N°. 10707. Vrijdag IS Januari. A°. 1895. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommei' bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Leiden, 17 Januari. il Feuilleton. IRIS. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. i 1.10. Franco per post Afzonderlijke Nommors 1.40. 0.05. PRUS DER AD VERTEN TJLhlN 6 regels f 1.05, Van 1 letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Iedere regel meer f 0.171. Grootera Voor liet incasseeren bulten de stad ©rfleiëole Eenni«eeving«i. ZEEMILITIE. Burgomcoster on Wethouders van Leiden, Gelet op art. 160 der Wet op de Nationale Militie, van den 19den Auguetua 1861 (8ta&tablad No. 72), gewijzigd bij de Wet van den 4den april 1892 (Staatsblad No. 56); Noodigen do lotelingen dezer gemeente, die ver langen bü do ZEEMILITIE to dienen, uit zich daar toe aan te melden vóór den laten Februari a. e., op een dar werkdagen, tuesohen des voormiddaga lien en des namiddags drie ureD, ter Secretarie dezer gemeente. Zij herinneren voorts den belanghebbenden, dat het overbodig is, verzoekon om inlijving bij de ZEE MILITIE tot hot Doparttment van Marino te riohten en dat zoodanige verzoeken buiten beechikkiDg worden gehoudon; dat derhalve belanghebboadeo, van het verlaDgen om bij de ZEEMILITIE te worden geplaatst, uitsluitend op de boven aaogegoren wijze behooren te doen blijken. Tevens vestigen zij, in verband met bot voren- Btaando, de asndacht der lotelingen op het vooreebnfc van art. 129 der Militie wet, zijnde van dezen Inhond „De bij do militie te land ïngelijfJen worden Diet tot bet aaDgaan van eono verbintenis voor de buiton- landscbe zeevaart toegelaten, zonder schriftelijke toe stemming vanwege onzen Minister van Oor og. Die toestemming wordt slechts verleend aan do lotelingeu, die reeds vóór hunne inlijving bij do militie huu beroep van de buitenlandsohe zeevaart maakten en die zich overeenkomstig art. 150 voor de Zocmilitie hebben aangeboden, doch daarbij niet hebben kunnen worden aangenomen." Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Nieuw-York, door middel van het stoomschip „Werkendam", van Rotterdam vertrekkende. Ten postkantore al hier moeten de brieven, enz. uiterlyk Dinsdag avond om 10.40 bezorgd z(jn. De wijze van verzending behoort duidelijk op het adres, vermeld te worden. „Het Tooneel", orgaan van het Ned. Tooceelverbond, schrijft over eeno voorstelling te Amsterdam het volgende: „Ten vorigen jare had Mad. Segond-Weber lauweren geoogst in „Horace"; ditmaal stond jAndromaque" op het programma. Eerst na het derde bedrijf verloor hot publiek zijn merkwaardige kalmte en riep het Mad. Vallia, dio de titelrol vervulde, terug, doch in het vierde werd door Mad. Segond- Weber als Herminone een hoogte bereikt, die de zaal weldra zou doen daveren van een ongemeen enthusiast handgeklap. De kunst der klassieke tragedie is een Overlevering, die niet veroudert; zy is de hartstocht in den verhevensten stQl, dien w\j kennen, en wat anders belachelijk zou kunnen zijn, wordt ons het edelste genot, dat het tooneel bieden kan. Wat vallen onze moderne schouwspelen in het niet by een enkel viertal regels, door Mad. Segond-Weber gezegd: Voulez vous, malgió lui, prendre soin de Ba vie? Armez, avec vos Grecs, tous ceux qui m'ont suivie; Soulevez vos amis; tous les miens sont h vous: II me trahit, vous trompe, et nous méprise tous. Zoowel in dezen dialoog als in dien met Pyrrhus in dezelfde acte, was Mad. Segond- Weber in één woord schitterend". De bevolking der gemeente