Al°. 10695. A0. 189b §eze [Courant wordt dagSlijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. IRIS. Vrijdag: 4 Januari. DSCH DAG-BLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per post V 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1-6 rogels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Officieel© Keunisgcvingen. Burgemeester en Wethouders van Leidon brengen naar aanleiding van art. 21 der Verordening op do keuring van vee en vloeach in deze gemeente ter algemeene kennis, dat: JACOB MULDER, te Oude hoorn, op den 16den November 1894 ie bekeurd, en den 17den December d. a. v. is veroordeeld 1°. wegens het niet brengen van ingovoord vleesch naar het kenringalokaal en 2*. wogens bet oiot hebben van eene duidelijke schriftelijke aanwijzing bij inge voerd vleescb. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 2 Januari 1895. E. KIST, Secretaris. Leiden, 3 Januari. Dr. A. Ngkamp alhier deelt ons mede dat hg dezer dagen voor de serum-bereiding weder 100 ontving, als opbrengst eener lotertf, door jonge dames gehouden. Tot de eerste der Volksbijeenkomsten in dit jaar, de vijfde in dit seizoen, welke gister avond in de Stadszaal alhier plaats had, werden bg uitzondering kinderen beneden de zestien jaren toegelatenin weerwil van advertentiën en gratis-programma, welke ver meldden dat dit onder geen voorwendsel zou geschieden; ja, ze namen er zelfs de eere plaatsen in en behoefden niet weggedoken te zitten, uit vrees voor ontdekking, 't Moest ditmaal wel, want: de leerlingen der Burger zangschool zouden de bezoekers op eenige liederen vergasten, zg en de „Dubbel Kwartet- Vereeniging". Deze uitvoering, welke een bijzonder groot aantal bezoekers had gelokt, is best geslaagd; ze verschafte allen aanwezigen een paar zeer aangename uren. Zonder in den breede te gaan uitweiden over hetgeen ten gehoore ge bracht werd, kunnen we de verzekering geven dat de uitvoerenden oer van hun vrijwillig op zich genomen werk hadden; dat de „Dubbel- Kwartet-Vereeniging" wederom getoond heeft op flinke zangers te kunnen bogen; dat'de leerlingen der Burgerzangschool eene schitte rende proeve aflegden van hot.door hun ge noten onderwijs, vooral met Zweers' cantate „St.-Nicolaas feest." Terecht bracht de heer G. Japikse dan ook, als voorzitter der Commissie voor de Volks- bijeenkomsten, namens deze en ongetwyfeld ook als tolk der aanwezigen na een Nieuw jaarswoord dank aan den heer C. B. Duyster Jr. als directeur èn van de „Dubbel-Kwartet- Veroeniging" èn van de bloeiende Burgerzang school, die als dirigent eene zware taak te vervullen had gehad; aan de leden der Ver- oeniging en de leerlingen der school; aan de heeren musici, die deel uitmaakten van het orkest; aan de solisten; aan mej. De Haas voor haar uitstekend en onmisbaar accom pagnement óp orgel en piano, en voorts aan allen, die medegewerkt hadden tot het wel slagen van dezen avond vol harmonie. De heer Japikse vond dat de kinderen nu nog mooier hadden gezongen dan vóór veertien dagen, by de uitvoering der Burgerzangschool zelve; by alleen wist hoe dit kwam: de kinderen waren nu zoo biy dat ze morgen (d. i. dus heden) weer naar school mochten gaan! Evenals alle zangnummers, welke met aandacht werden aangehoord, werden ook de woorden van den heer Japikse door een stormachtig applaus gevolgd en weldra ver liet men zeer voldaan het gobouw. De Com missie voor de Volksbgeenkomslen is dit jaar weer flink begonnen en we weten het: zo gaat steeds op den goeden weg voort. Haar zy daarvoor dank gebracht Als weder eens alle uitgangen der zaal ge opend worden om een stroom van bezoekers een gemakkelgken uittocht te verschaffen, mogen alle lantaarns bg die uitgangen wel heiier branden; 't is zoo'n kleine moeite ze even op te draaien! 