Al°. 10695.
A0. 189b
§eze [Courant wordt dagSlijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
IRIS.
Vrijdag: 4 Januari.
DSCH
DAG-BLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post V 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1-6 rogels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Officieel© Keunisgcvingen.
Burgemeester en Wethouders van Leidon brengen
naar aanleiding van art. 21 der Verordening op do
keuring van vee en vloeach in deze gemeente ter
algemeene kennis, dat: JACOB MULDER, te Oude
hoorn, op den 16den November 1894 ie bekeurd,
en den 17den December d. a. v. is veroordeeld 1°.
wegens het niet brengen van ingovoord vleesch naar
het kenringalokaal en 2*. wogens bet oiot hebben
van eene duidelijke schriftelijke aanwijzing bij inge
voerd vleescb.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
2 Januari 1895. E. KIST, Secretaris.
Leiden, 3 Januari.
Dr. A. Ngkamp alhier deelt ons mede dat
hg dezer dagen voor de serum-bereiding
weder 100 ontving, als opbrengst eener
lotertf, door jonge dames gehouden.
Tot de eerste der Volksbijeenkomsten in
dit jaar, de vijfde in dit seizoen, welke gister
avond in de Stadszaal alhier plaats had,
werden bg uitzondering kinderen beneden de
zestien jaren toegelatenin weerwil van
advertentiën en gratis-programma, welke ver
meldden dat dit onder geen voorwendsel zou
geschieden; ja, ze namen er zelfs de eere
plaatsen in en behoefden niet weggedoken te
zitten, uit vrees voor ontdekking, 't Moest
ditmaal wel, want: de leerlingen der Burger
zangschool zouden de bezoekers op eenige
liederen vergasten, zg en de „Dubbel Kwartet-
Vereeniging".
Deze uitvoering, welke een bijzonder groot
aantal bezoekers had gelokt, is best geslaagd;
ze verschafte allen aanwezigen een paar zeer
aangename uren. Zonder in den breede te
gaan uitweiden over hetgeen ten gehoore ge
bracht werd, kunnen we de verzekering geven
dat de uitvoerenden oer van hun vrijwillig
op zich genomen werk hadden; dat de „Dubbel-
Kwartet-Vereeniging" wederom getoond heeft
op flinke zangers te kunnen bogen; dat'de
leerlingen der Burgerzangschool eene schitte
rende proeve aflegden van hot.door hun ge
noten onderwijs, vooral met Zweers' cantate
„St.-Nicolaas feest."
Terecht bracht de heer G. Japikse dan ook,
als voorzitter der Commissie voor de Volks-
bijeenkomsten, namens deze en ongetwyfeld
ook als tolk der aanwezigen na een Nieuw
jaarswoord dank aan den heer C. B. Duyster
Jr. als directeur èn van de „Dubbel-Kwartet-
Veroeniging" èn van de bloeiende Burgerzang
school, die als dirigent eene zware taak te
vervullen had gehad; aan de leden der Ver-
oeniging en de leerlingen der school; aan de
heeren musici, die deel uitmaakten van het
orkest; aan de solisten; aan mej. De Haas
voor haar uitstekend en onmisbaar accom
pagnement óp orgel en piano, en voorts aan
allen, die medegewerkt hadden tot het wel
slagen van dezen avond vol harmonie.
De heer Japikse vond dat de kinderen nu
nog mooier hadden gezongen dan vóór veertien
dagen, by de uitvoering der Burgerzangschool
zelve; by alleen wist hoe dit kwam: de
kinderen waren nu zoo biy dat ze morgen
(d. i. dus heden) weer naar school mochten gaan!
Evenals alle zangnummers, welke met
aandacht werden aangehoord, werden ook de
woorden van den heer Japikse door een
stormachtig applaus gevolgd en weldra ver
liet men zeer voldaan het gobouw. De Com
missie voor de Volksbgeenkomslen is dit jaar
weer flink begonnen en we weten het: zo
gaat steeds op den goeden weg voort. Haar
zy daarvoor dank gebracht
Als weder eens alle uitgangen der zaal ge
opend worden om een stroom van bezoekers
een gemakkelgken uittocht te verschaffen,
mogen alle lantaarns bg die uitgangen wel
heiier branden; 't is zoo'n kleine moeite ze
even op te draaien! 't Was gisteren hier en
daar bepaald donker en men moet een paar
treden af, om uit de hel verlichte zaal op
straat te komen. Men bedenke dit en luistere
naar dit waarschuwend woord!
