N°. 10694. Donderdag 3 Januari. A0.1895, §eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Ticeede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. IRIS. LEIDSCH DAGBLAD B PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per post Afzonderlijke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Yan 1 6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17£. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. In de jongste „Haagsche Kroniek" der Nieuwe Groninger Courant lezen we: De verrassing, die de Duitsche keizer dit maal ter gelegenheid van het Kerstfeest aan onze jeugdige Koningin zond, was oen kunst werk van zeer eigenaardige soort. Verleden jaar, men weet het, zond do machtige heer- echer ons Vorstinnotje een paar kolossale doozon met looden soldaatjes, om baar, het teedere meisje, als 't ware te herinneren aan de macht, die ook zij eenmaal over een be trekkelijk talrijk leger zal uitoefenon; dit jaar herinnerde 's keizers Kerstgaaf H. M. aan haar voorgeslacht. Het geschenk bestaat nl. uit een copie naar de schilderij in 't museum te Cassel, voorstellende Prins Willem van Oranje als kind. Het is niet bekend wie de schilder is van dit eenig portret van den Zwijger in zijn kinderjaren, maar zeker is het, dat er in ons land nog geen enkele copie naar bestaat, zoo- dat H. M. er recht moe verrast was. Op zichzelf wordt natuurlijk aan deze lieve attentie van keizer Wilhelm wel eenige beteekenis gehecht, en ofschoon ik het, rekening hou dende met de Duitsche gewoonte om 't Kerst feest aan te grijpen als gelegenheid om atten ties te bewijzen en mij herinnerende hoo bijzonder ingenomen keizer Wilhelm zich zoo wel te Amsterdam, als later te Berlijn en Weimar met onze jeugdige Koningin toonde, volstrekt niet vreemd vind, dat Z. M. zich by 't verdoelen van zyn Kerstgaven ook de „reizende junge Kömgin von Holland" heeft herinnerd, mag 't feit, dat hy der ontluikende maagd nu geen speelgoed meer zond, maar een fijn gedacht en voelbeteekenend geschenk en het haar door een z'yner adjudanten, met een speciale missie afgevaardigd, deed over handigen, wel als een bewys worden aange merkt van de aandacht, waarmede keizer Wilhelm onze jonge Koningin als 't ware by het naderen van den leeftyd, waarop zy als vrouw en Koningin haar roeping zal volgen, blyft volgen. Dit thema verder uit te werken, zou onvoegzaam zyn; doch dat men in de hofkringen zelfs reeds combinaties heeft ge maakt, kan ik u verzekeren. De lichte ongesteldheid, die de Koningin- Regentes in de vorige week eenige dagen haar appartementen deed houden, is geheel ge weken, zoodat heden, Woensdag, een bal ton hove zal plaats hebben, en in de laatste dagen zyn HH. MM. weder dagelyks uitgereden. Het treft me daarby nu en dan dat onze jonge Koningin in weer en wind in oen open rytuig is gezeten (vaak zelf de ponies besturend); het schynt dat men hierbij aan een soort van verhardingskuur heeft te denkenblyk- baar schaadt het H. M. ook niet. Integendeel, zy ziet er flink uit en groeit heerlijk op. Ook was de Koningin te Scheveningen, om de verwoesting te aanschouwen, die de storm van den Zaterdagnacht heeft veroorzaakt. Zy was er diep door getroffen en vroeg, in 't paleis teruggekeerd, aan haar moeder, of daar nu niets tegen te doen was. Men had H. M. kunnen verwijzen naar de gemeenteraadszitting, om het antwoord te ontvangen. Nadat de Raad eerst een beslissing had genomen in zake het rioolstelsel, kwam de vraag ter sprake wat B. en Ws. dachten te doen om de zoozeer geteisterde Scheve- ningsche vloot, waarvan circa 80 schepen door en op en tegen en in elkander geslagen, verbrijzeld en gehavend