Aarlanderveen bedroeg op 31 December 1893: 1537 m. en 1524 vr., te zamen 3061 zielen. Zij vermeer derde in den loop van 1894 door geboorte met 50 m. en 49 vr. en door vestiging met 134 m. en 145 vr., te zamen 184 m. en 194 vr. Z(j verminderde daarentegen door overlijden met 34 m. en 32 vr. en door vertrek met 140 m. en 149 vr., te zamen 174 m. en 181 vr. De bevolking vermeerderde alzoometlOm. en 13 vr. en bedroeg dus op 31 December 1894: 1547 m. en 1537 vr., te zamen 3084 zielen. De bevolking der gemeente Nieuwkoop bestond op 31 Dec. 1893 uit 1300 m. en 1289 vr., te zamen 2589 personen. In 1894 werden geboren 87 kinderen, als: 52 j. en 35 m. Er vestigden zich 89 pers., nl. 39 m. en 50 vr. Overleden zijn 55 pers., als 31 m. en 24 vr. Naar elders vertrokken 130 personen, nl. 58 m. en 72 vr. De bevolking bedroeg dus op 31 Dec. 1894: 1302 m. en 1278 vr., te zamen 2580 zielen. Er werden 17 huwelijken gesloten. Levenloos aangegeven werden 3 j. en 1 m. De heer P. G. Rouffaer, thans te Gra nada, waarschuwt in de „N. R. Ct." tegen do Lombok-overdrijving, naar aanleiding van het geopperde plan voor een Yetter-museum. Hij resumeert zyne hoofdgedachte in de volgende regelen „De geschiedenis op Lombok heeft dit vóór op den Atjeh oorlog, dat ze bij een snel en beknopt verloop ettelijke spannende oogen- blikken van hoog dramatische kracht heeft gehad: Lombok heeft daardoor sterk op de verbeelding gewerkt, sterk „gepakt". Do rIpo- pende toestand op Atjeh roert ons niet meer, terwijl Lombok ons wakker schudde. „Maar als we nu het Lombok succes gaan opschroeven, zweren by den naam van gene raal Vetter, by voorkeur slechts spreken van Lombok-holden, worden we dan niet schro- meiyk onrechtvaardig tegenover die militairo daden elders in Indiü, welke het voorrecht missen, toevallig in een sterk geconcentreerd licht goplaatst te zyn? „Bovendien, juist voor bein, die z\jn land in werktiykbeid liefheeft, is er een onaange name bysmaak by die ophemeling van Lom bok. Zyn wy, Nederlanders, het dan zóózeer ontwend, ook eens te winnen? Worden we dan zoo overmatig biy door één flink: succes, dat we geen proporties meer onderscheiden? Op dezelfde onmatige wijze werd in bet eind der vorige eeuw de beteekenis van Doggers- bank opgeschroefd! Er spreekt zwakheid en gebrek aan inneriyk zelfvertrouwen uit zulk een overmaat." Het fraaie crayon-portret van wyien generaal Van Ham, nu tentoongesteld door de heeren Goupil, te's Gravenhage, het eigen dom der uitgevers G. KoifF Co., zal, naar wy vernemen, door laatstgenoemden aan mevrouw de wèduwe Van Ham worden aan geboden als een biyk van hulde aan de nagedachtenis van den generaal, een der meest sympathieke holden figuren uit de krijgs geschiedenis van Ned.-Indië. De Ryks depothouders van postzegels zitten tegenwoordig in het boekje, waar de slagen vallen. Nu weer kregen zo althans te '8-Gravenhage een circulaire, om ze te waarschuwen vooral geen door jjarticulieren vervaardigde briefkaart-formulieren te ver- koopenalleen de echte Ryksformulieren mogen by hen to koop zyn, geene, waarop door hen het frankeerzegel is geplakt. Het schijnt, dat het kwartje winst per 100 for mulieren de depóthouders tot de particuliere nyverheid vorlokto, tot groot nadeel van de ryksschatkist, die tegenwoordig de kleintjes zoo best gebruiken kan. De by de hoogero krijgsschool gedeta cheerde 1ste luit. der art. O.