Aan hot postkantoor te Leiden en de
daaronder ressorteerende hulpkantoren werd
gedurende het 4de kwartaal 1894 ingelegd
ƒ80,071.005; terugbetaald ƒ66,163.875.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 9654.
Aan het postkantoor te Wassenaar werd
geduronde het vierde kwartaal 1394 ingelegd
ƒ1795.59; terugbetaald f 4934.55.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 400.
Aan het postkantoor te Noordwgk werd ge
durende hetzelfde kwartaal ingelegd 2443.71
terugbetaald 2608.47.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 333.
Te Aarlanderveen is overleden de bur
gemeester van Alfen en Aarlanderveen, de
heer A. P. Zaalberg, in en buiten de gemeenten
algemeen erkend als gezaghebbend persoon
in zaken van gemeente administratie. Zgne
25 jarige werkzaamheid in het belang der
beide dorpen heeft veel goeds tot stand gebracht,
zoodat zgn welbestoed leven ten zegen van
het publiek belang is geweest.
Eene ongeneeslijke lever- en nieraandoening
maakte een einde aan het leven van dezen
ambtenaar, die door zfin onverdroten gver
en onvermoeide werkkracht zoowel by voor-
als by tegenstanders eerbied afdwong.
Hg bereikte den leeftyd van 63 jaren.
Ds. H. J. Yan Nouhuys, to Oudshoorn,
heeft de toezegging van beroep naar de Ned.-
Herv. gem. te Hoogkarspel aangenomen.
De volgende missive is door den minister
van binnenlandsche zaken aan de Ged. Staten
in verschillende provinciën verzonden.
Volgens bericht van de inspecteurs voor het
staatstoezicht op krankzinnigen werden nog
altgd in verschillende krankzinnigengestichten,
dikwerf zelfs eigenmachtig, door de verplegers
patiënten aan handen en voeten gebonden en
somwyien bovendien aan de kribben vastge
snoerd. Hoewel de meeste gestichtsbesturen
en geneesheeren van dergelijke handelingen
afkeerig zyn, wordt een zoodanig optreden
door enkelen voor het gezag der verplegers
noodzakeiyk geoordeeld.
Aangezien de strgd, welken de inspecteurs
voor het staatstoezicht op krankzinnigen tegen
die opvatting voeren, niet altoos met den ge-
wensebten uitslag wordt bekroond, heeft de
minister van binnenlandsche zaken een missive
aan de Gedep. Staten der verschillende provin
ciën gericht en hun verzocht wel te willen
bevorderen dat, bg het aangaan van nieuwe
of het hernieuwen van bestaande overeen
komsten tusschen het bestuur dor provincie
en dat van eenig krankzinnigengesticht in zake
de verpleging van armlastige lgders, do bepaling
worde opgenomen, dat op die patiënten zoo
min mogeiyk dwangmiddelen op den lyve
aangewend zullen mogen worden en in geen
geval andere dan die, welke do behandelende
geneesheer der inrichting voor elk geval in
het byzonder bg uitzondering noodzakeiyk
acht en persoonlgk toepast,
Yoor zooveel or in die provincie gemeenten
mochten wezen, dio mot do regenten van
krankzinnigengestichten rechtstreeks contrac
ten plegen te sluiten of wel oen eigen inrich
ting bezitten, wordt Ged. Staten verzocht
ook do aandacht der gemeentebesturen op
deze aangelegenheid to vestigen.
Do 83sto algemeene vergadering der
„Algemeene vereeniging voor bloembollen
cultuur" is dezer dagen te Haarlem gehouden
onder voorzitterschap van den heer J. H.
Krelage. Deze herdacht in zgn openingswoord
degenen, dio aan do vereeniging waren ont
vallen, o. a. het eerelid mr. E. A. Jordens,
in leven burgemeester van Haarlem.
De vereeniging telt thans 37 donateurs,
1379 leden en 64 lid-leerlingen, te zamen
1480 contribueerenden, zoodat dit aantal
sedert do vergadering van Maart jl. met 65
is toegenomen.
