Al°. 10709.
Maandag SI Januari.
A*. 1895.
(§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Derde Blad.
Leiden, 19 Januari.
Feuilleton.
IRIS.
LEIDSCH
DAG-BLAB.
PRIJS DEZER COURANT:
"Voor Leiden por 3 maanden. f 1.10.
Franco per postB 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Offioiëole Hennisgevinffen.
HEItlJH.
Burgemeester en Wethouders van Leiden, gezien
het beeluit van de Gedeputeerde Staten dor pronnoio
Zuid Holland, van den llden December 1894No.77/1
(Provinciaal blad No. 64), hoodendo bepalingen van
de tijdstippen van don herijk der maton en ge
wichten in verschillende gemeenten in deze provincie,
voor het jar 1895;
Brengen ter algomeone kennis dat hot I.Tkkantoor
in dezo gemeente gedurende de maanden Januari
Februari en Maart, geopend zal zijn op iederen
Dinsdag, Woensdag Do nderdag en Vrijdag, van des
voormiddags 9 tot des namiddags 3 uren, voor het
doen ijken van mate en gewichten.
Voorts dat volgens hoelatt van don Minister van
"Watorstaat, Handel en Nijverheid van don 27éton
October 1894, de letter f in den gewonen Bchryfvojm,
bestemd is tot goedkeuringemerk bij den ijk der
maten en gewichten on hg dên ujk van gasmeters de
Koninklijke Kroon, terwijl het kantoormcrk voor de
gemeente Leiden is het cijfer 7 en eindelijk dat de
maten en gewichten, op gevaar van ttraf, voorzien
moeten blyven van de vereischte stempelmerken,
dat dns bet laatst geplaatste goedkeurmgsmerk
voortaan gedurende twee jaren ongeschonden moet
worden bewaard, zoodat in verband daarmoilo de
herijk van maten en gewiohton, 'voor de inwoners
V&q deze gemeente, dit jaar niet verplichtend is.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
4 Jan. 1695. E. KIST, 8ecretaris.
Nu den 13den Januari 11. het gebouw
van de Christelijke Wykvereeniging aan bet
Levendaal 20 jaren heeft bestaan, is door ds.
6. H. J. De Wolff weer een verslag opgemaakt
voor allen, by wie hy eenigo belangstelling in
tyn arbeid kon veronderstellen. Sinds 1891
deed hij dit niet. Geen geschikter tijdstip dus
dan 13 Januari 1895, om dit stilzwijgen to
verbreken. Er zijn er gewis, die wel eens
woten willen, hoe het met de Chr. Wykver-
eeniglng gaat.
„Een arbeid van twintig jaren" zoo be
titelde hy ditmaal het verslag. Niemand
make intusscben daaruit op, dat hij van
die twintig jaren een en andor vertellen
zal. Behalve, zoo zegt hi), dat zeer veel niet
voor openbare mededeeling geschikt is, is er
ook veel, dat ons belangrijk toeschijnt, omdat
■wij het zelf hebben ervaren, maar anderen
volstrekt niet interesseert. Maar bovendien, wij
hebben de fout begaan om niets van onze
ervaringen op te teekenen. Jammer genoeg,
maar er is nu niets meer aan te doen. De
schrijver herinnert echter, wat hy by de in
wijding van het Wykgebouw „Pniël" uitsprak
'.Nooit had ik gedacht, dat do arbeid onzer
wykvereeniging, zeer in het klein aangevan
gen, zulk eene uitgebreidheid zou verkrygen.
Ik heb dan ook nooit beproefd vooraf bet
terrein van onzen arbeid af te bakenen. Ik
ben gebracht van het een tot het ander.
Niet i k heb het zoo gewild, het is onder Gods
leiding zoo geworden; het een is uit het
ander voortgevloeid."
De schryver brengt daarop eenige feiten in
herinnering en eenige personen, die door hun
belangstelling nauw aan het gebouw verbon
den zyn en die by met dankbaarheid gedenkt.
Wat een moeite heeft het gekost om het
vereischte kapitaal voor aankoop en verbou
wing van het oude gebouw byeen tekrygen.