't Was gisteren hier en daar bepaald donker en men moet een paar treden af, om uit de hel verlichte zaal op straat te komen. Men bedenke dit en luistere naar dit waarschuwend woord! Aan hot postkantoor te Leiden en de daaronder ressorteerende hulpkantoren werd gedurende het 4de kwartaal 1894 ingelegd ƒ80,071.005; terugbetaald ƒ66,163.875. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 9654. Aan het postkantoor te Wassenaar werd geduronde het vierde kwartaal 1394 ingelegd ƒ1795.59; terugbetaald f 4934.55. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 400. Aan het postkantoor te Noordwgk werd ge durende hetzelfde kwartaal ingelegd 2443.71 terugbetaald 2608.47. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 333. Te Aarlanderveen is overleden de bur gemeester van Alfen en Aarlanderveen, de heer A. P. Zaalberg, in en buiten de gemeenten algemeen erkend als gezaghebbend persoon in zaken van gemeente administratie. Zgne 25 jarige werkzaamheid in het belang der beide dorpen heeft veel goeds tot stand gebracht, zoodat zgn welbestoed leven ten zegen van het publiek belang is geweest. Eene ongeneeslijke lever- en nieraandoening maakte een einde aan het leven van dezen ambtenaar, die door zfin onverdroten gver en onvermoeide werkkracht zoowel by voor- als by tegenstanders eerbied afdwong. Hg bereikte den leeftyd van 63 jaren. Ds. H. J. Yan Nouhuys, to Oudshoorn, heeft de toezegging van beroep naar de Ned.- Herv. gem. te Hoogkarspel aangenomen. De volgende missive is door den minister van binnenlandsche zaken aan de Ged. Staten in verschillende provinciën verzonden. Volgens bericht van de inspecteurs voor het staatstoezicht op krankzinnigen werden nog altgd in verschillende krankzinnigengestichten, dikwerf zelfs eigenmachtig, door de verplegers patiënten aan handen en voeten gebonden en somwyien bovendien aan de kribben vastge snoerd. Hoewel de meeste gestichtsbesturen en geneesheeren van dergelijke handelingen afkeerig zyn, wordt een zoodanig optreden door enkelen voor het gezag der verplegers noodzakeiyk geoordeeld. Aangezien de strgd, welken de inspecteurs voor het staatstoezicht op krankzinnigen tegen die opvatting voeren, niet altoos met den ge- wensebten uitslag wordt bekroond, heeft de minister van binnenlandsche zaken een missive aan de Gedep. Staten der verschillende provin ciën gericht en hun verzocht wel te willen bevorderen dat, bg het aangaan van nieuwe of het hernieuwen van bestaande overeen komsten tusschen het bestuur dor provincie en dat van eenig krankzinnigengesticht in zake de verpleging van armlastige lgders, do bepaling worde opgenomen, dat op die patiënten zoo min mogeiyk dwangmiddelen op den lyve aangewend zullen mogen worden en in geen geval andere dan die, welke do behandelende geneesheer der inrichting voor elk geval in het byzonder bg uitzondering noodzakeiyk acht en persoonlgk toepast, Yoor zooveel or in die provincie gemeenten mochten wezen, dio mot do regenten van krankzinnigengestichten rechtstreeks contrac ten plegen te sluiten of wel oen eigen inrich ting bezitten, wordt Ged. Staten verzocht ook do aandacht der gemeentebesturen op deze aangelegenheid to vestigen. Do 83sto algemeene vergadering der „Algemeene vereeniging voor bloembollen cultuur" is dezer dagen te Haarlem