N0,10744.
Zaterdag 2 Maart.
A°. 1695.
(Beze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Prijsvraag.
Feuilleton.
EENE VERLOVING.
IDSCH
1) A ItBL A T)
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1-40.
Afzonderlijke Nommersn 0.05.
PRIJS DER AD VERTENTI EN
Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt 0.05 berekend.
In het Leidsch DaCblad, dat morgen
avond (Zaterdag) verschijnt, zal het formulier
worden afgedrukt, waarop het antwoord op
de prijsvraag moet worden geschreven.
Alle antwoorden, die niet op dit formu
lier zyn geschreven, worden ter zijde
gelegd.
De antwoorden moeten worden gezonden
aan of in de brievenbus geworpen van
de Administratie bcldsch Dagblad,
Doeza6traat No. 1, en van eene duidelijke
handteekening en vermelding der woonplaats
voorzien zijn.
Leiden, 1 Maart.
Door den burgemeester dezer gemeente is
tot controleur van politie benoemd de heer
W. fl. Hoefsmit, sergeant der infanterie,
meester op de wapens, thans in garnizoen
te Haarlem.
Ter benoeming van privaat docent in de
Maleische en Javaansche talen aan de Indische
instelling te Delft wordt voorgedragen de heer
A. A. Fokker, te Leiden.
Voor de akte nuttige handwerken is te
's-Gravenhage geslaagd rnej. L. G. M. Struiken,
van Leiden.
Door de directie der marine te Willems
oord is aan de Kon. Ned. Grofsmederij, alhier,
opgedragen het repareeren van kabelkettingen
voor den prijs van ƒ686.70.
Da hoeren S. A. De Graaff, J. A. Endtz,
J. Roem en L. Yuyck, allen wonende te
Zoetorwoude, wenden pogingen aan tot oprich
ting eener nieuwe kiesvereeniging, „Gemeente
belang", voor kiozers, die niet ingenomen zijn
met de tegenwoordige samenstelling van bet
gemeentebestuur aldaar en wenschen dat ook
de bewoners van het aan Loiden grenzende
gedeelte van Zoeterwoude eene betore ver
tegenwoordiging krijgen.
Over de oprichting zal beraadslaagd worden
in eeno vergadering, den 7den Maart a. s. te
houden in het Nutsgebouw te Leiden.
De Christ. Jongelings-vereeniging te
Oude-Wetering, van de Nederlandsche Her
vormde gemeente, vierde in den avond van
27 dezer, met belangstellenden, ouders en
vrienden haar jaarfeest. In het kerkgebouw had
de heer Van der Kodde, godsdienstonderwijzer,
de leiding op zich genomen, na welke kerke
lfjke bijeenkomst bet feest in het schoollokaal
werd voortgezet. Recht gezellig en onder
houdend ook voor den inwondigen mensch
werd gezorgd bracht men daar den avond
door. Zang en voordrachten, benovens samen
spraken, wisselden elkander uf. Zusterver-
eenigingen van elders waren door afgevaardigde
jongelieden vertegenwoordigd.
Aan de Rijkspostspaarbank te Warmond
word gedurende de maand Februari 1895
ingelegd: f 2800.45, verdeeld over 122 inlagen,
en terugbetaald ƒ880.50, verdeeld over 10
terugbetalingen.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt höt nummer 690.
In de Tweede Kamer werd voortgezet
de behandeling van het wetsontwerp, houdende
nadere bepalingen omtrent de heffing van
invoerrecht naar de waarde der goederen.
De minister van financiën wyst er op, dat
wanneer alle belastingen betaald werden, die
de schatkist toekwamen, Regeering en Kamer
de handen vrij zouden hebben om vele druk
kende lasten af te schaffen en nuttige zaken
tot stand te brengen. Helaas, dat gebeurt nu
eenmaal niet! Ontduiking heeft nog steeds
plaats. De ontduiking is daarom zoo kwaad,
omdat zfj steeds toeneemt, waardoor moraliteit
en schatkist schade lijden.