-I. leger H. R. Mac Gillavry wordt 1 Mei a. s. voor 5 maan den gedetacheerd by het lste reg. huzaren te Deventer. Het eerste nummer is verschenen van „Concordia", tijdschrift voor posteryen, tele graph ie en rijkspostspaarbank. Blykens den titel wil het zijn een „vry en onafhankelijk orgaan ten dienste van allen, die aan deze dienstvakken werkzaam zyn." Het blad zal tweemaal per maand by Laurens Hausma, te Apeldoorn, uitkomen. Van de „Handleiding tot de beoefening van het Nederlandsch Burgerlijk Recht", door mr. C. Asser en mr. Ph. W. Van Heusde, verscheen by den heer W. E. J. Tjeenk Willink, te Zwolle, de vierde aflevering van het derde deel. Zy is bewerkt door mr. C. Asser on zet de behandeling der algemeene bepalingen be treffende overeenkomsten voort en tehandelt de overeenkomst van koop en verkoop. Vooral op de beschouwingen over geoorloofde oorzaak, nvor do dor \j o* ooiiKuilialtJil Oil OVOl de actio Paulliana verdient de aandacht te worden gevestigd. Wy zouden slechts in her halingen vervallen, wilden wy uitweiden over de voortreffelijkheid der methode en wyze van bewerking dezer handleiding, waarvan wy by elke aflevering meer overtuigd raken. (Vad.) De opbrengst der Ryksmiddelen over 1894 wordt door het „Vad." niet byzonder gunstig, maar toch niet onbevredigend ge noemd. Het totaal cijfer is by een opbrengst van f 117,424,000 f 1,680,000 meer dan Je raming en 2,240,000 meer dan in 1893. De opbrengst is byna zoo hoog als in 1891, toen die f 117,635,000 bedroeg, booger dan eenig vroeger jaar, lager alleen dan in 1892, dat een eindcyfer van 119'/a millioen aanwees. Behalve door vele giften, werd de heer Joh. Van 't Lindonhout, directeur der Wees- inrichting te Neerboscb, de afgeloopen week verblijd door een gift groot f 1000 onder de letters C. X. Ook was een bericht uit Leeuwar den ontvangen, dat weder aan de Weesinrich ting /"1000 is geletageerd, vry van successie rechten. Wy vernemen zegt het „W. v. h. R." van goed ingelichte zyde, dat do Regeering besloten heeft de door het ovorlyden van mr. Boldingh ontstane vacature van rechter te Leeuwarden, althans voorloopig, niet te ver vullen, en dat het personeel van de rechtbank te Winschoten met één rechter zal worden uitgebreid. Laatstbedoeld college zal, wordt aan het „W. v. h. R." bericht, worden uitgenoodigd de daartoe by de wet gevorderde alphabetische aanbeveling van drie candidaten op te maken, zoodra een voldoend aantal requesten voor die betrekking bij de Regeering is ingekomen. By koninkiyk besluit is verleend aan M. De Jonge een pensioen van f 160 'sjaars. De luit. ter zee 2de kl. P. Swaters van Schaumburg, met ingang van 1 Februari a. s., op pensioen gesteld, onder toekenning van een pensioen van f 501 en een verhooging inge volge art. 1, c, der wet van 1 April 1875 van f 375 's jaars. Aan den gepens. kapitein der inf. van het leger in Ned.-Indie, H. F. V. M. Schwing, adju dant van het Koninkiyk Koloniaal Militair Invalidenhuis op Bronbeek, en commandant van het lste bat. rustende schutterij in de provincie Gelderland, do titulaire rang van majoor verleend. Hulde aan ds. Rojgc. Gisteravond bad te Deventer do voorgenomen huldebetuiging plaats aan den veldprediker ds. Rogge, bekend uit de geschiedenis der jongste gebeurtenissen op Lombok. Te 8 uren werd de heer Rogge met zyn echtgenooto in de commissiekamer van den Schouwburg door dat comité ontvangen en vervolgens in do geheel gevulde en toepas selijk versierde schouwburgzaal binnengeleid. Nadat het orkest do volksliederen had ten gehoore gebracht, sprak de heer Van Slee, voorzitter der commissie, den heer Rogg6 ongeveer als volgt toe: „Hooggoachte