N°. 10693.
Woensdaa; 2 Januari.
A\ 1895.
(Beze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nomnier bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 31 December.
LEIDSCH
DA&BLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post 1.40.
Afzonderlyke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1-6 rogels f 1.05. Iedere regel moer f 0.171. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeron buiten de stad
wordt f 0.05 berekond.
Officiëelo Kennisgferinjjen.
RAAD9BE8LUIT van den 27eten September 1694,
voor bet beffen van havengelden voor vaartuigen en
hout dotten, die de gomeentewateren in LEIDEN
binnenkomen.
Do Bnrgome.:8tor en Wethouders van Leidendoen
te weten, dat door den Raad dier Gemeente, in zijne
Vergadering van don 27eton Septomber 1894, ie
vastgesteld do volgende Verordemng:
B41DIBESLU1T
voor het heffen van Havengelden voor vaartnigon en
houtvlotten, die de gemoentewatoren in Leiden
binnenkomen.
Artikel 1.
Er wordt naar hunne netto inhoudegrootte voor
vaaituigen en voor houtvlotten, dio do gemeente-
wateren in Leiden binnenkomen, met uitzonderiog
van de vaartuigen en houtvlotten, in art. 5 genoemd,
eone belasting geheven naar het volgende tarief;
Havengeld
1°. Voor eo.i stoomboot per MA elke reis. ƒ0.02
2°. Voor een vaartuig beneden de 10 M3., geen
etoombi ot zgnde, per reis0.10
3°. Voor oen vaartuig van 10 M3. en daar
boven per M3. elke reis. „0.02
4°. Voor houtvlotten per vlot0.25
Hot havengold kan voor do sub 1, 2 cn 3 bo-
doeldo vaartuigen voor een geheel jaar bijwijze van
abonnement vooruit betaald wordenhet bedraagt
één gulden per M3. per jaar voor elk vaartuig beneden
10 M3. en bovendien voor elk vaartuig van 10 M3.
en daarboven vijftig cents per jaar voor eiken M3.
meer dan 9 M'.
Artikel 2.
Als netto iDboudsgrootte van een vaartuig wordt
aangenomen die volgens den Rijksmeetbnef.
Bij gemis van een meetbrief km ook worden aan
genomen de iDboud volgens hot patent of andor
document, ten genoegen van don ambtenaar, voor de
ODtvangst der belasting aangewozen.
Bij gebreke daarvan of bij weigering om bot stuk
to vertooDen, wordt do inhoud van het vaartuig door
den ambtenaar of dious gemachtigde geschat en ia
do belasting naar do echatt'mg verschuldigd, tenzij
de eohipper of eigenaar verkiest, dat bet vaartuig op
zijne koBten door non deskundige, door Borg. en
Wellis, aan te wijzen, worde gemeten volgens de
regelen daarvoor bij hot Rijk vastgesteld of nog vast
to stellen.
Wanneer het havengeld naar echalting is geheven
cn binnen twee maanden na do betaling daarvan een
Rijksmeetbrief wordt aangeboden, wordt, tenzij de
schatting hot gevolg was van weigering om hetetnk
te vortoonen, hot te veel borokonde teruggegeven.
Artikel 3.
Do belasting is verschuldigd door den schipper of
eigenaar van bet vaartuig, hetwelk het gemeente-
water te Leiden binnenkomt.
Artikel 4.
De belaetinf voor houtvlotten is verschuldigd door
den schipper of eigenaar van het houtvlot.
Artikel 5.
Aan dece belasting zijn niet onderworpen:
De roeiboot bjj een vaartuig bohoorende, waar
voor havongold verschuldigd is.
b. Nieuw gebouwde vaartuigen, die voor de eersto
maal vaarklaar zijn gemaakt en geen lading in bobben.
c. Houtvlotten, geborgen in gemeente water, daartoe
door Burg. en Weths. aangewezen.
d. Vaartuigen en houtvlotten, die do gemeente
binnenkomen aan de zijde van de Sckrgversbrng of
aan de zydo van het Galgewator het territoir der
gemeento Loidon in do richting Schrgversbrug,
Haven, Oude Vest en Galgowator of omgekeerd
rechtstreeks doorvaren en van de gemeentewateren
geen gebruik maken als los- of laadplaats of als
verblijfplaats.
e. Roeibootjes van 2 Ms. of minder iDboudsgrootte.