Toen dr. Gunning zyn „Pniël" opende en zyn
hoorders mededeelde, hoe bereidwillig hij van
verschillende zyden krachtig geholpen was,
dacht ds. De Wolff: „wat zyn de tyden ver
anderd I" Toen hy aanving, welk een getob l
Wat een reizen en trekken met het collecte
boekje in den zak, vaak^ ook een vruchteloos
vragen om steun! „Hier in Leiden hadden
wy," zoo scbryft hy, „byna alleen de mede
werking der minvermogendenhet aantal ge
goeden, die met volle sympathie steunden,
was klein. Velen zagen er eene gevaarlijke
concurrentie in met de Zaal Noordoinde. Ver
beeldt u I het eerste antwoord op onze vraag
was een schryven van nu een reeds lang over
leden ingezetene dezer stad„Voor een wyk
gebouw op het Levendaal geef ik geen cent,
Hoe moet het dan met de aandeelen van de
Zaal Noordeinde gaan?"
Niet zeer vriendeiyk, allerminst bemoedi
gend! Intusschen, wy duiden het niemand
euvel, dat wy toen zoo weinig steun vonden,
ons Wykgebouw was, indien ik my niet
vergis, na het Koning Willemshuis van ds.
Adama van Scheltema te Amsterdam, het
eerste in ons Vaderland; het nut van zulk
66D gebouw werd door weinigen ingezien, de
behoefte er aan door slechts enkelen gevoeld."
De commissie heeft dan ook ten slotte tot
een hypotheek de toevlucht moeten nemen,
al ontving zy zy herdenkt dit mot dank
baarheid uit Den Haag en uit Amsterdam
van welbekende voorstanders van christelyken
arbeid, honderden. Met die hypotheek
worstelt zy, helaas! nog, al is zy ook belang
rijk verminderd.
Toen dr. Gunning met zyn wykarbeid begon,
voorspelde men ds. De Wolff: „Dominee, dat
zal u geen goed doen", en hy dacht het ook
wel eens; het tegendeel is gebleken. Nadat
hy door de ontvangst van verschillende legaten,
duizend gulden had kunnen afdoen, kreeg hy
in 1893 tot tweemalen toe een gift van vyf-
honderd gulden en in 1894 weder een. En
had de commissie, behalve de hypotheek, nog
een schuld van 400 gulden tegen spaarbank-
rente, door giften van honderd, vyftig, veertig,
vyf en twintig, tien en vyf gulden kon zy
deze geheel delgen. Zoo blyft een hypotheek
van 1500 gulden en een renteloos voorschot
van 1000 gulden. Groote vooruitgang dus.
De loopende behoeften worden echter altyd
meer en het aantal contribuanten neemt steeds
af door sterfgeval, verlrok naar elders, of
ook door mindere sympathie met de richting
van den wykpredikant.
By hot afdrukken van het verslag vernam
ds. De Wolff dat hy een jaarlyksche bydrage
van twintig gulden voor verhuring, tegen 1
Februari aanst. zal missen, torwyi by de
grondbelasting, van welke hy sinds 1891 was
vrygesteld, weder moet betalen. Iiy gaat dus
sprekende als voorzitter der Yereeniging,
byna vyftig gulden jaarlijks achteruit.
Wat de medearbeiders betreft, wordt ook
hier geen uitzondering op den regel gemaakt,
dat hoewel de oogst groot is, de arbeiders
weinige zyn. Maar des te meer waardeert
ds. De Wolff de hulp van hen, die hem ter
zyde staan: A. Van Borselen Jr., het hoofd
der knaponvereenigingen, mejuffrouw J. M.
Van Wyk, het hoofd der jongedochtors- en
meisje8vereenigingende Zondagsschool onder-
wyzers en -ondorwyzeressen, den medebe
stuurder de heeren H. M. Sasse en J. Zwets,
voorts ook dö presidente van de tweede af-
deeling der meisjesvereeniging, mej. A. Van
Borselen, enz., enz.
Tot degenen, wier dagelyksch werk het is
ten behoeve der wykbewoners te arbeiden,
rekent ds. De Wolff den godsdienstonder-
wyzer en de diacones. De eerste, de heer
Kok, is nu byna tien jaren werkzaam jongen
en ouden van jaren, gezonden en kranken
worden door hem bearbeid. En de diacones?
