N°. 10721.
Maandag 4 Februari.
A». 1895.
<§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en (feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Feuilleton.
Het geheimzinnige doosje.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post 1*0.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTËN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17). Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Derde Blad.
Praatjes over Knust.
Vlokken.
XLIX.
H. G. Ibels in den „Hangsolien Knnstkring."
rJammer dat er in take „Kanstoritiek" tegen
woordig ruik een ontzettende humbug hccrscht."
De naam, dien Ibels zich gemaakt heeft in
zekere fijnvoelende interieurs, die 't met kunst
wèl meenen, berust inderdaad op werk als
thans in den „Haagschen Kunstkring" te zien
wordt gegeven. Deze expositie is niet alleen
kenschetsend, maar ook representatief voor
het machtige talent van dien uitmuntenden
teekenaar. Men heeft dezen 26-jaiigen artist
geen beteren dienst kunnen bewezen dan door
hier zfin beste studies te exposeeren. Alles,
de bfister knappe teekening, de mooie gedachte,
en vooral de uitdrukking, alles bekoort en
schenkt genot. Deze kunst, hoe weinig zü
ook begrepen moge worden, is allereerst
„Sereen" Mon doet heel verkeerd Steinlen
bij Ibels te vergelijken. In Ibels zit stellig
iets van het sculpturale, dat Daumier kenschetst.
Een criticus, dio tegenwoordig vrijwel als
„niet op de hoogte wordt beschouwd, beweert
in zfin boosheid dat de „Haagsche Kunstkring"
een „Prentjeskoop" is, want, zoo zegt hij,
„dezelfde prent hangt in meerdere exem
plaren"Deze bedaagde onkundige heer
verwart de oorspronkelijke teekening met de
reproductie, die, volledigheidshalve, hier beiden
eene plaats verkregen.
Ibels is de teekonaar van de povere gym
nasten, van de trieste café-chantant-types, van
de arme lieden achter de schermenbij uit
nemendheid.
„Blanc, Rose et Rouge" vind ik wel bet
mooiste, dat in den „Kring" te zien wordt
gegeven.
Op den voorgrond een starende Pierrot, in
gedachten verzonken, steunend zijn kin met
de hand. Achter het scherm Colombine,
gekust door Arlequin, van wiens kleed nog
met een glimp de ruiten te zien zijn. En
op een tafel zfin, met een paar juiste vegen,
nog even een champagneflesch en twee glazen
aangeduid. Een komisch-tragisobe voorstelling,
met sobere middelen door een waar artist weer
gegeven 1
En er zfin nog andere prachtige dingen van
Ibels daar te genieten. „Pierrot Assassin",
„Eventail du Café Concert", „Acrobates".
„Maquette de l'afflche A. Móvisto", etc. Maar
waartoe opsomming? Stadgenooten, belang
stellende in kunst, zullen stellig naar den
Haagschen Kunstkring opgaan. Op de jongste
expositie van „Moderne Pransche Prentkunst"
in de Lakenhal alhier heeft mon even kennis
met Ibels kunnen maken; in den Haagschen
Kunstkring kan thans zfin heerlijk talent vol
lediger worden bestudeerd, en naar ik hoop nog
meen-- en beter worden begrepen eu gewaar
deerd.
Al zeg ik in ni\jn „Vlokken" („et pour
cause") weinig over „litteraire" kunst, nu en
dan zal eene uitzondering wol geoorloofd zfin.
Want als de ruimte van dit ephómère blad
het toeliet, zou ik nu heel wfidloopig-waar-
deerend willeD schrijven over dat kleine bandje,
dat Frans Coenen Jr. onder den bescheiden
titel van „Studies" do wereld inzond.
Slechts vier verhaaltjes: „Een treurig sterf
geval", „een avond", „angst" en „kermis",
bevat dit boekdeeltje.
Misschien zal men mfi waanwfis vinden,
mneer ik hier beweer dat men allereerst
schrfiver begrijpen moet, vóórdat men hem
nxooi zal kunnen vinden; toch waag ik mfi
gaarne aan die veroordeeling.
Dit werkje is met een melancholische liefde
geschreven, voortgekomen uit een fijnbesnaarde
denkersziel.
