N°. 10708.
Zaterdag IQ Januari.
A0. 1895.
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 18 Januari.
Feuilleton.
IRIS.
LEIDSCH
DAG-BLAB.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. ...f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17j. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Officieel© KenniBgevingen.
Burgemeester en Wethouders ran Leiden;
Gc-zien het adres van J. F. WAFELBAKKER,
houdende verzoek om vergunning tot oprichting T*n
een schietbaan op het terrein van den Burcht.
Gelet op de artt. 6 en 7 der Wet van 3 Juni 1876
(Staatsblad No. 95);
Geven bij deze kennis aan het publiek dat ge
noemd verzoek mot de bijlagen op de Secretarie
dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede dat op
Donderdag 81 Jan. a. s., 'e voormiddags te elf uren,
op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven
om bezwaron tegen dat verzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WA8, Burgomecster.
17 Jan. 1891. E. KI8T, Secretaris.
De Burgemeester van Leiden herinnert bij deze
don Geestelgken en Studenten in do
Godgeleerdheid, die reeds bjj de Nationale
Militie zijn ingelijfd, alsmede hun, die daartoe kunnen
worden opgeroepen, dat zij tot het bekomen der
ontheffing van den werkelijken dienst, bedoeld bjj
de lfcte zinsnede van art. 127 der Wot van don
19den Augustus 1861 (8iaatsblad No 72), gewijzigd
bjj do Wet van den 4den April 1892 (Staatsblad
No. 66), verplioht zijn tusschen den 20sten Januari
en don lsten Februari dezes jaars, hunne aanvragon,
met het daarbij bohoorend bewijsstuk, bij hem,
Burgemeester, in te dienen.
Leiden, De Burgemeester van Leiden,
17 Jan. 1895. F. WA8.
Gisteravond trad voor de leden van het
Departement Leiden der Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen de heer S. Kutsch Lojenga
alhier als spreker op. Zijn onderwerp was de
beteekenis van kleinigheden in het leven, en
zijne lezing een aanwijzing in tal van voor
beelden van die beteekenis zoowel ten kwade
als ten goede, d. w. z. hoe een kleinigheid
een oorzaak van veel ellende en ongeluk, hoe
daarentegen een kleinigheid ook een bron van
veel goeds en gelukkigs zijn kan.
Spr. begon met de herinnering, dat, naar
men verhaalt, de vrede van Utrecht tot stand
gekomen is door de handschoenen eener vrouw.
En zoo zijn 't kleinigheden, die tot de groot
ste ontdekkingen en uitvindingen hebben ge
leid, die van Newton, dr. Young, van 't slin
geruurwerk, van den stoom, de boekdrukkunst,
de witte porseleinaarde, enz.
'Ten slotte is dus een kleinigheid maar be
trekkelijk, omdat ze zoo groote gevolgen kan
hebben. Alexander de Groote vond erwten
blaren door een roer heel groot, en Newton
een vinger van een dame zoo klein, dat bij
dien voor pUpestopper gebruikte.
Een kleinigheid is lezen, spreken, maar
aan de kunst van lezen en spreken behoeft
maar een kleinigheid te ontbreken, en 't wordt
onmogelijk, belachelijk soms.
Een kleinigheid, waarover men in huis of
in familie verschii krijgt, doet de grootste
verdeeldheid ontstaan, door Potgieter zoo
roerend in zijn .Gescheiden" (Gids, Jan. 1865)
herinnerd.
Een kleinigheid is soms wat men te betalen
heeft aan zijn leveranciers, en daarom vergeet
men die kleinigheden vaak en bederft daar
door zedelijk menigen mensch en maakt hem
slecht of soms wel een dief.
Een kleinigheid wordt vaak de zonde der
jeugd genoemd, maar de herinnering daaraan
blijft het geheels leven lang en de gevolgen
worden er later en ook wel door anderen
van ondervonden.
Eén borrel is een kleinigheid, maar die
ééne borrel is de eerste van vele meerderen
vaak en daardoor is menigeen een dronkaard
geworden; daarom is een borrel geen klei
nigheid.
Een woord is ons spoedig ontsnapt, voor
WÜ 't woton soms, een onvriendelijk woord
ook, en 't heeft gekwetst; och kom, zoo'n
kleinigheid, 't was zoo niet gemeend, „maar,
dien het krenkte, onthoudt het wel".
