MENGELWERK. fangs ziemlich boch und gebt dann zurück; steigt aber bald wieder. Es wird in den letz- teren Tagen teilweiso stürmisch. En in de Allgemeine Charakteristik des Monats Mars staat o. a.: St&rkere Schneefttlle sind n u r etwa urn den 20 und in den letzen Tagen zu erwarten. Sapienti sat! In het Zceuwsche Dagblad komt het vol gende voor: Het jaar 1895, dat een gezegend jaar moge zyn, is althans voor sommigen goed begonnen. Wat elk jaar weder als een influenza over het land wordt uitgestort, zal zich ook in '95 weer vortoonon, nl. de examen-koorts. Men examineert. Men wordt geëxamineerd. Men heeft zusters, broeders, vrienden en bekonden, die geëxamineerd worden—niemand bijna, die niet onder den invloed der examen koorts komt. En we weten wat dat beduidt. Al maanden te voren worden de aanstaande slachtoffers gedrild zonder ophouden en zonder genade, de drilmeesters mogen soms medelijden hebben met het offer, dat zij gereed maken, om op het examen altaar te worden neergelegd, toch gaan zy voort, alle dagen voort. Voor velen hunner is het een levensquaestio. Daarom geen modelijden, maar jagen en dwingen. Wie de meesten voor het examen klaar weet te maken want „klaar maken" wordt het genoemd zonder blikken of blozonl die staat bovenaan. Nauwelijks heeft hij zijn contingent afgeleverd, of nieuwo offers worden hem tot klaarmaking toevertrouwd. En daarom voort, altijd maar voortgedrild. Zooals de bekonde kermisgast van Ledderom placht te zeggen: „dat mag niet stilstaan", zoo zegt de drilmeester het ook, en wie bet hoogste cijfer weet te noemen, is do Napoleon op het drilveld. Nu is er in de eerste dagen van dit jaar oen stom gehoord, die den examinatoron toe roept: „stelt uwe eischen niet te hoog, maar weest gematigdI" En het is niet de stem van een roeper in de woestijn, waarnaar niemand, die er geon lust in heeft, behoeft te luisteren, maar de stem van een macht hebber, die gehoorzaamheid bevelen kan. De inspecteur van het wapen dor infantorie heeft aan hen, die de aanstaande uit het leger voortkomende officioron voor do toe- latiug tot den cursus zullen examineeren, de vermanende stem doen hooren: „Weest ge matigd in uw eischen." Wij hopen, dat ook andoren zich gedrongen zullen gevoelen te luisteren, want wij ver zekeren u, dat hot geen noodelooze vormaning is. Daar zijn onder die examinatoren, die won derlijk met hun vragen lo werk kunnen gaan, en die in die wonderlijkheid hun geleerdheid meenen te luchten. Maar zij, die antwoorden moeten, zijn er de slachtoffers van. En dan die ongolukkigo en onverstandige bepaling, dat wat niet tot den eisch van het examen behoort, maar toch geweten wordt, don geëxamineerde tot aanbeveling strekt, die bepaling is een bron van ellende. Niet waar? Stel maar, dat bijv. Engelsch niet behoeft te worden gekend, doch dat de kennis or van tot aanbeveling strekt; wel, dan be grijpt immers iodoreen, dat wie zonder Engelsch komt, wol thuis kon blijven. De kennis was wel niet noodig, maar nu dio aanbeveling er by gevoegd wordt, is z\j onmisbaar on zonder eomge reden of niet wörüt het examen ver zwaard. „Stelt uwe eischen niet te hoog!" zoo vermaant de inspectour der infanterie, in velen zullen hom dankbaar zijn, misschien zelf ook zy, wie de vermaning geldt. Wij zouden er bij willen voegen: „Schaf alle vergolijkonde examens af." Want daar zit het kwaad. Die examens jagen de nood lottige drilmoestor8 tot don onbarmbartigen arbeid. Maar wat dan? Och, wij vreezen, of reen, wjj weten wel, dat hot de stem des roependen