heer Rogge! „IK. iturit luij guiUKKig u iiauiciiö burgery welkom te mogen heeten en de tolk te zyn van hare gevoelens van hulde en waar deering, die ongetwijfeld door heel den lande worden gedeeld. „Toen in de laatste Augustusdagen de hoogst treurige berichten tot ons kwamen van wat daar in het verre Oosten was geschied, maak ten kommernis en verslagenheid zich ook van ons meester. Onze lippen trilden van ver ontwaardiging over 't laaghartig verraad, waar van zoovele kloeke strijders het slachtoffer waren, en in gedachte brengen wy hun het eeresaluut onzer hulde. „Maar niet minder is het onze behoefte ook hen te gedenken, die trots duizend ge varen Goddank gespaard bleven. Onder dezen mogen wy ook u rekenen, die als veldprediker uw deel hebt gehad aan de hachelykste van alle gebeurtenissen uit die bange dagen, „Ik weet, gy vraagt geen lof. Het besef is u genoeg, dat gy deedt wat plicht, roeping en geweten u geboden. Maar ons past het u dank te zeggen voor den kloeken moed, de zelfverloochening en de trouwe hooge toewijding, waarmee gy naast mannen als Vetter, Scheuer, pastoor Vogel en vele anderen getoond hebt, wat zedeiyko krachten er uit gaan van een plichtbesef, dat wortelt in den diepen bodem van het onwrikbaar vertrouwen in Hem, in Wiens hand ons leven is. „Daarom roep ik u een hartelijk welkom toe. Wees verzekerd van de sympathie, waardee ring en hulde van uwe tegenwoordige stad- genooten, en aanvaard het onderpand van hunne eerbiedige gevoelens, dat ik de eer heb u aan te bieden." Hierbij bood de spreker ds. Rogge oen gouden medaille aaD, aan de eene zyde het Deventer wapen vertoonende, en aan den anderen kant de inscriptie: „Deventers bur gery aan ds. C. Rogge, veldprediker Lom bok 1895". Het orkest hief fanfares aan en het publiek barstte in stormachtig gejuich los. De heer Rogge dankte in de eerste plaats God voor zyn behoud en de goede aankomst to midden van zyne familieleden; voorts den deelnemers van het huldebiyk en Deventers Mannenkoor, „Unis", odz. en eindigde met: „Leve de KoninginnonI Levo het Indische leger!" Daarna werden uitgevoerd: „Hollands Glorie", van Richard Hol, door het Deventer Mannenkoor, a. „Myn Vaderland"; b. „Van eene Ivoningsvrouwo", van Spoel, voor te dragen door mevrouw Ten Siethof. „Friedensfeier" van Reinecko. Oud-Nederlandsche Volksliede ren van Kromer, door het Deventer Mannen koor. a. In den vreemde", van Verhuist; b. „Gevallen", gedicht van jhr. Alting von Geusau (gesneuveld op Lomkok), muziek van Berger, voorgedragen door mej. Wilterdink. „Eriks- gang und Krónungsmarsch" uit „Die Fol kunger," von Kretschmer. Het orkest bestond uit leden van het mu ziekgenootschap „Unis par les sons de U musique." De dubbele moonl te §eliagca voor In aansluiting aan hetgeen in ons vorig nommer werd medegedeeld, wordt door het „Hbl." nog vermeld dat de meerderheid der getuigen, die in den loop van den middag nog werd gehoord, voornamelijk bestond uit per sonen, die de ges-tolen sieraden van de weduwe Bute moesten herkennen. O. a. werd gehoord Cornelia Franken, die zes jaren lang by de weduwe Büte diende en by het verhoor voor den rechter-commis- saris in het sterfhuis tal der haar bekende sieraden miste. Een ander getuige, Hendrikns Deutokom, vond op het erf van Alot den halsketting, die, door beklaagde opgegraven, op hot erf vau Alot neergeworpen was. Get. had van die vondst aan zyn broeder mededeeling gedaan en samen hadden zy dit voorworp by den burgemeester gebracht. Do getuige Anna Veuger, eeno vriendin