Al0. 10703.
Maandag 14 Januari.
A®. 1895.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §pn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
LEIDSCH
DA&BIAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Yan 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Jhr. mr. A. F. De Savornin Lehman heeft
hl zyn orgaan, De Nederlander, zyn Btandpunt
in het vraagstuk der beschermende
rechten nader toegelicht, naar aanleiding
van eene beschouwing over dat vraagstuk,
die ds. Littooy in De Zeeuw had aangeknoopt
aan wat door hem in de vergadering der
Tweede Kamer van 80 Nov. is gezegd.
Niet geheel juist noemt hy het beweren,
dat hi) tegen het heffen van graanrechten is
„met opzet schrijft hij heb ik mij o n t-
houden van het geven van advies, juist
omdat ik, hoezeer grooteljjks belangstellende
in deze quaestie, gevoel geen deskundige
op dit gebied te zijn. Ik heb mij daarom
alleen vragen veroorloofd, gericht tot hen,
die verandering in den bestaandon toestand
wenschen en op wie dus de bewijslast rust
Mjjn persoonlijk belang, mijne omgeving en
mijne (anti liberale) opvoeding zouden mij doen
neigen tot afkeuring van het bestaande stelBei,
en zoo er één gevaar is voor een volksver
tegenwoordiger, dan is het wel dit: dat hij
eerder zijn kiezers dan de feiten onder de
oogen ziet, en wat dit beteekent voor een
afgevaardigde door Goes behoef ik wel niet
te zeggen".
De vraag, door den Schr. in de Kamer ge
daan, was, wie zal dat betalen? Het is toch
duidelijk, dat, wanneer op kunstmatige wijze
den een een voordeel verschaft wordt, dit door
eon ander moet worden betaald. Komt dit
langs indirecten weg dien ander weer ten
goede, dan is daartegen weinig bezwaar,
doch zoo niet, dan komt men niet veel verder.
„Zoover ik zien kan is van elke geweld
dadige of kunstmatige verandering in den eco-
nomischen toestand de minst gegoede in de
oersto plaats het slachtoffer, en ik begrijp dat
de socialistische leiders juist daarom op het
bezigen van zulke middelen aandringen. Hoe
meer verwarring, hoe beter voor hen
„Maar als ik hoor van dio algemeenheden,
zooals dat de koopkracht van don arbeider
zal toenemen; dat „eerst als de boer verdient,
hij loon naar den arbeid kan geven" en dier
gelijke meer, dan vraag ik toch om wat meer
inlichtingen. Zal, zoodra de landbouw bloeit
ten koste van den handel, niet de arbeider,
die nu nog werk vindt in de steden, naar het
platteland teruggaan, en zoodoende het aan
bod van werkkrachten vermeerderen? Toen
do landbouwer van de tarwe ƒ15 en ƒ18
maakte, ontving, zegt do heer L., de arbeider
nog geen guldon por dag, al was het een dag
van 11 uren. Welke reden is er, om te onder
stellen, dat, by overvloed van werkkracht,
do landbouwer thans meer loon zal betalen?"
„Het is zeker waar, dat zoo de landbouw
bloeit, het allen wélgaat. Het land toch brengt
vruchten voort, dus nieuwe dingen, die er te
voren niet waren. Daardoor neemt dus de
rijkdom, de welvaart toe. Hoe meer koren
do aarde voortbrengt, en hoe meer voedsel er
dus is, hoe meer wij den Heere hebben te
Danken voor Zjjne gaven. En die vruchten
komen aan allen ten goede. Maar daaruit
volgt niet, dat er algemeene welvaart komt,
wanneer men op kunstmatige wjjze de in
komsten der landbouwers vermeerdert. Het
bloeiendst zou dan het land zijn, waar, ten
gevolge van hongersnood of van oorlog, het
graan tegen buitensporig hooge prijzen ver
kocht wordt. God heeft ons allen de aarde
gegeven om ons te voeden mot hare vruchten,
eu de landbouwerstand dient daarbij als on
misbare tusschenhand; men moet echter zich
niet voorstellen, dat de menschen er zijn om
don landbouwerstand, deze moet, evenals
iedere andere stand, zich richten naar de be
hoeften der menschen, niet omgekeerd."
