Valsclie bankbiljetten. do BethLebemskerk ten goede zullen komen, terwijl dan tevens verschillende bewoners niet blootgesteld zullen zyn aan beleedigingen van een hoop straatbengels. Werd er gisteren en heden in en om Leiden vry druk geard, in den polder achter do oliefabriek der firma Sillevis en Rutten, onder Leiderdorp, kon men gisteren een ysschuitje met zyn blank zeil over het ys zich zien bewogen. Zondag geraakte de omnibus met paard van P. De K rijdende van Hoofd dorp op Heemstede, aan den IJweg by den Kruisweg te water. Voerman en equipage schijnen er met moeite uitgehaald te zijn. Als dit hetzelfde paard is, dat al meermalen en nu laatst den 5den Januari do beenen op nam, zal het tegenover de passagiers voor zichtig zyn, een ander, minder gevaarlijk te gaan gebruiken. Hedennacht zyn van den land- bouwer Q. Onderwater in het Westeinde te Zoeterwoud9 ontvreemd acht eenden en één waard. De Hooge Raad verkl a-arde gisteren de bepaling in de gemeenteverorde ning van Sloten, betreffende de verplichting om een gevonden voorwerp by den burge meester te deponeeren of wel aangifte te doen, in strijd met art. 2014 Burg. Wetboek, hoofdzakelijk op grond van do bijvoeging der genoemdo bepaling, dat de burgemeester na acht dagen zoo het bedoelde voorwerp niet door den eigenaar is teruggehaald, tot ver koop daarvan overgaat en de opbrengst in de gemeentekas deponeert. In den Nieuwen Waterweg is opge- ▼ischt het ïyk van den Scheveningschen matroos J. Westerduin, behoorende tot de bemanning van de bomschuit „Zeevisschery", readers J. en P. De Mos, to Scheveningen, welke matroos in November by den Hoek van Holland is over boord geworpen. Het ïyk is te 's Gravenzande ter-aarde besteld. Aan de jongedochter, die onlangs, door een vergissing van beambten derStaate- spoorweg-Maatscbappy, by de halte Nootdorp- Leidschendam uit den trein in het water stapte, is door genoemdo Maatschappy eene schadeloosstelling uitgekeerd. Te Rotterdam is in de Warmoe- zierstraat eene vrouw, toen zy de kachel met petroleum wilde aanmaken, in brand geraakt en aan de gevolgen overleden. De socialist W. H. Vliegen, te Maastricht, die in het anarchistenproces te Luik als beschuldigdo ie gedagvaard, heeft aan den president van het hof van assisen aldaar schrifteiyk bericht, dat liy aan deze dagvaarding geon gevolg zal geven. Hy ont kent do hem in de akte van beschuldiging ten laste gelegde feiten en verklaart zich bereid zich daaromtrent voor don Nederlandschen rechter te verantwoorden. Zooals men weet, wordt Vliegen beschuldigd de hand te hebben gehad in de verspreiding van een gedrukt manifest, bevattende bedreigingen aan het adros van den burgemeester of andere functio narissen en burgers te Luik. Dr. Lapidoth, te Wyk-by-Duur- stode, heeft hot ongeluk gehad, by het bezoek aan eon zyner patiénten op eon schip, liggende in de haven, door do gladhoid te vallen en daarby de knie te breken. To A 1 f o n (N. - B.) had vrouw C. v. d. B., die sedert jaren aan vallende ziekte lydonde was, het ongeluk, voorover mot het hoofd in een kotol te vallen, waarin zy bezig gewoest was eenig goed te wasschen. Toen hare zuster, aio kort te voren was weggegaan om do namiddagkoffie gereed te maken, by liaar terugkwam, had de ongelukkige reeds opgehouden te leven. Blykens officiëele opgaven waren er in Frankryk onder de dienstplichtigen van de lichting 1893, wier gozamenlyk aantal 343,000 is, 22,000, die lezen noch schrijven konden; 6000 kunnen alleen lezon, terwyi de kennis van 55,000 man niet verder strekt dan dat zy het alphabet konnon. By de Duitsche mihtieplichtingon zyn de ver- houdingscyfers veel gunstiger. Van de 253,177 by het leger en de marine ingeiyfdo recruten waron er slechts 617, die