In zyn laatste verslag vroeg <Js. De Wolff om
gaven voor den diaconessenarbeid. Zy zyn
hem, door do medewerking van verschillende
dames, in ryke mate toegevloeid. Aan jaarlyk
sche inscbry vingen ontbrak hot evenmin, hoe
wel te voorzien was dat de loopende uitgaven
daardoor niet konden gedekt worden. In
middels stelde hy pogingen in het werk om
een wijkzuster te krijgen, gedurig klopte hy
tevergeefs aan, totdat hem door het bestuur
van het Haagsche diaconessenhuis hulp werd
beloofd. Veel dank brengt ds. De Wolff aan
de Haagsche dames, dat zy hem zuster
Petronella afstonden, die wel slechts korten
tyd zou blyven, maar tot biertoe nog werk
zaam is in zyne wyk. Wat zy voor de zieken
is, vraagt het dien zieken eens, zy zullen haar
om stryd roemen. Het is dan ook een heer
lijk iets, als zulk eene diacones rondgaat in
de wyk met bare lichamelijke verkwikking
en verzorging, waardoor do harten allicht
meer ontvankelyk worden. 1 Februari ver
trekt zuster Petronella weer naar Den Haag,
om vervangen te worden door zuster Johanna
uit Arasterdam.
Ook aan andere personen, die de uitwendige
belangen behartigen, brengt ds. De Wolff
dank, eveDals aan den trouwen concierge
Kenbeek. Dikwyls was er sprake van zyn
vertrek, wyi de taak zyne vrou.v door haar
groot gezin te zwaar viel. Gelukkig werd het
gevaar steeds afgewend, zoodat by nu twintig
jaren lang do belangen van het Wykgebouw
behartigd hoeft. Mocht het ooit noodig zyn
een plaatsvervanger te zoeken, zegt ds; De
Wolff, dan doe God or ons een vinden, even
trouw als ICenbeek en zyne gade!
De omvang van den arbeid is nog altyd
dezelfdo als in de laatste verslagen is gemeld.
Ds. De Wolff zegt daaromtrent het volgende:
De godedienstönderwyzer zet hot huisbezoek
getrouw voort, daarin eenigermate door be-
zoekbroeders gesteund. De kranken worden
door de diacones liefderyk geholpen en
dank zy veler hulp aan versterkend voedsel
ontbreekt het niet, terwyi het ééne noodige
hun steeds wordt voor oogen gehouden. Aan
de kinderen wordt in de kinderkerk en op de
Zondagsscholen het Evangelie gebracht; in de
eerste wordt de eerbied voor Gods Woord
wel eens gemist, hoezeer zou het te wenscheD
zyn dat do ouders medewerkton, om dezen
te bevorderen en de kinderen ooder de acht
jaar thuis hielden! Met de knapen en jonge
lingsvereenigingen, de meisjes- en jonge-
dochtersvereenigingen gaat het goed, al komt
het, vooral op den leeftyd van 12 tot 18 jaar
en ouder, by maar al te velen tot de keuze
om de wereld te dienen, zoodat zy ons ver-
verlaten. De zangvereeniging bloeit; de Hoer
werke door het lied maar veel aan de harten
der leden! By de bybellozing is een vry groot,
gehoor aanwezig, het getal wykbewoners
blyft echter steeds veel te klein. De mannen-
samenkomst wordt door 20 a 30 mannen
getrouw bezocht. Op de koffiemeetings komen
wy byna altyd plaats te kort, vooral doze
arbeid valt zeer in den smaak. Dat er by de
samenkomsten veel gezongen wordt, is niet
onbekend, maar wat men mot weet, is dit:
het gebouw heeft nu zyn eigen liederenboek.
Met bereidwilligheid werd verlof gegeven be
kende liederen uit andere bundels over te
nemen en de benoodigde som werd welwillend
geleend door een groot vriend van den wyk-
aroeid, aan wien het gebouw reeds veel te
danken heeft.
Aan het slot van zyn verslag scbryft ds.
De Wolff Helpt ons door met gaven onzen
arbeid, waarop zegen rust, te steunen; hoe
gaarne zouden wij na een twintigjarig getob
met den schuldenlast, er eens geheel van
bevryd worden. Helpt ons, niet het minst
door u zelven te geven!
- De christolykö zangvereeniging „Zingt
den Heer" alhier hoopt binnenkort eene uit
voering te geven
- De Engelschef mail met berichten uit
Indië wordt morgenochtend alhier verwacht.
- Tot onderwyzer aan do Christelijke School
te Alfen aan den Ryn is benoemd de heer
H. Batelaan, thans in dergelyko betrekking
werkzaam te Rotterdam.