Vooral ten aanzien van de invoerrechten
heeft men een stelsel van ontduiking georga
niseerd en openlijk in praktijk gebracht zon
der schaamte, zoodat men zich soms schrif
telijk verbindt om die invoerrechten te
ontduiken. De minister heeft van die brieven
en het is zóó algemeen geworden, dat men
er niets meer in ziet. Werkelijk, iemand, die
niet mee doet aan het ontduiken, kan zijn
affaire wel sluiten (gelach), want hy kan het
eenvoudig niet volhouden. Inderdaad is eene
berekening van 40 of 50 pet. voor ontdoken
belasting niet overdreven. Men moet in die
zaken gezeten hebben om te kunnen beoor-
deelen, hoe grof en schaamteloos ontdoken
wordt. Er zijn voorbeelden, datvan de waarde
werd aangegeven. En dat nog wel bij goe
deren, die benaderd konden worden; hoe zal
het dan gaan by goederen, die niet door den
ambtenaar benaderd konden worden, zonder
de grootste risico, omdat het ook een systeem
is om allerlei goederen door elkaar te haspe
len, zoodat de man niet benaderen kan. Een
ander systeem is om op een gegeven oogen-
blik zooveel goederen aan een ontvangkantoor
te brengen, dat de ambtenaren onmogelijk
alles kunnen nazien.
Waarlijk, het cijfer van 18 ton is niet over
dreven, al zal natuurlek dat cjjfer niet in het
eerste jaar bereikt worden.
De minister aarzelde niet om den toestand
bloot te loggen en hij vertrouwt dat de Staten-
Generaal met de Reg. zullen samenwerken om
aan de kwaal een einde te maken. Toen de
wet pas het licht zag, kwam er werkelijk nog
een stuk in een der couranten voor om
het belasting-ontduiken te verdedigen. Ge
lukkig is die schrijver alleen blyven staan en
men schijnt het er over eens, dat. maatregelen
noodig zijn om een einde te maken aan het
ontduiken. Enkelen geven de voorkeur aan
een specifiek tarief en zeggen: de minister
kan in een oogenblik zoo'n tarief maken; hy
heeft ze in het buitenland maar voor het grij
pen. Men ziet echter voorbij, dat die specifieke
tarieven eene groote onbillijkheid scheppen,
vooral voor den minderen man, omdat zy zaken
van de minste qualiteit het zwaarste belasten
en de fijne dingen, waar de rijken go-
bruik van maken, zeer licht treffen. De
minister was eerst van plan eenige van die
zware voorwerpen mode te brengen, maar
heeft dit gelaten, omdat de Kamer dan veel
op een bazaar zou gaan lijken. De minister
wfist echter op de moeilijkheden, welke de
specifieke tarieven elders opleveren. Men be
hoeft echter niet te vreezen voor vexatoire
uitvoering. Dat ligt niet in den aard der ad
ministratie, en de minister durft de verzekering
wel geven, dat zy de wet mild zal uitvoeren.
Trouwens, tegenover mogelijke willekeur staat
toch de weg open voor hooger beroep by de
commissie, zelfs door de organen van den
handel en door de wettelijke macht gekozen.
Door den heer Dobbolman werden in één
adem genoemd expediteurs en flessohentrek-
kers, eene combinatie, die de minister niet voor
zyne rekening neomt. (Gelach.) Maar ook diens
denkbeeld van eüen aangifte door de ont
vangers zou practisch niet baten, omdat do
expeoitours zich met dezen zouden kunnen
verstaan.
Uitvoerig wijst de minister voorts op de
nadoelen van diens stelsel van benadering en
wanneer het in vollen omvang kon worden
toegepast, zou er eea kreet van verontwaardi
ging uit den handel opgaan over de concur
rentie. Do voorstanders van benadering zien
tevens over hot hoofd, dat er een massagoede
ren zyn, die de ambtenaren niet kunnen be
naderen, omdat zy er geen dóbouché voor
hebben. De prys van goederen in de eerste
hand is aan solide handelaren steeds vrywel
bekend.
De Minister waarschuwt ten slotte voor de
gevolgen eener verwerping van deze voor
dracht, uit het oogpunt der moraliteit.
In het begin van de volgende maand
wordt te 's-Gravenhage verwacht de heer
Bosschart, laatstelijk consul te Hamburg, be
noemd tot zaakgelastigde en consul generaal
te Teheran, naar welken post hy in den loop
van Maart zal vertrekken.