in 't geheel geen ondorwys genoten hadden. Het aantal on- alpbabeten is van 1883 tot 1893 van 1.27 pet- tot 0.24 pet. van de ingeiyfdo recruten gedaald. INGEZONDEN. Den Heer Jan Hogenkamp, te Leiden. M.! Was hot U met Uwe oproeping van 19 Dec. jl. onkel te doen om meer van die mooie avonden in do toekomst, dan dunkt my liet niet ongepast U te zeggen: „Hetgeen wol i?, moot wel biyven!" Wy behoeven ons in Leiden toch geenszins te beklagen over gemis aan zulke avonden; boden meer, morgen minder, geld moet er by wezen, en wie van die vele gelegen- hoden gaarne profitoort, kan heelwat guldens kwyt raken, meer dan op de begrooting van menig huisvader pastl Was het U te doen om Gustaaf Adoll', diens daden on drijfveren te* verheeriyken, weet dan, dat do geschiedenis daarmede reeds lang li eft afgehandeld; door ernstige schryvers van verschillende richtingen geboekstaafd, is do glans, welken sommigen zich nog om diens hoofd denken, by het licht der Historie heelwat v rblcokt! „Uwe oproeping is mislukt!" Zou nu in het bovenstaande niet eenigo reden daarvoor go- logen zyn? Leiden, Belcefdeiyk, 14 Jan. 1893. A. A. De bekende zaak der vervalsching van bankbiljetten te Amsterdam werd gisteren voor den Hoogen Raad behandeld, daar Suzanna Toebaerts en E. A. C. Keese cassatie hadden aaDgoteekend tegen het arrest van het ge rechtshof te Amsterdam, waarby zy onder- scheidoniyk tot 3 en 2 jaren waren veroordeeld wegens medeplichtigheid aan de vervalsching. De Am8terdamsche advocaten mrs. L. W. Van Gigch en J. C. Post waren verschenen om het cassatie beroep toe te lichten, eerst genoemde voor Suzanna Toebaerts, laatstge noemde voor Keese. De raadsheer mr. De Ranitz bracht uit voerig rapport uit. Mr. L. M. Van Gigch begon met de erken ning dat Rechtbank en Hof te Amsterdam een inspannenden en voelomvattenden arbeid hebben verricht, en hulde te brengen aan vonnis en arrest. Toch meent hy dat het vonnis der rechtbank minder verzuimen bevat dan het arrest. Zyn eerste middel van cassatie luidt: schen ding van artt. 211, 221 j0., 223 en 246 van het Wetboek van Strafvord. in verband met artt. 225 en 232 Wetboek van Strafrecht. Volgens pleiter blykt noch uit de algemeen© overweging, noch uit hot speciale gedeelte van het arrest dat betrekking heeft op Toe baerts dat een onderzoek is ingesteld naar de identiteit van de bankbiljetten, welke door den rechercheur Batelt to Utrecht in het be kende koffertje zyn gevonden. Er is niet geconstateerd dat de by de req. Toebaerts gevonden biljetten waren valsch en dat zo door Krause waren vervaardigd. Even min of Toebaerts bekend was met de valsch- heid der biljetten, toen ze die ontving, en of requirante die biljetten in voorraad had met het oogmerk om ze als valsche biljetten uit te geven. Dat is niet onderzocht en niet ge bleken, ofschoon de wetenschap aan de valsch- heid en het bedoelde oogmerk de noodzakelyke elementen uitmaken van het misdryf van art. 232. De rechtbank heeft getracht het wettig bewys behooriyk te construeeren, maar in het arrest van hot Hof daarvan geen spoor. Nu zyn door den Hoogen Raad te dien aanzien wel eens beslissingen gegeven, die schynbaar met elkaar in stryd zijn, doch de leidende gedachte van die beslissingen was z i. toch deze dat in cassatie niet de kracht van aan- wyzingen mag worden onderzocht, maar wel of in do getuigenverklaringen, gelyk ze in het arrost voorkomen, datgene is verklaard, wat men in facto meende daarin te kunnen lezen. Pleiter verwy'st naar verschillende arres ten van den Hoogen Raad, waarin dit z. i. beslist werd. De Hooge Raad mag wel onder zoeken of de delictselementen onderzocht en aanwezig zyn. Ten deze nu biykt dat requirante ten stelligste haar schuld heeft