Het cijfer van 13 millioen, door ds. Littooy
ponoomd als het bedrag, dat do belasting
van het graan in de schatkist zou brengen,
zou de heer Lohman nog wol eens toegelicht
willen zien. „Het zou inderdaad iets betee-
kenen, indien die opbrengst, en tegelijkertijd
het beoogde doel, de wederopleving van don
landbouw, verkregen wordt; indien derhalve,
boven en behalve wat al onze voor graan
bouw geschikte landen kunnen opbrengen,
zooveel graan en bloem wordt ingevoerd
dat de schatkist daarvan 13 millioen kan
hebben. Is echter dit bedrag berekend naar
den tegenwoordigen invoer in ons land, dan
begrijp ik het argument niet. Want zoo de
invoer dezelfde blijft, zal de landbouw niet
toenemenneemt deze daarentegen toe, dan
zullen wy de 13 millioen niet ontvangen.
Nadere toelichting is dus gewenscht.
„De heer Littooy wil intusschen nog op
andere wijze den werkman en velen nering
doenden te hulp komen; nl. door o. a. op
bewerkte artikelen invoerrechten te heffen.
Inderdaad kan op die wijze aan menigen tak
van binnenlandsche industrie een steuntje wor
den gegevenik vrees ochter dat by onder
zoek meestal zal blyken, dat aan een anderen
tak dier industrie weer evenveel schade zal
worden toegebracht."
De oorzaken van den algomeenen achter
uitgang zijn, naar de meening van den Schr.,
in de eerste plaats van zedelijken aard. „Op
wegDeming van die oorzaken kan m. i. vooral
de Kerk aandringen. Men kan zeer wel aan-
toonen, dat, zoo ieder zyn plicht doet, ook de
tegenwoordige toestand hoelwat beter zal
worden. Maar dan moet men niet voortdurend
de schuld zoeken bjj anderen.
In de tweede plaats moet m. i. hulp worden
gezocht bij grooter inspanning; en het ver
zetten vooral van do bakens. Op artikelen
als nog onlangs door den heer Riedel in de
Vragen des Tijds werden gepubliceerd, diende
veel meer do aandacht te worden gevestigd.
Mannen, die, zooals ook in Zeeland geschiedt,
door coöperatieve beetwortelfabrieken in het
leven te roepen, om op die wijze den landbouw
te helpen, zijn, dunkt mij, al zjjn ze op
politiek gebied onbekend, wezenlijke wel
doeners en hervormers. Hetgeen in verschil
lende streken van Frankrijk geschiedt ter
hervorming van den landbouw, kon hier ook
worden verricht. Mits men niet ook hier te
lando de meening ingang doe vinden, dat
rijke landbezitters een nadeel zijn .voor den
landbouw, of deze door hoogo belastingen
naar de steden drijft. Dat het tegendeel waar
is, toonde nog zoor onlangs een bekend
economist aan in de „Revue des deux Mondes"
van 1 December jl.
Eerst in do derde, hoewel daarom nog niet
in de minsta plaats, komt m. i. staatshulp in
aanmerking: Er is veel, dat door particulieren
niet kan worden verricht en toch noodig is.
Dit, mits de behoefte aangetoond zij, worde
door allen betaald. En dat men daarbij met
ietwat milde hand te werk ga, wie zal het
wraken? Maar dit is iets goheel anders dan,
ter wille van een deol der ingezetenon, eon
ander deol, dat van andere bronnen van inkom
sten leeft, te belasten. Men verplaatst daar
door de kwaal, doch geneest zo niet.
In het groote wereldverkeer, by de voort
durende onophoudelyke concurrentie tusschen
individuen en volken, ziet men op letterlijk elk
gebied nu dezen dan genen het slachtoffer
worden van de wisselende omstandigheden.
Dit is voor wien dat treft vaak verschrik-
kelyk,' en wy zijn verplicht elkander zooveel
mogelyk te helpen. Maar binnen langer of
korter tyd herstelt zich het evenwicht, mits
men niet met goweldige hand den loop der
dingen trachte te dwingen."