zyn, zoodat er min stens een paar ton schade is geleden onge rekend de minstens even groote schade aan de zeeweringen, duinhelling en strandweg, die over een onafzienbare lengte zyn wegge slagen, voor geheelen ondergang te redden; wat voor Scheveningen in de naaste toekomst was te verwachten, met opzicht tot den sedert zoovele jaren reeds dringend gevraagdon aanleg eener zeehavendie vragen sloten zich aan by eenige zoowel by den Raad als by Burg. en Weths. ingekomen adressen. En wat was 't antwoord? Yoor dadelyke hulp werden belanghebbenden verwezen naar 't Hoogheemraadschap van Delfland, hetwelk juist plannen heeft om door golfbrekers op het strand de visscherij den genadeslag toe te brengen; en wat de toe komst betreft, de haven daaromtrent was nog een plan in onderzoekhetwelk echter inmiddels reeds door de Rfiksregeering is af gewezen l Alleen met het oog op het gevaar voor nieuwe doorbraken en overstrooming, zelfs van Den Haag, hadden Burg. en "Weths. zich tot de Koningin Regentes gewend, om haar hulp in te roepen. Voor de visschery niets! Gy bogrypt hoezeer dit antwoord de bevolking van Scheveningen grieft en ergert; men heeft geen woorden scherp genoeg om 't gemeentebestuur te gispen. Ik vind dat volkomen natuurlijk en tevens verklaarbaar dat, nadat zich reeds oen der reeders, raadslid en oud-lid der door wijlen koning Willem III benoemde haven-commissie, tot H. M. de Regentes heeft gewend om haar tusschen- komst in te roepen, thans een vry algemeen petitionnement te Scheveningen is op touw gezet, dat waarscbijniyk door een meeting zal worden gevolgd, ten einde van 't-gemeente bestuur eenige meerdere medewerking te ver- krygen dan in het ontwykend antwoord van don burgemeester is gelegen. Gy weet dat ik nooit goloof heb geslagen aan 't tot stand komen van een zeehaven voor de Schevening- sche visschery; ik heb in het aanbod, in 1888 door den Raad gedaan, om V/t millioen er voor beschikbaar te stellen, nooit iets anders gezien dan een uiting van goodon wil om voor hot onbereikbare steun te beloven; maar op dit oogenbhk zelfs goen ernstige poging te doen om de zoo zwaar beproefde visschersbevolking de hand te reiken, haar, onder verwyzing naar de toegezegdo l'/2 millioen en naar 't onderzoek van een reeds veroordeeld havenplan, voor dadelyke hulp by den duivel te biecht te zenden, dat is on edelmoedig en beneden do waardigheid van een goed bestuur. Maar do Raad is er met dit antwoord niet af let daar op De voordracht, welke mr. J. A. Levy onlangs in „Burgerplicht", te Amsterdam, Naar ,<et Duitsch van C. Marquard Sauer. 1) I. Op een halfuur afstand» van de oude Salzbacher markt Golling bevindt zich de aan alle reizigers zoo welbekende Gollinger waterval. Midden door vette, grazige weiden, waar der Alpen Flora met kwistige hand hare gaven uitstrooide, voert een gemakke- ïyke, maar helaas, kale, open weg van do brug over de Salzach, vlak achter het plaatsje om, naar het gebergte, dat zich op het onver wachts aan het oog voordoet. Daar stort zich in oen dichtbegroeiden bergpas de indruk wekkende waterval van Schwarzbach zoo als men beweert eene uitmonding van het aan de andere zyde van den rotswand gele gen Koningsmeer met drie tusschenpoozen over de rotsen naar beneden. Verder op den achtergrond verheffen zich de naakte klippen van do reusachtige bergketen de „hooge Golling." In breede kringen, de vlakte inslui tend, vernauwt zich die keten naar het zuid oosten, tot ze uitloopt in* de uitgestrekte bergengte „Lueg", berucht door de moord dadige gevechten tu86chen de Beieren en Tyrolers in het jaar 1809. Onder de merkwaardigheden van het aan