ontkend, en by de verhouding, waarin zy tot Krause stond, sloot hot bezit van bet koffertje geenszins voor haar in do wetenschap van de valsch- heid der biljetten. Er is wel gebleken dat het zwarto koffertje by baar gevondon is, maar naigons is over wogen dat de biljetten in iaar huis zyn geweest, laat staan dat hot valsche biljetten zyn gowoest of dat zy wist dat zy valsch waren en het oogmerk had, ze weer uit te geven. Geen enkelo getuigenverklaring is daarvoor te vinden. Pleiters tweede middel is schending van de zooeven genoemde artikelen van het Wetboek van Strafvord. in verband met artt. 225 en 226, 5do lid Wetboek van Strafrecht, omdat, wanneer do Hooge Raad mocht van oordeel zyn dat de onderzochte valschheid in bet algemeene deel van het arrest wel betrekking heeft op de biljetten, gevonden bij Toebaerts, niet is onderzocht of ze alle of voor con gedeelto en dan voor welk gedeelte in den zin van art. 225 Strafv. valsch waren. Pleiter constatoert dat door het Hof geen onderscheid is gemaakt tusschen don aard der bankbiljetten, wat door de rechtbank wel is geschied. Deze nam aan dat er twee categorioëu waren, A eene, die den naam van mr. Pierson droog met oen datum toen deze geen directeur meer was, en B eeno andere, die geon nummers en letters droeg, welke boide categorieën van biljetten niet het straf waardig bedryf, door de wet bedoeld, opleveren. Biljetten, die den naam van een president dragen, die het niet meer is, zooals de bil jetten A, verbindon niet tegenover derden. Do dagteekening stolt de verbintenis daar voor den ondertekenaar. Het debat van het Hof is dus in stryi met den aard en de boteek«nis van het toonder-papier. De be doelde biljetten kondon niet tot bewys van eenige verbintenis strekken en het Hof had dus moeten onderzoeken op welken datum de lieer Pierson president van de Bank is geweest en of die datum strookt met den datum der biljetten. Gaat zyn middel op, dan zou renvooi moeten volgen door den Hoogon Raad naar don rechter a quo. Ten slotte stelde pleiter nog middelen voor, welke meer betrekking hebben op Keese, maar waarby zyne requirante belang heeft, nl. schending van verschillende artikelen, omdat niet is onderzocht en gemotiveerd of uit het gebruik van do biljolten door Keese nadeel kon ontstaan, en schending van art. 398 j°. 391 Wetboek van Strafvordering. Beide middelen betr#ffen liet biljet, by Beausar door Ivoese gepresenteerd, welk tiljet niet gevonden is, daar by zyne arrestatie Keese een echt biljet by zich had en het Hof alleen op verklaringen, by gissing en rodeneering opge maakt, aanneemt dat er een valsch biljet by Beausar is aangeboden. Ook van deze biljetten is de valschheid niet onderzocht. Sprekers laatste middel is schending van verschillende artikeleD, omdat geen beslissing is genomen dat de aan Keese ten laste gelegde uitgaaf van biljetten by Zyistra heeft plaats gehad in vereeniging. Hy concludeerde ten slotte tot vernietiging van het arrest wegens gebrek in den vorm, en verwyzing naar een ander Hof. Voor den req. Keese trad op mr. J. C. Post, die in 't algemeen instemming betuigde met den vorigen pleiter, doch afweek van diens betoog ter zake van den aard der bankbiljetten. Zyn eerste middel was dan ook schending van artt. 225 en 226 W!v. Strafr. in verband met art. 22 der akte van oprichting van de Nederlandsche Bank en van artt. 211, 221 en 391 Wetb. van Strafv., omdat het Hof schuldig verklaard heeft aan het geïncrimi neerde misdryf, ofschoon is gebleken dat do Nederlandsche Bank biljetten uitgeeft, welke langs mechanischen weg door anderen met de onderteekeningen van president en secre taris worden voorzien en dus niet vallen onder het misdryf van valschheid in geschrifte, ter wyl