Er is in de vrye maatschappy een allerop
merkelykste neiging tot herstel van het even
wicht, aldus besluit de heer Lohman. Laat
ons een weinig met die neiging rokenen, mit3
daarby het Zeeuwsche „Luctor et emergo" niet
worde veigetenl
Zeer opmerkelyk zyn de beschouwingen,
aldus het Handelsblad, welke de oud Minister
rar. De Savornin Lohman in het dagblad De
Nederlandeiheeft geleverd over beschermende
rechten.
De heer Lohman toont daarin weder een
man te zyn van beginselen, die zich niet laat
meeslepen door een waan van den dag, in
stryd met zyn overtuigingen.
Zulk een waan is thans de roep om be
schermende rechten, met name om graan
rechten. Een motie in dien geest is by de
Tweede Kamer aanhangig gemaakt door den
heer Dobbelman, en ook van anti revolution-
naire zyde o. a. door de Vereeniging „Boaz"
wordt in dien geest geyverd. Voor do leiders
dier richting ware wellicht uit die protectionis
tische neiging politieke munt te slaan. Maar
de heer Lohman versmaadt dit middel en wyst,
krachtens zyn overtuiging, zjjn partygenooten
op het bedenkeljike en schadelyke der kunst
matige bevoordeeling van den eenen burger
ten koste van den ander.
Dit is dan ook do kern van het oude vraag
stuk. Het is het bekende: wat men ziet en
wat men niet ziet of niet wil zien.
Want zy, die om beschermende rechten
vragen, zien enkel het oogenblikkeiyk voordeel
van het beschermd bedryf. Wat zij niet zien
of niet willen zien, is de onmogelykhoid om
door kunstmiddelen den een te verryken anders
dan uit den zak van den medeburger.
Maak het Iandbouwbedryf winstgevend -
en gij verschaft aan duizenden handen arbeid
en aan even zoovelen koopkracht 1 Dat klinkt
zeer schoon, maar gy kunt niet de graanpryzen
voldoende doen stygen, zonder het brood duur
der te maken en daardoor nog een grooter
aantal werklieden te beletten een deel van
hun loon voor andore behoeften te besteden,
en moet dus andere bedryven benadeelon.
Die bedryven moeten daardoor achteruitgaan,
tenzy de loonen hunner werklieden worden
ingekrompen, waardoor by duurder brood nog
lager verdiensten komen. Of die bedryven
gaan te niet en gy voroorzaakt nieuwe
werkloosheid links tegenover moer arbeid
rechts
Reeds de gedwongen loonsverhoogingen der
laatste maanden hebben, zooals de beer Lohman
terecht opmerkt, ten gevolge gobad, dat vele
werkgevers genoodzaakt waren een aantal
werklieden af te danken. Een bevestiging van
hetgeen wy dezer dagen aan een Engelsch
blad ontleenden, dat gedwoDgen wyzigingen,
die niet haar grond vinden in voorspoed van
bedryf, vooral ten nadeele komen van de
half bekwamen, die overal worden uitgestooten
De sociale vraagstukken zyn uiterst inge
wikkeld en moeilyk op te lossen. En door
kunstmiddelen als protectie 't buitenland
leert het telkens wordt hot kwaad r.iet
verholpen, maar zoo met verergerd, dan doch
op zyn hoogst verplaatst.
De lieer Lohman heeft zich verdiensteiyk
gemaakt door dit opnieuw in het licht te stellen.
Kunnen de studenten van ds. Van
D y k, met het oog op den voorgeschreven
duur van hun studie, aan de AmBterdamsche
universiteit blyven? De Kerkelijke Ct. geeft
onder haar niet-officiöel gedeelte aan de hand
der kerkelijke wet en in verband met de
„Handelingen der Synode" daarop het vol
gende antwoord:
1. Eerst dan wordt men erkend, zich tot
de evangelie bediening in onze Kerk voor te
bereiden, wanneor men ingeschreven staat in
het album van hare hoogleeraren. Die in-
schryving onderstelt natuurlyk, dat men daar
studeeren gaat, waar korkolyko hoogleeraren
zyn gevestigd.
2. Genoomde inschryving is ook daartoe
noodig, opdat de kerkelyke hoogleeraron toe
zicht kunnen houden op het gedrag der stu
denten en hen met goeden raad kunnen by-
staan, en, opdat zy het bewys erlangen, ver-
eischt om te proüteeron van art. 6, al 2, der
wet op het hooger onderwys.