natuurschoon zoo rijke hertogdom Salzburg bekleeden de waterval van Schwarzbach en de rivier de Salzach eene eerste plaats. Ge- duronde do zomermaanden wemelt het ei dan ook van gasten, die door de eorlyko verte genwoordigers der moderne gastvryhoid als zeer gewenschte voorwerpen ter exploitatie beschouwd worden. Die „menschenvrienden" toch zyn gewoon de schoonheden der natuur voor hun onbetwistbaar eigendom te houden, en er steeds op uit, ze zooveel mogelyk in waarde om te zetten. Op den zonnigon weg naar den waterval wandelde een jonge man. Do weilanden schit terden van myriaden dauwdruppels, want het was nog vroeg in don ochtend. Een paar minuten te voron had de klok aan de over- zyde in Golling zes uren geslagen. Eene boerin, die dien kant afkwam, keek den eenzamen wandelaar verwonderd aan. Het bevreemdde haar ongetwyfold, op dit vroege morgenuur een op zyn stads gekleed inenschenkind te ontmoeten. De krachtige en tegelyk slanke gestalte van den jongen man, met den breedgeranden vilten hoed op, scheen haar te bevallen. „Die is ook weergaas vroeg uit de veeren", mompelde zo, nadat ze hem voorbygegaan was met den in die streken gebruik&lyken groet: „Geloofd zy Jezus Christus!" wat door den vreemdeling met een vroolyk„Goe den morgen, moedertje!" beantwoord werd; „in plaats van rustig in zyn bed te liggen, draaft hy al in alle vroegte naar den water val! Nu, my ook goed! Maar 't is een knappe jongen, die stadsman in zyn koffiekleurig pakl" Daarmede zette h6t oudje haar weg naar de markt voort. Behalve do boerin, een paar koeien en den hield over de bescherming van kin deren, eindigde met de vraag: Wanneer zal dit gewichtig vraagstuk ook hier te lande geregeld worden? en met de verzuchting: „Wy tobben jaar in jaar uit met onbevre digde wenschenop zoo velerlei gebied van wetgeving. Wy hebben sedert 1886 een ontwerp der Staatscommissie, waarin het personenrecht is horzien, waarin voor het huwelyk, de vaderlyke macht, de voogdy betere bepalingen zyn opgenomen. Wanneer zal dit eindelyk eens wet worden? Wat worden, wegens het rampzalig getwist over het kiesrecht, tal van noodige hervormingen vertraagd en opgehouden!" Het Weekblad v. h. Recht teekent hierby aan: „Wie zal ontkennon, dat er reden te over bestaat voor die verzuchting? Wy hebben behoefte niet aan een nieuw Burgerlyk Wet boek, waarvoor onze wetgevende kracht ook biykbaar te kort schiet, maar aan veleingry pende wyzigingen op het gebied van het privaatrecht, welker noodzakelykheid door de sociale toestanden der laatste jaren al meer en meer in bet licbt is gesteld, en zich in de naaste toekomst nog steeds dringender zal doen gevoelen. Men denke slechts, om ons by GöDige voorbeelden te bepalen, aan het huwe'yksrecht, by name het huwelyksgoederenrecbf, de ouderlyke macht en het erfrecht. Moet elke afdoende wijziging der wettelijke bepalingen, die by ons deze onderwerpen van burgerlyk recht, met zoo menig ander, niet dan onvoldoende regelen, vertraagd worden tot wy aan het einde zullen zyn met „het rampzalig getwist over het kiesrecht", dan is dit op zichzelf reden genoeg om met verlangon uit te zien naar den lang verwachten reformbill, ook voor hon, die niet overtuigd zyn, dat wy daarmede het land van belofte zullen binnentreden". In donzelfden gpdachtengang beweegt zich de Prov. Groninger Crt., waar zy wyst op een aantal maatregelen, die rijp zyn om tot etand gebracht te worden, op tal van vraagstukken, waarvoor de tyd om ze hangende do voorbe reiding eener nieuwe editie van de kiesrecht regeling af te doeri, voorhauden is: bijv. de eeds-quaestie, do subsidiëoring van het mid delbaar onderwys voor