Artikel 6.
De invordering geschiedt door de daartoe door
Burg. en Weths. aangestelde ambtenaren.
Artikel 7.
Dit besluit treedt in werking op den dag, waarop
▼an do verleende Koninklijke goedkeuring afkondi
ging is geschied.
Gedaan te Leiden, ter openbare Raadsvergade
ring van den 27sten Sep'ember 1894.
De Burgemeester,
F. WAS.
De Secretaris,
E. KIST.
Zijnde de heffing dezer belasting goedgekeurd bij
Koninklijk besluit van dea 4den December 1894 No. 4,
waarbij tevens is aangehaald de verordening, rege
lende do verordening dier belasting van 27 Septem
ber 1894.
En is hiervan afkondiging geschied waar bet
behoort den lsten Januari 1895.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
F. WAS, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
De Burgemeester eD Wethouders van Leiden doen
to weteD dat door deD Raad dier gemeento, in zijne
vergadering van den 27aton September 1894, is vast
gesteld do volgende verordening-
VERORDENING betreflende de invordering van de
Havengelden voor vaartuigen en houtvlotten, dio de
gemeentewateren in Leiden binnenkomen.
Artikel 1.
De betaling van deze belasting geschiedt tegen
quit&ntie in banden van een der ambtenaren, door
Burg. en Weths. aangesteld en met de ontvaDgst
daarvan belast of door ben gemachtigd.
De ambtenaren leggen, alvorens hunne betrekking
to aaDvaardeD, in banden van Burg. en Weths. den
eed of de belofte af, dat zij de aan hunne betrekkieg
verbenden verplichtingen eerlijk en vljjtig zullen
vervullen.
Zij zijn verplicht len genoegen van Burg. en Weths.
een borgtocht te stellen.
Artikel 2.
De betaling geecbiedt dadelijk na aankomst van
liet vaartnig of vlot of na de vormiDg van dit laatste.
Artikel 3.
Het bewijs, dat de belasting is voldaan, moet steeds
aan boord van het vaartnig aanwezig zijo.
Do schipper of die hem vervaDgt is gedurende
zijn verblijf in de gemeente verplicht dat bewijs op
de eersto vordering vaa de in art. 1 genoemde ambte
naren of bon gemachtigde, do havenbedienden en
de ambtenaren belast met het toezicht op do invor
dering der plaatselijke belastingen te vertoonen, bij
gebreke waarvan bij alsnog het havongeld verschul
digd is.
Artikel 4.
Do overtreding of poging tot overlrediDg van de
verordeningen op de heffing en do invordering van
havengeld wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen
van de artt. 270, 271, 272 en 273 der gemeentewet.
Artikel 5.
Do in art. 1 en 3 genoemde ambtenaren houden
registers, waarin zij do ontvangen havengelden bo-
boorlyk opteekeneD.
Die golden worden elke maand of zooveel vroeger
als Burg. en Weths. zulks noodig oordeolen door
hen bij den Gemeente-Ontvanger verantwoord on
gestort.
Gedaan te Leiden ter openbare Raadsvergade
ring van den 27sten September 1894.
De Bargomeester,
F. WAS.
Do Secretaris,
E. KIST.
Zijnde deze Verordening aangehaald bij Koninklijk
besluit van den 4den December 1894 N°. 4.
En is biervan afkondiging geschied waar het
bohoort, don lsten Januari 1895.
Burgemeester on Wethouders voornoemd,
F. WAS, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
In de afgeloopen week slaagde voor het
examen van machinist-leerling W. Van Rhfin,
alhier, leerling der openbare jongensschool
2de kl.