gehouden onder voorzitterschap van den heer J. H. Krelage. Deze herdacht in zgn openingswoord degenen, dio aan do vereeniging waren ont vallen, o. a. het eerelid mr. E. A. Jordens, in leven burgemeester van Haarlem. De vereeniging telt thans 37 donateurs, 1379 leden en 64 lid-leerlingen, te zamen 1480 contribueerenden, zoodat dit aantal sedert do vergadering van Maart jl. met 65 is toegenomen. De aftredende leden van het hoofdbestuur, de heeren L. Kruyff, J. H. Bgvoet en J. H. Krelage, werden herkozen, de laatste als voorzitter. Behandeld werden de voorstellen betreffende de uitgave van een plaatwerk van gekleurde afbeeldingen van bolgewassen vanwege de vereeniging. Met eenige wgzigingen werden de voorstellen van het hoofduestuur met 83 tegen 4 stemmen goedgekeurd. De minister van binnenlandsche zaken heeft den burgemeester van Yoorst, mr. H. Crommelin, tot herstel van gezondheid verlof verleend tot 15 Mei 1895. Naar het „Vad." verneemt, heeft de luit.-generaal Kromhout, inspecteur van het wapen der genie, zgn voornemen te kennen gegeven om in den loop van dit jaar den militairen dienst met pensioen te verlaten. "Willem Yan Zuylen zal met het gezel schap Le Gras en Haspels te Rotterdam als 40 jarige jubiló voorstelling „Le flls de Giboyer" van Augier geven. Men scbryft aan het „ütr. Dbl.": Naar aanleiding van de benoeming van Veltman tot ridder der orde van Oranje-Nassau brengt het „Handelsblad" in herinnering, dat vóór hom Tjasink de eenige Nederlandscho acteur was, die eeno ridderorde ontving. Tot aanvulling van dezo mededeeling dient, dat Tjasink de orde van de Eikekroon kreeg, die, zooals men weet, geen Nederlandsche orde was, maar waarover de Koning beschikte als groothertog van Luxemburg. De onderschei ding, aan dezen tooneelspeler ten deel geval len, kon dan ook niet beschouwd worden als door de regeering toegekend. Zy was eene per- soonlgke daad van wglen Koning Willem III. Tjasink ontving uit 's Konings handen de ridder- or Je bg gelegenheid eener voorstelling in den stadsschouwburg te Amsterdam, die door den Koning werd bijgewoond. Hy trad toen op in een gelegenheidsstuk van Burlage en ver vulde de rol van een wachtmeester. Zgn flink militair voorkomen en geheel zyn optreden in dat karakter maakten een byzonderen indruk op den Koning, die zich in de pauze den verdionsteiyken acteur liet voorstellen. Ook de tooneeldirecteur J. Eduard De Vries was ridder der orde van de Eikekroon, en eveneens de tooneeldirecteur J. C. Yalois, beiden mede op persoonlgk initiatief van Koning Willem IH, die een groot voorstander was van het Nederlandsch tooneel. Op 1 Januari 1895 is de Delagoa-Spoor- weg, in Zuid-Afrika, van Lourengo Marques tot Pretoria en Johannesburg voor het open baar verkeer geopend. Zooals dr. F. V. Engelenburg in „De Gids" van Januari zegt, verdient dat feit in ons land meer dan gewone aandacht, om het gewichtige aanócel, dat Hollandsche geestkracht, Hollandsche financiën en ingenieurs, Hollandsche administrateurs en ambachtslieden in dat grootsche werk hebben gehad. Dat ook onze Regeering die verdiensten heeft erkend, weten onze lezers. De heer Engelenburg beschrijft in „De Gids" de wordingsgeschiedenis van dien spoorweg, welke weder bewijst welke „schoone vruchten een oprechte samenwerking van een bekwaam en ondernemend Nederlandsch element met de burgers der Zuid Afr.kaansche republiek kan opleveren". Hr. Ms. fregatten „Van Speyk" en „Johan Willem Friso", onder bevel van de kapiteins ter zee H. Van der Meer en M. J. C. Lucardie, zgn ia den namiddag van 1 dezer van Bahia vertrokken, ter voortzetting van de reis naar Oost-Indië. Volgens hier te lande ontvangen bericht, is de fuselier G. F. Hos aan zyne op Lombok bekomen wonden overleden. De 1ste luit. der iof. van het O.