meisjes, on3 huwelijks recht, de leerplicht, de pereooulyke dienstplicht en nog zooveel meer, dat moest, maar niet kan ter hand genomon, omdat de partyen zyn gedesorganiseerd en ontwricht, omdat geen eenheid van politiek denken, maar louter een heid van politieke formule deze regeering heeft byeengebracht, omdat de verkiezingen van dit voorjaar zoo uitsluitond zyn beheerscht door het kiesrechtvraagstuk, dat voor die quaestie en voor schier geen andere oplossing van deze Kamer te verkrijgen is. Een kabinet ad hoe: dat en niets anders kan deze regee ring wezen. Het moge zyn, dat zy voor de wyziging van het personeel, voor de regeling der gemeente-financiën, dio de voorbeelden van Opsterlanden Weststollingwerf loeren het zoo urgent is geworden dat langer dralen wezen lyk gevaar brengen kan, eene meerderheid kan verkrygen, schoon dit nog zeer twyfol- achtig is; zoolang het kiesrecht mot van de baan is, blyft het strompelen en sukkelen, en op dit oogenblik, by de tegenwoordige samenstelling dor Kamer, meer dan ooit. De Kamer is inderdaad ontaard in eene verzame ling van groepen, die geen van allen of tot regeeron in staat zijn öf eene kracht opleve ren, waarop de regeering steunen kart, en alloen een nieuw kiesrecht kan deze wrange vrucht der jongste ontbinding verwyderen. En omdat dit zoo is, is het de onafwysbare plicht dor regeering, de indiening der kies rechtregeling te bespoedigen, zooveel dit im mer doenlijk is, en de roeping der Kamer, de ingediende ontwerpen met de snelheid, die voor overhaasting bewaart, af te doen. En nu ziet de Prov. Gron. Cl. niet in, dat het gansche jaar 1895 behoeft te verloopen vóór het tot de openbare beraadslaging over het kiesrecht komt. Werd onder de afgetreden regeering de kiesrecht-regeling aangemerkt als eerste voorwaarde voor blyvende verbetering, de samenstelling der Kamer, zooals die op dit oogenblik is, medebrengende dat voor zoo on geveer geen enkel vraagstuk, by hetwelk party inzichten komen kyken, eene solutie te verkrijgen is, maken de afdoening dringender dan ooit. De politieke omstandigheden dwingen tot stilstand in een tyd, waarin aan vervor ming on verandering telkens meer behoefte wordt gevojld. Regeering en Kamer mogen toezien, dat niet door het toedoen van eene van baar deze „omstandigheden" een uur langer dan noodig is worden verlengd. Het Vaderland en De Nederlander van Kerdyk c. s. nemen het met warmte op voor de gemeenteraden van Opsterland en Weststellingwerf, aan wie het aan- hangigo voorzieningsontwerp „grove verwaar- loozmg der gemeentehuishouding" ten iasto leggen wil: Dat do huishouding van Dpsterland en Westslelluigworf sehryft Het Vaderland in verwaarloosden toestand verkeert, omdat er geen goedgekeurde begrooting is, kan ge- reedeiyk worden toegegeven. Maar dat is de vraag niet. Is deze toestand het gevolg van plichtverzuim en nog wel van grof plichtver zuim door den Raad, ziedaar de vraag, die toestemmend moet beantwoord worden, al vorens do grondwettelyke bepaling toepasselijk is te achton. Wie durft het beweren? Ziotuor een Raad, die de zware taak heeft te ver vullen een armo en berooide, steeds verarmde gemeento naar don oiach dor Rykswetten to bosturendie jarenlang, ter; einde toch maar do noodzakelijkste kosten der buishouding te bestrijden, do belastingschroef heeft aangezet, totdat den uitgeputten belastingschuldigen geen bydrago byria meer te ontpersen viel; dio allo gegoede ingezetenen de grenspalen dor gemeente zag ontwijkon, zonder dat de wet hem gelegenheid gaf ze tot eemgo bijdrage te verplichten, terwijl wel do wet hom dwong allerlei uitgaven in 't algemeen belang lo doen; die