In dit jaar bereikten dus 4 leerlingen dier
school hun doel. Twee slaagden voor de
Kweekschool voor Zeevaart (Kees Cramer en
Piet Scholten) en twee voor de Machinisten-
school te Amsterdam (Piet Perdyk en Willem
Van Rhyn).
Nu het bekende modern-godsdienstige
dagboek „Het Morgenlicht", 27 jaren onder
leiding van dr. L. Slotemaker verschenen,
opgehouden heeft te bestaan, tracht de heer
S. Kutscb Lojenga, predikant bij de Doops
gezinde gemeente te Leiden, in liet gemis te
voorzien on geeft, beginnende men den lsten
Januari, een nieuw „Godsdienstig Dagboek"
uit. Onder de medewerkers, eene achtbare r(j
van moderne theologen, wordt ook de redacteur
van „Het Morgenlicht" genoemd.
Uit de eerste aflevering Januari 1895 zien
wy, dat de opzet van het boek het oude voor
beeld volgt. Voor eiken dag eene overdenking
van ongeveer een groot octaaf bladzijde druks,
met tekst en een paar gezangverzen.
De uitgave geschiedt door de firma C.
Kooyker alhier.
Gedurende de 1ste helft der maand Dec.
zyn aan het postkantoor alhier bezorgd de
volgende brieven, welke, door onbekendheid der
geadresseerden, niet besteld konden worden:
H. P. Peeters, Almeloo; Ankersmit, wed.
Brand van Batenburg, Schivert, Amsterdam;
H. Milo, Ede; C. Van den Burgh, K. Keere-
weer, 's-Gravenhage; G. A. Van den Akker,
Hazerswoude; J. B. A. M. v. d. Berg, Utrecht;
Pennenberg, Vlaardingen. Briefkaarten:
Jansen, Bergen-op ZoomJ. M. Wetstein,
niet vermeld.
Brief, bestemd voor het buitenland: W.
Schouten, Londen.
Voor het examen in boekhouden vanwege
de Vereeniging van handels-- en kantoorbe
dienden „Vooruit", te Amsterdam, zyn geslaagd
de hoeren C. A. J. Simonis, van Leiden, en
H. Nieuwenhuis Dzn., van Lisse.
De 2de zitting voor den militieraad zal
voor de gemeente Lisse gehouden worden te
Leiden op Maandag 14 Januari a. s., des
voormiddags te halfelf.
Men schrijft ons uit Hillegom: Den
29sten dezer vergaderden de inleggera van
de geèclipseerde Spaarkas alhier in „café
Flora".
De beide commissarissen hadden verklaard
dat zij de ƒ3000, als bijdrage in het tekort,
alleen dan gaven, wannoer ook de afdeeling
Bloembollencultuur en eenige andere inleggers
(die hun namen niet op de lyst hadden ge-
teekend) daarin meedeelden, aangezien het
niet onmogelijk was, dat die vereeniging, enz.
hun een proces aandeed. Na eenige discussiën
werd besloten naar de overige inleggers te
gaan, om hun te vragen of zy genoegen
namen met 70 pet., terwijl degenen, die wel
op de lijst geteekend hadden, 88'/2 pet. kregen.
Tevens werd ter kennis gebracht dat men
van af het jaar 1882 maar 3 pet. rente kon
uitkeeren, in plaats van 4 pet.
Vermoedelijk zal men a. s. Zaterdag over
gaan tot het uitbetalen der ingelegde sommen.
De corpscommandanten zyn door den
minister van oorlog gemachtigd, om, ovenals
vorige jaren, van 31 Dec. tot 4 Januari a. 8.,
op aanvrage, het benoodigde militair personeel
beschikbaar te stellen ten behoeve van den
postdienst.
Z. D. Hoogw. de bisschop van Haarlem
heeft benoemd: tot professor aan het semi
narie Hageveld den weleerw. heer J. M, J.