Hoe ge heet is maar een kleinigheid, maar
niet een kleinigheid, of ge uw naam met
oere draagt, en of ge dien als een onbesmet
erfstuk aan de uwen achter kunt laten.
Het oog is ook maar een kloin deel van 't
lichaam, maar uit het oog straalt de wereld
der ziel en met 't oog wordt de wereld be
zien en belieerscbt.
Zóó vóór de rustpoos, en dat alles met voor
beelden aangewezen, en daarna wees spr. aan
hoe een kleinigheid soms groote dingen ten
goede tot stand brengen kan.
Na herinnerd te hebben aan een voorbeeld
van Spurgeon, die van een schilder vertelde,
die op een uithangbord een engel moest
afbeelden, maar zei, omdat h(j bjj voorkeur
leeuwen teekende, „dan zult gij een enge!
hebben, maar by zal verschrikkelijk veel op
een leeuw gelijken," zoo sterk is de macht
der gewoonte, ging spreker op dezelfde wijze
voort, met eerst een treffend verhaal mee te
deelen, hoe van één lucifer het leven van
eenige schipbreukelingen afhing en hoe 't
daardoor gered werd, en zei, dat menigeen
tegenover z(jn evenmensch met vry wat
grooter gevoel van waardeering vervuld wezen
zou, als hy zich op zijn plaats wist te plaatsen
of plaatste, en vertelde daarbij een Noorsch
sprookje ,De ontevreden man" van Absjdrnsen.
Een kleinigheid is een los daarheen ge
worpen woord en hoe heeft 't meermalen een
goede aarde gevonden, zooals o. a. Justus
Van Maurik in .Dirk de Snorder'' zoo juist
heeft geteekend.
Een kleinigheid i3 een vriendelijk woord of
daad en 't doet toch overal goed, zooals
Keesjen in Hildebrands „Camera Obscura"
ondervond, of waarvan een ander zelfzuchtig
man blijk gaf, toen hg getroffen en getrokken
werd door belangelooze liefde, hem bewezen.
Een kleinigheid is een belofte, maar als
mon 't beloofde niet doet, of een verbod, maar
als men 't strong handhaaft, wat kan er veel
slechts uit voortkomen I
Een kus is maar stof, enz., maar toen
Casimir Périer de schoonmoeder der bruid by
een bruidsparty kuste, was hg het middelpunt
der hoezees van 't gezelschap, en toen een
verloofde dame zoo stevig kuste, dat zy het
gouden plombeersel uit een barer kiezen in
slikte, toen waren de poppon aan 't dansen!
Een uitstel van tien minuten kostte prins
Loulou in 't Kafferland het levon.
Kleinigheden zyn óf dienende engelen óf
lastige duivelen.
Spreker eindigde met te zeggen, dat sterven
ook maar een kleinigheid is, één zucht, één
snik en de grens tusschen leven en dood is
overschreden; gelukkig, wie kan heengaan,
met do gedachte dat hy bemind heeft en be
mind was, gelyk dat zoo aandoenlyk uitkwam
n een sprookje, waarin de dood een van de
leden van 't gezin opeischte; ze konden zelf
kiezen, wie? wie? Toen de dood wederkwam,
spraken ze: Neem ons maar alle vier. Neen,
schudde de dood somber het hoofd! Er zou
geloot worden. JVie de minste oogen wierp,
behoorde hem. Het lot wees de jongste aan.
Zy stierf, met den glimlach om de lippen,
die zei: Qy hebt my, ik u het meeste lief
gehad 1
De kleine zaal, waar spr. voor de Nuts
leden met hunne dames optrad, was zeer
goed bezet.
Met de grootste aandacht werd spr., die
zyn gehoor op byzondere wyze wist te boeien,
van het begin tot het einde gevolgd, en meer
malen werd hy ook luide toegejuicht. De
humor, welke tevens, waar dit pas gaf, uit
de voordracht 6prak, maakte bovendien dat
er nu en dan ook harteiyk werd gelachen.
Het was dus een gezellige avond.
Wy verwyzen naar achterstaande adver
tentie der Leidsche afdeeling van het Alge
meen Nederlandsch Vredebond, waarby eene
ledenvergadering, met introductie, tegen mor
gen, Zaterdag avond, wordt aangekondigd,
Een hoogst genotvolle en leerzame avond
was gisteren aan de militairen van het 4de
regiment infanterie alhier bereid.