Opwekkend stemt de lectuur zeker niet, en
„tevredenen" zou ik de lezing niet durven
aanbevelen.
Maar zfi, die meevoelen in deze tfiden, en
't waardeeren wanneer een artist (ook litterair
mooi) het ontleodraes in de schrfinendste won
den zet, zullen in Coonens „Studies" genot
vinden. De schrfiver van „Verveling" heeft
een grooten stap voorwaarts gedaan, en, vol
gens mfi, in de goede richting. In den laatsten
tfid heb ik geen mooier boekje gelezen. Er zfin
bfizonder goed-goschreven bladzfiden in.
Ik geloof dat het fètceren van onzen
71-jarigen Nestor der Schilderkunst Jozef
Israels al vrfi ongelukkig is gebeurd.
Een verschrikkelijke hulde met vreeselfike
„speeches" allereerst in „Pulchri". Toen een
oiner, waaraan artisten konden aanzitten, die
f 17.50 betaalden, en ook niet artisten,
hooggeleerden en hooggeplaatsten, die voor
Israbls' kunst zelf misschien weinig gevoelen,
ook „mode-menschen".
Dit diner was, dunkt mfi, wel de ergei^.jkste
„hulde", die o. a. door do redactie van den
„Spectator" in No. 4 onder 't motto „Artistieke
Maaltfiden" „ad rem" aldus gepersifleerd werd
„KuD8twaardeering: Plutocratie fin-de siècle
f 4 17.50."
Maar zulk een ön artistiek dinertje wordt
gauw vergeten, doch wat blfivend blfift, dat
is dat allerongelukkige tegeltableau, dat, als
(„comble") gebakken werd. Met „banaal" i6 dit
geschenk van artisten en eerbetooners nog niet
voldoendo aangeduid. Vervormde misdrukken
naar de werken van den Meester, uit hun ver
band gerukt en te zaam geperst in eene oneigen
lijke eikenhouten oralfisting, kunnen zeker
niet als „geschenken" aan Israels worden
aangemerkt.
Ook geeft helaas de tentoonstelling in „Pulchri"
geen waardig beeld van Israels' zwoegen, en
toch blfift dit het mooiste eerbetoon aan den
Meester.
„Als men oud wordt" en „Portret van
Professor J. R. Thorbecke" beidon thans in
„Pulchio" zfin stellig de fraaiste specimina
van Jozef Israels' kunst.
Een luitenant eene causerie te hooren
houden, waarbfi zeer waardeerend over „het
nieuwe" in de literatuur gewag wordt gemaakt,
behoort stellig wel tot de zeldzaamheden.
Maar do heer Van Nes, te Arnhem, heeft dan
ook vroeger reeds bnwezen meer dan enkel
luitenant te zfin. Zelf p^setl en teekenstift
niet onverdiensteh k hmtoerend, bezit bfi
bovendien eene helan^n ke collectie van werken
onzer moderne schil ersi hool.
In meer dan één opzicht is de lezing, door
genoemden heer Woensdag jl. in de Geldersche
Maatschappij voor Geschied- en Letterkunde
„Prodesse Conamur" te Arnhem gehouden,
interessant, en stellig zullen enkele bezoekers
groote oogen hebt-en opgezet. De heer Van
Nes dan wilde spraken van het Nieuwe, niet
alleen omdat 't zéér van onzen tfid is, maar
óók, omdat bet mooi, warm en waar is. Ge
iukkig wordt het kringetje van hen, die heel
het doen van de jongeren zoo „raar" vinden,
al kleiner en kleiner. Er is voor de letterkunde
der generatie van '80 eene belangstelling zóó,
als voor dio der vorige niet is geweest.
Men stelt booge eisciien tegenwoordig en
dat is gelukkig. Het onderscheidingsvermogen
is gegroeid en dat is verblfidend, want dat
heeft ons meer kunst gegeven. Dat heeft ons
gegeven en gaat voort ons te geven mooie
artikelen in couranten, over boeken en over
literatuur-toestanden, over tooneel en over
periodieke geschriften. Er is verjongd leven
en nieuw leven in de intellectueele wereld!
