N°. 10/00. Donderdag XO JTaiirxari. A0.1895. <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. IRIS. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maanden. 1.10. Franco per post. 1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTTËN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17J. Grootore letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Voor het incasseeren buiten de stad Tweede Blad. In de Haagsche Kroniek der Nieuwe Groninger Courant lezen we o. m. Omtrent liet hofbal van Woensdag-avond is alles meegedeeld wat de officiëele hof- publiciteit voor de buitenwereld interessant achtte. Ook de groote bladen hebben zich tot dit communiqué moeten bepalende tjjd, waarop men de vertegenwoordigers der pers in ons land hoog genoeg zal stellen om zelf van zulke hoffeesten getuigen te zijn, is nog niet daar; teDzy er toevallig onder de redac teurs van een der Haagsche bladen een lui tenant van de dienstdoende schutterij is, die aan de beurt van uitnoodiging is, moeten de couranten 't maar met de paar regeltjes doen, die uit het Paleis aan het algemeen correspondentie-bureau worden verstrekt. In geen land ter wereld zou zich de pers eene zoodanige minachtende rol laten welgevallen; maar ik herinner mij dat op den laatsten journalistendag de quaestie van verslagen over feesten en plechtighodon, waarby do pers niet door haar aangewezen vertegen woordigers is toegelaten, werd besproken, zonder dat men het over oen te volgen be ginsel eens werd. Intusschen, ditmaal waren onder de circa 1000 geïnviteerden zeer weinige niet-officiëele personen; b(jna allen waren diplomaten, hooge staatsambtenaren, officieren kunstenaren en letterkundigen, in één woord: menschen zonder ambtsgewaad waren er b\jna niet. Dit gaf aan de schitterend verlichte zalen zeker een nog glinsterender aanzien. Wat do toiletten aangaat, z\j waren over 't geheel niet zoo rfik als men zou denken; slechts enkele schoonen trokken door tiaar smaak volle sleepkleeden jachtige sieraden op den haartooi en haU.de aandacht. De Koningin-Regen^eg, deq^fi^ns alleen aanschouwde er werd overigens veel meer „voorgesteld" en gepraat dan gedanst was in 't zwart satijn met kanten overkleed en droeg de bekende nationale rivière en een diadeem van. diamanton in 't haar. De opper- ceremoniemeester geleiddo H. M. door de zalen. De buffetten waren wei voorzien en men be wees er alle eer aan. Opvallend was een der „pièces montóes", een toepasselijke voorstel ling van de overwinning op Lombok, van suikerwerk, chocolade en nougat. Dit stuk werd niet aangeroerd en zal, naar men my zegt, aan een der liefdadigheids-gestichten worden gezonden vermoedeiyk het kinder ziekenhuis om door de patiënten te worden genoten. De aantrekkeiykste zyde van allo hoffeesten is tegenwoordig wel deze, dat H. M. de Regentes er steeds op bedacht is, hoe ook de armen of ïydenden er eenig genot van kunnen smaken. Sedert eenige weken is de Koninkiyke kas weder open voor allerlei weldadige doeleinden; eiken dag worden nieuwe en belangrijke giften geschonken en o. a. is aan het Leger des Heils nu weder, namens de beide Koninginnen, 300 toegezonden. Ik meen te weten dat vooral een nieuwe tak van werk zaamheid van 't L. des H. HH. MM. tot deze milde beschikking heeft aanleiding gegeven. Sinds eenigon tijd nl. wordt aan het Toevluchts oord en de Citadel van 't Heilsleger eiken morgen aan arme schoolkinderen gelegenheid verschaft om, vóór zy 's morgens naar de school gaan, een kop warme melk en een boterham te komen nuttigen, die gratis worden verstrekt. My