3. Men moot gedurende vier jaren maar
ook niet meer dan vier jaren telkens 25
betalen voor het godgeleerd onderwys der
Kerk, en elk jaar moet do inschryving in het
album plaats vindenzelfs mag men in drie
jaren byv. niet de verschuldigde gelden be
talen, ook opdat men met meene, dat eene
driejarige studio aan eene universiteit vol
doende ware.
4. Eene vierjarige studie aan oone Neder-
landsche universiteit werd bopaald voorge
schreven in het voorloopig aangenomen des
betreffend reglementdoch de inhoud er van
werd overgebracht naar het herzien reglement
op het examen. Die bepalingen zyn zakelyk
opgenomen in art. 7 van dat reglement,
waaruit ten duidelykste blykt dat men één
jaar in do faculteit der lettoren (bewys o),
en daarna drie jaar in eigenlyke godgeleerde
vakken (bewys c) gestudoerd moet hebben.
Door de inlevering van die bewyzen wil de
Kerk zich overtuigen, dat de examinandus
eene vierjarige universitaire opleiding ge
noten beeft.
5. De Amsterdamsche universiteit behoort
in don zin onzer kerkelyke wetten niet tot
de Nedorlandsche universiteiten, waar onze
Kerk het Staatsonderwys aanvult. De ge-
meentelyko universiteit te Amsterdam is ge
bruikt geworden onder de bekende voor
waarden; nu deze zyn vervallen, kent onze
Kerk aldaar zelfs geen universitair onderwys
meer.
Alzoode aanvang der vierjarige universi
taire opleiding rekent thans onkel van den
datum der inschryving in het album der
kerkelyke hoogloeraren, to Utrecht, Leiden
of Groningen geschied. - Wy zyn het dus, zegt
het blad, volkomen eens met de opvatting
der Synodale Commissie. De ontheffing van
den militie-dienst wordt echter niet bedreigd
door hun studie aan de Amsterdamsche
universiteit. Zy zyn begrepen onder „de stu
denten in de godgeleerdheid, die daartoe aan
erkende inrichtingen van onderwys worden
opgeleid." Daartoe rekent de Staat nog altijd
de genoemde universiteit.-Of zy die opleiding
ontvangen, wordt niet door eenlg kerkelyk
getuigschrift uitgemaakt, maar gegeven door
den rector, zoodra hem hun stellig voornemen
blykt, om tot bedienaar van den godsdienst
te worden opgeleid. En die bepaling geldt
ook voor hem, die met dat stellig gebleken
voornemen nog op een erkend gymnasium
studeert.
Hoe kerkelyke b1adenge1ezen
worden. Ds. Sikkel uit in de Z-H.
Kerkbode een klacht over de weinige notitie,
die in kerkelyke kringen van kerkelyke
bladen genomen wordt. Aldus luidt de klacht
„Maar daar is een kleinere kring. Een
kerkelyke kring. Gelyk de liberalen hun
Rotterdammer opeten en naar Telegraaf of
Amsterdammer vragen, zoo zal men in den
kerkelyken kring elkaar de kerkelyke bladen
toereiken?
't Mocht wat. In dien kring heeft ieder zyn
kringetje. Nergens staan de menschen verder
van elkaar af dan in een kerkelyken kring
Nergens sluiten zy zich zoo apart op, als in
den kerkelyken kring.
En is er nu een blad of oen blaadje, dat
precies zoo lang en zoo breed is, als zy zei von
zyn, dat precies dezelfde rimpels en kreukels
geeft, als zy zeiven hebben, dat precies zegt,
wat zy altyd gezegd iiebben en waardoor zy
dus niets te weten komen, niets anders hooren
en in geen enkel opzicht tot nadenken, tot
zelfonderzoek, tot beproeving van hun kerkelyk
leven gebracht worden, nu ja, dan willen
zy dat blaadje begunstigen door het te ont
vangen in hun huis.
Als oen gunst. Niet zooals Liberalen en
Roomschen, die hun bladen naloopen, of als
Socialisten en Heilssoldaten, die er anderen
mee naioopen. O neen, een kerkelyk mensch
van onzen tyd beschouwt een blad en zyn
ecbryver zooals de boer den vreemdeling, dien
hij, indien deze er niet al te bar uitziet, uit
christenplicht toestaat in het hooi te kruipen.