- Donderdag avond gaven de Commissaris
der Koningin in do provincie Zuid-Holland
oir. C fock en movrouw Fock andermaal
een diner, waarvan de gasten waren de
buitengewone gezanten en gevolmachtigde
ministers by ons Hof van Italië graaf De
Sonnaz, van België graat De Grelle Rogier;
van OostenrykHongaryo de heer Ockolic-
sanys d'Okolicsna, en van de Vereonigde
Staten van Amerika de heer Quinby, de
ministers van financiën rar. Sprengor van
Eyk, van waterstaat, handel on nijverheid
de beer Van der Sleyaen, en van oorlog
luitenant-generaal Schneider, baron Van Har
denbroek van Bergambacht, opper-Kamerheer,
de Jeden der Eerste Kamer mr. Vening
Meinesz, burgemeester van Amsterdam, en
mr. Pynackor Hordijk, oud-gouverneur gene
raai van Ned. ludié, het lid der Tweede Kamer
do beer W. A. Viruly Verbrugge, mr. Hubrecht,
lid van den Raad van State, mr. Conink
Liefsting, vice president van den Hoogen Raad,
mr. Star Numan, griffier van de Eerste
Kamer der Staten Generaal, mr. Ruyssenaers,
minister-resident, chet van het Kabinet van
den minister van buitenlandsche zaken, de
kolonel Laman Trip, commandant van het
regiment grenadiers en jagers.
- De 1ste luit.-kwartiermoester A. W.
Ruyter, thans werkzaam by het departement
van oorlog, wordt 1 Mei eervol uit die be
trekking ontheven eD overgeplaatst by het 4de
reg. infanterie.
Te Tiel is in den ouderdom van 81 jaren
overleden mr. S. Rink, een bekwaam rechts
geleerde, tot voor korten tijd deken der orde
van advocaten.
„The Studio" van 15 Januari geeft als
plaat buiten den tekst do reproductie van een
teekeniog van Hoyteraa, „Winter," uilen op
besneeuwde boomtakken, eenigszins het mo
tief van de „Oudejaar" lithograpbie. In de biblio-
graphie behandelt „The Studio" de Engelsche
uitgaaf van Hoytema's „Leèlyke Eendje" en
vindt daar veel in te pryzen: bet blad vestigt
naar aanleiding van deze uitgaaf de aandacht
op wat er over bet algemeen thans ten onzent
voor de illustratie van boeken wordt gedaan.
Drie platen van het „Eendje" zfin in het
klein gereproduceerd.
Verder bevat dit nummer een mooitn kop
van Ernst Klotz, een interview van Whistier
en weer veel „prentjes." (N. R. C.)
Het voornemen bestaat, om eene inter
nationale tolepboonverbmding tusschen Rot
terdam en Antwerpen tot stand te brengen.
De oud-burgemeester van Pannerden, de
heer J. Terwindt Az is in ruim 84 jarigen
ouderdom te Arnhem overleden.
Do moeste hoofden van buitenlandsche
gezantschappen te 's Gravenhage zyn genoo-
digd aan een diner bat den 24sten dezer door
den gezant der Fransche republiek zal ge
geven worden.
Gemengd IV i e u w s».
De lantaarnopsteker R. viel bii
het uitoefenen zyner functie aan den Hoogen
Ryndyk, onder Zoeterwoude, met zyne ladder
omver, kwetste zich daardoor oen arm, schond
zyn neus en- met dezen dus zyn aangezicht
en brak bovendien nog, tot zfine schade, een
paar lantaarnruiten. Het ongeval liep nog
betrekkeiyk goed af.
Van D-, een koeienhouder, ook aan dien
Ryndyk, ging een jong paard, dat sedert
germmen tyd niet van stal was geweest en
nu op zyn eersten uitgaansdag behulpzaam
moest zyn by het gieren, aan het hollenhet
beest kon niet. tegen het voorbyryden van
een trein Het werd gauw gegrepen en weer
naar stal gebracht Het breken van twee
wielen van de mestkar en de ontsteltenis vari
zyn geleider heelt het dier op zijn geweten;
meer gelukkig niet.
Een bewoner van de Kuiperstraat,
te N.-Amstel, vond eergisteren op do stoep
van hot Sint Elisabethsgesticht een kindje,
een jongetje van een week of zes, kenneiyk
aldaar te vondeling gelegd. De man nam het.
kind mee naar huis, en het echtpaar, zelf
kinderloos zynde, besloot, van de vondst wol
aangifte te doen, maar den jongen te behouden.