De aftredende leden van het hoofdbestuur,
de heeren L. Kruyff, J. H. Bgvoet en J. H.
Krelage, werden herkozen, de laatste als
voorzitter.
Behandeld werden de voorstellen betreffende
de uitgave van een plaatwerk van gekleurde
afbeeldingen van bolgewassen vanwege de
vereeniging. Met eenige wgzigingen werden
de voorstellen van het hoofduestuur met 83
tegen 4 stemmen goedgekeurd.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft den burgemeester van Yoorst, mr. H.
Crommelin, tot herstel van gezondheid verlof
verleend tot 15 Mei 1895.
Naar het „Vad." verneemt, heeft de
luit.-generaal Kromhout, inspecteur van het
wapen der genie, zgn voornemen te kennen
gegeven om in den loop van dit jaar den
militairen dienst met pensioen te verlaten.
"Willem Yan Zuylen zal met het gezel
schap Le Gras en Haspels te Rotterdam als
40 jarige jubiló voorstelling „Le flls de Giboyer"
van Augier geven.
Men scbryft aan het „ütr. Dbl.":
Naar aanleiding van de benoeming van
Veltman tot ridder der orde van Oranje-Nassau
brengt het „Handelsblad" in herinnering, dat
vóór hom Tjasink de eenige Nederlandscho
acteur was, die eeno ridderorde ontving.
Tot aanvulling van dezo mededeeling dient,
dat Tjasink de orde van de Eikekroon kreeg,
die, zooals men weet, geen Nederlandsche orde
was, maar waarover de Koning beschikte als
groothertog van Luxemburg. De onderschei
ding, aan dezen tooneelspeler ten deel geval
len, kon dan ook niet beschouwd worden als
door de regeering toegekend. Zy was eene per-
soonlgke daad van wglen Koning Willem III.
Tjasink ontving uit 's Konings handen de ridder-
or Je bg gelegenheid eener voorstelling in den
stadsschouwburg te Amsterdam, die door den
Koning werd bijgewoond. Hy trad toen op
in een gelegenheidsstuk van Burlage en ver
vulde de rol van een wachtmeester. Zgn flink
militair voorkomen en geheel zyn optreden
in dat karakter maakten een byzonderen indruk
op den Koning, die zich in de pauze den
verdionsteiyken acteur liet voorstellen.
Ook de tooneeldirecteur J. Eduard De Vries
was ridder der orde van de Eikekroon, en
eveneens de tooneeldirecteur J. C. Yalois,
beiden mede op persoonlgk initiatief van
Koning Willem IH, die een groot voorstander
was van het Nederlandsch tooneel.
Op 1 Januari 1895 is de Delagoa-Spoor-
weg, in Zuid-Afrika, van Lourengo Marques
tot Pretoria en Johannesburg voor het open
baar verkeer geopend. Zooals dr. F. V.
Engelenburg in „De Gids" van Januari zegt,
verdient dat feit in ons land meer dan gewone
aandacht, om het gewichtige aanócel, dat
Hollandsche geestkracht, Hollandsche financiën
en ingenieurs, Hollandsche administrateurs
en ambachtslieden in dat grootsche werk
hebben gehad. Dat ook onze Regeering die
verdiensten heeft erkend, weten onze lezers.
De heer Engelenburg beschrijft in „De Gids"
de wordingsgeschiedenis van dien spoorweg,
welke weder bewijst welke „schoone vruchten
een oprechte samenwerking van een bekwaam
en ondernemend Nederlandsch element met
de burgers der Zuid Afr.kaansche republiek
kan opleveren".
Hr. Ms. fregatten „Van Speyk" en
„Johan Willem Friso", onder bevel van de
kapiteins ter zee H. Van der Meer en M. J. C.
Lucardie, zgn ia den namiddag van 1 dezer
van Bahia vertrokken, ter voortzetting van
de reis naar Oost-Indië.
Volgens hier te lande ontvangen bericht,
is de fuselier G. F. Hos aan zyne op Lombok
bekomen wonden overleden.