Do heer J. A. D. Bakx, hoofdambtenaar
by de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maat-
schappy, herdenkt heden den dag, waarop
hy vóór 25 jaren by die Maatschappy in
dienst trad.
Aanvankelijk algemeen goederen agent, werd
hij lator tot chof van de afdeeling goederen
dienst benoemd, welke functie hy thans nog
vervult.
Van de zydo der directie van de Maatschappy
en van collega's en ondergeschikt personeel
mocht de jubilaris vele blyken van belang
stelling en waardeoring ondervindeno. a. werd
hem een fraai werkkamer ameublement van
Italiaansch notenhout aangeboden, vergezeld
van een door den heer J. J. Reyndors, ambte
naar dier Maatschappy, keurig bewerkt album,
met zeldzaam fraaie penteekeningen in
kleuien, enz.
Men seint uit Parys, dd. 28 Februari:
Het comité van de Fransche afdoeling der
Amsterdamscke tentoonstelling voor Hotel-
en Reiswezen bood heden den heeren Calisch
en Mesdag een feestmaal aande heer Lourties
fungeerde als voorzitter der tafel.
De heer Calisch deelde mede dat toe
zegging tot deelneming aan de tentoonstelling
is ontvangen van Frankryk, België, Italië,
Rusland, Spanje, Duitschland, Portugal, Zwit
serland, China en Japan. Spreker roomde voorts
de hartelijke ontvangst, welke den gedelegeer
den was ten deel gevallen by den heer Lebon,
minister van handel, en kondigde aan dat het
Uitvoerend Comité morgen zou ontvangen
worden door den president der Republiek.
Spreker eindigde met er op te wyzen, hoezeer
Frankryk en de Franschen in Nederland
worden gewaardeerd, en drukte zijne beste
wenschen uit voor het slagen der Fransche
afdeeling.
De heer Lourties bracht oen dronk uit op
de Koningin-Regentes en verzocht den heer
Calisch, H. M. de eerbiedige betuiging van
Frankryks sympathie over te brengeD. Spreker
wenschte zichzelven geluk met de vereeniging
der beide landen en dronk op het lot, dat de
toekomst voor hen heeft weggelegd, op het
succes van de Fransche en de Nederlandsche
afdeeling, op de beide landen, welke elkander
vriendscbappelyk gezind zyn en die vriend
schap nog wenschen te zien toenemen. Deze
toost verwierf luide toejuichingen.
De Nederlandsche Kamer van Koop
handel te Londen heeft haar vierde jaarverslag,
zyndo dat over 1894, in 't licht gegeven. Het
ledental is verminderd (1894: in Londen 93,
buiten Londen 196; 1895: in Londen 85,
buiten Londen 188). Dat kan echter niet be
schouwd worden als een bewys van vermin
derde belangstelling in haar doel en streven.
Integendeel, zy wordt aanhoudend meer over
allerlei zaken geraadpleegd. Het bestuur be
schouwt dien achteruitgang dan ook slechte
als een gevolg van de heerschende malaise
in handel, ny verheid en landbouw, en derhalve
als van voorbygaanden aard.
Het verslag bevat verdor een uitvoerig over
zicht van wat door do Kamer is verricht.
Onder de onderwerpen, waarmede zy zich
heeft bezig gehouden, noemen wyde bevor
dering van de telephonische gemeenschap tus-
schen Engeland en Nederland, do postgemeen-
schap tusschen beide landen, de Engelsche
analyses van zuivelproducten, don aanvoer te
Londen uit Hamburg, Amerika en elders van
margarinekaas, de handelsmerken voor zuivel
producten, de verzending van lovende planten
als postpakket, den postwisseldienst tusschen
Engeland en Nederland, de overmaking van
gelden van zeelieden, de voorschriften ter
voorkoming van aanvaringen op zee.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft: lo aan dr. P. Hoekstra, by kon. besluit
van 22 Febr. 11 met ingang van 1 Maart 1895,
benoemd tot schoolopziener in het arrondisse
ment Zevenbergen, tot wederopzegging ver
gund te Breda te wonen2o. dr. H. Snellen Jr.,
te Utrecht, tot wederopzegging toegelaten als
privaatdocent in de faculteit der geneeskunde
aan de Ryks-universiteit te Utrecht, om onder-
wys te geven in de oogheelkunde; 3o. aan
J. E. G. Van Emden, op zyn verzoek, eervol
ontslag verleend als assistent in het zieken
huis aan de Ryks universiteit te Leiden en
voor het tydvak van 1 Maart tot en met
31 Dec. 1895 als zoodanig benoemd A. A.
Hymans van den Bergh.