Door don l6ten luitenant Van Wyk, van
het 4de reg. inf. alhier, werd in het lokaal
„Vondelhoven" eene voordracht gehouden
over Atjeh en Lombok, welke voordracht werd
toegelicht door een menigte photographische
lichtbeelden, welke uitmuntten door helderheid
en duidelykheid.
Vele officieren, waaronder verschillende
hoofdofficieren, woonden deze belangwekkende
voordracht by.
Natuurlyk werd begonnen met de afbeeldin
gen van HH. MM. do Koningin en de
Koningin-Regentes, waarbU allen opstonden en
de muziek (die dezen avond ook aanwezig was)
deze stille hulde met het „Wien Neerlandsch
Bloed" en het „Wilhelmus" begeleidde.
Daarna werd overgegaan tot de eerste af-
deoling, n.l. Atjeh. Een aantal prachtige
pbotographieën, door genoemden luitenant zolf
in Indié genomen, verduidelykte de voordracht,
welke op een voor ieder bevattelyke wyze
werd gehouden. Verschillende gezichten uit
Atjeh, bentings, rivieren, typen van Atjehsche
mannen en vrouwen, werden vertoond. De
eerste afdeeling duurde van acht tot negen
uren. Hierna werd een oogenblik gepauzeerd,
in welke pauze de muziek eenige nummers
ten gehoore bracht en in de zaal verschillende
Indische wapenen, schilden, enz. ter bezich
tiging werden gegeven.
De tweede afdeeling behelsde Lombok.
Spreker had op doek de kaart van Lombok,
verhaalde in korte trekken de aanleiding tot
den oorlog met Lombok, wees de plaatsen
aan, waar onze troepen overvallen waren, en
de terugtochtswegen, door onze troepen ge
nomen.
Daarna kwam een groep officieren, t. w. de
generaals Vetter en Van Ham, luit.-adj.
Kotting, resident Dannenborg, enz. Zoodra
hadden de aanwezigen dezen niet gezien, of
allen stonden op, als een hulde aan het dappere
Indische leger en weer speelde de muziek
het „Wien Neerlandsch bloed".
Spreker herdacht daarna op welk eene
onwaardige wyze generaal Vetter na den
overval door vele bladen werd gehekeld, en
wel door personen, die voorzeker geen het
minste recht hadden om over die gebeurtenis
een oordeel te vellen, aangezien niemand zich
kon verplaatsen in de omstandigheden, waarin
generaal Vetter zich daar bevond.
Hy wenschte iederen militair toe een bevel
hebber, zóó degelyk en zóó flink als generaal
Vetter was.
Verschillende typen van Balineezen, Sasaks,
benevens van den Vorst van Lombok, alsmede
Djilantik, werden nu zichtbaar, eveneens de
aankomst der troepen te Ampenan.
Met groote aandacht en belangstelling werd
alles gevolgd en toen men Lombok had gezien,
werden nog verscheidene lichtbeelden uit Indiê
vertoond, mede door genoemden luitenant
zelf vervaardigd.
De luitenant Van Wyk wekte allen op,
wanneer zy dit konden doen, zelf dat schoone
land te bezoeken, in werkelykbeid te gaan
zien wat hier in beeld werd weergegeven en
daar eenigen tyd deel uit te maken van het
Indische leger, hetwelk in den laatsten tyd
zooveel van zich doet spreken en reeds zooveel
lauweren heeft geplukt. Met den uitroep
„Leve het dappere Indische leger!" welke
door allen eveneens werd aangeheven en door
de muziek met fanfares begeleid, eindigde
spreker zyn hoogst interessante en nuttige
voordracht.
Na afloop daarvan werden nog eenige
Balineesche wapenen uit het Ethnographisch
Museum alhier vertoond, o. a. eenige lansen,
krissen, enz.
Hierna nam de luit.-kolonel Mac Leod het
woord; hy zeide voorzeker de tolk van allen
te zyn, zoowel van officieren als van onder
officieren en soldaten, wanneer hy den lsten
luit. Van Wyk zyn hartelyken dank betuigde
voor hetgeen dezen avond door allen was ge
noten. Ook by eindigde met een „Leve de
Koningin!" en „Leve het dappere Indische
leger!" dat natuurlyk by allen andermaal
weerklank vond en door allen werd herhaald.
