden stuk
ken of mededeelingen, waarvan de inzenders
hun naam niet aan de Redactie bekend maken,
worden ongeplaatst tbr zgde gelegd.
Jioord-Zoid-Hollandschs Stoomtramweg-
Maatschappij Haarlem—Lei<Un.
Opbrengst in
Febr. 1894 1895. Verschil.
Reizigersf 3270.74* f 6038.38* f— 23-\36
Goederen 817.10 1327.61* -4- 619.41"
To zamen verv. f 6087.84* f 6365.90 f -+- 278.05*
Vorige maanden 6719.88 6807.89* -4- 83.01*
Verv. sed. 1 Jm>. f 12807.72* 13173.70* f366.07
Diversen1177.08 1098.99 78.63
Totale opbr.f 13985.40* f 14273.78» 287.38
Per dag-kilom. 7f 8.455 f 9.999 f -f- 0.174