N°. ÏO 98
Dinsdas: 8 Januari.
A0. 1895.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 7 Januari.
Feuilleton.
IRIS.
0)
IEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Loiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN:
Van 1-6 regels 1.05. Iedere regel moer 0.17£. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
OffLciëele Kennisgevingen.
HERIJK.
Burgemeeator on Wothoudora van Leiden, gezien
liet besluit van do Gedeputeerde Staten der provincie
Zuid-Holland, van den llden December 1894 No. 77/1
(Provinciaal blad No. 64), houdende bepalingen van
de tijdstippen van don horijk der maten en ge-
vi ebten in verschillende gemeenten in dezo provincie,
\o:»-r bot ja?r 1896;
Brengen ter algemeene kennis dat het IJkkantoor
in doze gemc6nto gedurende de maanden Januari,
Februari en Maart, geopend zal zijD op iederen
Dinsdag. Woensdag, Do.dordag en Vrijdag, van des
voormiddags 9 tot des namiddags 3 ureD, voor het
doen ijken van mate i en gewiohten.
Voorts dat volgens besluit van den Minister van
Waterstaat, Handel on Nijverheid van don 27sten
Ocio er 1894, do letter f in dou gewonen schrijfvorm,
bestomd is tot goedkenringsmerk bij den ijk der
maten en gewiebton en bij den ijk van gasmeters de
Koniukhjko Kroon, terwijl het kantoormerk voor de
gomeobte Leiden ia het cijfer 7 en eindelijk dat do
maten en gewichten, op gevaar van ttraf, voorzien
moeten blijven van de vereisebto stempelmerken,
dat due bet laatst geplaatste goedkeur.ngsmerk
voortaan gedurende twee jaren ongeschonden moet
worden bewaard, zoodat in verband daarmede de
herijk van maten en gewichten, voor de inwoners
van deze gemeente, dit jaar niet verplichtend is.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leidon, F. WA8, Burgemeester.
4 Jan. 1895. E. KIST, Secretaris.
Zooals in de gemeenteraadsvergadering
van 20 December jl. werd medegedeeld, is
do Verordening op de heffing van haven
gelden met 1 Januari jl. in werking getreden
en zyn door B. en Ws. de daarvoor noodige
tijdelijke maatregelen genomen, zijnde in ge
noemde Raadsvergadering een krediet yan
ƒ1000 verleend om to voorzien in de uitgaven,
voor die voorloopige maatregelen noodig.
In de eerste plaats zijn te dien einde alle
brugwachters door B. en Ws. tijdelijk belast
met de inning van havengelden en als zoo
danig beöedigd, zyn vier tijdelijke brugwachters
aangesteld en beéeaigd en mede met de inning
der havengelden belast, en is verder de inspec
teur van politie de heer J. Romanesko tijdelijk
belast met de waarneming van de betrekking
van Havenmeester en als zoodanig beëedigd.
Aan die betrekking is uit den aard der
zaak verbonden bet dagelyksch toezicht op
de inning en do regeling van don dienst van
het personeel, met de inning belast.
De tijdelijke aanstelling van vier brug
wachters was noodig, omdat twee beambten
uitsluitend moesten worden belast met de
recherche ter controleering van aanliggende
vaartuigen en twee beambten uitsluitend
met de inning van havengelden op plaatsen,
waar geen brugwachters noodig zijn.
B en Ws. vertrouwen eerlang in staat te
zijn een voorstel in te dienen tot definitieve
regeling van deze aangelegenheid, voor het
opmaken waarvan het ongetwijfeld nooclig is
dat de voorloopig genomen maatregelen ge
durende eenigen tijd in werking zijn.
Inmiddels achten B. en Ws. het wensche-
lijk, dat door den gemeenteraad in de eerste
plaats thans reeds worde overgegaan tot de
bonoeming van een Havenmeester, welke be
trekking, zooals in de Raadszitting van 20
December jl. door den Voorzitter werd mede
gedeeld, gevoeglijk met die van Algemeenen
Marktmeester kan worden voreenigd, welke
vereeniging door B. en Ws. in alle opzichten
wenschelijk wordt geacht, met het oog op den
gelyksooi tigen aard van de aan beide betrek
kingen verbonden werkzaamheden, terwijl de
omvang dier werkzaamheden niet te groot is
om door één persoon te worden vervuld.