Van Rooy; tot kapelaan te Vlissingen den
weleerw. hoer A. Th. Hellegers; tot kapelaan
te Rotterdam (H. Laurentius) den weleerw.
heer J. Th. Lagerweytot kapelaan te Spier
dijk den weleerw. heer J. St. Van Buchem,
en tot kapelaan te Schiedam (O L. Vr. Visitatie)
den weleerw. heer J. Postma.
Het „Vad." deelt thans mede door den
heer Schepel gemachtigd te zyn het bericht
tegen te spreken, als zou hy zich voor in
voerrechten op graan hebben verklaard. Het
„Vad." voegt er aan toe: „Dat de heer S.
ten aanzien van graanrechten zou verklaard
hebben, dat er „ook veel voor te zeggen viel",
is best mogelyk, maar zoo iets zegt men
alleen, als men van oordeel is, dat het tegen
de overhand heeft."
De „Ingenieur" verneemt dat in de Ver
eeniging voor do staathuishoudkunde en de
statistiek als praeadviseurs over het vraagstuk
van minimum loon en maximum-arbeid zullen
optreden de hoeren: D. E. C. Knuttel, ryks
bouwmeester te 's-Gravenhage; prof. Reiger,
te Groningen; D. W. Stork, fabrikant te
Hengeloo, en mr. M. W. F. Treub, wethouder
te Amsterdam.
De generaal majoor, inspecteur der infan
terie, heeft in eene circulaire aan de corps
commandanten van dat wapen zyn gevoelen
medegedeeld over de maatregelen, welke ge
nomen moeten worden tot vermeerdering der
bevolking van de cursussen by de corpsen,
die door de hoogere eischen zeer is achter
uitgegaan, zoodat zelfs de vraag ryst of in
1895 het aantal aan den hoofdcursus open te
stellen plaatsen wel geheel zal kunnen wor
den vorvuld, hetgeen met het oog op de aan
vulling van het officierscorps b. t. 1. en in
Oost Indië voor 1897 en volgende jaren wen-
schelyk wordt geacht.
In de Eerste Kamer hield de heer Fransen
van de Putte de aangekondigde -interpellatie
of de Regeering en de Gedeputeerde Staten
wel allen aandrang hadden uitgeoefend op
Delfland, sedert de waarschuwing van den heer
Conrad van het voorjaar, om maatregelen te
nemen, ten einde de zeewering by Schevemngen
te versterken. De interpellant vreesde dat nu
misschien geheel Zuid-Holland zou kunnen
onderloopen en al was dit, gelyk de minister
betoogde, misschien overdreven, gevaar voor
de omgeving bestaat er zeker.
De geruststelling van den minister bestond
daarin, dat er op het papier reeds krachtige
maatregelen genomen zyn.
Bij koninklijk besluit van 29 dezer is
de heer L. J. Veltman, tooneelspeler t9
Amsterdam, bonoemd tot ridder in de orde
van Oranje-Nassau.
De Staatscourant van 30/31 Dec. bevat
een koninklijk besluit van 29 dezer, waarbij
aan jhr. mr. W. A. C. De Jonge, op zijn
vorzoek, met ingang van 1 Jan. a. s., eervol
ontslag wordt verleend als lid van den Raad
van State, met dankbaarheid voor de lang
durige en gewichtige diensten, aan de kroon
en den lande bewezen.
Tot directeur van hot Kon. Zoöl. Bot.
Genootschap in Den Haag is benoemd do heer
N. D. Dietz, gopens. majoor der inf. van het
leger h. t. 1., met 177 stemmen. Opdeheoren
H. E. Munniks de Jongh, oud-hoofdofficier
van het O.-I. leger, en E. Grevo, gep. kapt.
O. I. leger, waren respectievelijk 128 en 18
stemmen uitgebracht, terwijl er nog 5 stem
men van c onwaarde waren.