is, als wy zeggen: elk examen heeft zijn omscbroveu eischou, waaraan vol daan moet worden. Wie aan de eischen niet kan voldoen, dio zakt of druipt door eigon schuld. Maar b(j vorgelijkende examens wordt altijd boven de eischen gegaan en dat is de vloek, die er op rust. Laat allen, dio aan do eiscnen voldoen, loten ovor de toelating. Onbillijkheid ligt er niet in, want wie er een boetje verstandig over denkt, weet wel, dat hot mooiste examon altijd een loterij blijft, en aan do wreede races dor drilmeesters kwam tot zogen dor'jongons een eind. Kerstmis op Zee. Uit het Framch van Félicicn Na da. Het was 24 Decembor 1890 en bet middag maal der passagiers aan boord van het stoom- ach-p „Bragance" liep ten einde. Door de luikgaten zag men duidelijk den sterrenhemel en een aangename, zachte geur drong naar binnen. Iedor oogenblik kon men den vuur toten van Brazilië in het gezicht krijgen en dionzelfden nacht nog zou men het anker uitwerpen op do reede van Rio-Janoiro. Eon jonge vrouw in zwaren rouw gekleed kwam langzaam de trap op naar boven; op bet achterdek zotte zy zich neer in een grooten rieten louningstoel. De uitbundige viooiykbeid barer medereizigers had haar de eenzaamheid doen opzoeken. Boven haar hoofd breidde zich bot schitterend firmament uit, eigen aan do verzengende luchtstreek. Geen wolkje verduisterde het donkerblauw en in do richting van hot zuiden flikkerde en lichtte hot zuiderkruis in schitterende pracht: als n diamnntenschrift do oude, aandoenlijke ge schiedenis van Golgotha verkondigend. De schroeflijn liet een zilveren spoor na van wit, wollig schuim en op de brug zag men duide lijk de silhouette van den officier van de wacht, die langzaam, met regel matigen stap, op en neer wandelde. De jonge vrouw zat in gepeins verzonken. Zij doorleefde weer in haar gedachten de dagen van kort geluk, die zjj gesmaakt had, gevolgd door zooveel maanden van smart en vrouw. Hoe hartstochtelijk had zij haar kind beweend, haar lieven jongen, en hoeveel bittere tranen had zy geschroid aan het graf van zjjn vader. Wat zou er van haar worden in Brazilië, waar zij slechts de groote erfeDis kwam aan vaarden, die haar was ten deel gevallen, ge heel onverwacht. En in Frankrijk terugge komen, wat zou zjj dan nog met haar rijkdom men beginnen? Neen, zij had geen vaderland meer; men behoort immers slechts daar thuis waar men liefheeft, en al wat haar dierbaar was, had de dood haar ontnomen. Yan onder uit het schip steeg vrool(jk ge lach en het geluid van stemmen, die door elkaar praatten tot haar opchampagnekurken knalden en schuimend stroomde het vocht in de glazen; opgewekte danswijsjes en uit gelaten liedjes verstomden de geheimzinnige stilte van den nacht. Men had uitgerekend, dat het nu in Frankrijk omstreeks middernacht moest zijn, en op het zelfde oogenblik, dat familie en vrienden in bet vaderland aan den Kerstdisch aanzaten, wilde men bier ook feestvieren. Do zekerheid, dat de reis nu voorgoed ten einde liep en men dus nu weldra zou scheiden van personen, die men toevalligerwijze had loeren kennen en wier gepasseerde intimiteit en familiare omgang in het vervolg niet compromitteorend kondon zijn, deed alle uiting van terughoudendheid wijken; men kon nu ongestoord profiteeren van een vroolgkheid, die in het gewone leven allerlei minder aan gename verhoudingen na zich zou kuünen slee pen, en hiervan maakte ieder dan ook ruim schoots gebruik. Eenige jongelui hadden voorgesteld te dansen en dadelijk had zich een groep lief hebbers