-I. leger K. Van der Maaten, gedetacheerd als leeraar in de militaire vakken aan den hoofdcursus te Kampen, is bevorderd tot kapitein. Hy is de 100ste 1ste luit. der inf. van het Indische leger, die in óón jaar tyds tot kapitein is bevorderd. Het stoomschip „Oranje-Nassau" arri veerde 2 Jan. van West-Indiö te Rotterdam; de „Veendam" arriveerde 2 Jan. van Nieuw- York te Rotterdam; de Conrad", van Batavia naar Arasterdam, vertrok 1 Jan. van Port- Said; de „Kanzlor", van Oost-Afrika naar Vlis- singen en Hamburg, arriveerde 2 Jan. te Suez; de „Utrecht", van Rotterdam naar Java, ver trok 1 Jan. van Perim; de „Ardjoeno" vertrok 2 Jan. van Batavia naar Rotterdamde „Deu calion", van Batavia naar Amsterdam, pas seerde 2 Jan. Suez; de „Prinses Marie", van Amsterdam naar Batavia, passeerde 2 Jan. Ouessant; de „Prinses Sophie", van Amster dam naar Batavia, vertrok 2 Jan. van Suez; de „Borneo", van Rotterdam naar Java, pas seerde 1 Jan. Ouessant; de „Prins van Oranje", van Amsterdam naar Batavia, passeerde 2 Jan. Pantellaria; de „Telemachus", van Amsterdam naar Batavia, vertrok 2 Jan. van Liverpool. Lombok en Bali, In het debat over de Indische begrooting in de Eerste Kamer drukten sommige leden hunne bezorgdheid uit over eene expeditie naar Bal', die volgens sommige dagblad be richten waarschijnlijk was. De minister ant woordde daarop, dat hom van een plan tot zulk eene expeditie tot nu toe niets gebleken was. Do woorden, die hg daaraan toevoegde, verdienen zeer de aandacht, omdat zg niet enkel op dit bericht, maar in het algemeen op de alarmeerende berichten, die in de laatste maanden telkens verspreid werden, kunnen worden toegepast. De minister zeide daarvan „Tegen het ondernemen van eene expeditie naar Bali is in het byzonder door den heer Cremers gewaarschuwd, maar mij is, mynheer de voorzitter I tot nu toe van een plan tot zulk eene expeditie niets gebleken. Gedurende do geheele Lombok-expeditie hebben de particuliere dagbladen telkens be richten openbaar gemaakt, waarvan ik nu niet zal zeggen dat zg onjuist waren, maar van welke ik toch evenmin het tegenovergestelde kan verklaren. Zoo zgn ook reeds geruimon tgd geleden telegrammen enr als ik mg niet bedrieg, zelfs schriftelijke modedeelingen uit Indië gepubliceerd, dat de Karang Asemers gereed stonden om Boeleleng binnen te ruk ken, en dat de regeering de schepen reeds had aangewezen, die de expeditionnaire macht zou den overvoeren, welke in Karang Asem tegen Goesti Djilantiek zou opereeren. Ik heb natuur- Igk getrouw de stukken nagegaan, die over deze zaak handelden, maar ik heb daarin geen enkele aanwijzing gevonden, dat het in de bedoeling van de Nederlandsch Indische regeering heeft gelegen eene expeditie naar Karang-Asem te zenden, al bleef zg ook be dacht op versterking, zoo noodig, van do observatie-colonne, die al sedert het begin der expeditie naar Lombok in Boeleleng is opge steld geweest. Later weer hebben de dagbladen oen telegram gepubliceerd, luidende: „Goesti Djilantiek van Karang Asem heeft beleefd, doch op pertinente wys geweigerd om naar Batavia te komen, zoolang hy niet met de bedoeling der Indische regeering bekend is." Mg echter, mijnheer de voorzitter l is het niet bekend, dat Goesti Djilantiek eene oproeping naar Batavia heeft gekregen; de gouverneur