Zulke gasten moesten er eigenlyk niet zyn,
maar de mensch moot wat meer doen dan
rocht-toe, en daarom „leg dat blad daar maar
neer; voor die enkoio kwartjes in het kwar
taal wil ik den man, die dat schryft, wel be
voordeelen, hoewel hy zyn tyd beter behoorde
te besteden en van myn portomonnaie af
moest blyven.
Do schryver der „Brioven uit de Hofstad"
in de Arnhemsche Courant maakt de volgende
opmerkingen over de nieuwe belastin
gen, die, al zyn ze in andere vormen al
meer gemaakt, toch nog wol eens gelezen en
overwogen mogen worden.
„Dezer dagen vond ik op een plaats, waar
de „upper thousand" niet gewoon zyn hunne
innigste gedachten neer te schryven, de vol
gende ontboezeming in het metaal gekrast
„de vermogensbelasting is de pes voor het
volk." Aan de mededeelingen van welken
scherpzinnigen politieken tinnegieter de gra
veur deze meening te danken had, weet ik
niet; maar ik durf dit staaltje van domme
begripsverwarring gerust afdrukken, omdat
ik niet denk, dat de vader van de genoemde
belasting daarover maar één oogenblik ont
stellen zal. De grootste ontevredenheid over
do Vermogensbelasting wordt juist gevonden
in die kringen, waarin men niet op voor elk
manspersoon toegankelyko plaatsen met oen
spijker krast, en, al is men Hagenaar, de
eind-f niet van de woorden weglaat; zy be
staat by die lieden van fortuin, die vroeger
geen belasting betaalden en naïef genoeg zyn
om hunne boosheid te luchten over het op
ruimen van een privilegie, dat zy langzamer
hand als eon verkregen, misschien wol ver
diend recht zyn gaan beschouwen. Het is
lachwekkend, met hoeveel ergernis en over-
dryving deze lioden hun nood klagen. Niet
lang geleden ontmoette ik er nog een het
was een nogal in zekere kringen hooggeplaatst
man die zat te klagen, alsof men hem zyne
laatste centen ontroofde. „Waar moet ik het
op vinden?" jammerde hy. „Geen vleesch
meer eten? Geen wyn meer drinken? Maar
ik bon te oud om myn gewoonten te veran
deren, en myne gezondheid is my toch ook
iets waard", en dat hoewel de klager bekend
staat als vry wat kostbaarder gewoonten te
hebben dan vleescheten en wyndrinken alleon.
Redoneeren met hen, die aldus uit den hoek
komen, is een ondankbaar werk hen te
wyzen op de zedeiyke verplichting om naar
vermogen in de gemeenschappelyke kosten
by te dragen, is een argument, dat boven
hun bevattingsvermogen en hun zedelykheids-
begrip gaat maar tot nog toe heb ik tegen
de klagers over de Vermogensbelasting altoos
met goed gevolg dit dilemma aangevoerd:
óf ge betaalt veel in de belasting, en dan
hebt ge inkomen genoeg om die luttole ver
houding te betalen; óf ge hebt weinig te be
talen, en dan beteekent het op te brongen
bedrag maar een bagatel in vergelyking met
uwo andere uitgaven. In beide gevallen ochter
heeft de klacht alleen beteekenis voor hen,
die gewoon zyn precies hun inkomen op te
maken; sommige ouderwetsche lieden zyn
voor dat laatste argument nog wel toegan-
kuiyk, hoewel de geest van den tyd schynt
mede te brengen, dat het inkomen geheel,
in don regel al vóórdat het ontvangen is,
verteerd wordt.