Bovendien is de vereeniging ook uit een
finmtiëel oogpunt aan te bevelen, aangezien
het gezamenlijk bedrag van de jaarwedden, aan
beide betrekkingen te verbinden, hooger zoude
moeten wezen dan van de jaarwedde, die voor
de gecombineerde bstrekkingen kan worden
vastgesteld.
Naar het B. en Ws. voorkomt, zoude deze
met het oog op de vele en belangrijke werk
zaamheden en de flnantiöele verantwoordelijk
heid, aan de betrekking verbonden, moeten
worden bepaald op ƒ1600 tot een maximum
van 2000 na geregelde periodieke verhooging.
Op grond daarvan geven B. en Ws. in
overweging
lo. aan den heer C. Plu eervol ontslag te
verleenen als algemeene marktmeester, met
ingang van 1 Februari 1S95, onder bepaling
dat hy tot 1 Mei 1895 in het genot blij t van
de jaarwedde aan die betrekking verbonden
ad 1400, met de verplichting om die diensten
ten aanzien van het marktwezen te verleenen,
welke door Burg. en Weth. van hem zullen
worden gevorderd.
2o. aan den beer C. Plu, eervol ontslagen
algemeen marktmeester, een pensioen te
verleenen ten bedrage van 934 per jaar, in
gaande 1 Mei 1895.
3o. de jaarwedde van den te benoemen
algemeenen markt- en havenmeester vast te
stellen op ƒ1600 met vier twee jaarlyksche
verhoogingen van ƒ100 tot een maximum
van 2000;
4o. te besluiten dat de instruction van den
algemeenen markt- en havenmeester en van
do overige ambtenaren, belast met de inning
der markt-, haven- en bruggelden, door'Burg.
en Weth. worden vastgesteld
5o. over te gaan tot de benoeming van een
algemeenen markt- en havenmeester, met
bepaling dat de benoeming ingaat met 1 Febr.
1895, wordende voor die benoeming door
B. en Ws. aanbevolen de heer J. Romanesko,
inspecteur van politie alhier, thans tijdelijk
belast met de betrekking van havenmeester.
De bestuurders der Handelsbedienden-
vereeniging „Kennis is Macht", Koninklijk
goedgekeurd bij tesluit van den 23sten April
1894, van welke vereeniging zy tevens de
statuten en leerplannen overleggen, komen
tot den Raad met het eerbiedig, doch dringend
verzoek, dat het den Raad moge behagen,
hun eene jaarlijksche subsidie van 500 toe
te kennen, ten einde hen in staat te stellen
deze nu reeds sedert 18 jaren bestaande
vereeniging te kunnen blijven ontwikkelen
en niet in noodzakelijkheid te moeten komen
leerlingen af te wijzen. Zooals uit de over
gelegde statuten en leerplannen blijkt, be
staat het plan het aantal lesuren te vermeer
deren, de leemte, die in het leerplan A be
stond, aan te vullen en daarvoor leerplan B
in de plaats te stellen.
Het onderwijs, dat aan hoofd- en voor
bereidenden cursus gegeven wordt, sluit zich
aan bij dat voor scholen voor meer uitgebreid
lager onderwijs en geeft jongelieden gelegen
heid, nadat zy de dagschool hebben verlaten
en in de ceno of andere betrekking we;kzaam
zijn, hunne kennis in talen, boekhouden enz.
niet alleen by te houden, maar ook uit te
breiden.
Als ergens eene dergelijke school recht
van bestaan heeft, is het volgens hun be
scheiden meening in Leiden, waar zoo groote
handels- en fabiieksnijverheids-belangen zijn
vertegenwoordigd.
Bij de beoordeeling van dit verzoek meenen
B. en Ws. op den voorgrond te moeten stellen
dat alleen sprake zal kunnen zijn van ge-
heelo of gedeeltelijke inwilliging van dat ver
zoek, indien do steun, door de gemeente te
verloenen, in welken vorm. ook, uitsluitend
ten goede komt aan het door die Vereeniging
te geven onderwijs, (art. 3 sub- 5 van haar
Reglement) en zulks immer uit de rekening
llyke. B. en Ws. vestigen hierop de aan
dacht, omdat de inkomsten der Vereeniging
ook gebruikt worden ter bestriding van kosten
van de in art. 3 sub 1 tot 4 genoemde doel
einden, waarvoor b., i. nimmer subsidie van
de gemeente zoude mogen gebruikt worden.