aangemeld. Aan een tafeltje in den donkersten hoek zaten twee Erigelschen, spleenlijders natuurlijk, van een of ander ondrinkbaar brouwsel te genieten, met ge zichten, waarvan geen spier vertrok. Zelfs oudore dames werden aangestoken door de algemeene opgewondenheid. Eon zoon van bot vrije Amerika voerde allerlei wonder lijke sprongen uit en maakte de wonderlijkste grimassen, alles zonder eenige gratie, maar alles tor eere en tot verhooging der feeste lijkheid. II. Op het voordok, bijna op de boegspriet, zaten twee manneneen oude zeeman en een kleine scheepsjongen. De oude was gebruind door de zon en den wind, terwijl de kleine matroos er nog echt kinderlijk uitzag met zijn blanke gelaatskleur en blonde haren. Beiden dachton aan hun geboortegrord Bro- tagno, waar zij zich voorstelden eens to zullen uitrusten van hun moeitovol loven. Ook in bun dorpje vierde men Kerstfeest. In hun godachte zagen zy de besneeuwde daken der lage huisjos, de hardbevroren wegen en de gostolde beekj >s. En zy vergeleken lang het Bretonsche klimaat by de zachte, koesterende warmte der tropen. Do man doorleefde nog eens een Kerstmaaltijd nu twintig jiar ge loden, toen hij tusschen twee reizen naar Indiö in, een winter in Frankrijk had door gebracht en hy haar had leeren kennen, die nu don huiseiyken haard bewaakte en zyn kinderen opvoedde. Wat zoudon 2y nu thuis doen? Zyn hart werd vol by de gedachte aan al wat hy had achtergelaten; o, hoe teeder zou zyn welkomstgroet zyn en hoe lang zou het nog duren, oer hy die hun kon geven 1 De kleine scheepsjongen herdacht hoe hy bg het graf van zyn ouders gestaan had; de najaarswind huilde door de kale boomen en de regen siepelde gestadig neder, nog meer door weekend don drassigen grond. Niets bond hem aan zyn geboorteplaats dan de hennnoring aaD het kerkhof, waar zgn vader en moeder rustten. Wat moesten zy het koud hebben in dezen Decombernacht 1 De overtocht was byna goöindigd, met leedwezen zag hy het einde van zgn eerste reis naderen, omdat een der vrouwelgko passagiers zoo goed voor hom geweest was de dame in bot zwart, die daar in den rieten stoel zat. Hoe menigmaal had zy hem niet vriendelgk toegosprokon, hem belangstellend gevraagd naar zyn verleden. Ééns zelfs had zy met haar zachte, witte hand zyn ruwen krullobol aangeraakt; de tranen waren hem toen in de oogen gesprongen: deze moeder lijke lief koozing had hem zoo sterk het gemis der moederliefde doen gevoelen 1 Hy was nog te naïef, te voel kind, om te kunnon begrypon dat deze verlaten vrouw in bem baar eigen kind liefkoosde. Hl. Ondertusschon stoomde de bootsnel verder. Opeens liet zich een stem uit den mast hooreD, dat de vuurtoren in het gezicht was. Om goed te kunuen zien, klom de kleine matroos in het want met al de onbezonnen heid, zyn leeftyd eigen. Klaarbiykelgk hield hy zich echter niet goed vast, want oen oogenblik later zag men bom bet touw los laten, en met een verschrikkeiyken kreet viel by in zee. „Een man over boord 1" brulde de oude zeeman. Eu als een angstkreet herhaalde hy nog- maak: ..Een man over boord!" En van alle kanten hoorde men nu het schrikaanjagende: „Een man over boordI" Een ieder ging een rilling door de leden; men gevoelde het, het ging om een meüschen- leven, men hoorde als den wiekslag van den Dood. De brug stond vol menschenzeelui, passa giers, ondergeschikten, alles snelde er heen om te zien. Honderden oogen staarden recht voor zich uit, in de duisternis, om de onge lukkige te ontdekken, die nu misschien den doodsstrgd streed. De