En dat heeft het „nieuwe" gedaan. Reeds
hierom moet men de zoogenaamde Nieuwe
Gidsors dankbaar zfin, maar om vóél uit
muntend werk, dat zfi leverden, óók.
Nog dit uit het verslag, dat de „Arnhem-
sche Courant" bevat. De heer Van Nes
heeft gehekeld het „raar" vinden van nieuwe
kunst, die niet werd begrepen, of niet begre
pen wilde worden door sommige kleine en
bekrompen zielen. En.... (even, maar hóól
aardig komt de officier der rfidende artillerie
aan het woord): Het sterkste bewijs voor de
bewering, dat het „nieuwe" noodig was als
brood en dus alleen daardoor al goed, ligt
wel hierin, dat er in de ontwikkelingsperiode
van do jonge letterkundige richting geen enkel
brok goed en geestig proza is verschenen om
den lof van het „oude" te zingen en het
nieuwe op de kaak te stellen. Waar is de
dichter van het oude, die één krachtigen
degenstoot aan de nieuwe genoratio heeft
toegebracht? Waar zfin de letterkundige tirail
leurs van de oude garde, die hun vernietigend
snelvuur van bfitende, spottende en parodiöe-
rende zinnen tegen de Nieuwe Gidsers hebben
uitgebracht over zóó stout hun doen?Waar?
Waar?
Van Jac. Van Looy en van Willem Kloos
werd proza en poëzie voorgedragen, o. a. het
bekende mooie sonnet van den laatsto, (dat
ook in dit blad een plaats yond) beginnend
met „Zooals daar ginds aan stille blauwe
lucht". Over „Verzamelde opatellen" van Van
Deyssel zegt spreker:
„Ik heb daar gezeten, met bet breede boek
voor mfihet boek met zfin sober-artistieken
omslag en karakteristieke letter; het boek met
zfin proza, dat heel het litteraire Holland met
ontzag vervulde. Ik heb daar gezeten in pieus
bewonderen met de oogen dicht bfi de letters
en dan weer do letters vèr van de oogen, ze
toedoend, om de woorden te laten naklinken
in mfin ziel. Ik heb daar gezeten
Of ons leger veel van zulke fijnbesnaarde
luitenants telt? C. V.
EERSTE HA9IEK.
Nadat het wetsontwerp omtrent Opsterland
was aangenomen met 41 tegen 2 stemmen
(tegen stamden de heeren Engelberts en Breu
ning) werd ook het ontwerp omtrent West-
stellingwerf aangenomen.
Daarna kwam aan de orde het hoofdstuk
Binnenlandsche Zaken.
De heer Van Boneval Faure verdedigde het
vervallen van het proefschrift voor juristen.
Hfi drong voorts aan op wfiziging van art.
58 der wet op het hooger onderwfis, met dien
verstande, dat een hoogleeraar na zfin emeri
taat op 70 jarigen leeftfid het recht beboudt
zitting te nemen in den Senaat, met raad
gevende stem.
Do heer Verheijen heeft reeds jaren geleden
aangedrongen op den bouw van een Museum
voor Natuurlfike Historie te Leiden en ver
heugt zich, dat deze minister tot dien bouw
wil overgaan. Hfi wenscht vervolgens, dat de
minister een einde zal maken aan den toestand,
dat de Nederlandsche reddingsmedailles gede-
preciöerd worden, omdat alleen voor het dragen
der vreemde medailles vergunning noodig is.
De heer Brecbaart verheugt zich dat de
minister bfi de volgende begrooting zal over
wegen het steunen van het particulier initia
tief voor veefokkerfi door het verleenen van
subsidie. Spr. acht het volstrekt noodig, dat
door bevordering van do veeteelt de Regeo
ring den landbouw steune, waar men in 't
algemeen geen graanrechten schfiut te willen
en het vrfihandelstelsel blfift huldigen.
Do heer Viruly ondersteunde den heer Yer-
hefien in diens wensch naar een Museum
van Natuurlfiko Historie te Leidon; ook het
Ethnographisch Museum aldaar eischt echter
voorziening. Verder dringt hij aan op het aan
stellen van vrouwelfiko verpleegsters voor
arme Ifiders in hot Academisch Ziekenhuis te
Leiden en geeft hfi eenigo wenken omtrent
de verpleging.