Juist omdat het hier dus naar hunne mee
ning eene zaak van onderwijs geldt, hebben
B. en Ws. het wenschelyk geacht het oor
deel van de Plaatselijke Schoolcommissie
in te winnen, en waardeeren zy het zeer dat
dit college hun zijn dvies niet heeft onthouden,
al moge ook het hier bedoelde onderwijs
strikt niet tot het L. O. kunnen worden ge
rekend.
Ofschoon in beginsel geen voorstanders van
hot verleenen van nieuwe subsidiën uit de
gemeentekas, evenmin als van het verhoogen
van bestaande subsidiën, meenen B. en Ws.
toch dat, eonige steun tot een bescheiden bedrag
aan deze Vereeniging kan verleend worden.
Wat het bedrag eener te verleenen subsidie
betreft, wenschen B. en Ws. het door de
schoolcommissie aangegeven donkbeeld te
volgen, nl. door voor den hoofdcursus lokalen
in een der scholen in gebruik te geven, waar
door eene uitgave van 200 voor lokaalhuur,
verwarming, verlichting, enz., en nog bjjv.
50 voor onderhoud van meubilair door do
Vereeniging bespaard, alzoo 250 voor onder
wijsdoeleinden zouden kunnen worden besteed.
Dientengevolge traden B. en Ws. daarover
in onderhandeling met curatoren van het
gymnasium en de commissie van toezicht op
de scholen voor middelbaar onderwys, doch
blykens de overgelegde correspondentie, rezen
tegen het in gebruik nemen van lokalen dier
inrichtingen door anderen dan door hare eigen
leerlingen zoovele bedenkingen, dat daarvan
moest worden afgezien.
Nu dit middel om de Vereeniging „Kennis
is Macht" finantiëel te steunen niet voor uit
voering vatbaar is, stellen B. en Ws. voor haar
tot wederopzeggens een jaarlyksch subsidie
tot een geiyk bedrag van 250 te verleenen,
onder voorwaarde dat jaarlyks de rekening en
verantwoording aan Burg. en Weths. worde
overgelegd, en daaruit biyke dat de school
gelden en de gemeentelijke subsidie uitsluitend
voor bestryding van onder wysuitgaven woratn
aangewend.
Aan den gemeenteraad leggen B. en Ws.
over de verzoeken van personen, buiten do
gemeente woonachtig, om geheele of gedeel
telijke vrijstelling van schoolgeld voor het
bezoeken van de Kweekschool voor onder
wijzers en onderwyzeressen met de daarom
trent ingewonnen inlichtingen.
In verband met de inkomsten van adres-
santon geven B. en Ws. in overweging:
lo. het schoolgeld wegens het by wonen
van alle lessen te bepalen op 4 per kwar
taal voor O. S Hoekstra, te Garyp, handelende
voor den minderjarige W. Riemersma; J. F.
Steenmeyer, te Amsterdam, voor zyn zoon
A. Steenmeyer; J. Van Leeuwen, te Noord
wijk, voor zyn zoon J. Van Leeuwen A. De
Best, te Katwyk aan Zee, voor zyn zoon J.
De Best.; op 6 per kwartaal voor G.Jansen
van Rassen, te Hazerswoudo, voor zyn zoon
J. B. Jansen van IiyssenJ. D. Van Campen,
te Oegstgeest, voor zyne dochter Maria Van
Campenop 8 per kwartaal voör de Wed.
J. H. Friedrichs van Hengel, te Zoeterwoude,
voor hare dochter, en voor de Wed. A. I. Van
den Goes-Van Loghem, te Zoeterwoude, voor
hare dochter;
2o, wegens het bijwonen van de lessen in
één vak voor F. Fopma, te Zwammerdam, en
C. Lafeber, te Leiderdorp, op 1.25 per kwar
taal
3o. van de verplichting tot het betalen van
schoolgeld geheel vry te stellen P. De Zwaan
en P. Schaap, beiden te Rynsburg; A. Collee
Jr. en F. Boon, te Rijnsburg; W. Dubbeldam,
G. Wallien, K. Hiemstra, allen te Katwyk
aan Zee; A. Veefkind Jr., te Leiderdorp;
H. J. Van Staden, te Zoeterwoude, en J.
Harnerling, te Alfen;
4o. afwyzend te beschikken op het verzoek
van J. M. Obreon, omdat het verzoek betreft
teruggave over een afgeloopen cursus, waar
van de schoolgelden gedeeltelyk behooren
tot den afgesloten dienst van 1893 en ge
deeltelijk zyn in ontvangst gebracht op den
loopenden dienst, terwyl adressant by de
betaling van den eersten termijn (I Sep
tember 1893) reeds voldoende kennis droeg
van het bedrag, waarvoor hp was aangeslagen.