bovendien daaruit geen rechten kunnen worden ontleend. Uitvoeiig betoogde pleiter dat alleen met de eigen hand geschreven en onderteekende stukken als geschriften in den zin der wet worden beschouwd en de akto van oprichting der Nederlandsche Bank bedoelt niets anders dan persooniyke onderteekening van de biljetten namens directeuren. In een arrest van den Hoogen Raad is dan ook uit gemaakt dat een handteokening van iemand, geplaatst door een ander, niet gelyk gesteld kan worden met de bandteekening van dien persoon. Ook de Cour de Cassation in Frankryk eischte het plaatsen van oen bandteekening door eigen hand. Het tweedo cassatiemiddel luidt schending van artt. 398, 391 en 211 Strv. in verband met art. 221 Strafr., omdat het Hof als bewys- middel heeft gebezigd een verklaring van een getuige, dat zy aan Keese overgaf het biljet van ƒ100, ofschoon die verklaring niet is te beschouwen als getuigenis, maar als gissing. Het derde middel is schending van art. 161 Grondwet en art. 221 Strv. in verband met art. 55, 2o. Strafr., omdat 's Hofs arrest laatstgenoemd artikel niet inhoudt, volgens hetwelk het Hof de straf toepaste. Een vierde middel is dat het Hof beslist heeft de teruggaaf van ovortuigingsstukken aan hen, van wie ze woderrechteiyk zyn ont houden, zonder te beslissen dat die voor werpen door misdryf zyn verkregen of weder - rechteiyk zyn ontnomen, terwyl de wet alleen van die voorwerpen teruggaaf voorschryft. Een vyfde middel is dat het Hof Keese heeft schuldig verklaard aan opzettelyk ge bruik maken van een valsch biljet, tweemaal gepleegd, ofschoon duidelijk is geblekon dat na aanbieding btf den heer Beausar, hy het biljet heeft teruggenomen, zoodat daar het doel niet is bereikt en hoogstens van een poging tot miscrjjf sprake kan zyn, maar nooit van een voltooid delict. Hot zesde miJÖel is dat het Hof Keese schuldig heeft verklaard aan opzetteiyke ge bruikmaking van valsch papier, ofschoon niet beslist is dat het by Beausar aangeboden biljet een dagteekening droeg en de onder teekening van president en secretaris der Bank. Hy vorwees te dien opzichte naar het pleidooi van mr. Van Gigch. Het zevende middel is dat de schuldigver klaring is uitgesproken zonder dat beslist is dat het by Beausar aangeboden biljet niet vol deed aan de kenmerken voor echt bankpapier. Het achtste middel is dat het Hof als erkend heeft aangenomen dat Keese een biljet heeft gewisseld, ofschoon uit het audiëntieblad van het Hof, door verwyzing naar de verklaringen voor de rechtbank, blijkt dat dergelyke be kentenis niet door req. is afgelegd. Pleiter concludeorde dus tot vernietiging van het arrest van het Hof te Amsterdam. Adv.-Generaal mr. Van Maanen zal op Maan dag 28 Januari a. s. in deze zaak conclusie nemen. Dc dubbele moord te Schagcn voor dc rcclilbank te Alkmaar, In den ochtend van 12 Augustus vond men te Schager. do weduwe Gerrit Büte, geboren Jansje Stoel, dood in haar st09l zittende. De schedel was haar, vermoedelyk met een byi, op verscheidene plaatsen gekloofd. In het bed vond men bovendien het Ïyk van de 17-jarige nicht dezer vrouw, Antje Beyers. Met een mes waren haar de groote slagaderen door gesneden. By dit alles had de onverlaat, die deze afschuweiyko misdaad pleegde, het niet ge laten. Om de sporen dier daad uit to wisschen, had hy de kleeren zijner slachtoffers met petroleum begoten en in brand gestoken, hopende dat het vuur de sporen zou vernie tigen, doch de brand was intyds ontdekt en daarmee ook de misdaad. Dat deze gepleegd was uit hebzucht, bleek der justitie al spoedig, want een aantal kost baarheden, o. a. halskettingen met gouden slootjesgouden broches en oorbellen, gouden ringen; goudgeld ter waarde van 750; klein geld tot