Bij koninklijk besluit is de heer Jacob
Backer Jr., te Amsterdam, met al zijne
wettige zoo mannelijke als vrouwelijke af
stammelingen in den Nedorlandschen adel
verheven, met de praedicaten van jonkheer
en jonkvrouw.
Door den minister van oorlog is bepaald
dat bij het reg. gren. en jagers, by het 6de
en het 3do reg. inf. een proef zal worden
genomen met de gewijzigde uitrustingsstukken,
als: ledergoed, ransels, eetketels, veldflesschen,
sjako's en lakensche kleeding, zoomede met
de schoenen. Deze proef staat in verband met
het streven, om het gewicht der bepakking
van den infanterist zooveel mogelijk te ver
minderen.
De gewone audiëntie van den minister
van oorlog zal op 3 Jan. a. s. niet plaats
hebben.
Het stoomschip „Borneo" vertrok 29 Dec.
van Rotterdam naar Java; de „Maasdam" ver
trok 29 Dec. van Rotterdam naar Nieuw-York
met 41 kajuits- en 104 tusschendeks passagiors.
Bij koninklijk besluit is met ingang van
16 Jan. 1895 benoemd tot directeur van de
bijzondere strafgevangenis voor vrouwen te
Gorkum, J. Bor, thans cipier van het huis
van bewaring, voorloopig tevens hulp-strafge
vangenis te Tiel.
Benoemd tot kantonrechter te "Woerden,
mr. J. C. Von Briel Sasse, thans griffier by
het kantongerecht te Zaandam.
Met ingang van 1 Jan. 1895 benoemd tot
commies chartermeester by 's Ryks archief in
Utrecht, mr. J. G. C. Joosting, thans rechts
kundig ambtenaar by het gemeente-archief
van Utrecht.
Aan E. Licops, geboren te Tongeren, ver
gunning verleend de geneeskunst uit te oefe
nen op Nederlandsche zeeschepen, met uit
zondering van oorlogsvaartuigen, onder voor
waarde, dat hy de wettelijke bepalingen om
trent de uitoefening dor geneeskunst in
Nederland stiptelyk nakomo.
Benoemd by het personeel van den genees
kundigen dienst der landmacht, tot officier
van gez. 1ste kl. de officieren van gez. 2de kl
A. P. G. F. Giese en P. A. Ziegeler.
Aan den hoofdcommies by het dep. van
koloniën J. J Perk de titulaire rang van
referendaris verleend.
Aan jhr. mr G. J. Th. Beelaerts van Blok
land, te 's-Gravenhage, vergunning verleend
tot het aannemen der versierselen van com
mandeur der Leopoldsorde.
JOe Nieuwe «Jongen.
In het „Leidsch Dagblad" van Zaterdag
avond, 1ste blad, beeft reeds eene korte in
houdsopgave, overgenomen uit de „Nieuwe
Rott. Courant", gestaan van dezo noviteit,
het Londensche lachsucces. Van dat gedeelte
myner taak ben ik dus ontslagen, ik kan my
nu bepalen by eenige algemeene bemerkingen.
Het is een lachsucces, do bladen hebben er
niets te veel over gezegd. De inhoud is klink
klare onzin, maar dat is minder, want.het
is een goed soort onzin. Het is dol en uit
gelaten van het begin tot het pinde, zóó zelfs,
dat men soms in stilte zou wenschen nu eens
pen oogenblik rust te hebben van die opeen
stapeling van zotheden, maar die verademing
wordt, behalve in de pauze, niet verstrekt en
men moet lachen, of nien wil of niet, van
het begin tot het einde. Dit is de eenige eisch,
dien deze klucht stolt en daaraan wordt van
ganscher harte voldaan. Dat is nu wel geen
kunst, hoogo noch lage, (hoewel het zeker
eene merkwaardige gave is om zóóveel dwaas
heden opeen te stapelen) maar het is een
stuk zooals het wezon moet voor verreweg
het grootste deel van ons schouwburgminnend
publiek. "Want laten wij eeriyk zyn en het
ronduit bekennen: dat verlangt niet naar ge
weldige impressies, fijne emoties, intens genot,
loop heen, allemaal gekheid, dat wil zich in
de komedie op eene gemakkelyke manier
amuseoron. Het wil kalm en gezellig zitten,
een praatje maken met de buren, kyken en
dan lachenHuilen is soms ook zeer gewild,
vooral bijwyzo van afwisseling, maar als
regel wordt lachen toch meer gezocht.