Do heer WerÜicim komt op tegon de zin
snede in 's ministers antwoord omtrent het
onderwfis: „dat de geest van het onderwfis
afhangt van de omgeving"; hfi heeft indertfid
gozegd geen transactie meer te willen op het
gebiod van hot onderwfis met de kerkelfike
partfien, maar hfi wil ook geen transactie met
de sociaal democraten, al waardeert hfi ieders
overtuiging. Die zich niet neerlegt bfi art. 28
der Onderwfiswet, miskent de school en be
hoort er niet op thuis. Hfi verzocht dus toe
lichting van 's ministers woorden, naar bfi
hoopt in oen voor het openbaar onderwfis ge
ruststellenden zin.
Gemeenteraad van Haarlemmermeer,
Tegenwoordig 10, afwezig 7 leden.
Voorzitter de heer J. W. Lantzendorffer.
De Voorzitter wenscht de leden geluk in
deze eerste zitting des jaars.
lo. Worden meegedeeld beschikkingen van
Ged. Staten tot goedkeuring van Gemeente
rekening 1893.
2o. Supp. begrooting 1894, besluit tot aan
gaan eener geldleening ad f 1500; besluit tot
betaling uit den post voor onvoorz. uitgaven
1894, Supp. kohier omslag 1894.
Modedeeling wordt gedaan:
lo. Van verdaging der goedkeuring derbo-
grooting voor 1895, uitslag van aanbestedingen.
2o. Het Supp. kohier Hondenbelasting wordt
vastgesteld op f 5.
3o. Teruggaaf van belasting verleend aan
den onderwfizer H. J. v. d. Linde voor 3 maan
den ad ƒ0.625.
Tot leden van het Burgerl. Armbestuur
worden benoemd de heeren H. C. Van Staveren,
C. Vreugdenbil, J. De Heer, J. Commandeur,
R. J. Visser, G. J. Van Vuuren en H.
Meisterman.
5o. Een voorstel tot wijziging van het
reglement van het Burgerlfik Armbestuur in
dier voege, dat zal worden benoemd een tweede
voorzitter, wordt goedgekeurd.
6o. Wordt behaodeld eene nota van Ged.
Staten, houdende aanmerkingen op de be
grooting 1895 betreffende den post subsidie
van bet Rfik inzake onderwfis.
7o. Eervol ontslag wordt verleend aan mej.
G. F. Kesper, als onderwfizeres, ingaando
1 Maart 1895.
8o. Tot onderwfizeres wordt benoemd mej.
M. Van Vliet, ingaande 1 Jan. jl.
9o. Aan de commissie voor do gemeente
werken zal ora advies worden gezonden een
schrfiven van den districts-schoolopziener, over
het bouwen eener nieuwe school nabfi Halfweg.
lOo. Een schrfiven van T. Folmer en anderen,
verzoekende herziening of vermindering van
schoolgeld voor m. u. 1. onderwijs, zal om
advies worden gesteld in handen van Burg.
en Weths.
llo. Aan gemeld college in handen gesteld
een adres van C. v. Groningen, te Nieuw-
Vennep, verzoekende verbetering van den
Dorpsweg.
12o. Met ingaog van 1 Febr. wordt aan de
onderwfizeres raej. A. T. Van Beneden eervol
ontslag verleend.
Eenige bezwaarschriften wegens hoofdelfiken
omslag worden met gesloten deuren behandeld,
nadat de openbare vergadering was gesloten.
Gemeenteraad van Koordwfik,
Afwezig met kennisgeving, wegens onge
steldheid, de heoren J. Hogeveen en A. W.
Alkomade.
Nadat de vergadering met een welkomst
groet bfi de wisseling des jaars geopend is,
wordt do heer F. J. Parlevllet op de gebrui
kelijke wijze geïnstalleerd als lid van den
Raad.
De notulen van de vorige zitting zullen in
oen volgende vergadering gelezen worden,
daar de secretaris door heeschhoid daartoo
thans niet in staat is.