een bedrag van 102; bank- en muntpapier ter waarde van 800, enz. waren ontvreemd. De justitie, die met alle kracht optrad om de(n) moordenaar(s) te vinden, was in den aanvang niet gelukkig en men begon reeds te vreezen dat ook in deze gruweldaad de daders niet zouden worden gevonden, toen de mare weerklonk, dat de justitie de daders meende te hebben gevat, namelyk Nicolaas Boes en Simon Alot. Boiden werden preventief ge vangengezet. Het gorechtelyk onderzoek was niet gemakkelyk, doch ten slotte bekendo de 18 jarige Nicolaas Boes demisdaad geheel alleen to hebben gepleegd en Simon Alot valschölyk te hebben beschuldigd. Laatstgenoemde werd dadeiyk op vrye voeten gesteld, Boes bleef in hechtenis en legde ten slotte volledige bekentenis af. Men weet dat dit drama nog een naspel had; dat Boes' moeder, die van do zaak had geweten, daar zy de bebloede klee ren van haar zoon had gereinigd en verstopt, zich, toen haar bleek dat de zaak ontdekt was, van het leven beroofde. Een aantal der door den verdachte gestolen voorwerpen werden, op verschillende plaatsen verstopt, terug gevonden. Tevens bleek nu dat Nicolaas Boes ook degene was, die tusschen 16 en 19 Maart 1894 inbraak had gepleegd in de woning van den kantonrechter mr. H. L. Asser, to Schagen, en daar uit een gesloten kast een zilveren remontoirhorloge had gestolen, zonder dat tot dusverre do inbreker was gevat. Voor deze feiten had Nicolaas Boes zich gisteren voor de rechtbank to Alkmaar te verantwoorden. De rechtbank was samengesteld uit de heeren mr. Sannes, president; mrs. Brants en VolgrafF, rechters; mr. Yan der Krab, subst.- griffier; Op. Min. rar. Karseboom, terwyl den beklaagde al3 verdediger was toegevoegd mr. Van der Hoeven, advocaat te Alkmaar; by- zittend rechter mr. Gocking. Niet minder dan 62 getuigen waren gedag vaard. Reeds vroeg in den ochtend stond een groote menigte voor het gebouw, deels om den be klaagde te zien komen of om een plaats te krygen op de publieke tribune. Deze was dan ook dicht bezet. Ongeveer tweehonderd men- schen stonden er opeengepakt. Wegens het groot aantal getuigen werd op gereserveerde plaat«n niemand toegelaten en wegens be perkte ruimte in de zaal was aan slechts vier verslaggevers der pers een plaats afgostaan. Beklaagde is klein van postuur met mager gelaat, lichtblond, sluik haar. Qy is gekleed in een net donkerblauw colbert-kostuum en houdt een slappen zwarten hoed in de hand. Hy maakt volstrekt niet den indruk, dat hy in staat is geweest een dergelyke misdaad te plogen of do zware byl te hanteeren, waar mede hy de vrouw doodde. Onverschillig luistert hy naar de voorlezing der dagvaarding. Do president deelde mede dat de zitting gisteravond en ook heden zou worden voort gezet, waarna oerst getuigen gehooid worden in zake den diefstal by mr. Asser. Beklaagde vertelt onverschillig, alsof het eene doodge wone zaak gold, dat hy met zyn vriend Ouds hoorn, evenals hy leerling by den meubel maker Bierenbroodspot, plan had gemaakt ergens in te breken om geld te stelen, dat by eventueele feestjes te pas zou kunnen komen. Hy brak op genoemden datum in by de familie Asser, omdat de familie uit was, en stal een horloge. De inbraak geschiedde met behulp van een beitel uit de werkplaats. Oudshoorn deed niet mode, omdat hij des nachts niet zoo gemak kelyk wist weg te komen. Getuige Oudshoorn, gedetineerd omdat hy van den moord op de beide vrouwen heeft geweten, daar Boes hem den ochtend van den moord om te zwygen een tientje in de hand stopt#, verklaarde dat in de meubel- makorswerkpJaats tusschen hom en Boes veel gedobbeld werd, waarby get. steeds yer- loor. Boes zeide hem dikwerf, dat hy ergens stelen zou. Get. verklaart dat hy al het geld, dat hy verdiende