dunkt, dat dit streven aller eympathie en steun waardig is en nu de Koninginnen zpn voorgegaan, zullen zeker velen volgen in het schenken van hulp voor dit nobele werk De Tijd is het blijkbaar volkomen met De Residentiebode eens, dat het jammer zou wezen, indien de Wet van 1 Nov. '63 tot stichting van een palois voor do State n- Generaal ware uitgevoerd. Aan da beschouwingen van liet Handels blad daarover, knoopt het eerstgenoemde blad deze vast: Het Hbl. zal het wel met ons eens zyn, dat dit een geluk mag genoemd worden. Als uitvoering gegeven ware aan het besluit, dat in de geestdrift over onze GO-jarige onaf- hankeiykheid is genomen, zouden het Binnen hof en het Buitenhof, onze echoone historische monumenten, zyn weggebroken en in de plaats hiervan een paleis zyn gebouwd in den styi, dien men thans nog „bewonderen" kan aan den gevel van het departement van Koloniën. Zoo de wet ware uitgevoerd, zou dit jammer zyn geweest van het geld, er was I millioen voor bestemd, maar het zou wel meer gekost hebben veol meer jammer nog van de ge bouwen, die zouden zyn verwyderd. Onze Eerste Kamer is trouwens schittorend gehuisvest en de Tweede Kamer zeer vol doende beiden in historische zalen. De Gelderlander is niet tevreden over het jongste Regeeringsbesluit in zake de R y k s- subsldiën voor de byzondero scholen. Het blad schryft o. a. Zoolang de Koninkiyke besluiten van ont heffing luidden geiyk die van December 1893, hebben de voorstanders der byzondere scholen geen klagen, ook niet wanneer een wets voorstel, in den geest van dat van den heer De Savornin Lobman, wordt aangonomen. Iudien echter de Koninkiyke besluiten van ontheffing beginnen te luiden geiyk dat, het welk de tegenwoordige minister van binnen- landsche zaken in het laatst der vorige maand uitvaardigde, dan kunnen do voorstandors van het byzonder ondorwys het daarby niet laten rusten. Immers, als wy hot besluit goed lezen, dan vallen de scholen, die verlodon jaar zyu opgericht, niet onder het beneficie der ont heffing en zouden zy over 1895 geen subsidie erlangen, wanneer zy niet het minimum getal onderwijzers bezitten. Volgens het blad is een interpellatie, zoodra de Tweede Kamer weder byeenkomt, noodig om allen twyfel te doen verdwijnen; want zoo iets urgent is, dan is het dit. Verloopt e eenige tijd, dan wordt de subsidie wegens de een of andere informaliteit geweigerd. Tevens wordt de subsidiëering afhankeiyk gesteld van de toeneming van het aantal scholieren sedert half Januari 1894. Dit zyn twee bezwarende conditiën, die het Koninklyk besluit niet had moeten stellen. In De Nijverheid wordt, ter bevordering van werklieden verzekering, een nieuw denkbeeld aanbevolen, nl. do instelling van een Staatsherverzek6ringsbank, die ten dienste zou staan van alle ziekenfondsen, begrafenis fondsen, onderlinge beroeps- of plaats9iyke verzekeringsverbanden, fabriekskassen, maat- schappfien, enz., die werischen op te treden als orgaüen der gedwongen verzekering. De schr. licht zyn voorstel als volgt toe: In de verzekering8praktyk is het een be kende zaak, dat de herverzekering den eigen- lyken verzekeraar de wet stelt, zoowel ten aanzien van de verzekeringsvoorwaarden, als van haar naleving. Het stelsel van herver zekering werkt uitstekend, doordien hot groote vrijheid laat voor do behartiging van plaatse lijke of vakbelangen en.de mogelijkheid geeft, om by kleine verzekeringslichamen dezelfde zekerheid te verkrygen als by de grootste. In het kort zou by pensioenverzekering de zaak hierop neerkomen, dat de Staat de wettelyke verplichting