Do boerdery van don heer R. C. C.
Van Hasselt, te Kampen, en bewoond door
Willem Immeker, gelegen onder Wittenstein,
op de grens van Oldebroek en Kamperveen,
is Woensdag eene prooi der vlammen geworden.
29)
„Heeft madame geen brief of boodschap
Voor my achtergelaten?"
„Noenl"
„Dank jel"
De concierge nam zyn muts af, ten teeken,
dat hy het gesprek als geëindigd beschouwde.
Adenau verliet het huis. Hoewel anders niet
verlegen in het maken van combinaties, was
en bleef de geheole zaak hom een diep raadsel,
"waarvan by tevergeefs de oplossing zocht.
Hoe meer hy zyn hersens pymgde, des te
onbegrypeiyker kwam het hem voor. Thuis
gekomen, liet hy zich in een leunstoel neer
vallen, om alles nog eens kalm te overdenken.
„Ik weet byna zeker dat Remmingen hierby
de hand in 't spel heeft," besloot hy by zich
zelvon. „Hy is dus de eenige, die my ophelde
ring kan geven. Wee hem, als hy my voor
den gek heeft gehouden 1"
De enveloppe lag nog op de tafel. Er stond
het postmerk van Frankfort op. Wat ter
wereld had Remmingen op het oogenblik in
Frankfort te maken? Adenau zocht uit den
stapel couranten, die hy dagelyks ontving,
een blad uit Frankfort. Het eerste, wat hem
daarin opviel, was een met groote letters ge
drukte aankondiging van de voorjaarswed
rennen aldaar. „Ik ben erl" riep hy opsprin
gend uit. „Hy is voor de wedrennen in Frank
fort. Daar kan ik hem vinden. Hy moet mij
te woord staan."
Hy koek op zyn horloge en bemerkte dat
hy nog oen goed uur den tyd had, voordat
de nachttrein vertrok. Inderhaast pakte hy
een handkoffertje met. het hoog noodige, gaf
zyn bediende nog eenige bevelen on roed naar
het oosterstation.
't Was niet moeiiyk Remmingen op te
sporen. In Frankfort aangekomen, liet Adenau
zich in een hotel, waar b\j zyn intrek dacht
te nemen, de vreemdelin^eniysten der laatste
dagen - brengen. De gezochte was in het „Hotel
de Russie". Adenau begaf zich dadolyk
daarheen.
„Mynheer is uitgegaan," zeide de portier,
op het sleutelbord wyzond, „maar hy zal,
volgens zyn zeggen, spoedig terug zyn."
Adenau gaf zyn kaartje.
Daar hy sinds zyn vertrek uit Parys nog
niets gegeten had, ging hy in don tusschentyd
naar oen dichtbyzynde restauratie. Toen hy
terugkwam, zeide de portier: „Mynheer wacht
u. Zyn kamer is op de ee.ste verdieping,
No. 12."
„Binnen weinige oogenbhkken stond Adenau
vóór de aangewezen deur. Hy ging zonder
aan te kloppen binnen.
Remmingen zat aan de tafel en schreef.
Zonder eenige verwondering te doen blyken,
legde hy de pen neer.
„Tiens, Adenau," zeide hy, „waartoe zyt ge
hier in Frankfort gekomen? Neem plaats,
oude jongen l" Hy wees daarby op een leuning
stoel tegenover hem.
„Ik ben gekomen, om u een kleine ophelde
ring to verzoeken," antwoordde Adenau, staan
blyvend. „Gisteren ontving ik de Lassen-
bergsche papieren van u terug, zonder een
enkele letter schrifts er by, en eergisteren zyn
de Engelsche dames plotseling uit Parys ver
trokken, zonder zelfs een boodschap voor my
achter te laten. Wat mo9t dat alles be-
teekenon
Remmingen zag hem lachend aan. „Als
ge my belooft kalm en bedaard te blyven
en uw verstand te gebruiken, zal ik u ver
tellen, hoe de vork in don steel zit. Maar
wilt ge niet gaan zitten? Dat praat gozelliger I"
„Dank jel" zeide Adenau, inwendig bevend
van woede.
„Nu, zooals ge wilt! Maar ge moet u be
daard houden en my niet in de rede vallen,
want anders komen we geen stap verder.