in do werkplaats, aan zyn ouders gaf, en het geld, dat hy verdiende met colporteeren van bo#k#n, in een spaarpot deed. Hy speelde steeds op hoop van zegen en bleef als hy verloor by Boes in de schuld. De vtrdediger vraagt, of get. na den diefstal by den heer Asser nitt tot Boes zeide: „Ik ga cok eens stelen?" Bekl. zeide dit by in structie. Get. beantwoordt die vraag ontkennend en bekl. zegt zich dit nu niet te herinneren. Do verdediger vraagt, of get. zyn geld in den spaarpot niet behendig daaruit lichtte en er spykers voor in de plaats deed, zoodat, als zyn moeder met den spaarpot rammelde, deze meende dat daarin geld was. Got. antwoordt bevestigend. De president wyst er bekl. op, dat hy dik werf gedurende het langdurig onderzoek tegen- strydigo vorklaringen deed en anderen be schuldigde. Hy vraagt of hy thans werkeiyk in alles de waarheid zal zeggen. Bekl. belooft dat; by vertelt dan op de tot hem gericht# vragen, dat hy op zyn 15de jaar van school ging; dat hy ook op de catechi satie ging doch geheel wegbleef, omdat hy er niet heen wilde. By den meubelmaker ver diende hy drie gulden 's weeks. Zyn moeder, zei hy, was goed voor hem, doch hy bestal haar menigmaal door met een valschen sleu tel geld uit een kast te nemen. Dit verteerde by in een herberg #n hy won veel met spe len. Door het lezen van onverstandig geschre ven boekjes, als „De onschuldig veroordeelde" en „H«t Gevloekte geheim" kwam hy er toe to denken om ook e#ns flink te stelen. Met Jan Oudshoorn sprak hy er al over by den burgemeester te stelen of by de wed. Bute, aio volgens hun meening wel f 200 bezat. Vandaar dat h#t plan bij h#m opkwam de vrouwen te vermoorden en er te stelen, ook om zich te wreken op Anna B#yers, die van zyn liefde niets weten wilde. Vóór den moord heeft bekl. getracht door een slaapmiddel de vrouwen te vergiftigen, door dit in een kan melk to werpen, welke do vrouwen zouden gebruiken. Vielen zy in slaap, dan zou hij stelen. Hy nam echter een mes mede om de vrouwen af to maken, als zy niet goed moch ten slapen. Van die melk is echter niet ge dronken. Later heeft hy loodwit in den kof fiepot der vrouwen gedaan. Wonende naast de vrouwen, kon hy achtër over eene schut ting in huis klimmen, terwyl zy voor in den winkel waren. Een derde poging tot vergiftiging was: zuringzout te doen in de koffiekan Bekl. heeft ook plan gehad den vrouwen snuif in het gelaat te gooien en haar dan met een mes af te maken, of haar een touw om den hals te slaan. Oudshoorn hoeft hem dit geraden, hy had dat gelezen in de „Twee weezen". Bekl. heeft ook den vrouwen taartjes willen geven, waarin loodwit was gedaan, doch onderweg, 't onweerde dien avond, verloor by ze. Alle plannen tot moord overlegde hy met Oudshoorn, die echter nooit wilde mededoen. Bekl. had Oudshoorn beloofd hem ook wat van het gestolene te geven, omdat hy er alles van wist.' Oudshoorn zette hem steeds op. Byv. als zy langs het huis der wed. Bute gingen en deze stond aan haar deur, zeide hy „wat een dun nekkie", bedoelende dat bekl. haar toch gemakkelyk den hals kon afsnyden. Bekl. zegt alles alleen te hebben gedaanvan zyn familie wist niemand er iets van. Nooit, zegt bekl., heeft hy voor de mis daad teruggedeinsd. Oudshoorn heeft, doelende op Anna Beyers, dikwerf gezegd: „'tls toch zonde van zoo'n knappe meid", maar dan zeide bekl.: „'t Mo#t toch gebeuren vóór de Alkmaarsche kermis". Oudshoorn weigerde steeds beklaagde te helpen. Beklaagde heeft avonden achtereen over de schuttiog geloerd om te zien of er gelegenheid was om de vrouwen te vermoorden. Den avond van den moord, Zaterdag, heeft hy aan de deur nog met Anna gesproken, die toen vertelde 's Maan dags naar Amsterdam te zullen gaan en hem een portret