kapitein was dadelgk aan dek gekomen, op zyn bevel stopte de machine en werd de reddingsboot in zee gelaten. Met groote snelheid, vast besloten den dood zyn prooi te betwisten, brachten de matrozen alles in orde; het volgend oogenblik door kliefde de boot reeds de golven. Op de „Bragance" heerschte eon angstig stilzwygen; men durfde bgna niet meer hopen. „Wie is over boord gevallen?" vroeg de kapitein. „Yvon, de scheepsjongen 1" antwoordde een stem, die van den ouden zeeman. „Arme kleine!" hoorde men fluisteren. Do dame in den rouw zeide niets. Met één hand op den stoel geleund, stond zy rechtop, zenuwachtig trekkend met het gelaat. In haar hart voelde zg een onuitsprekelijke teederheid voor het arme kind, dat ongetwyfeld zou omkomen in de golven. Op dit oogenblik naderde de boot en „hy is gered!" klonk het over het water. Deze goede tijding maakte ieders hart week er zyn van die oogonblikken, dat medelgden algemeen en aandoening aanstekeiyk is. Voorzichtig legde een zeeman het kind op het dek neer; bleek en met gesloten oogen bleef by stil liggen. Do dame in het zwart was reeds neer geknield naast den kleinen matroos; met haar zachte, warme handen trachtte zy weer eenig leven in hem te brengen. Het kind opende langzaam de oogen en met zwakke stem zeide hg: „Moeder!" De jonge vrouw deinsde verschrikt terug, tot in het hart getroffen. Zy wist nu, dat dit haar Kerstgeschenk was: deze kleine onge lukkige, uit de golven gered. Met oen vriendeiyk gebaar verzocht zy den omstanders zich te verwyderen, en zich over den kleinen drenkeling heenbuigend, kuste zy bem hartstochtelijk. Sinds dat oogenblik was de kleine scheeps jongen geen wees meer. Wie heeft dit geteekend? KOLONIËN. BATAVIA, 15 Februari. In den avond van 31 Jan. is, dus werd aan de „Loc." geseind, van Ampenan teSoera- baia aangekomen de stoomer „Cycloop" met zestien zieke dwangarbeiders aan boord. Ook bevond zich aan boord de Rus Maligan. Hy zag or in zgn gehavende plunje zeer onbe duidend uit en scheen ziek te wezen. In zyn bezit werd gevonden een som van twaalf duizend gulden aan bankpapier en zilver. Nadat by by den officier van justitie een langdurig verhoor had ondergaan, werd by naar de govangenis overgebracht. Biykens het onderzoek heeft Maligan hier vroeger zaken gedaan met industriöelen van wie hy beweert nog veel gold te moeten ontvangen. Daarna kwam by in aanraking met Daniëlsen en Palge. Te zamon voorden zy op Lombok vuurwapens in langs claodestienen weg. Nader meldt hot blad dat Maligan den lsten Febr. weder een lang verhoor onder ging. Het duurde zes uren. Iiy moet omtrent Goesti Djilantik belangrgko mededeelingen gedaan hebben. Eerst togen den avond werd by in 's lands gevangenis opgenomen. By visitatie aan den lyve werd bgna vyfduizend gulden aan goud- en zilvergeld by hem ge vonden. Don volgendon dag is hg doodziek naar het hospitaal vervoerd. Van den Resident van Soerabaia is onder dagteekening van 29 Januari jl. door de regeering het volgend telegram ont vangen „Spoorbaan tusschen Soemobito en Tjoerah- malang (Djombang) by kilometer 66 plus 700 en 67 plus 100 weggeslagen. Treinen kunnen niet doorloopen. Alle rivieren zwaar gezwollen. Zoutpakhuis Modjoagoeng hedennacht onder water, dat door dammen gekeerd is. "Weg Modjowarno gedeelteiyk onder water. Konto dgk by Perak over 100 meters weggeslagen. Tot nu geen ongelukken te betreuren." Van overal komen berichten van over stroomingen, schade aan dyken, bruggen en gewassen. De West moesson is laat gekomen dit jaar, maar in