schept tot het ver zekeren van sommige risico's van enkele categorieën van personen, daarby bepalend, welke de minium prestatiën van verzekering moeten zyn. De Staat laat een ieder vry, om die ver zekering te sluiten by den persoon of het licbaam, dat hem gooddunkt, doch erkent geen verzekeringscontract, ala vervulling van don verzekeringsplicht, tonzy blykt, dat de verze keraar hot op zich genomen risico voor ten minste 75 pCt. heefc herverzekerd by oen door don Staat opgerjchlo .herverzekeringsbank. Aan deze laatsto kan de Staat de noodige voorschriften geven omtrent do voorwaarden, welke zy moet stellen aan ben, die zich ge dwongen by haar komen herverzekeren. "Wil do Staat voor oen of meer der takken van de sociale verzekering een bijdrage leve ren, dan kan hy daarvoor de bemiddeling dier herverzokeringsbank inroepen. Het stelsel, dat hier te lande steeds wordt aanbevolen, is dat, waarby do Staat een doel der premie betaalt. Dit is omslachtig en on- noodig. In vergelyking tot het aantal promie- betalers of premiebetalingen, is het aantal der uit te keeren schadeloosstellingen of renten uiterst gering. Anders zou voor een tameiyk goringo premie niet een vry aanzienlyko uit- koering kunnen verkregen worden. Do geïnde premión moeten rontegovend en solied belegd worden. Nu kan de Staat geen solider belegging aanwyzen dan by zichzelf. Ergo is het een dwaasheid van den Staat om zelf premiën te betalen, en die dan weder te beleggen. Hot Dultscbe stelsel, ook in Zweden en Zwitserland aanbevolen, is veel juister: daarbij geeft de Staat by iedere uitkooring of rente een toeslag van een bepaalde hoogte. Wil men nu de proef wagen, om zonder dwang tot een algemeens verzekeriog te ge raken, dan zou men dit voordeel uitsluitend kunnen verbinden aan verzekeringscontracten, welke by de bedoelde bank herverzekerd zyn. Persooniyk geeft de Schr. er de voorkeur aan, dat de dwang zelf wordt ingevoerd; doch zyu stelsel biedt het groote voordeel, dat men de proef kan nomen zonder dwang, en toch onmiddellijk gereed is, om dien dwang in te voeren, zoodra daarvoor een meerderheid is te verkrygen. De meest bevoegde autori teiten in hst buitenland, verzekert de Schr achtten zyn denkbeeld voor uitvoering vatbaar en geloofden dat het voor een land als hot onze een gewenschte oplossing aanbiedt. Te Buda Pesih en te Milaan was hy in de gelegenheid zich hiervan te overtuigen, doch thans bespreekt hy de zaak voor de eerste maal in het openbaar. Blykons de Staatabegrooting voor hetDuit- scbe ryk, voor het dienstjaar 1895/96, hoofd stuk binneDlandcche zaken, zal de ryksbydrage 7oor de invaliditeits- en pensioen-verzekering bedragen 15,302,500 M. (tegen 13,960,000 M. van het vorige jaar); daarvan komen 10,212,500 M. op de pensioen-verzekering en 5,000,000 M. op de invaliditeits-verzekering, terwijl het aantal ouderdoms pensioen-trekkendon op 1 Jan. 1895 183,400 en het aantal invaliditeits- pensioen-trekkenden 75,300 bedraagt. De Nijverheid voegt hieraan toe: „Het bovenbestaande bedrag komt overeen met ruim 9 millioen gulden; stelt men, zeer ruw gerekend, de Nederlandsche arbeiders bevolking op een tiende dor Duitsche, zoo zou de Duitsche inrichting in Nederland, voor het vyfde j iar, aan don Staat ruim f 900,000 kos ten, waarvan dan zes ton voor ouderdoms pensioen en 3 ton voor invaliditeits-pensioen, ton einde by ieder pensioen 50 M. (ƒ30) by te passen. Wy zyn de eersten om te orkonnen, dat dit cijfer zeer globaal is, doch met het oog op de zeker niet minder globale cyfers der Regee ring, welke van 5 tot 74 millioen