Eenige ingekomen besluiten van Ged. Staten
tot goedkeuring van Raadsbesluiton worden
voor kennisgeving aangenomen.
9)
Toen biolil 74) een elegant klein zakdoekje
voor baar neus en mond en naderde het bed.
Sprat eprong ineens op 't bed en stond daar te
keffen en liet zijne tanden zien, alsof bij ieder
beletten wilde, dichter bjj bet ïyk te komen.
Neem dien akeligen hond weg, zei de
dame, on Morton Dam Sprat vriendelijk onder
den arm, waar de kleine hond vergeefs pro
beerde los te komen.
Ik wil dien bond niet in buis bebbeD,
zoide lady Senfrey, terwijl 2ij naar de stu
deerkamer torugkeerde. Ik wil niet door
die verwenschte keffers worden lastig ge
vallen.
Maar dit was de lieveling van zijn lord
schap, pleitte Morton. Da arme Sprat had
geen kwaad in den zin, maar zijn lordschap
bedierf hem heelemaal. Hij sliep iederon nacht
op zijn bed en z(jn stem was klankloos ge
worden als zijn lordschap nog loefde, zou
't hem erg gespeten hebben, als men Sprat
eenig kwaad deed.
Het kan m(j niet schelen, wiens hond
het is of geweest is, antwoordde lady Sen
frey nijdig. - Ik wil geen keffende honden in
huis hebben; ik haat ze. Ik denk altijd aan
hondsdolheid, als ik er een zie. Laat mij het
dier niet meer zion.
Morton drukte den kleinen hond vaster
tegon zich aan en antwoordde niet.
Joon lady Senfrey zich naar lord Bent
wendde, om hem aan te spreken, die dit alles
zwijgend had aangehoord, naderde ik Morton
en zeido:
Dit was dus de hond van zijn lordschap?
Ja, meneer, zeide de man, en het is
een lief hondjo. Ik weet niet, wat met hem
te doen. Ik durf hem zelf niet houden.
Mylady mocht het eens ontdekken.
O, viel ik hem in de rede, zij zal bin
nen een paar dagen alles vergeten z(jn; dan
zal zü er wel andera over gaan denken.
Neen, meneer, dat zal ze niet, antwoordde
de man, en hij fluisterde: Ik ken deze
mevrouw; zjj heeft een zeldzaam geheugen
en niet meer gevoel dan een steen.
Het spijt mij, hernam ik togen den
knecht. - Gy behoeft niet ver te zoeken om
oen huis voor Sprat te vinden, en een goed
ook, ton minste zoo goed als ik hem er een
kan geven. Als gy bemerkt dat gU afstand
van hem moet doen, breng hem dan by my,
en ik beloof je, dat hy als oen prins onder
de honden zal worden behandeld.
Dank u, zeido de man op warmen toon,
hartelyk dank.
Ik wa3 zóó begaan met het lot van den
armen Sprat, dat ik niet bemerkt had, dat
lady Senfrey em lord Bent in druk gesprek
waren aan het venster van de studeerkamer.
Ja, ik vond het een schandaal, zeide de
dame. Hy heeft 5000 pond aan die onbe
schaamde vrouw nagelaten, en HendersoD,
onze zaakwaarnemer, zegt dat het onmogelyk
is, om er eene aanmerking op te maken,
't Is catuuriyk, dat hy by zijn leven kon
doen met zyn gold wat hy wilde, maar ik
vind dat, nu hy dood is, het geld moest
komen aan hen, wien het rechtmatig toekomt.
Met uw verlof, mevrouw, hernam lord
Bent met een grlmmigen glimlach. Het
is my duideiyk, dat zy het krygen, wien 't
volgens ds wet toekomt. Ik denk, dat gy wilt
zeggen, dat het hun moest toegewezen wor
den, aan wie 't rechtmatig toekomt. Maar
wy weten allen, dat de termen niet syno
niem zyn.
Ik kan er niet by, vervolgde de dame
bitter, waardoor eon schepsel als Dorothea
Anderson zoo'n invloed ovor Alfred heeft
kunnen verkrygen, dat hy haar naam in zyn
testament heeft gezet; en Henderson heeft
ons gezegd, dat als Alfred de lieve Georgina
getrouwd had, het testament nietig zou ver
klaard zyn, en dat, al ware hy een dag na
zyn huweiyk gestorven, dat mensch niots
gehad zou hebben.