zyn vernielend karakter is hy aan alle vorige gelgk. Het voorstel is gedaan om den zende- lingleeraar J. J. Van Alphen ter beschikking te stellen van den militairen commandant van Lombok. Do „Soer. Ct." meldt dat de aanvragen om ondersteuning uit het Lombokfonds tot nog toe schaarsch zyn. Den 2den Februari is uit Soerabaia aan do „Loc." geseind: De heer Calati, orkestdirecteur van„Caecilia", die eergisteravond op een concert, na het dirigeeren van den door hem gecomponeerden triomfmasreh, „Lombok onderworpen", door overspanning in zwym viel en naar huis ver voerd moest worden, is hedenochtend over leden. Hg was reeds lang lydende. Uit Soerabaia schreef men o. m. aan de „Loc.": „Onder de van Lombok teruggekeerde onder officieren en minderen zyn verscheidene, die hoe eer hoe liever de gelederen willen ver laten. Een feit is het, dat remplaQanten ge zocht worden; één betaalde dezer dagen fSOO voor zgn plaatsvervanger voor vier jaren, een ander f 375 voor twee jaren. Wanneer men, zulke dingen hoort, dan zyn de verhalen, dat door onze soldaten op Lombok veel gevonden is, volstrekt niet overdreven. Gisteren eindelgk heeft dr. Koefoed den kogel uit den arm van den heer Eyssell gesneden; het projectiel zat tusschen het been en de zenuwpezen, vandaar dat men het niet zoo spoedig heeft kunnen vinden. De heer E., voor die operatie van Malang overgekomen, gaat weder daarheen en zal er eenigen tgd blyven." Een te Batavia ontvangen telegraphisch bericht meldt dat te Modjokerto (Soerabaia) een hevigo bandjir heeft gewoed, waarbij het water tot in de suikerfabriek Bangsal, om streeks vgf paal van Modjokerto gelegèn, kwam en daar alles blank zette. Modjokerto ligt aan de Brantas rivier, die in dezen tyd van het jaar wel eens buiten haar oevers treedt. De administrateur der fabriek, die zich op reis en te Batavia bevond, is dadelgk naar Modjokerto teruggekeerd. Voorgedragen is tot predikant te Ban doeng de heer J. Verhoef, thans te Menado. Door mej. A. J. H. De Biy is het ver zoek gedaan om benoemd te worden tot hulp- onderwyzeres. Do onderwijzer op wachtgeld R. Brons- middel heeft de meeste kans om benoemd te worden tot onderwyzer aan de Hoofdenschool te Bandoeng. Naar de „Deli-Crt." verneemt, is te Medan bericht ontvangen, dat de beide Datoes van Soenggal, Datoe Sri di Radja en Datoe Alang, door de regeering naar Banjoemas zyn ver bannen. Het doet ons genoegen, zegt het blad, dat de regeering op het in dien geest luidende voorstel van don resident Kooreman is inge gaan. Het zal op de andere inlandsche hoofden in deze residentie wel oen heilzamen invloed uitoefenen en een wenk voor hen zyn, in hunne verhouding tot de planters niet buiten hun boekje te gaan. De „Deli Crt." schryft het volgende: Onze lezers zullen zek«r met leedwezen ver nemen, dat de luit.-kol. J. W. Stemfoort binnenkort als gewesteiyk militair comman dant aftreedt. Dank zy het door Z.HoogEd.- Gestr. gevoerde beleid, kwam in Tamiang een einde aan de troebelen, zoodat de Europeanen in dit gewest groote verplichting aan hem hebben. Het is zeer te betreuren dat ook in het militaire promotie maken bijna altjjd gepaard gaat met eene overplaatsing. Het moest voor de regeering alles waard zgn, om iemand, die eenmaal goed cp de boogte van do lokale toestanden is, zyne krachten aan het behoud van de rust in een gewest als dit te laten wgden. Voorloopig mag dit echter nog niet zoo zyn, en men zal dus met groot leedwezen een zeer gewaardeerden militair commandant zien vertrekken, die bier nog zoo nuttig werkz am kon zyn tot con- soli leering van de pas ingetreden orde in de noordelijkste afdeeling der Oostkust. Zgn opvolger, de luit.