goneraal heeft mg daarvan niets medegedeeld. En eindelijk las ik nu weder hedenochtond in de „Nieuwe Rotterdamsche Courant", dat in het begin van Januari eene expeditie naar Karang-Asem zou worden gezonden. Maar, zooals ik reeds zeide, ook daaromtrent, mgn- heer de voorzitter I is my niets bekend. Ik heb natuurlgk alles wat op de houding van Goesti Djilantiek betrekking had zeer nauw keurig gevolgd, en ik wil trachten die houding mot een paar woorden te karakteriseeren. Goesti Djilantiek heeft altyd onze zgde ge houden, en was ons tot 23 of 24 Augustus beslist goedgezind, maar hy bleef natuurlgk een Balinees en was gehecht aan zgn volk. 4) Zg was het ook, die hem een paar weken geleden naar het gebergle gelokt had, toen de verzengend heete Juli zon de straatsteenen in München beacheen en hot stof er op deed dwarrelen. Onder zulke omstandigheden is componeeren een verbazend moeilijk iets. Wilde de derde acte van den „Schwan von Unna" dezen zomer nog gereed komen, dan moest de componist den Müochener gloeioven verruilen voor het koele gebergte en de heer lijke bosschen. Hjj pakte dus zijn goed en stoomde de Oostenrijksche grenzen over, waar hij, na allerlei heen- en weertrekken, eindelijk in „De Post" te GolliDg oen gezellig tehuis vond. Het stille oord trok bem aan, en hij verbeeldde zich bij het ruischen van den waterval goed te kunnen componeeren; het eenige, dat hem echter daarbij nu stoorde, was de onmogelijke toevloed van toeristen, die de Alpen in alle richtingen doorkruisten. Daarom ging hij er liefst 'a morgens in alle vroegte op uit, en op zulk eene morgen wandeling was het, dat hi) zijne zoo spoor loos verdwenen Iris ontmoette. „Laten wij een rustig plekje opzoeken," had h\j gezegd, toen hy terugkwam van zjjne vergeefsche nasporingen aan het station, maar onderweg kwamen weer allerlei bedenkingen by hem op. Had hy toch eigenlijk wel het recht, kennie- te nemen van dingen, die hem volstrekt niets aangingen? Maar aan den anderen kant weer, hoe kon hy er werk van maken het vreemde eigendom terug te geven, als hy het notitie boek niet opende? Terwyi hy zoo het vóór en tegen overwoog, zonder tot een besluit te kunnen komen, was hy naar Gelling teruggewandeld. Opeens ziet hy by de smederg, aan den ingang van de markt, den ouden boer staan, die de dame tot gids had verstrekt. „Hei daar!" riep hy, naar den man toe gaande, „nu ben ik geholpen! Een woordje, vriend!" De boer keerde zich om en nam beleefd zyn pet af. „Waar ia de dame, die ge van morgen vroeg naar den waterval van Schwarzbach gebracht hebt?" „Ze is weg." „Weg? En waar naar toe?" „Naar Salzburg." „En waar heeft zg hier gewoond?" „Ze heeft hier niet gewoond." „Heeft ze niet in Golling gewoond?" „Neen, gini3 in Kuchel." Er ging Tissenborn e9n licht op. Waaraan hy ook gedacht had, niet aan de mogelgkheid, dat de dame ergens anders been zou gegaan zjjn dan naar Golliug of de onmiddeliyke nabyheid daarvan. Ernst nu schoot het hem te binnen, dat de waterval ook wel de water val van Kuchel werd genoemd, en daarom ook zeer goed van uit Kuchel bezocht kon worden. Het spoorloos verdwginen zyner „Iris" word hierdoor geheel opgehelderd. „Hoe heet de dame?" vroeg hy verder. „Dat weet ik niet." „Was zg alleen?" „Neen, zy 13 gisteren met eene oude dame en eene kamenier, ik geloof van Gastein aangekomen en in „De Zon" afgestapt. De huisknecht kwam m(j zeggen, dat eeno der dames een gids noodig had, om vandaag in alle vroegte den waterval te bezoeken. Om acht uren zyn we teruggekomon en om half- negen reden de dame3 weg." „Zeide de dame niet, dat zg daarboven iets verloren had?" De boer schudde ontkennend het hoofd. „Hebt ge soms ook gezien, of zy dit ding in haar hand hield?" „Neen!" ,Per slot van rekening is het boek niet eens van haar. 