van Anna Beyers, verklaarde dat zy beiden bekl. wel een aardigen jongen vonden en Anna Beyers ook wel eens met hom uit was geweest, waarom ook niet? Later echter was Anna Beyers bang voor bekl., omdat hy haar iti een herberg eens met de vuist had redreigd en hy met een revolver in den zak liep. 24) i Ten tydo, toen Adenau zaken met hem deed, ging hy veel om met voorname jongelieden, wien hy geld voorschoot, ontbrak b(j geen enkelen wedren, handelde in paarden en speculeerde aan de Beurs. Wat nu de door u vermelde Lassenbergsche papieren betreft, daarvan weet ik niets. Mij 13 alleen bekend, dat Adenau kort voor zyn vlucht uit Berlijn hemel en aarde bewoog om Maud tot het ondertoekenen van een stuk over te halen, waarop hy door tusschenkomst van Rem mingen een zeer aanzienlyke som wilde op nemen. Er had toen een verschrikkeiyk tooneel plaats! Müne nicht was voor alles onver schillig en ook ditmaal zou zy zyn verzoek ingewilligd hebben, als ik er mij niet, op aanraden van myn advocaat, mr. Friedberg, ten stelligste tegen verzet had. Adenau raasde, tierde en dreigde eindelyk met zelfmoord. Ik bleef standvastig. Den volgenden morgen ver dween hy uit Beriyn, een bedrag van eenige duizenden thalers meenemend, die Maud later betalen moest, wyi zy op zyn aandringen zich schriftelijk daartoe verbonden had. Mr. Friedberg stond ons met den raad en de daad by en hielp ons de verwarde zaken in orde brengen, wat met zware geldelyke offers ge paard ging, ofschoon Maud, zooals hy zeide, slechts voor enkele vorderingen behoefde op te komen. Zy verklaarde echter liever al3 muziekondorwyzeres of gouvernante haar brood te willen verdienen, dan een smet te laten kleven op den naam, dien zy droeg. Hierop ging zy naar een bloedverwante in Engeland, en begaf ik my naar myne zustor in Silezië. Van Adenau hoorden wij in twee jaren niets. Daarna kwam ons ter ooren, dat hy zich in Parys ophield. Ik drong er by Maud op aan, de scheidingsaanklacht wegens „vry willig verlaten" ik geloof ten minste, dat mr. Friedberg het zoo noemt tegen hem in te dienen, maar zy weigerde bepaald, de zaak in het openbaar behandeld te zien. Ik hoop evenwel, dat zij er zich nu niet langer tegen verzetten zal. Ik zegen het toeval, dat u met Adenau en Remmingen samenbracht!" „Hebt gy den consul-generaal van myn brief kennis gegeven?" „Ik vroeg hem om raad. Hy zoowel als zyne vrouw zy'n van meening, dat Maud niet beter doen kan, dan de zaak eindelyk tot eene beslissing te laten komen." „En zyzelve?" Maud heeft zich nog over niets uitgelaten. Maar daar zie ik haar juist aankomen! Misschien laat zy zich door uwe mededeehngen wel overhalen een besluit te nemen!" Maud kwam langzaam en met gebogen hoofd het pad oploopen, dat naar de tuindeur voerde. De dichte oleanderboomen in de groote, groene bakken aan beide zyden der veranda beletten haar den bezoeker dadelyk op te merken. Toen zy hem gewaarwerd, steeg een- gloeiende blos haar naar de wangen en bleef ze stilstaan. Tissenborn stond op, om haar te begroeten. Maud ging naar hem toe, reikte hem de hand en zeido met diep bewogen stem: „Ik heet u hartelyk welkom, mynheer! Ge hebt getoond een trouw vriend te zyn." Tissenborn zag hoe hare oogen zich met tranen vulden. By dezen aanblik greep hem een nooit gekend gevoel van smart aan, en zich over de bevende hand heen buigend, drukte hy daar een kus op en zeide, terwyl hy hare hand steeds in de zyne hield: „Ja, mevrouw, dat is de waarheid, gy hebt geen trouwer vriend dan my I Dat woord maakt my