Sedert de vee- en vleeschkeuring in deze
gemeente is ingevoerd, is, naar B. en Ws.
mededeelen, gebleken dat in de Verordening
van 22 Juni 1893, op de heffing van keur
loon van vee en vleesch (Gembl. no. 12 van
1893) eonige wijzigingen noodig zyn, ook in
verband met de gewyzigde verordening van
8 November 1894 op den invoer, het vervoer
en de k .uring van vee en vleesch en den
handel in vleesch (Gembl. no. 10 van 1894).
Vooreerst zullen in artt. 2 en 3 ook de
muilezels en muildieren moeten worden ver
meld, omdat zulks mede geschiedt in art. 1
der gewyzigde verordening op de keuring
Vervolgens wordt in art. 4 het keurloon
voor vleesch, dat niet aan halve dieren wordt
ingevoerd, als volgt vastgesteld, als: voor
rundvleesch of vleesch van vette en graskal
veren per KG. 0.005 en voor alle andere
vleesch per KG. ƒ0.00".
Het schpnt eenigszins onbillyk voor bet
vleesch van varkens en van paarden minder
keurloon te heffen dan voor het vleesch van
graskalveren, zoodat het wenschelyk voor
komt het keurloon voor beide soorten van
vleesch vast te stellen op cent KG., aan
gezien mede het rekenen met kwart centen
practische bezwaren oplevert.
In de derde plaats is in art. 5, regelende
het keurloon van het in de gemeente inge
voerd toebereid vleesch geen keurloon vast
gesteld voor worst.
Voor dit vleesch behoort alsnog een keur
loon te worden vastgesteld, omdat worst niet
te brengen is onder de daarin genoemde
toebereide vleesch waren en zoowel volgens de
oude als de nieuwe Verordening op de keuring
van ingevoerde worst keurloon wordt geheven.
Dit geldt ook voor andere toebereide vleesch-
waren, b. v. zult. Daarom verdient het aan
beveling in den laatsten regel van art. 5 het
woord „gerookt" door „toebereid" te ver
vangen.
Naar aanleiding van het desbetreffend
verzoek van den heer R. Froger, kapitein b(j
het 4de regiment infanterie, in garnizoen alhier,
wonende Plantsoen No 37, geven B. en Ws.
in overweging aan adressant, wegens vestiging
in qo gemeente in November, jl. terugbetaling
te verleenen van séhoolgeld voor twee kinderen,
leerlingen van de Jongensschool 1ste klasse,
over de maand October, tot een bedrag van
zeven gulden en vyftig cents.
Na ingesr.old onderzoek deelen B en Ws.
mede dat geen bezwaar bestaat tegen de
inwilliging van de ingekomen verzoeken van
H. II. Ter Meer en J. Stoeke, zoodat zy in
overweging geven, tot wederopzeggens ver
gunning te verleenen aan H. H. Ter Meer om
eene aansluiting te maken voor loozing van
hemel- en gootsteenwater van zyn perceel
Apothekersdyk No. 5 aan het gemeenteriool
in de Jan Bannen-steeg en aan J. Stoeke, oin
de kolken voor regen- en gootsteenwater van
zyn perceel Hoefstraat No. 77 aan te sluiten
aan het gemeenteriool, onder aangegeven voor
waarden
Aan J. Stoeke is vergunning verleend tot
aansluiting van de privaten van zyn perceel
aan het Liernurstelsel.
Morgon-(Dinsdag-avond) is het de laatste
Liederavond van Spoel en Mann in de z ia!
van het „Nut". Het programma brengt dit
maal liederen van Glück, Schumann, Gounod,
Tschaikowsky, Dan. De Lange, August Bun-
gert, Bernard Zweers, Gottfried Mann,
Alexandre Georges, Tosti, Max Fiedler, Hans
Sommer en een drietal oud Duitsche (van
1452, 1533 en 1535), zeker niet minder inte
ressant dap de beide eerste avonden. Niet
leden kunnen zich a 1.50 des avonds toe
gang verschaffen. (Zie de advertentie.)