Maar de Bedryfsbelastingl Daar moet ge
in Den Haag maar niet over beginnen. Terwyl
de „indu8triöelen", die zeer veel materieel
voordeel genieten van de intrekking der patent
belasting, zich als muizen zoo stil houden,
hoewel ze anders luidruchtig genoeg kunnen
zyn, wanneer alles niet naar hun zin gaat,
stygen de wraakkreten van ambtenaren en
gepensionneerden ten hemel. De een heeft
voor zyn traktement, do ander voor zyn
pensioen „gewerkt", en hy ontzegt den Staat
het recht om hem daarvan een deel voor
belasting te korten. Maar het recht van den
Staat om den winkelier of fabrikant een deel
van zyn inkomen te ontnemen, waar hy dan
toch even goed voor „gewerkt" had, dat
hebben deze klassen van nieuwe contribua-
beien nooit betwist. Dat vonden ze juist en
goed; enfin, het is de oude geschiedenis:
elke belasting is slecht, waarin ikzelf myn
doel betaal; alleen die op myn buurman drukt,
is billyk.
No. 1 is verschenen van De Aannemer, oen
weekblad voor de bouwvakken, uitgegeven
door de aannemerssociéteit „Eenheid", te
Amsterdam. (Bureau Warmoesstraat 149.)
In haar „woord vooraf" zegt de redactie:
„Men zal zich in de toekomst terecht
afvragen, hoe het in deze dagen mogelyk
was, dat, waar do werkman het bewys
leverde, dat in oen goede organisatie de
kraoht schuilde om het doel te bereiken,
dat men zich voor oogen bad gesteld, do
patroon, die dan toch do meerdere moet zjjn
in ontwikkeling, óf het groote nut van het
voreenigingsleven niet voldoende inzag, óf de
kracht miste om een eigen organisatie in het
leven te roepen".
Daarin te voorzien, is het doel van het
weekblad, dat daarby de verzekering voegt,
dat, waar de werklieden in hun vakveroeni-
gingon hun streven richten op de bevor
dering van hun waarachtige belangon, zy
op onze onverdeelde sympathie en krach-
tigen steun kunnen rekenen, terwyl het blad
echter daarentegen, wanneer do in begin
sel goede en oirbare beweging dienstbaar
gemaakt wordt aan de belangon van bij
zondere partyen, niet het doel is om woe
lingen en verzet te kweeken, en vooral be
oogt om de zoo gewensclite samenwerking
tusschen patroon en werkman te beletten,
ook zyne kolommen wyden zal aan het
pogen niet alleen om die samenwerking to
bevorderen, maar ook om hen te ontmas
keren, wier streven het is, niet om den
werkman iangs geleidelykon weg tot betere
toestanden te voeren, maar om, met een
geheel ander doel voor oogen, de werkmans
beweging te doen strekken tot hot omver
werpen van de bestaande maatschappelyke
organisatie.
Dezer dagen doet door de pers de rondo
oon opgave van het aantal socialistische
bladen, die in ons land verscbynon. In
stede van zich te bepalen tot hot noemen
van het onrustbarend cyfer, zegt De Resi
dentiebode, worden ook de namen dier bladen
er by opgegeven, mitsgaders de plaats, waar
zy verschynen.
Een aardige reclame voor de socialistische
persl
Gemengd Nieu-\vw.
Een dagbladcorrespondent go-
zocht. De rechtercommissaris van straf
zaken te Rotterdam verzoekt te worden be
kend gemaakt met de vorblyfplaats van Louis
Schotting, 23 jaren, dagbladcorrespondent,
laatstelyk to Rotterdam, tegen wien rechts
ingang met last tot instructie is verleend, ter
zake van liet te zamen eu in vereeniging
uitgeven van geschriften van strafbaren aard.
(Weekblad „De Vlinder").
In de fabriek van de firma Cocke-
rill, te Seraing, in België, hebben een zevontal
werklieden zware brandwonden bekomon door
eene ovorvloeiing van yzerschuim. Men vreest
voor hun leven.
Vrydag is in een drukkerjj te
Berlyn de lift uit de vierde verdieping in
den kelder neergevallen, ten gevolge van
onvoorzichtig gebruik. Drie jongmaatjes en de
huisknechts van den drukker, die zich or in
bevonden, zyn allen zwaar gewond.
Korte bedenktyd. „Ada, liefste
Ada, wilt gy de myne worden?" „Maar,
Hugo, uwe vraag komt zoo onverwacht. Go
moet my een beetje tyd gunnen." „Hoe
lang, liefste?" „Och, ik wou moedor maar
even roepen, die hiernaast zit to wichten."