Ik zal do laatste zijn om daar aanmerking
op te maken. "Wie na zyn of haar dagelyksch
werk somtyds in do komedie komt, zoekt
daar ontspanning en geene inspanning. En nu
mag men over het Tooneel in aard en strekking
zeer hoogdravende en verhevene theorieën ver
kondigen, ik heb er niets tegen, er is een
heele boel waars in, maar ik blyf volhouden
dat het tooneel bestaat voor liet volk, in den
besten en ruimsten zin des woords, en niet uit
sluitend voor enkele fijnbesnaarde en buiten
gewoon bezintuigde artisten. Zoolang dit nu
zoo is, en dat zal wel altyd zoCfbiyven, is het
een geluk, dat er menschen zijn als Arthur
Law, die dergelijke kluchten als „De Nieuwe
Jongen" uit hón mouw schynen te schudden.
Men lacht, men schatert soms en daarmede
is het afgedaan. Met hot voldane gevoel:
„Ziezoo, dat hebben wy alweer gehad,'twas
leuk", kan men huiswaarts keeren en daar
anderen nog eens vermaken door oen enkele
goede ui over te vertellen. En zeker, daaraan
was in dit geval geen gebrek; wat meer zegt;
enkele inderdaad geestige gezegden (waarom,
als naar gewoonte, het minst gelachen werd)
gaven aan het stuk nog een eervoller stempel,
dan alleen dien van een erg banale klucht.
Het is een pendant van „de Tante van
Charley", maar èn in compositie, èn in dialoog
staat „do Nieuwe Jongen" booger.
Het spel liet zoo goed als niets te wenschen
over. Doordat De Vos doubleerde (oen ander
gedeelte van zyn gezelschap speelde hetzelfde
stuk gisteravond in Rotterdam) 'kregen wy
niet Poolman, maar don heer Van Warmelo
te zien in de titelrol. Ik heb de creatie van
Poolman niet gezien, en kan dus geene andere
vergelykingen maken dan deze: het figuur
van Van Warmelo leent zich tot deze rol
ongetwyfeld beter. En zijn spel was absoluut
aardig, hy gaf het mannetje en daarna den
ongelukkigen schooljongen meesterlijk weer.
Het was verbazend gek. Ik heb vroeger al eens
meer gewezen op de niet-alledaagsche bekwaam
heden van deze koddige vorschyning en gaarne
herhaal ik die lofspraak nog eens. Voor
gisteravond komt hem een ernstig pluimpje
toeNaast hem beviel my het meest de heer
Van den Heuvel. Van wat my anders wol
eens in zyn spel hindert, een zekere gejaagd
heid en zenuwachtigheid, was thans niets te
bespeuren, spel zoowel als grime waren
uitstekend. De heer De Vos was gewoon
goed, om niet veel van to zeggeD, alleen soms
wat ruw, een gebrek, waaraan zyn spel wol
eens meer mank gaat. De heer Mulder, de
Fransche secondant, gaf zyne tamelyk ondank
bare rol goed weer; hy hield het gebroken
spreken, zonder overdryving, mooi vol. De
heer Holkers, de welgedane, kwaadaardige
schooljongen, gaf een vermakeiyk type; het
was onmogelyk deze wandelende réclame
voor de voeding op de kostschool zonder
lachen aan te zien. Mevr. Poolman coquetteerdo
als Nancy heel aardig; wel een beetje erg
onwaarschynlyk en overdreven, maar in een
klucht als deze kan dat geen kwaad. Het is
my echter een raadsel, waar dat witte mutsje
voor diende. Is dat uit de Engelscho creatio
overgenomen of een ornament van eigen vin
ding? Ik weet het niet en begryp het ook
niet. Alleen vind ik het totaal overbodig en,
uit vrees dat men er eene beteekenis aan
hechten of iets achter zoeken zal, zelfs hin-
derlyk. Mevr. Mulder, in de rol van mevr.