De minister van marine heeft den
officier machinist 2de kl. J. F. P. Nuboer,
dienende aan boord van Hr. Ms. torpedo-
instructieschip „Marnix", met 1 dezer op non
activiteit gesteld.
By de te Haarlem gehouden aanbesteding
van de verbouwing der sociëteit „Do Kroon'
was minste inschryver de heer Van Dyk
Hezenus voor ƒ10,692.
Te Groningen is bevorderd tot arts do
heer H. C. Buning, cand.-arts, geboren te
Wildervank.
Te '8 Gravenhage is overleden de hoer
A. Bevers, hypotheek bewaarder.
Het „Berliner Tageblatt" blijft volhouden,
dat keizer Wilhelm voornemens is in Juli
a. s. Nederland te bezoeken. De keizer zal,
na de feestelyke opening van het Noord -
Oost-zee kanaal, zich naar Engeland begevon
en dan tevens onze Koninginnen te Amster
dam een bezoek brengen.
Naar men weet, is hier te lande nog niets
van een dergeiyk plan des keizers bekend.
Dit jaar zullen vyf jongelieden kunnen
geplaatst worden als adspirant-administrateur
by do Koninklyke Nederlandsche zeemacht.
Tot het vergelijkend examen worden toe
gelaten jongelieden, Nederlander zynde, dio
op I September 1895 den ouderdom van 16
jaren hebben bereikt, doch hun 19de jaar
nog niet zyn ingetreden. Het schriftelyk
examen wordt aan alle adspiranton afgenomen
te 's-Gravenhage, vermoedeiyk in de tweede
helft der maand Juli a. s. Het mondeling
examen zal eveneens te 's-Gravenhage worden
gehouden in Juli of Augustus a. s. "Voor eene
tweejarige opleiding aan boord van Hr. Ms.
wachtschip te Willemsoord wordt betaald
ƒ600, te voldoen in vier geiyke termynen,
en wel op 1 September en 1 April van elk
studiejaar.
Vóór of uiterlyk op 1 Juli behoort een op
zegel geschreven verzoekschrift te worden in
gediend aan den minister van marine.
Men zie verder de Staatscourant van 1 dezer.
Door de arrond.-rechtbank te Groningen
is, ter vervulling van eeno vacature van rech er
in dat college, opgemaakt de navolgende
alphabotische lyst van aanbeveling: jhr. mr.
W. Alberda van Ekonstein, substituut officier
van justitie by gemelde rechtbank; mr. A. J.
Carsten, kantonrechter te Zuidbroekmr. J.
A. G. Gockinga, rechter in de arr.-rechtbank
te Alkmaar
Door de arrond.-rechtbank te Winschoten is,
ter benoeming van een vierden rechter in dat
college, opgemaakt de navolgende alphabetische
lyst van aanbeveling: mr. A. J. Carsten, kan
tonrechter te Zuidbroekmr. G. T. J. De
Jongh, substituut-griffier by gemelde recht
bank mr. T. Sybenga, griffier by het kanton
gerecht to Beetsterzwaag. (Sts.-Ct.)
De heer C. Rogge hield Woensdag-avond
in den schouwburg te Deventer een voor
dracht over de Lombok-expeditie, ten voor-
deele van de commissie voor werkverschaffing,
waarmede hy veel succes had.
Te Haarlem is gistermiddag in het
gymnasium den te Groningen benoemden
hoogleoraar dr. C. H. Th. Bussemaker door
den heer J. Tadema namens de leerlingen
een album met hun portretten aangeboden.
De heer Bussemaker bleek dit zeer op prys
te stellen en dankte zeer hartelyk onder het
uiten van de beste wenschen voor hun aller
welzyn.
2)
Nu echter geraakte Hilda eerst in vuur.