Te 10'/» uur was alles afgeloopen en keerde
ieder huis- of kazerne-waarts, uiterst voldaan
en dankbaar voor den hoogst aangonamen
avond, door den lsten luit. Van Vfyk bereid.
Hedenmiddag ontvingen wy per Neder-
landsche mail de Bataviasche bladen van 15
tot en met 18 Docember.
Bedankt is voor het boroep naar de
Geref. gemeente B. te Enschedee door den
heer H. Van Dyk, te Zwammerdam.
In de jongste vergadering van den ge
meenteraad te Wassenaar wydde do voorzitter
een kort woord aan de nagedachtenis van den
heer C. Kraay, in leven lid van den Raad.
Ingekomen was het verzoek van den beer
B. Koker Jr., om ontslag als gemeente-ontvan
ger. Dit werd eervol gegeven. De heer Broek
smit werd gekozen als lid van de commissie
voor de schuttery. Op de voordracht voor lid
der Commissie van Zetters kwamon de heeren
dr. F. Van Praag en J. L. Werdes. Verder
werd besloten, het teelland, gelegen aan de
Haven, publiek te verhuren. Aan B. en Ws.
werd overgelaten, dit land, groot 660 vierk.
roeden, in zyn geheel of in perceelen te ver
huren.
Op de zevende lyst van den secretaris-
penningmeester van het centraal comité van
een Nationaal Fonds tot ondersteuning van
nagelaten betrekkingen van in Nederlandsch-
Indié gevallen militairen komen voor het sub
comité Leiden 4500 en de Chr. Zangver-
eeniging afd. Hillegom 40; gedeelte opbrengst
uitgave „Nederland-Lombok", uitgever Ditmar,
f 2000.
Deze lyst bedraagt totaal 17,023.60
makende met de 6 vorige lysten een totaa'
van ƒ142,282.85.
In het bovenstaande bedrag is niet begrepen
de door het sub comité to Amsterdam byeen
gebrachte som, bedragende volgens de laatst
gepubliceerde lyst ƒ126,899.27.
By het centraal-comité werd reeds uit Den
Haag 28,944.88, uit Rotterdam 17,000
ontvangen.
Van Harderwyk werd reeds de belangryke
som van ƒ1516 ontvangen, grootondeels af
komstig uit de bussen, in de kazerne van het
koloniaal werfdepot geplaatst en waarin de
voor Indië bestemde soldaten geheel vrijwillig
een penningske offerden voor de nagelaten
betrekkingen van gesneuvelde kameraden.
Woensdag dineerden ten Hove de heeren
mrs. Kist, Polis en jhr. Van Panhuys, loden
van den Raad van Voogdy; generaal-majoor
jhr. Van Spongier, adjudant in b./d. van H. M.
de Koninginde 1ste luitenant jhr. Van Suchte-
len, ordonnance-offlcier vanH. M. de Koningin.
Door de arr.-rechtbank t» Zutfen is, ter
vervulling van de vacature van kantonrechter
te Deventer, opgemaakt de navolgende alpha-
bettsche lyst van aanbeveling: mr. A. J.
Dyckmeester, griffier by het kantongerecht
te Deventer; mr. J. M. Van Halmael, kanton
rechter te Alfen; en mr. J. K. Van Weel,
kantonrechter te Schoonhoven. (Sfs.-Cf.)
De op ruim 70-jarigen leeftyd te 's Gra-
venhago overleden gepens. kolonel van bet
wapen der artillerie baron J. J. C. Taeta
van Amerongen diende circa 40 jaren als
officier by de bereden wapens. Gedurende
dien langdurlgen diensttyd stond baron
Taets van Amerongen vele jaren by het
corps rydende artillerie. In 1879 werd hy
tot commandant van dat corps benoemd.
Twee jaren later werd hy van die betrekking
eervol ontheven en werd hem het commando
over het 3de regiment veld-artilierio opge
dragen.
Na in 1881 te zyn benoemd tot kolonel by
laatstgenoemd wapen, werd hy gepension-
neerd. De overledene was o. a. versierd met
het commandeurskruis der Eikekroon-orde.