RenDick, was wel goed, maar toch was het
my alsof zij niet byzonder op dreef was.
Trouwens, in zulke rollen ligt hare kracht
niet; ik voor my, zie haar liever in drama
tisch spel.
Het nastukje „Dokteres en Modemakor",
eene bekende, tamelyk genietbare onmoge-
lykheid uit de oude doos. werd door bet echt
paar Mulder goed gespeeld. Vooral mevrouw
M. was hier bepaald beter dan in het hoofd
stuk. v. B.
Vergadering van de afdeeling Leidon
en Omstreken van do Maatschappij
tot bevordering der Houwkunst»
Na het lezen en goedkeuren der notulen
geeft do waarnemende Voorzitter, do heer
II. J. Jesse, het woord aan den heer W. J.
Lampe, die het eerste gedeelte zyner bydrago
„Over Faiënce" aanvangt met een overzicht
van het Grieksche vaatwerk, tot toelichting
waarvan eene collectie platen tentoongesteld
was, den spreker welwillend voor dezen avond
afgestaan door den directeur van de Kunst-
nyverheidsschool te Haarlem, den heer Von
Saher.
Het blykt, wannoer men den oorsprong
van het vaatwerk, die hoognoodige gereed
schappen in het dagelyksch levon, nagaat, dat de
natuur in den vorm van vruchten- en eierschalen,
schelpen, enz. den mensch daarin te hulp is
gekomen. Deze schalen werden omvlochten
om ze gemakkeiyk te kunnen dragen en ver
plaatsen; daarna het uit klei met de hand
gevormde vaatwerk, om nadat het als han
delsproduct meerdere waarde had vorkregen
voor fraaier en spoedigor afwerking de draai
schijf aan te wenden, vervolgens de versiering
der Egyptische, Chineesche, Indische, Romein-
scho en andere vaatwerken, waarna door den
Griek tot de edelste vormen gebracht, die
getuigen van ernstige studie en bekwaamheid.
De schoonste Grieksche vaatwerken hebben
wy hoofdzakeiyk te danken aan de opgravin
gen vanSchliemann, terwyl de opgravingen van
Pompeji ons doen zien welk een uitgebreidheid
die tak van kunstny verheid toen al verkregen
had, daar in 1858 reeds 70 Romeinscho pot
tenbakkeryen en 36 tegelbakkeryen waren
blootgelegd.
Breedvoerig werden de onderdeden on de
passende versiering daarvan by do velo soor
ten, maar vooral by de Grieksche vaatwerken
besproken en hun verschil in vorm en opvat
ting op do tentoongestelde platen getoond,
waaruit dan ook bleek dat de Griek het be
grip had, dat etnvoud de grondslag is van het
ware schoone, terwyl de Romein daarentegen
zyn hoogste kracht zocht in overlading van
versieringsmotieven.
Werd de vorm en schoonheid van bet Griek
sche vaatwerk tegenwoordig beter begrepen,
dan zou men zich zeker niet behoeven te
ergeren aan de wanstaltige vaas vormen, dio
in onze hedondaagsche salons pryken.
Niet onvermeld mag biy ven de glasindustrie
der Romeinen, vooral de a jour bewerkte aan
gebrachte versieringen. Het Museum te Napels
vooral bezit vele schoone voorwerpen van be
doelde glasindustrie.
Daarna besprak de heer Lampe het Email,
waaronder men tegenwoordig verstaat de licht-
smeltbare verbinding, welke gebruikt wordt
vooral om metaaloppervlakten te bekleeden,
als het emailschilderwerk. Het email bestaat