uiteen- loopen, mag men toch wel vragen, hoeveel verder do regooricg met hare 5 millioon wenscht te gaan, dan thans in Duitschland geschiedt. Rekent men, dat oone ponsioenwet volgens Duitsch systeem mot 1 Januari 1896 in werking trad, dan zou men toch kunnen aannemeD, dat deze de begrooting voor het jaar 1900 mot niet veel meer dan 1 millioen kan bezwaren." De Delvcnaar hoeft zyn 25-jarig feest gevierd. Terecht, zegt De Standaard, merkt de Redactie op, dat dit in onze anti revolution- naire pers een even zeldzaam als ver- blydend feit is. Van de „kleine pers" is het Dolfcsch anti- rev. orgaan thans nog maar het tweede, dat een kwart-eeuw levens achter den rug heeft. En ook hier waren die 25 jaren een tydperk van veel moeite en stryd. Vooral in den be ginne men schreef toon nog maar 1869 moeston uitgever en redactie tegen een ster ken stroom optornen. De buitenwacht begroette hen mot minachting en schamperheid. Van vele zyden zelfs ontving de Redactie het niet altijd beleefd ingekleede verzoek, om maar hoe eer hoe liever te verdwynen. En daar kwam dan nog by, dat de mede werking van „vrienden" in den beginne maar een zeer zwakke steun bood. Toch is het blad al die moeiten en bezwa ren te boven gekomen, en kan het nu, aan het eind van zyn eerste 25 jaren, gewagen van groei onder den druk. Van weelde na tuurlijk niet; die wandelt meer op de paden dor liberale pers; maar van gestadigen voor uitgang getuigen toch de enkele vergrootin gen, die het blad onderging, en de steeds toe nemende bolangstelling en waardeering, die het vond in den kring zijner lezers. Stoffelijk voordeel is nooit het bejag van onze anti-rev. pers geweest; zy streefc naar een hooger doel. En niet het minst uit dit oogpunt, mag De Delvcnaaronder dankzeg ging aan God, Die daartoe de kracht verleende, met voldoening op den tot dusver afgelegden wog terugzien. Wakker heeft zyn redactie zich doen gelden in do bepleiting van onze anti revolutionnaire beginselen, en in het opkomen voor de be langen des volks. Meermalen wist zy een toon aan te slaan, die ook buiten den kring harer vaste lezers do aandacht trok, en weer klank vond. Op dien vastafgebakenden weg zy het haar gegeven nog jarenlang voort to schrydenl Eenige anti-rev. Kamerleden, de heeren Van Alphen, Lucasse, S(eret), Heemskerk en Donner, hebben het feestnummer van De Delvenaar met een korte bydrage vereerd. Wy stipten boven reeds aan, dat De Delve naar pas het tweede is van onze anti-revol. bladen, die hot tot den leoftyd van 25 jaren brachten. De eerste was de Nieuwe Ovcrijselsche en Zicolsche Crt., die thans in haar 26ste jaar is. Dan volgen als oudsten: De Bood schapper, 19 jaar; De Graafschapper, 18jaar; de Prot. Nbr., 16 jaar; de andore tellen alle nog slechts 10 jaar of daar beneden. Over het algemeen een jeugdig loven dus, dat nog veel praesteeren kan. De Regeering8be8li8sing inzake de fataio torruyn vermeldend, verklaart het Christelijk Schoolblad zich „dankbaar voor de goede bedoeling"; doch „over het middel gan8ch niet voldaan". Diefstal van niets. Een ga u w- dief was onlangs te Parijs betrapt, terwyl h(j zyn hand had gestoken in den zak van een ander. In dien zak bevond zich echter niets. De rechtbank veroordeelde don beklaagdo wegens poging tot diefstal. Maar het Hof van Appél ontsloeg hem van rechtsvervolging, op grond dat mon, waar niets is, niet stelen kan. Het Openbaar Ministerie toekende cassatie aan en met goed gevolg. Het Hof van Cas satie heefc dezer dagen beslist, dat ook in dit geval strafbare poging aanwezig is, daar de uitvoering van misdrijf alleen was verhin derd wegens omstandigheden, onafhankelijk van den wil des dader9. in .Mevrouw Van Hoven heeft Maud eene uit stekende pianiste genoemd," dacht hy, nadat hij een geruimen tyd had staan luisteren „zy zal het dus wel zijn, die daar speelt. 