De 1ste luit. der iof. van het O.-I. leger
K. Van der Maaten, gedetacheerd als leeraar
in de militaire vakken aan den hoofdcursus
te Kampen, is bevorderd tot kapitein. Hy is
de 100ste 1ste luit. der inf. van het Indische
leger, die in óón jaar tyds tot kapitein is
bevorderd.
Het stoomschip „Oranje-Nassau" arri
veerde 2 Jan. van West-Indiö te Rotterdam;
de „Veendam" arriveerde 2 Jan. van Nieuw-
York te Rotterdam; de Conrad", van Batavia
naar Arasterdam, vertrok 1 Jan. van Port-
Said; de „Kanzlor", van Oost-Afrika naar Vlis-
singen en Hamburg, arriveerde 2 Jan. te Suez;
de „Utrecht", van Rotterdam naar Java, ver
trok 1 Jan. van Perim; de „Ardjoeno" vertrok
2 Jan. van Batavia naar Rotterdamde „Deu
calion", van Batavia naar Amsterdam, pas
seerde 2 Jan. Suez; de „Prinses Marie", van
Amsterdam naar Batavia, passeerde 2 Jan.
Ouessant; de „Prinses Sophie", van Amster
dam naar Batavia, vertrok 2 Jan. van Suez;
de „Borneo", van Rotterdam naar Java, pas
seerde 1 Jan. Ouessant; de „Prins van Oranje",
van Amsterdam naar Batavia, passeerde 2 Jan.
Pantellaria; de „Telemachus", van Amsterdam
naar Batavia, vertrok 2 Jan. van Liverpool.
Lombok en Bali,
In het debat over de Indische begrooting
in de Eerste Kamer drukten sommige leden
hunne bezorgdheid uit over eene expeditie
naar Bal', die volgens sommige dagblad be
richten waarschijnlijk was. De minister ant
woordde daarop, dat hom van een plan tot
zulk eene expeditie tot nu toe niets gebleken
was. Do woorden, die hg daaraan toevoegde,
verdienen zeer de aandacht, omdat zg niet
enkel op dit bericht, maar in het algemeen
op de alarmeerende berichten, die in de laatste
maanden telkens verspreid werden, kunnen
worden toegepast. De minister zeide daarvan
„Tegen het ondernemen van eene expeditie
naar Bali is in het byzonder door den heer
Cremers gewaarschuwd, maar mij is, mynheer
de voorzitter I tot nu toe van een plan tot zulk
eene expeditie niets gebleken.
Gedurende do geheele Lombok-expeditie
hebben de particuliere dagbladen telkens be
richten openbaar gemaakt, waarvan ik nu niet
zal zeggen dat zg onjuist waren, maar van
welke ik toch evenmin het tegenovergestelde
kan verklaren. Zoo zgn ook reeds geruimon
tgd geleden telegrammen enr als ik mg niet
bedrieg, zelfs schriftelijke modedeelingen uit
Indië gepubliceerd, dat de Karang Asemers
gereed stonden om Boeleleng binnen te ruk
ken, en dat de regeering de schepen reeds had
aangewezen, die de expeditionnaire macht zou
den overvoeren, welke in Karang Asem tegen
Goesti Djilantiek zou opereeren. Ik heb natuur-
Igk getrouw de stukken nagegaan, die over
deze zaak handelden, maar ik heb daarin
geen enkele aanwijzing gevonden, dat het in
de bedoeling van de Nederlandsch Indische
regeering heeft gelegen eene expeditie naar
Karang-Asem te zenden, al bleef zg ook be
dacht op versterking, zoo noodig, van do
observatie-colonne, die al sedert het begin der
expeditie naar Lombok in Boeleleng is opge
steld geweest. Later weer hebben de dagbladen
oen telegram gepubliceerd, luidende: „Goesti
Djilantiek van Karang Asem heeft beleefd, doch
op pertinente wys geweigerd om naar Batavia
te komen, zoolang hy niet met de bedoeling
der Indische regeering bekend is." Mg echter,
mijnheer de voorzitter l is het niet bekend, dat
Goesti Djilantiek eene oproeping naar Batavia
heeft gekregen; de gouverneur goneraal heeft
mg daarvan niets medegedeeld.