Ik luisterde met de scherpste belangstelling.
Dat was weer een persoon, voor wie de
dood van lord Senfrey oen groot voordeel was
geweest.
Ik kende Dorothea Anderson zeer goed by
naam.
Het kwam my heel vreemd voor, dat een
man, die, als wyien lord Senfrey, zoo goheel
en al op de hoogte was van de streken en
listen der wereld, iemand als Dorothea Anderson
waardig had gekeurd om in zyn testament
te staan. Zy was een der knapste en be
kwaamste actrices van 't Sheridan theater,
maar ik wist ook, dat zy geen greintje ge
voel had.
"Wist Dorothea Anderson, dat door 't huweiyk
van lord Senfrey het testament geen waarde
meer zou hebben?
Het staat by my vast, dat eene vrouw ge
voelloos genoog is om het hart van een man
te breken, zonder er iets om to geven wat
er van hem wordt, on Dorothea Anderson
had zoo iets meor vertoondzy was tot iedere
misdaad in staat, die baar van pa3 voorkwam.
Ondersteld dat harteloosheid en moed ge
paard gaan en vrouwen zyn vaak moediger
dan mannen, en daarby aangenomen dat 't
gewenschte einde alleen door een misdaad
kan bereikt worden, dan houd ik het er voor,
dat een wezeniyk gevoellooze vrouw niet
aarzelt, een misdaad te begaan, en nog vaker
er een ander toe aanzet, om door een misdaad
haar doel te bereiken.
Daarom hoorde Ik met groote belangstellmg
lady Sonfrey's verslag aangaande Dorothea
Anderson aan.
Ik bedacht my, dat zy, wat gevoelloos
heid betrof, zoowat geiyk stonden, en dat zy
beiden zeer bevoordeeld waren door Senfroy's
dood.
Gy weet heel wel, Agatha, waagde de
nieuwbakken pair verlegen te zeggen, waarom
Alfred dat meisje het geld naliet. Hertestament
is duidelyk genoeg. Alfred zegt dat hy de
vrouw, die hy gedurende korten tyd met
onverdeelde liefde beminde, verzorgd achter
wilde laten. Ik moet bekennen dat ik die
ridderlykheid niet begryp.
Ik kan het best bsgrypen, antwoordde
lord Bent droogweg. Uws broeders karakter
verschilde hemelsbrood van bet uwe.
Lady Senfrey stoof op by deze terecht-
wijzing.
Alfred was een dwaast riep zy uit.
Onget.wyteld, was 't kalme antwoord van
lord Bent; de meeste rechtschapen lui zyn
volgens do meening der wereld dwazon.
"Wilt gy dan beweren, dat het de han
deling van oen verstandig man was om vyf-
duizend pond na te laten aan de vrouw, van
wio hy zelf verklaarde dat zy zyne liefde
onwaardig was?
De oude edelman bleef onverzetteiyk by
zyne meening.
Neen, waarde mevrouw, antwoordde hy,
volgens da tegon woordigo opvatting was 't
verre van verstandig. In myn jeugd zou
men dat waarschynlyk anders opgevat heb
ben. Eergevoel en ridderlykheid waren toon
nog niet goheel uitgedoofd. Do arme Senfrey
was geen man van zyn tyd. Hy had eigen-
ïyk myn tydgenoot moeten wezen. Hy had
zulke onderwetsche begrippen over wat recht
vaardig en goed waal
En toch, antwoordde lady Senfrey op
hatolyken toon, zegt men, dat by 't hart
Van 't Italiaansche meisje brak en do oorzaak
van haar zelfmoord was.
Wie zegt dat? vroeg lord Bent.
Men zegt het.
Wie zegt hot? Welke menschen zeggen
het? Noem my hunne namen.
O, val m|j niet lastig met namen! ant
woordde de dame, in 't nauw gebracht.
Iedereen zegt het. De bladeren zeggen het.
(Wordt vcrcolgi.)