te zullen geven. Hy wist ook, dat Anna Zaterdag-avond vroeger naar bed ging dan anders. Dat bekl., door zyn plan twee dagen uit te stellen, althans Anna Beyers zou hebben gespaard, had hij niet bedacht. Bekl. had dien dag geen drank gedronken; dat deed hy nooit in de week. Kwart - over elven is bekl. achter over de schutting geklommen; hy had gezien dat vrouw Büte in de keuken zat te lezen en met een byl, die hy vond, gaf hy vrouw Bü'e driemaal een slag op het hoofd. Z(j riep drie maal: „o God, o God!" By den eersten slag keerde de vrouw zich om, toen gaf hy nog drie slagen en liep hard weg. Hy klom weer over de schutting en dronk in de keuken by zyn ouders water, waarna hy door de herberg zyns vaders de straat opging. Hy wachtte tot er geen menschen meer waren en ging den winkel van vrouw Büte binnen. Uit den winkel nam hy een mes van de toonbank en begaf zich naar de kamer van Anna, die te bed lag. By het licht van een lucifer, dien hy aanstreek, gaf hy een steek met een mes in haar slaapvervolgens een snede in den hals, waarby zy hem een slag in het gezicht gaf. Toen stak bekl. een lamp aan, die op tafel stond, en trok een lade uit do kast in de kamer om te zoeken, of er iets in was. Opeens hoorde by een zucht; hy keerde zich om en zag hoe Anna op haar knieën lag en er uit wilde. Toen duwde by haar weer in den hoek en bracht haar een wonde toe, waarby zyn mes krom werd. Bekl. is daarna naar achteren gegaan om zich te wasschen; hy hoorde vrouw Büte nog ademen, waarop by haar met een mes doodde. Vervolgens heeft bekl. zich gewasschen op de achterplaats. Het was toen ongeveer elf uren. Daarna heeft hy uit de kast alles ge stolen en zyn zakken er mede gevuld. Hy hoorde echter leven achter en verschool zicli een tydje, waarna hy weder over de schutting klom en hot gestolene begroef. By het over klimmen der schutting had zyn vader zyn hond uitgelaten, omdat hy gerucht hoorde. Het dier, bekl. herkennende, maakte echter geen leven, zoodat zyn vader zeker dacht zich vergist te hebben. Na alles, op oen kleinigheid na, dat hy by zich hield, begraven te hebben, is bekl. om ongeveer twaalf uren weder over de schutting naar het huis der wed. Büte gegaan. Hy heeft van de nog brandende lamp in Anna's kamer de peer afgedraaid en toen de petroleum over het haar van Anna en het beddegoed gegooid. Eerst stak hy hot haar in brand, om te zien of dit brandde, en toen dit geschiedde, heeft hy er een kussen op gegooid om de vlam te blusschen. Daarna heeft hy het ïyk van vrouw Bute met petroleum begoten, vervolgens het ïyk van Anna B9yers uit liet bed gehaald om zyn pet te zoeken, welke hy verloren had. Doch hy zocht niet lang, want die zou wel met alles verbranden. Hy stak de lyken in brand, crok zyn schoenen weer aan en ver liet vóór door den winkel het huis. Dat ook de huizen der buren in brand zouden gaan, begreep bekl. Hy had dat reeds met Ouds hoorn besproken. Kwam de brand ook in het huis van Boes, dan zouden zy samen be- klaagdes familie redden. Oudshoorn kon dan tevens, door vlug m#t dc spuit van „Lycurgus" te komen, de premie krygen. Toen be klaagde thuiskwam, had zyn m#eder hem nog gevraagd waarom zyn haar zoo nat was, waarop hy antwoordde „dat hy aan de pons was geweest by Hoekstra (een kennis) en zyn pet in de sloot was gevallen". Hy wa3 toen naar boven gegaan en by zyn broertje gaan slapen. Tegen twee uren wakker wordende en geen j braivl ziende, is by in nachtgewaad weer over j de schutting naar het huis der wed. Büte I gegaan, heeft uit een kan met petroleum de lyken weer begoten e/i weder aangestoken en de keukendeur half open gelaten. AVeer is hy naar bei gegaan en om zes uren wakker ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 2