Gistermiddag ontving de „Tel." uit
Nederl.-Indië het volgende telegram:
„De vorst van Goa is door een beroerte
getroffen. Zyn toestand is bedenkelyk."
25)
„Ik ben gekomen met een opdracht, die ik
alleen uit vriendschap voor hem op my nam,"
antwoordde Remmingen, op don smartelyken
toon van iemand, wiens goede bedoelingen
miskend wordeD; „want, dat het zelfver
loochening kost, om dergelijke opdrachten op
zich to nemen en uit te voeren, behoeft wel
geen betoog.
„Uwe opdracht betreft natuurlyk my?"
„Juist, mevrouw!"
„Ik ben bereid u aan te hooren."
„De tyd, die alles opheldert en verzacht,
heeft ook op uwenpardon, op Adenau
zyn invloed doen gelden t De uren, in eenzaam
heid en zelfgekozen verbanning doorgebracht,
hebben hem tot nadonken gestemd over zyn
vroegere handelwyz» iegons u. Hij erkent dat
de schuld geheel alleen aan hem ligt en ge
voelt daarover oprecht berouw 1"
„Waar wil de schelm heen?" mompelde
Tissenborn. „Let op, daar komt hU met
den een of anderen schurkenstreek voor
den dag!"
„Dunkt u ook niet, dat zyn schuldbekentenis
en berouw een beetje laat komen?" vroeg
Maud met een sarcastisch lachje.
„Berouw komt nooit te laat, mevrouw!"
bracht Remmingen op zalvenden toon in
't midden. „Eri naar hetgeen Adenau my ver
telde, is alles tusschen u en hem gebleven
zooals het drie jaar geleden was. Waarom
zou 't dus te laat zUu?"
Tissenborn zag dat Maud met kracht van
wil streed, om baar steeds klimmende ver
ontwaardiging en toom meester te blyven.
Als ik u goed begryp, dan diende al uw omhaal
van woorden enkel als inleiding. Mag ik u
beleefd verzoeken nu maar tot de opdracht
zelve over te gaan?" zeide zy met de ééne
hand den rug van den vóór haar staanden
stoel vastgrypsnd sn zich hoog oprichtend,
terwyi zy de anders krampachtig tegen haar
hart drukte. Ze was schoon in haar vrouwe-
ïyke fierheid en toorn.
„Myn opdracht, mevrouw, ia zeer eenvoudig.
Toen ik afscheid nam van Adenau, zeide hy
tot my: „Als gy naar Duitschland terugkeert,
maak dan, ter liefde van my, den omweg
over Dresden, waar, zooals ik hoor, myne
vrouw tegenwoordig met haar tante woont.
Ga naar haar toe, beschryf haar, hoe ge my
gevonden hebt, schilder haar myn oprecht
gemeend berouw af en vraag haar open en
eeriyk of zy my vargeven wil. Ik ben bereid
allee te doen, om my hare vergiffenis waardig
te toonen.""
Remmingen zweeg en nam een afwachtende
houding aan.
„Is uwe opdracht hiermede ten einde?"
„Nog niet, mevrouw! Wat ik u verder te
zeggen heb, hangt geheel van uw antwoord af!"
„Gy weet zeer goed, mynheer, hoe dit zal
uitvallen! Gy kunt daarom, dunkt my, om tyd
te winnen, gerust tot het tWbede deel uwer
opdracht overgaan!"
„Dus ge zyt niet tot een verzoening ge
neigd?" ging de onderhandelaar op een toon
van leedwezen voort. „Eeriyk gezegd, heb ik
dit gevreesd, en 't ook aan Adenau voorspeld.
Als Maud ik verzoek u in aanmerking te
willen nemen, dat ik alleen zyne woorden
herhaal, want ikzelf zou my niet durven
vermeten, dien naam uit te spreken als
Maud, zeide hy, myn oprecht berouw verwerpt,
wil ik van myn kant ten minste doen, wat
ik kan, en baar als laatst bewys myner liefde
de volle vryheid teruggeven. Ik doe het met
een bloedend hart, want ik weet, wat ik daar
door voor altyd verlies. Maar zooals de zaken
door myn eigen schuld nu staan, is dit het
eenige middel, om haar voor 't laatst een biyk
te geven van myn hoogachting en vereering.