En eindelijk las ik nu weder hedenochtond
in de „Nieuwe Rotterdamsche Courant", dat in
het begin van Januari eene expeditie naar
Karang-Asem zou worden gezonden. Maar,
zooals ik reeds zeide, ook daaromtrent, mgn-
heer de voorzitter I is my niets bekend. Ik
heb natuurlgk alles wat op de houding van
Goesti Djilantiek betrekking had zeer nauw
keurig gevolgd, en ik wil trachten die houding
mot een paar woorden te karakteriseeren.
Goesti Djilantiek heeft altyd onze zgde ge
houden, en was ons tot 23 of 24 Augustus
beslist goedgezind, maar hy bleef natuurlgk
een Balinees en was gehecht aan zgn volk.
4)
Zg was het ook, die hem een paar weken
geleden naar het gebergle gelokt had, toen
de verzengend heete Juli zon de straatsteenen
in München beacheen en hot stof er op deed
dwarrelen. Onder zulke omstandigheden is
componeeren een verbazend moeilijk iets.
Wilde de derde acte van den „Schwan von
Unna" dezen zomer nog gereed komen, dan
moest de componist den Müochener gloeioven
verruilen voor het koele gebergte en de heer
lijke bosschen. Hjj pakte dus zijn goed en
stoomde de Oostenrijksche grenzen over,
waar hij, na allerlei heen- en weertrekken,
eindelijk in „De Post" te GolliDg oen gezellig
tehuis vond. Het stille oord trok bem aan,
en hij verbeeldde zich bij het ruischen van
den waterval goed te kunnen componeeren;
het eenige, dat hem echter daarbij nu stoorde,
was de onmogelijke toevloed van toeristen,
die de Alpen in alle richtingen doorkruisten.
Daarom ging hij er liefst 'a morgens in alle
vroegte op uit, en op zulk eene morgen
wandeling was het, dat hi) zijne zoo spoor
loos verdwenen Iris ontmoette.
„Laten wij een rustig plekje opzoeken,"
had h\j gezegd, toen hy terugkwam van zjjne
vergeefsche nasporingen aan het station, maar
onderweg kwamen weer allerlei bedenkingen
by hem op.
Had hy toch eigenlijk wel het recht, kennie-
te nemen van dingen, die hem volstrekt niets
aangingen? Maar aan den anderen kant weer,
hoe kon hy er werk van maken het vreemde
eigendom terug te geven, als hy het notitie
boek niet opende?
Terwyi hy zoo het vóór en tegen overwoog,
zonder tot een besluit te kunnen komen, was
hy naar Gelling teruggewandeld.
Opeens ziet hy by de smederg, aan den
ingang van de markt, den ouden boer staan,
die de dame tot gids had verstrekt.
„Hei daar!" riep hy, naar den man toe
gaande, „nu ben ik geholpen! Een woordje,
vriend!"
De boer keerde zich om en nam beleefd
zyn pet af.
„Waar ia de dame, die ge van morgen
vroeg naar den waterval van Schwarzbach
gebracht hebt?"
„Ze is weg."
„Weg? En waar naar toe?"
„Naar Salzburg."
„En waar heeft zg hier gewoond?"
„Ze heeft hier niet gewoond."
„Heeft ze niet in Golling gewoond?"
„Neen, gini3 in Kuchel."
Er ging Tissenborn e9n licht op. Waaraan
hy ook gedacht had, niet aan de mogelgkheid,
dat de dame ergens anders been zou gegaan
zjjn dan naar Golliug of de onmiddeliyke
nabyheid daarvan. Ernst nu schoot het hem
te binnen, dat de waterval ook wel de water
val van Kuchel werd genoemd, en daarom
ook zeer goed van uit Kuchel bezocht kon
worden. Het spoorloos verdwginen zyner „Iris"
word hierdoor geheel opgehelderd.
„Hoe heet de dame?" vroeg hy verder.
„Dat weet ik niet."
„Was zg alleen?"
„Neen, zy 13 gisteren met eene oude dame
en eene kamenier, ik geloof van Gastein
aangekomen en in „De Zon" afgestapt. De
huisknecht kwam m(j zeggen, dat eeno der
dames een gids noodig had, om vandaag in
alle vroegte den waterval te bezoeken. Om
acht uren zyn we teruggekomon en om half-
negen reden de dame3 weg."