-kol. J. B. Van Heutsz, ridder van de Militaire Willemsorde, heeft een zeer eervolle carrière achter zich en onder scheidde zich ind^rtgd byzonder op Atj-h als chef van den staf van wyien generaal Van Teyn. De invoer van vee in Deli is nog aan de grootsto bezwaren onderhevig, omdat beesten, die te Singapore in quarantaine zyn geweest en gezond te Medan aankomen, op grond van do vigeerende bepalingen te Bela wan en Klambir nog eens quarantaine moeten houden op totaal geïnfecteerde plaatsen en dan natuurlgk ziek worden. Te .Medan werkt het Gewestelijk Bestuur zooveel het kan mee maar uit den aard der zaak kan het niet veel zgn - om den invoer nog eenigszins mogelgk te maken, maar indien de regeering te Batavia niet spoedig een wijziging brengt in de bepalingen, zal het den bewoners der Oostkust weldra aan vleesch ontbreken, want de importours zgn ten einde raad. Te Klambir brak eveneens mond- en klauwzeer uit, hetgeen de iü- en doorvoer aldaar van slacht- en trekvee ten zeerste belemmert en evenals te Belawan ten slotte onmogelgk zal maken. Uit Java k3n geen vee worden aangevoerd, omdat dit verlies in plaats van winst zou opleveren. (D. C.) De „Java-Bode" verneemt met zekerheid, dat de voordrachten tot belooning van beü, die zich op Lombok hebben onderscheiden, nog steeds by het departement van oorlog in behan deling zgn en dat het nog geruimen tyd kan duren eer zy de regeenng worden aangeboden. De „Java Bode" ontleent het volgende aan een schryven van een onder-officier, die Mataram hielp Demen: „De daarop volgendo plundering van het ver- biyf van den vorst gaf een levendig tooneel van vandalismezware voorwerpen, beelden, divans, stoeleu, tafels, spiegels, het werd alles ver brijzeld en naar beneden gesmeten; kisten met geld deelden hetzelfde lot. De soldaten wilden het niet hebben, want 6 stukjes kopergeld staan geiyk met een Hol- landschen cent. Wat den soldaten beter aan stond, was de welvoorziene kelder van den radjah, waaruit bier, cognac, wgn, limonade, enz., te voorsebgn werd gehaald en waaraan ze zich te goed deden, daar het lekker drinken was „zonder een centje te betalen". De inland sche soldaten vergenoegden zich met krissen, sarongs, odeurs; deze gaf zgn vreugde te ken nen door den gamelang te bespelen, gene gaf uiting aan die blydschap door luidruchtig gillen en schreeuwen, daarna zongen zg gezaraenlgk onverstaanbare gezangen op Hollandsche wyze, die waarschgnlyk tot dankgebeden moesten dieqen." Uit Magelang wordt aan de „Loc." ge meld, dat den 15den dezer maand een Arabier, Sech Brahim genaamd, wonende in de kampong Kaoeman, terwijl hg stond te visschen, bg ongeluk doodgeschoten is door een onder officier van het garnizoen, die op jacht was. Over de arrestatie en overbrenging naar Ampenan van Malingin verneemt de „Soer. Ct." nog het volgende: Per „Van Goens" werd Malingin, die door controleur Engelenburg als gevangene aar kapitein Sexauer was overgegeven, naar Am penan getransporteerd en by aankomst ter reede aldaar, door stuurman Schol naar den resident gebracht, die hem op zyne beurt weder overgaf aan de militaire autoriteit. Volgens de „on dits" zou Malingin herhaal- delgk heen en weder gegaan zyn tusschen Lombok en Karang-Asem, en zouden Chinee- sche booten daartoe hun medewerking hebben verleend. Wat men thans met den kerel doen zal, is nog niet bekend natuurlgk, en daaromtrent zullen