tal van pogingen in 't werk stelde om nieuwe bronnen van bestaan te openen en de meer en meer om zich grypende werk loosheid te bestryden, doch by hooger colleges telkens het hoofd stiet; dio eindelyk in arren moede vraagt om een penningske meer uit de schatkist ten behoeve van de ten onder gang neigende huishoudmg, maar wederom afwijzend bescheid ontvangt: een Raad, die, geen uitweg meer ziende, de begrooting niet opmaken kan, gelijk door hooger bestuur wordt gevorderd, en die op al zyn zwoegen en slaven ten antwoord krygt: „Ga weg, gij luie en onnutte dienstknecht, gy hebt de taak, waarover gy gesteld zyt, groveiyk verwaai- loo3d." Zal de Tweede Kamer bereid worden ge vonden, dezen gemeenteraad, al is het er een van een onbeduidend gemeentetje, dien kaakslag too te dienen? vraagt Bei Vad. Zy heeft er de macht toe en de Grond wet heeft een wapen gesmeed, dat gemaakt is om te worden gebruikt. Een oplossing zal er moeten komen. Maar zal zy het recht hebben een gemeenteraad plichtverzuim te verwijten, dio oDder zeer ongunstige omstan digheden het bestuur moet voeren en de moge lykheid niet ziet, het te doen naar genoegen van hooger bestuur? De redding ligt niet in oeno uitzonderings wet, dio den geest der Grondwet verkracht, maar in eene algemeen werkende wyziging der Gemeentewet. Indien de wetgever in 1851 het geval, waarvoor wy mans staan, had voorzien, dan zou hy zeker niet nebben nage laten eene regeling te treffen, die in over eenstemming is met do bevoegdheid, reeds thans aan Gedeputeerde Staten gegeven, om een gemeentebegrooting te wyzigeu, wanneer do Raad weigert uitgaven, waartoe hy wet tel yk verplicht is, op de begrooting te brengen, en wanneer ny weigert, zoodra die er door Gedeputeerde Staten zyn opgebracht, de middelen lot dekking aan te wyzon. Voor een geval als zich thans te Opsterland en West- stellingwerf voordoet, geve men aan Gedepu toerde Staten de bevoegdüeid, de begrooting van uitgaven en inkomsten beide te wyzigen, zoo noodig ie beltin g-kohieron op te maken en leeningon uit le suuyven, onder contióio der Regoering. En in donzelfden zin sehryft de radicale Neder lan dei' Van opzet of odwü, om te zorgen voor de hun toevertrouwde belangen, blijkt uit do stukken mots. Do gemeen ter aden verkeerden blfikbaar in de meening, dat. zft hot bolang der gemeonto slecht zouden baimrtigon door aan den wenscb van Uucieputooide Staten go- volg te geven. Zy kunnen zich daarin hebben vergist, maar uit niets biykt, dat men recht heeft hen te beschuldigen, dat zy zicb tegen de wenken van bet hooge college hebben verzet om verwarring te stichten. Hunne function als leden van den gemeenteraad bleven zy ny voortduring naar behooren verrichten. Van werkstaking was goon sprake, want, zelfs toen zy hunne mandaten ter beschikking dor kiezers hadden gesteld, bleven zij toch trouw op hun post, ja gingen zy zelfs nog de begrooting over lö95 behandelen. Heteenigo. wat men hun kan verwyton, is, datz.yinhot hond, die post had gevat voor het aan don ingang van het bosch gelegen logement, had onze wandelaar, als hy de boven het gras zwevende kapelletjes en do in het graa pie pende krekeltjes met meerekende, geen ander levend wezen ontmoet. De jaloezieën van het gebouw waren nog gesloten, 't Was doodstil in huis. Alleen de hond wandelde op zijn doode gemak achter het hek op en neer. Hij scheen het niet de moeite waard te vinden den voorbyganger aan te blaffen, maar stelde zich tevreden hem met de oogen to volgen, tot hy den hoek omsloeg. Het dier zette daarop zyne bespiegelende morgenwandeling voort. Io het bosch aangeland, ging do jonge man op een met mos