„Zeide de dame niet, dat zg daarboven iets
verloren had?"
De boer schudde ontkennend het hoofd.
„Hebt ge soms ook gezien, of zy dit ding
in haar hand hield?"
„Neen!"
,Per slot van rekening is het boek niet
eens van haar. 'tZou niet onmogeiyk zyn,
dat een ander het had laten liggen. Ik dank
je, vrind I"
„Niet noodig."
„Ik zal du3 naar Kuchel moeten gaan",
zeide Tissenborn, den groet van den boer
beantwoordend; „misschien hoor ik daar iets
naders."
Maar in het logement te Kuchel werd hy
ook niet veel wyzer.
De dames waren daar, zoo heette het,
maar één nacht overgebleven, en de waard
had het niet noodig gevonden, haar het
vreemdelingenboek te geven.
De kellnerin meende begrepen te hebben,
dat de reizigsters plan hadden ook in Salz
burg alleen maar te gaan overnachten. De
oudste dame was erg vermoeid geweest en
daarom vroeg naar bed gegaan. Van de
kamenier had ze gehoord, dat haar meesteres
in Gastein geweest waa voor de badkuur,
maar, niet tevreden over de uitkomst, nog
naar eene andere badplaats ging.
„Wy hadden gisteravond zooveel te doen,
dat ik maar heel eventjes tgd had, om met
de kamenier te praten", zoo besloot de
kellnerin haar bericht, „maar het z(jn be
paald voorname lui, want de oude dame hoeft
mg by haar vertrek twee gulden en den
huisknecht een gulden gegeven."
„Eigeniyk", dacht Tissenborn, „weet ik op
dit oogonblik precies evenveel of liever even
weinig als toen ik hier kwam"; voor het
geval van navraag liet hij zyn adres aan den
waard achter.
„Hoogstwaarscbgnlgk is „Fraulein Iris" de
dochter of gezelschapsjuffrouw der oude dame.
Nu zy noch tegen den boer noch tegen de
lieden hier in het logement gewag heeft ge
maakt van haar verlies, kan ik, dunkt me,
veilig aannemen, dat zy hoegenaamd geen
waarde aan het ding hecht, öf dat het haar
niet toebehoort. In alle gevallen", zoo zette
hy zyne overdenkingen voort, „heb ik myn
plicht gedaan. Verdere nasporingen zouden
toch niet tot een gewenscht doel leiden. Maar,
ala het hoek nu eens papieren van waarde
of misschien wel andere voorwerpen bevatte,
voor den eigenaar van groot gewicht? Ver
ondersteld, dat het eens zoo ware, zou ik
dan niet juist met myne bedenkingen den
eigenaar in ongelegenheid brengen? Allee in
de wereld heeft zyne grenzen, zelfs de beschei
denheid! Mgns inziens ia het myn plicht het
boek te openen, om te zien of er soms de
naam in te vinden is van hem of haar, dis
het verloren heeft; dat alleen geeft mu hoop
het aan zyn adres terug te kunnen bezorgen.
Mocht soms iemand van een ander gevoelen
zjjn, dan zal ik my in het uiterete geval
weten te verantwoorden. Ik zal nog wach
ten tot overmorgen. Komt er in dien tus
schentjjd geen navraag bg den waard van
„Da Zon", dan doe ik, wat ik denk dat
goed is."
Met dit besluit keerde Tissenborn naa
Golling terug.
III.
De beide volgende dagen verliepen zonde»
dat er eene boodschap uit Kuchel kwam
Tissenborn wilde nog wachten tot het aan
komen van den namiddagtrein. Bracht ook
deze r.iete Dieuws, dan was hy vaat besloten,
zgne raadselachtige vondst aan een onderzoek
te onderwerpen.
Achter het oude kerkgebouw te Golling
verheft zich een dichtbegroeide heuvel met
een heoriyk vergezicht over het Salzachdal.
Gemakkeiyke voetpaden voeren naar het van
een belvedère en een hermitage voorziene
plateau. Op weekdagen wordt dio plek maar
hoogst zelden bezocht, of het moet dan ds
eene of andere Gollingsche schoone zjjn, die
met haar breikous daarheen verdwaalde.
Wordt vervolgi.)