Op de missive, door de afd. „Leiden"
van den Bond van Ned. Ond. gericht aan de
Plaatseiyko Schoolcommissie alhier, heeft deze
geantwoord, dat zy „na ryp beraad geen ter
men heelt gevonden om U inlichtingen te geven
betreffende het advies, door haar uitgebracht,
„Zoo, zoo," zeide de jonge dame, naar 't
scheen ietwat ontgoocheld. „Dus hebt gy den
tekst gevonden? En waar, als ik vragen mag?"
„Er gaat bepaald een rechter van instructie
in haar verloren 1" dacht Tissenborn, maar
overluid antwoordde hy„Ik vond verleden
zomer op een tochtje door de Alpen een
notitieboek, en toen myne pogingen, om den
eigenaar op te sporen, vruchteloos bleven, was
ik gedwongen het boek te openen. Daarby
viel het papier, met het lied er op geschreven,
er uit. Het gedicht trok my aan en daarom
bracht ik het op muziek."
„Vondc gy niets anders in het zakboek?"
„Gy begrijpt toch, dat ik geen recht had,
van den verderen inhoud kennis te nemen?
Ik koester alleen de hoop, het verloren eigen
dom terug te kunnen geven, en zou u ten
hoogste dankbaar zyn, als zulks door uwe
bemiddeling zou kunnen geschieden."
„Dat zal niet moeilijk zyn. Eene dame van
myn kennis heeft het gedicht vertaald. Ik weet
niet, of zy het zakboek verloren heeft, maar
ik kan het haar wol eens vragen. Als 'tniet
zoo is, moeten wy aannemen, dat iemand
anders het ook uit 't Engelsch vertaald en het
toeval u den tekst in handen gespeeld heeft."
„Mag ik u om den naam van uwe vriendin
verzoeken
„Zy heet Mathilda Adenau."
„En waar woont Fraulein Adenau?"
„Ik verzoek u verschooning, 't is niet
Fraulein, maar Frau Adenau, verbeterde het
blondje, op het woordje „Frau" den nadruk
leggende.
Tot op dit oogenblik was 't in Tissenborn
niet opgekomen, dat „Iris" wel eens eene
„Frau Iris" kon zyn. De onverwachte mede-
deeling deed hem zóó ontstellen, dat hy van
de verdere bijzonderheden niets hoorde.
„Die goede Maud," zoo nam mevrouw Van
Hoven nu het woord, „hoe jammer, dat zy
vandaag niet komen kon
„Morgen zend ik u bericht, mynheer," zeide
Fraulein Lindorf, terwyl ze zich gereed maakte
om te vertrekken; „gy zult dan zekerheid ver-
krygen, of gy in Maud al dan niet eene ge
heimzinnige „Iris" gevonden hebt."
Tissenborn was nog zóó entdaan, dat hy
niet in staat was, anders dan met eene stomme
buiging zyn dank te betuigen.
„Maud komt dikwyis by ods," ging de
gastvrouw na het vertrek der jonge dame
voort. „Wy houden allen erg veel van die
arme Maud!"
„Noemt gy haar Maud?" vroeg Tissenborn,
langzamerhand weer tot zichzelven komend.
„Ik meende te hooren dat Fiaulein Lindorf
haar straks „Matbilde" noemde."
„Maud is de Engelsche verkorting voor
Matbilde."
„Is de dame eene Engelsche?"
„Neen, zy is uit Hamburg geboortig, waar
zeer veel Engelsch gesproken wordt, vandaar
dat ook Engelsche namen daar veel voor
komen."
„Gy zeidet daareven de „arme Maud!'
Heeft zy dan zooveel verdriet gehad?"
„Het treurigste, wat eene vrouw overkomen
kan! Een onwaardig echtgonoot heeft een
groot deel van haar vermogen verkwist en
haar schandeiyk behandeld."
„Is zy weduwe?"
„Helaas niet! God vergeve my de zonde,
dat ik zoo spreek l Zy leeft de laatste jaren
van haren man gescheiden."
Tissenborn herinnerde zich de stelling van
de „bitterste aller ontgoochelingen," en zeide:
„Gy hebt geiyk haar „arme Maud" te
noemen, mevrouw." In zyne gedachten voegde
hy er aan toe: „Nu geloof ik stellig u ge
vonden te hebben, arme „Iris."