begroeid rotsblok zitten, legde zyn plaid naast zich neer en zette zijn hoed af, om zyn voorhoofd af te drogen. Hy streek daarby het dikke, donkerbruine haar naar achteren en haalde diep adem. „Hè, dat doet een mensch goed!" was zyn uitroep. „O, eenzaamheid van hot woud, wie is in staat u in uwe maagdelyke kui3ch- heid af te malen? Woorden zyn daartoe even arm als het penseel eens schilders. Muziek alleen vermag door tonen weer te geven, wat de adem der natuur de ziele zachtkens toe fluistert. Weer te geven, ja, maar helaas hoe gebrekkig! Daarby moet onze arme kunst zich nederleggen." Zyn hoed op de reisdeken werpend, steunde hy zyn kin in de hand en keek peinzend naar het harmonisch samensmelten van boom groen, morgengeur en zonnegloed. Met drounend bruisen, als van eene naar omlaag rollende lawino, kondigde de water val zyne nabyhoid aan. De droomer lette daar niet op, maar luisterde naar het heldere gezang van een vogel, dat zich aan het ruischen van den waterval paarde. Hy haalde een notitieboek uit zyn zak en begon yverig teschiyven. Maar al heel spoedig liet hy de hand, die mot het potlood gewa pend wa3, zinken en schudde het hoofd. „Het gaat niet!" zuchtte hy. „Zou hot waar zyn, dat de lente het schoonst bezon gen wordt achter de warme kachel? Ik zon het haast gaan gelooven, want ik begon ook met de gedachte, dat ik gemakkelyk in tonen zou kunnen uitdrukken, wat er in myn ge moed omgaat, en nu ik het beproef, laat myn scheppingskracht my geheel in don steek. Hoo houterig grynzen my die op papier gebrachto gedachten aanHoe goed verstaat gy uw kunst, gevederde zanger in de takken daarboven, hoeveel beter dan ik, arme stum per hier beneder%! Wat uw kleine borst ont roert, galmt ge uit in trillers en loopjes, waaraan menige prima-donna een voorbeeld zou kunnen nemen, en ik ben niet eens in staat een simpel liedje voort te brengen Weg met u, gy misbaksel!" ging hy voort, terwyl hy bot blad uit zyn boek scheurde, in elkaar frommelde en op het mos gooide. „Er zijn slechte liedoren genoeg in de wereld. Het is inderdaad niet noodig ze nog met één te vermeerderen 1" Hy stak het boek in zyn zak, raapte plaid en hoed van den grond op en maakte zich gereed om op te staan. Zyne mismoedige stemming was niet van langen duur en met vluggen tred sloeg hy het pad in, dat naar don waterval voerde. By den ingang naar den bergpas bleof hy staan en keek naar het water, dat zich mot een oorverdoovend geraas in de diepte stortto. In sneeuwwit schuim veranderd, spatte het op en vervulde do rotsholte mot in de zon schitterenden damp, terwyl de hoofdader, in eene menigte kleine stroompjes verdeeld, zich door de steorion baan brak, om verder op do helling, weer vereemgd met de zijkanalen, haar weg dalwaarts te vervolgen. Een yzige lucht woei hem tegen. Hy sloeg zyn plaid over den schouder en maakte zich juist ge reed by de eerste kromming van den weg verder te stygen, toen zyn oog plotseling op een voorwerp viel, waarvan de aanwezigheid aan deze plaats en op dit uur hem byzonder vreemd voorkwam. Vlak aan don oever, op een met mos en struikgewas begroeid rotsblok, dat door het kristalheldere water bespoeld werd> lag, half in den vloed gedompeld en waarschijnlijk door den stroom hier aangedreven.oen dameshoed van fijn stroo, met breede, zwarte keelbanden. Om den bol was een kleine, door de golven deeriyk gehavende krans van fri88ctie bladeren gewonden. Een dor linten had zich om een lagen struik geslingerd en daardoor een houvast gevonden, terwyl het andere door de golven wild heen en weer werd bewogen. Vervolg ommezijde.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5