Ik was van plan u te schryven, zoo gauw
ik daarvoor een oogenblikje tyd kon vindon;
nu gy evenwel zelf hier zyt, kan ik my die
moeite besparen."
„Ter zakel"
„Ja, dadelykl Uw schuld aan my bedroeg,
zooais ge weet, een heel aardig sommetje.
Trots myn herhaalde aanmaningen, kon ik
niets van u loskrygen. Ik wilde en kon er
niet toe besluiten een vervolging tegen u in
te stellen. Daar bood zich plotseling de ge
legenheid aan, alles in orde te brengen, zonder
dat het u ook maar een cent behoefde te
kosten. Ge begrypt dat men zulk een ge
legenheid niet ongebruikt voorby mag laten
gaan. Natuuriyk moesten we daarby een klein
beetje comedie spelen."
„Comedie-spelen?" riep Adenau, bleek van
drift.
„Een onbeduidende, doodonschuldige come
die'. Uw vrouw, ik meen uw gescheiden vrouw,
hoeft in Dresden kennis gemaakt met oon
schatryken Amerikaan, dio met haar trouwen
wil. Dat was echter niet mogelyk zoolang
gy niet wettig gescheiden waart. Mr. Gilbert
vi8ohte uit, lioe weet ik niet, dat wy vroeger
zaken met elkaar deden. Hij zocht my op,
verklaarde zich bereid myn vorderingen aan
u to betalen, als bet mij moebt gelukken de
echtscheiding tot stand te brengen, en opendo
my tot dat doel een onbeperkt krediet. Voor
u leverde zulks geen nadeel hoegenaamd op
on ik kreeg myn geld. Waarom zou ik niet
toegeslagen hebben? Ik kende u te goed,
om niet te weten, dat het denkbeeld eener
scheiding van Maud by u op allerlei bezwaren
zou afstuiten, want ondanks al wat er voor
gevallen is, hooptet gy nog altyd op de
mogelykheid eener verzoening met uw vrouw
De zaak kon echter niet op de lange baan
geschoven worden. Om allen tegenstand van
uwe zijde te verydelen, moest daarom do
ryke miss Fanny ten tooneele verachynen.
Zy heeft haar rol niet slecht gespeeld; dat
zult ge moeten toegeven. Gy zyt op het
oogenblik van uwe schulden bevryd en Maud
kan baar Amerikaan trouwen. Ziet ge, dat
is alles! Wees nu verstandig, Adenau, en
maak geen onnoodige drukte!"
Adenau deed bovenmenschelijke pogingen,
om voor 't uiterlyk kalm te blyven, tot hy
alles wist. „Wie is deze miss Fanny bracht
hy mot moeite uit.
„Eene actrice aan een klein Londensch
theater. Mr. Gilbert gaf haar een schitterend
honorarium."
Adenau greep met beide handen naar zyn
hoofd.
„En Maud, wist zy er van?"
„Natuuriyk l"
„Ge liegt! Tot zulk een laagbartigo be
driegerij is ze met in staat 1"
„Wees niet kinderachtig, AdenauHeb ik
baar, toen ik by haar was, niet zelf hooren
zeggen, dat zij het geluk, dat miss Fanny
Mac Clean bereid was u te bieden, geen binder-
paal in den weg wilde loggen?"
„Ge liegt, schurk, driedubbele schurk l"
schreeuwde Adenau, op Remmingen los
stormend.
Dezo was niet onvoorbereid. Zicb vlug
achterover buigend, rukto hy een revolver
uit zyn borstzak, en hield dien Adenau voor
bet gelaat.
„Dwaas!" zeide bij op gedempten toon,
„Hoor naar rode, of
„Denkt ge soms, dat ik my door uwe spiegel
gevechten laat bangmaken?" schreeuwde do
ander „Pas op, of ik schiet u met uw eigen
speelgoed neer, schurk 1"
Daarby greep by naar het wapen, om het
Remmingen te ontrukken.
„Adenau, om Godswil! Het ding is geladen.
Doe geen dwaasheidriep Remmingen, doods
bleek van angst, terwyl by de revolver met
geweld wilde terugtrekken.
Daar ging het schot af en Adenau, het
wapen nog krampachtig omklemmend, zonk,
in de borst getroffen, met een doordringenden
kreet in den achter hom staanden leun
stoel neer.
(Wordt vervolgd.)