trotsch en gelukkig! Mocht het my vergund zyn, het u door daden te be- wyzenl" „Hy schrikte er byna van, zich zoo door zyn gevoel te hebben laten meesleepen; ook Maud scheen een weinig verlegen. De oude dame keek met een weemoedig lachje naar de beide jonge menschen. Er ontstond een drukkende pauze. Maud zette haar parasol in een hoek en ging tegenover Tissenborn aan haar werktafeltje zitten. Hy wilde juist aan het onbehaagiyk atil- zwygen een einde maken, door de een of andere onverschillige vraag te doen, toen er een rytuig kwam aanrijden en voor de tuin deur stilhield. Een heer stapte er voorzichtig uit, keek naar het nummer van het huis en schelde aan, zonder te beproeven, of de deur gesloten was of niet. „Dat is Remmingen I" riep Tissenborn op springend uit. „Hy mag my hier niet zien! Hy zou op 't eerste gezicht stellig den Span jaard in m(1 herkennen 1" Ook de dames waren opgestaan. „Remmingen? Wat moet die hier doen?" stotterde Frau Von Balding. „Den Spanjaard Wat beteekent dat vroeg Maud verwonderd. „Dat zal ik u later wel uitloggen. Heeft het huis nog een anderen uitgang naar de straat „NeenGa liever zoolang in de tuinkamer," zeide de oude dame haastig. „Het is misschien wel goed, dat gy hoort, wat hy te zeggen heeft." „Dat kan ik my anders levendig voorstellen." De tuinkamer was door een glazen deur van de veranda afgescheiden. Ter beschutting tegen uiltjes en muggen had men de beide open ramen van yzerdraad voorzien, een voor zorgsmaatregel, die dit vóói had, dat Tissen born van hier uit alles ongezien kon waar nemen. Ondertusschen had de tuinman den bezoeker binnengelaten. De dames waren opgestaan. Remmingen zag hen reeds in de verte, nam met een diepe buiging zyn hoed af en kwam met afgemeten schreden nader. „Ik moet u duizendmaal om verscbooning vragen, dames," begon hy op dien zoetsap- pigen toon, waaraan Tissenborn zich in het spoor reeda zoo geërgerd had, „dat ik het waag, u in uwe landeiyke afzondering te komen storen. Van morgen vroeg van Beriyn aangekomen, wa3 ik zoo vry, u in de stad een bezoek te brengen. Men vertelde my echter, dat gy den zomer in Loschwitz door bracht, waarom ik my haastte hierheen te ryden." Frau Von Balding scheen den bezoeker uit te willen noodigen, plaats te nomen, maar een blik van Maud hield haar daarvan terug. Dit was Remmingen niet ontgaan, maar hy achtte het beter er maar geen notitie van te nemen. „Eenige weken geleden was ik in Parys, mevrouw," ging by, zich tot. Maud wendend, voort, „en ontmoette daar m.jnheor uwen echtgenoot." „Den heer Adenau, wilt gy zeggen!" ver beterde deze scherp. „Juist, den heer Adenau! Ik had hem in geen twee jaar gezien en vond hem zeer veranderd." Maud en hare tante bewaarde het stilzwijgen. De jonge vrouw koek Remmingen doordrin gend aan, maar zonder blikken of blozon vervolgde deze met bewonderenswaardige kalmte: „Wy brachten samen eenige avonden in zyn eenzame woning, in de Rue Rambuiesu No. 28, door. Gy weet, mevrouw, dat ik my in Beriyn onder zyne beste vrienden rekende. Ik behoef u dus niet te zeggen, dat wy al heel gauw aan het praten kwamen over het verledene. Adenau liet my toen een diepon blik in zyn binnenste slaan." Remmingen zeide dit alles op zulk een goedgehuichelden toon van oprechte droefheid, dat Tissenborns vingers hem begonnen te jeuken. „En nu zyt gy gekomen, om my te ver tellen, hoe het er in het gemoed van uwen vriend uitziet, nietwaar, mynheer?" vroeg Maud met snydenden spot (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1