'Ik behoef nu niet eens verder te vragen." Op de volgonde deur der tweede verdieping stond dan ook de naam E. Von Balding te lezen. Hi) schelde aan. Do piano verstomde, eene oude dienstbode deed open. „Is mevrouw te spreken?" vroeg hy, zijn kaartje overreikend. „Ja, mijnheer, kom u maar bmnen." Het oudje wierp een blik op het kaartje, deed een kamerdeur open en verwijderde zich. Het op den tuin uitziende salon was een voudig, maar smaakvol gemeubeld. Op de tafel lagen eenige portret-albums, fraais etsen en gravures versierden de wanden. Boven een penanttafeltje hing eene prachtige photographic der Sixtynsche Madonna. Het duurde niet lang of eene oude, in het zwart gokleede dame trad binnen. „Heb ik de eer Frau Von Balding te zien vroeg Tissen- born met eene beleefde buiging. „Om u te dienen, mijnheer. Neem plaats als 't u belieft. Myne nicht zal zoo aanstonds komen." Tissenborn maakte al dadelijk de opmerking, dat zij tot die oude dames behoorde, die de bovalligheid, de kostelijkste aller gaven, der vrouw geschonken, uit de vervlogen dagorder jeugd hebben woten over te brengen in den herfst des levens. Haar geheels verschijning bracht op het eerste gezicht oen alleraange- naamsten indruk teweeg. „Ik veronderstel," zoo ging Tissenborn voort, „dat do dames bekend zjjn met het doel van mijn bezoek „Juist, mijnheer, en het verschaft ons tevens het genoegen persoonlijk kennis te maken met den componist der nieuwe opera," was 't be leefde antwoord. „Mijne nicht, Frau Adenau ging zij voort, zich naar do deur wendend, waardoor genoemde dame juist binnentrad. Ditmaal wae bet toch werk olijk de „Iris" van den waterval van Schwarzbach, zy het dan ook zonder het regenboog aureool, dat toer. haar hoofd omstraald had. Tissenborn voelde boe een lichte blos hom naar de wangen steeg, toon hy opstond, om de binnentredende te begroeten. „Ik ben u wel zeer verplicht, mijnheer," zeide Maud, don groet beantwoordende, „voor de moeite, die gij u geeft, om mij do kleinig heid terug te brengen, die ik verleden jaar bjj den waterval verloren heb. Ik had al lang de hoop opgegeven, liet zakboek ooit weer terug te zien." „Ik heb gedaan, wat ik kon, om den eige naar op te sporen," antwoordde Tissenborn, het verzegeld pakje uit z(jn zak nemend en het Maud overreikend; „maar alles was tever geefs. Mijne stoutmoedigheid, om het in het boek gevonden lied zonder toestemming van de maakster op muziek te brengen, zal, hoop ik, daarin eene verontschuldiging vinden, dat het rnjj slechts door deze onbescheidenheid mogolijk werd, de eigenares van het verlorene eindelijk te vinden." „Zooals wy hoorden, vond uwe compositie levondigen weerklank," merkte do oude dame op. „Ofschoon de muziekhandelaar Maud ge woonlijk do nieuwst uitgekomen muziek ter inzage zendt, kreeg m(jne nicht toevallig juist u w lied niet in handen. Zy zou zeker niet weiDig verwonderd geweest zyn, als zy het onverwachts onder de oogen gekregen had." „Wilt gy my veroorloven de nalatigheid van den muzlekhandeiaar goed te maken, mevrouw?" vroog Tiesenborn, zich beleefd tot Maud wendend„mag ik u verzooken dit exem plaar, als eene klgine boete voor myne eigen machtigheid, van my aan te nemen?" Ilierby reikte hy baar een opgerold blad muziek over. „Ik dank u vriendelyk, mynheer! Ik ben waariyk nieuwsgierig