'tZou niet onmogeiyk zyn, dat een ander het had laten liggen. Ik dank je, vrind I" „Niet noodig." „Ik zal du3 naar Kuchel moeten gaan", zeide Tissenborn, den groet van den boer beantwoordend; „misschien hoor ik daar iets naders." Maar in het logement te Kuchel werd hy ook niet veel wyzer. De dames waren daar, zoo heette het, maar één nacht overgebleven, en de waard had het niet noodig gevonden, haar het vreemdelingenboek te geven. De kellnerin meende begrepen te hebben, dat de reizigsters plan hadden ook in Salz burg alleen maar te gaan overnachten. De oudste dame was erg vermoeid geweest en daarom vroeg naar bed gegaan. Van de kamenier had ze gehoord, dat haar meesteres in Gastein geweest waa voor de badkuur, maar, niet tevreden over de uitkomst, nog naar eene andere badplaats ging. „Wy hadden gisteravond zooveel te doen, dat ik maar heel eventjes tgd had, om met de kamenier te praten", zoo besloot de kellnerin haar bericht, „maar het z(jn be paald voorname lui, want de oude dame hoeft mg by haar vertrek twee gulden en den huisknecht een gulden gegeven." „Eigeniyk", dacht Tissenborn, „weet ik op dit oogonblik precies evenveel of liever even weinig als toen ik hier kwam"; voor het geval van navraag liet hij zyn adres aan den waard achter. „Hoogstwaarscbgnlgk is „Fraulein Iris" de dochter of gezelschapsjuffrouw der oude dame. Nu zy noch tegen den boer noch tegen de lieden hier in het logement gewag heeft ge maakt van haar verlies, kan ik, dunkt me, veilig aannemen, dat zy hoegenaamd geen waarde aan het ding hecht, öf dat het haar niet toebehoort. In alle gevallen", zoo zette hy zyne overdenkingen voort, „heb ik myn plicht gedaan. Verdere nasporingen zouden toch niet tot een gewenscht doel leiden. Maar, ala het hoek nu eens papieren van waarde of misschien wel andere voorwerpen bevatte, voor den eigenaar van groot gewicht? Ver ondersteld, dat het eens zoo ware, zou ik dan niet juist met myne bedenkingen den eigenaar in ongelegenheid brengen? Allee in de wereld heeft zyne grenzen, zelfs de beschei denheid! Mgns inziens ia het myn plicht het boek te openen, om te zien of er soms de naam in te vinden is van hem of haar, dis het verloren heeft; dat alleen geeft mu hoop het aan zyn adres terug te kunnen bezorgen. Mocht soms iemand van een ander gevoelen zjjn, dan zal ik my in het uiterete geval weten te verantwoorden. Ik zal nog wach ten tot overmorgen. Komt er in dien tus schentjjd geen navraag bg den waard van „Da Zon", dan doe ik, wat ik denk dat goed is." Met dit besluit keerde Tissenborn naa Golling terug. III. De beide volgende dagen verliepen zonde» dat er eene boodschap uit Kuchel kwam Tissenborn wilde nog wachten tot het aan komen van den namiddagtrein. Bracht ook deze r.iete Dieuws, dan was hy vaat besloten, zgne raadselachtige vondst aan een onderzoek te onderwerpen. Achter het oude kerkgebouw te Golling verheft zich een dichtbegroeide heuvel met een heoriyk vergezicht over het Salzachdal. Gemakkeiyke voetpaden voeren naar het van een belvedère en een hermitage voorziene plateau. Op weekdagen wordt dio plek maar hoogst zelden bezocht, of het moet dan ds eene of andere Gollingsche schoone zjjn, die met haar breikous daarheen verdwaalde. Wordt vervolgi.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1