„Wat u op den heer Schulze aan te merken
hebt, is uwe zaak. Ofschoon hy maar de
burgerschool bezocht heeft en slechts oen jaar
op do polytechnische school geweest is, moet
hy toch meer dan een eenvoudige sloten
maker zyn, want anders zou hy de wieler-
fabriek daarginds niet opgericht hebben en
met succes exploiteren. En als u iets tegen
zyne moedor hebt, doet u daarmede onrecht
groot onrecht!"
„Dat was eene formeele lee, die mejuffrouw
onze nicht ons daar gaf!" meende tante
Elizabeth.
„Pardon, tante!" antwoordde Hilda by-
draaiend. „Dat wilde ik volstrekt niet; ik
moet u dankbaar zyn, dat u my na den dood
van myn vader by u in huis genomen en u
zooveel moeite voor my getroost hebt; maar
hoe dankbaar ik u ook ben voor al uwe
goedheid, er zyn er veel meer, die dank ver
schuldigd zyn aan mevrouw Schulze, die de
behcoftigen in de geheele stad, menschen, die
haar eigenlyk niets aangingen, met raad en
daad bygestaan heeft, ook toen het haar nog
niet zoo goed ging en zy zich moest afsloven
om de zaak van haren overleden man voort
te zetten."
„Ja, het is eene brave vrouw!" bekende
tante Elizabeth, die door haar lang verbiyf
in goede Engelsche familiën gewoon was, de
waarheid te huldigen, ook als het niet met
hare oogmerken strookte.
„Wat hebt u dan tegen de menschen?"
vroeg Hilda, als eene echte Eva's dochter
party trekkend van deze bekentenis.
„Dat zy niet tot de notabelen behooren,
waartoe wy ons mogen rekenen," antwoordde
tante Joséphine met trot».
„Het is inderdaad een groot ongeluk, niet
genoodlgd te worden op de koffiepraatjes van
de echtgenooten van den burgemeester en
den apotheker 1" antwoordde Hilda gevat.
„Maar ik betwyfel het ook, of mevrouw Schulze
zich met deze kletspartijen zou amuseeren."
Tante Elizabeth zag bare nicht verschrikt,
maar niet onvriendeiyk aanhaar, die de
grooto wereld had leeren kennen, waren deze
damesgenoegens der kleine stad dik wyls meer
dan kleinsteedsch voorgskomsnJoséphine
echter, in hare heiligst» gevoelens gekrenkt,
verhief zich met al de waardigheid, waarvoor
zelfs de eerste klas van het vroeger door haar
bestuurde instituut gebeefd had, en beval de
oproerige Hilda: „Je gaat onmiddeliyk naar je
kamer, die je vandaag onder geene omstandig
heden meer verlaten zult!"
Hilda bleef rustig staan, schudde het hoofd
en zeide met de meeste bedaardheid„Tante,
u vergeet zeker, dal Ik al achttien jaar ben;
ik laat mij niet moer opsluiten!"
„Ondeugend kind, ik zal mijne hand van je
aftrekken! Wat wil je dan beginnen?'
„Ik heb al eene betrekking" antwoordde
Hilda met] onverstoorbare kalmte, „als boek
houdster en correspondonte by de firma Weduwe
Karei Schulze en Zoon."
„Loop heen met je SchulzeIk zou wel
eens willen weten, hoe je die betrekking moet
vervullen
„Zeer goedl Ik heb ginds reeds practisch
gewerkt en my hier theoretisch ontwikkeld,
terwijl u meende, dat ik zat te studeeren.
Het is voor 't overige ook tyd, dat ik u niet
langer lastig val.'1
„Dat doe je niet", draaide Joséphine by.
„Bovendien, wat is dat voor geestdoodend
werk I En waartoe behoef jy je te vernederen
tot eene betaalde loonarbeidster, terwyi je nu
tot de eerste dames der stad behoort, ja,
nog meer, terwyl je spoedig eene plaats kunt
innemen, die
„Josóphinel" waarschuwde Elizabeth, wie
het trotsche flikkeren van Hilda's oogen niet
ontgaan was.
Hilda wilde dan ook juist een antwoord
geven, zooals alle jonge meisjes er een geven,
als men haar van een onaangenamen huwe-
lykscandidaat spreekt, toen deze tot zyn on
geluk juist binnenkwam.