het lied eens in te zIod. Het is een eigenaardig en voor my geheel nieuw gevoel, eigen gedachten door eene vreemde hand op muziek gebracht to zien." Maud beschouwde eerst het volgens Tiesen- borna aanwyzingen geteekend vignet. Het stelde eene vrouwelyke gestalte voor, die op een balkon stond, en peinzend staarde naar een hoogen bergtop, waarboven zich een door de ondergaande zon gevormde regenboog welfde. Wat kunstwaarde betreft, onderscheidde de teeker.ing zich al heel weinig van dergtlyke titelplaten, maar niettegenstaande dat, bleef de blik der jonge vrouw er langer oprusten, dan het verdiende. Verlevendigde die ge- teekende voorstelling misschien by haar eene herinnering, die in hot gedicht uitdrukking had gevonden? „Ik hoorde beweren dat het lied eene ver taling uit het Engeisch was," zoo verbrak Tissenborn het stilzwijgen. „Is het origineel niet van Robert Burns?" Maud lachte verlegen. „Ik herinner my in Engeland een dergeiyk lied gehoord te hebben," zeide zy Da een kloine pauze, maar mun zwakke poging is geon eigenlyke vertaling, ik zou het eene eoort van navolging kunnen noemen, het product eener ledige ure. Ik had nooit gedacht, dat aan die weinig beteekenende regelen zooveel eer te beurt zou vallen." Tissenborn begreep dat ze niet verder op dit onderwerp door wilde gaan, en gaf het gesprek daarom eene andere wending. Hy verhaalde van zgne nasponngen in Golling en Kuchel, alsmede later in het hotel te Müachen. „Ik sloot my eerst in Rosenheim hy myne tante aan," zeide Maud, „en dat is dus de reden, waarom myn naam niot in hot vreemde- iingenbook stond, 't Spyt my inderdaad, dat gy u zooveel moeite hebt moeten getroosten. Gy ziet, hoe weinig waarde ik aan 't ver lorene hechtte, want ik stelde nergens een poging in het werk, om het boek weer in mün bezit te krygen; ik miete het eerst, toen wy al weer in de coupé zaten. Voor werpen van waarde waren er niet in en de paar onbeduidende aanteekeningen waren voor den vinder van geen belang. Maar ik wil daarmede volstrekt niet zeggen, dat ik u voor uwe bemoeiingen geen dank verschuldigd ben," voegde zy er vriendelyk aan toe. By de woorden „de paar onboduidende aanteekeningen" schenen Mauds blikken vor- schend op Tissenborns gelaat te rusten. ,'t Zal wol niet noodig zyn, u te zeggen, mevrouw," antwoordde hy met de onbevan genheid van een gerust geweten, „dat ik van den inhoud slechts in zooverre kennis nam, als volstrekt noodzakelyk was. Het portret bracht my op het spoor van de eigenaros, en uit de opmerking over de vrouwebuste in het museum, zag ik, dat gy uit München kwaamt. Daarmede moest ik my tevreden stellen. Alleen in de toeëigening van het lied was ik een beetje onbescheiden, maar hoop, dat gu dit aan den naar teksten zoekenden componist genadiglijk zult vergevet." „Jonge dames, die zoo onnadenkend zyn, om by romantische watervallen niet alleen hare hoeden te laten meevoeren, maar ook hare zakboeken te laten liggen," merkte de oude dame lachend op, „mogen zich niet be klagen, als do eerlyke vinder kennis neemt van hare litorarische pennovruchten." „En de zaak is daarom nog te onbedui dender," voegde Maud er aan toe, „wyi bet hier geen eigen gedachten of eigen onder vindingen geldt, maar 't eenvoudig de vruchten zyn van al 't geen ik las, en derhalve ieders eigendom. Tissenborn begreep den wenk. Nu Maud afstand deed van het letterkundig eigendomsrecht harer beschouwingen, weigerde zy te erkennen, dat deze eenige betrekking koDden hebben op haar persoonlyke omstan digheden. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5