Het duurde dien nacht tamelyk larg, eer
de gelukkige componist van den „Schwan
von Unna", van de soiróe by mr. Van Hoven
thuisgekomen, den slaap kon vatten. Gedachten
van allerlei aard hielden hem wakker.
Tot hiertoe had hy zich de hem onbekende
omstandigheden zyner „Iris" ongeveer voor
gesteld als zou haar leed, hem door de weinige
regelen van het zakboek verraden, te wyten
zijn aan eene ongelukkige, eene niet beant
woorde of eene aan een onwaardige verkwiste
liefde. Dat zulk eene diep smartelyke, voor
een fier vrouwenhart dubbel zware beproeving
de gevolgen van een ongelukkig huweiyk
zouden blijken te zyn, was hem daarby nooit
ingevallen. Als een schrille wanklank had
hem daarom de naam „Frau" Adenau in de
ooren geklonken. Dat woord werkte merk
waardig ontnuchterend. Hy ontdeed het beeld
zijner fantaisie van zyn poëtisch waas en
stelde er de troostelooze workelykkeid voor
in de plaats.
Maar hoe vreemdTerwijl zoodoende de
romantische belangstelling verminderde, begon
hy een diep medelijden te gevoelen met de
schoone „arme Maud," zooals mevrouw Van
Hoven haar genoemd had. Hy bespeurde in
zich een onweerstaanbaren drang om haar be
schermend ter zyde te staan. Hy zag daarby
geheel over het hoofd, dat hy eigeniyk voor
de vrouw, wier lot hem zoo levendig bezig
hield, op 't oogenblik nog zoo goed als niet
bestond, want ongetwijfeld had zy de eerste,
vluchtige ontmoeting met hem al lang ver
geten, en dat ongevraagde deelneming al
heel gauw een fatale overeenkomst hebben
kan met de ridderiyke pogingen van den
wakkeren edelman van La Mancha. Hoewei
deze gevolgtrekking tamelyk dicht voor de
hand lag, kwam hy er misschien wel juist
daarom niet zoo gauw op, en toen hy ein
delijk in slaap viel, verwikkelden zyne droomen
hem in allerlei wondeiïyke conflicten mot
niemand anders dan met den onzaligen Herr
Adenau in eigeri persoon, van wiens bestaan
hy gisteren voor het eerst in zyn leven
gewag had hooren maken.
„Maud is inderdaad de door u gezochte!"
zeide mevrouw Van Hoven, toen zy hem den
volgenden middag by zyn bezoek ten harent
met een open briefje in de hand tegemoet
kwam. „Hier, lees maar, wat Fraulein Lindorf
schryft."
„Ik heb van morgen met Muud gesproken,"
luidde het briefje, „en zy was niet weinig
verbaasd te hooren, dat haar lied reeds een
componist gevonden bad. Wat het verlorene
betreft, zal zy den vinder zeer verplicht zijn
als hy de goedheid wil hebben, haar het zak
boek terug te bezorgen. Om hem persoonlijk
te kunnen danken, laten de dames hem een
dezer dagen om de eer van zyn bezoek vragen."
„Er is hier sprake van „de dames," merktp
Tissenborn op, terwyl hy het briefje teruggaf.
„Woont Frau Adenau by eene bloedver
wante in?"
„Sedert ze van haar man gescheiden leeft,
woont zy by bare tante, de zuster harer over
ledene moeder, in, die haar na den vroegen
dood barer ouders heeft opgevoed."
„Mag ik om het adres verzoeken?"
„Frau Emilie Von Balding, Herderstrasso
14," dicteerde mevrouw Van Hoven.
„De naam, dien ik in het vreemdelingenboek
van het hotel niet ontcyferen kon!" dacht
Tissenborn, terwyl hy bet adres opschreef.
„En waar houdt de echtgenoot der jonge
vrouw zich tegenwoordig op?"
„Misschien wel te Parys of te Monaco,"
mengde nu de consul-generaal zich in 'c ge
sprek, „in alle gevallen ergens, waar lieden
van zyn slag thuisbohooren."
„Kent gy hem?"
„Alleen uit de verhalen van do tante, dio
ons met liare nicht van tyd tot tyd komt
bezoeken. Ik geloof dat 't goed zyn zal, als
ik u eonige biographi8cho gegevens opnoem;
ge zoudt by Maud anders allicht onwetend
eene gevoelige snaar kunnen aanroeren.
Wordt vervolgd.)