we ook nog wel eenigen tyd in bet duister tasten. Ik vind bet alleen jammer, dat men hem maar niet direct heeft opge knoopt. Een krygsraad te velde had in een kwartier tgds dat zaakje kunnen beredderen. De formatie is met het oog op de op Lombok gelegerde troepenmacht tijdelgk uit gebreid met een kapitein intendant, twe6 luitenants kwartiermeester en eenige onder officieren. Na de aflossing van den luitenant-kolo nel S. W. Stemfoort als militair commandant van Sumatra's Oostkust kan men diens over plaatsing in dezelfde functie naar Sumatra's Westkust verwachten ter vervanging van den kolonel Van de Pol, die pensioen wil aanvra gen. Wel is, zegt de „Java-Bode", Magelang de organieke standplaats van den jongsten infanterie-kolonel, maar het commando zal daar wel in handen van een overste worden gelaten, zoolang op Lombok een kolonel het bevel voert. De te Medan bescheiden luitenant-kolonel J. B Van Heutsz, meent hetzelfde blad, kan nu wellicht door samenwerking met den gou verneur van Atjeh voor een deel de plannen uitvoeren, die hg indertyd in zyn bekende brochure heeft uiteengezet. De vorst van Goa, sinds lang lijdend aan rheumatische aandoeningen, werd, geiyk reeds uit Makassar geseind werd, in den nacbt van 17 Januari door een beroerte getroffen. Zooals de „Loc." nader verneemt, is zgn geheele linkerzgde verlamd. De vorst, die eerst on langs gekroond werd, is 57 jaren oud. Zyn vader, die echter een hoogen leeftyd behaalde, overleed aan een soortgelijke zi kte. Het „Soer. Hbld." van 25 Januari meldt: Het stoomschip „Sendari," dat hedenochtend hier van Ampenan arriveerde, bracht de tyding, dat de Westmoesson ter reede Ampenan zoo sterk doorstaat, dat de „Speelman" van de K. P. M., die reeds den 29stt-n December van hier is vertroxken, nog ah yd niet he ft kun nen lossen en dat twee sloepen en de stoom- barkas van dat stoomschip zwaar beschadigd zyn. In den gezondheidstoestand van den troep op Lombok is nog geon verandering gekomen. Uit DJembraoa (Ball"). Het „Soer. Hand." verneemt, dat in die streek sedert eenigo weken een ernstige ziekte het vee teistert en dat daaraan in e«n maand tyd meer dan 2500 paarden, koeien en karbouwen in die afdeeling bezweken zyn. Er zgn dazr nu verscheidene lieden, die sippies voor de suikerfabrieken in het Sidho- Ardjoscbe, Modjokertosche, enz. opkoopen. In den laatsten tijd hadden op Bali velo overstroomingen plaatsin straat Bali spookte het aanhoudend en vergingen verscheidene prauwen. Onlangs v/as Raden Po'.to, een zoon van den overleden regent van Banjoewangie, met verscheidene volgelingen op de herten en kidangjaebt io het Djembranasche. Tydens de terugreis kwam een vreeselgk odweder op zetten, waardoor eenige prauwen omsloegen en anderen bg Goenoeng Ikan op bet strand werden gezet. De raden, die ook schipbreuk had geleden, werd eenige dagen later gered. CORRESPONDENTIE. Ingezonden stuk ken of mededeelingen, waarvan de inzenders hun naam niet aan de Redactie bekend maken, worden ongeplaatst tbr zgde gelegd. Jioord-Zoid-Hollandschs Stoomtramweg- Maatschappij Haarlem—Lei<Un. Opbrengst in Febr. 1894 1895. Verschil. Reizigersf 3270.74* f 6038.38* f— 23-\36 Goederen 817.10 1327.61* -4- 619.41" To zamen verv. f 6087.84* f 6365.90 f -+- 278.05* Vorige maanden 6719.88 6807.89* -4- 83.01* Verv. sed. 1 Jm>. f 12807.72* 13173.70* f366.07 Diversen1177.08 1098.99 78.63 Totale opbr.f 13985.40* f 14273.78» 287.38 Per dag-kilom. 7f 8.455 f 9.999 f -f- 0.174

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 10