Laat zy tegen my een eisch van echtscheiding
indienen! Ik zal voor de rechtbank hst ge
tuigenis afleggen, dat de schuld geheel aan my
ligt, en doe dit in hot stuk, dat ik u hiorby
overhandig," - Remmingen wees by de laatste
woorden op zyn linker borstzak, „en dat
gy haar zaakwaarnemer, ik geloof mr. Fried-
berg te Berlyn, moet ter hand stellen. Dat,
mevrouw, is het tweede gedeelte myner op
dracht. Ik wacht nu op uw antwoord, om er
daarna onmlddeliyk myn vriond kennis van
te geven."
Al de smart der in hare heiligste gevoelens
beleedigde vrouw teekende zich op Mauds
gelaat af. Haar boezem hygde, haar bleeke
lippen beefden. Maar toch stond ze daar
trotsch opgericht. Tissenborn had haar vol
bewondering te voet willen vallen. Met
ingehouden adem luisterde hy naar haar
antwoord.
„Is dat alles, wat gij my te zeggen hebt,
mynheer?" vroeg ze fier.
„Ja, mevrouw I"
„Welnu, zeg dan aan uw lastgever," zeide
zy, trillend van verontwaardiging, „dat ik aan
zyn wensch zal voldoen I Het zou wreed van
my zyn, het geluk, dat miss Fanny Mac Clean
boreid is hem aan to bieden, een hinderpaal
in den weg te leggen, en het zou niet minder
wreed zyn, uwen rechtmatlgen verwachtingen
betreffende de Lassenbergsche papieren de
bodem in te slaan I"
Als door den bliksem getroffen, deinsde
Remmingen achteruit; hy beproefde te spreken,
maar zyn stom weigerde hem haar dienst,
„Verwyder u, wy hebben met elkaar afge
handeld," zeide Maud bevelend en wees mot
baar uitgestrekte band naar de deur. Remmin
gen sprak geen woord, maakte een diepe
buiging, keerde zich om en ging naar den
uitgang.
„Arm, lief kind!" troostte de oude dame,
Maud omvattend en naar een Rtoel geleidend.
„Doe uw best bedaard te blyven! 'tWasver-
schrikkeiyk, maar toch dank ik er God voor,
dat het zóó gekomen is!"
Tissenborn stormde de tuinkamer uit.
„Die schurk I" riep hy tandenknarsend en
met gebalde vuisten uit. Hy maakte een be
weging om Remmingen achterna te ylen
daar viel zyn oog op Maud. Doodsbleek, met
halfgesloten oogen het hoofd achterover ge
leund, lag zy naar adem hygend in haarstoel. De
reactie der hevige, zoo lang ingehouden ont
roering deed zich op dit oogenblik gelden.
„Zy zal in onmacht vallen!" riep Frau
Von Balding angstig uit, „ik zal hare slapen
met eau-de-cologne bevochtigen 1"
De oude dame snelde naar do tuinkamer.
Tissenborn boog zich, hevig ontroerd, over
haar heen en greep de slap neerhangende hand.
„Arme Iris!" fluisterde hy, alleen voor zich
zelf verstaanbaar. „Gy hebt genoeg geledon!
Van heden af aan begint voor u een nieuw
leven!"
Een flauw lachje speelde om de bleeke
lippen der jonge vrouw. Twoo dikke tranen
parelden aan hare wimpers en rolden lang
zaam langs hare wangen neer.
XI.
Maud hield woord.
Nog dienzelfden dag schreef zu aan mr.
Friedberg, om hem volmacht te geven, een
eisch van echtscheiding in te dienon tegen
den heer Albert Adenau, schryver van beroep,
woonachtig te Parys, Rue Rambuteau 28, en
voegde er den wensch aan toe, de zaak zoo
veel mogelyk bespoedigd te zien. Volgens het
gevoelen van den advocaat zou het op zyn
minst een half jaar duren, vóór de uitspraak
kon plaats hebben, en ook dit alleen onder
voorbehoud, dat de rechtbank in Frankryk
zich niet al te streng houden zou ain de
door de Duitsche wet voorgeschreven for
maliteiten. Frau Von Balding was met alles
tevreden. Het voornaamste was, dat haar nicht
eindeiyk den beslissenden stap gedaan had.
Wordt vervolgd.)