De hoer doctor Gottlieb Knebler was de
tegenwoordige eigenaar en bestuurder van de
school, die tante Joséphine gesticht en tot
hoogen bloei gebracht had. Een heer, een goede
dertiger, een lang niet onaangename ver
schijning, integendeel, een niet geheel mis
lukte combinatie van een schoolmeester en een
reserve-officier. Maar deze niet geheel mislukte
uitwendige combinatie was helaas ook naar
binnen geslagen, zoodat hy didactisch sprak,
waar een frisch, kernachtig woord op zyn
plaats zoude geweest zyn, en dikwyis scherp
uitvoer, waar een vriendelyke vermaning veel
beter zoude hebben gewerkt. Hy viel dan ook
cirect in de brandnetels.
„Ei, ei, juffrouw Hilda, zoo geéchauffeerd
Ik hoop, dat ik u niet stoor.''
„Evenmin 3la de bliksemafleider bier op
het huis," antwoorddo Hilda. „Integendeel!
Maar gy excuaoert my wel, doctor, ik heb
kamerarrest." Daarmede keerde zy den „blik
semafleider" den rug toe en wilde het tooneel
van den stryd verlaten.
„Je kunt hier biyven", zeide tante Joséphine
genadig.
„O, wat moet ik hooren l" riep de school
meester Knebler, terwyl hy het voorhoofd
fronste. „Maar", voegde de reserve-luitenant
er)] galant aan toe, „nu uw tante tegenbevel
gegeven heeft, zult gy ons toch niet het ge
noegen van uw gozel88chap berooven. Ik
wilde my bovendien de vryheid veroorloven"
hier trad Knebler in eene derde qualiteit als
dichter op - „eenige producten myner muze
aan uw oordeel te onderworpen."
Hilda's oogen blonken boosaardig. „Ja, tante
Joséphine", zeide zy, „dan moet ik wol blyven.
En nog meer daar doctor Knebler het
dichten niet laat, zal ik ook wel het pianospel
niet mogen opgeven."
Tante Joséphine zag de kleine heks be
straffend aan; tante Elizabeth daarentegen
kon een glimlach niet dan met moeite onder
drukken.
Knebler echter, die in 't eerst geen ver
band tusschen zyne gedichten en Hilda's
pianospel kon vinden, vroeg onschuldig„Com
poneert gy, juffrouw? Hebt gy misschien al
een myr.er gedichten op muziok gez't?"
„Ik?" lachte Hilda, „ik heb heelemaal geen
aanleg voor muziek."
Nu was het er uitl Hilda had bemerkt,
dat de doctor hare boosaardige opmerking
niet begrepen had en zonder voorkennis van
wat er aan voorafgegaan was, ook niet be-
grypen kon, en daarom was zy duidelyk ge
worden - zóó duidelyk, dat doctor Knebler
een schrift, 't welk hy reeds uit den zak
gehaald bad, weer in den zak stak on gekrenkt
opstond, om te gaan.
Hilda had niet zonder opzet gehandeld. Zy
wist zeer goed, dat de doctor zyne aanzoeken
om heur hand niet zou opgeven, zelfs wan
neer zy zich tegenover dezen zoo koel mogelyk
gedroeg, daar by door hare tantes gesteund
werd. Nu had zy zyne dichters ydelhoid ge
krenkt; miz3chien hielp dat. Het bad or wel
iets van.
„Wilt gy al gaan, doctor?" vroeg tante
Joséphine verschrikt.
„Ja, ik val niet gaarne lastig," antwoordde
Knebler koel. „Het schynt, alsof ïnUne be
scheiden proeven geene genade in de oogen
van juffrouw Hilda vinden."
„Dat mogen zy ook niet" zeide deze op
recht. „Spreek zelf, doctor, gy maakt
„Maken 1" viel Knebler baar verontwaardigd
in de rede.
„Ik kan toch niet zeggengy dicht meestal
minnedichtendat zou eene atylfout zyn, en
ik zou eene berisping krygen - dus ha
nu heb ik de rechte uitdrukking gy dicht
meestal van de liefde, en dat is toch niets voor
jonge meisjes. Nietwaar, tante Joséphine?"
Vervolg ommezijde.)