Lombok. Do „Wereldkroniek" bevat heden den volgen den derden belangrijken brief van Dr. Ujlaki. Dc colonne-Liudgrcen. Wij begonnen bezorgd te worden en alle mogolyke kwade vermoedens rezen by ons op. Hoe langer deze onzekerheid, duurde, des te grooter angst vergulde ons hart, te meer, omdat wij niets doen konden om ons omtrent Lindgreen zekerheid te verschaffen; wy wisten niet eens, weikon weg hy opgegaan was. Ein- deiyk, na anderhalf uur uitgebleven te zyn, kwam de kapitein terug. Ook hy kon den weg naar den sawah niet vinden. Nu maakten wy ons in het holst van den nacht gereed om to ontvluchten; alles gebeurde in de grootsto stilte. Myne arme gewonden haddon geen ver- moodon van ons voornemen. Lindgreen besloot in drie afdeelingen te marcheeren; de eerste commandeerde hy, de tweede De Graaf en de derde een Europeesche sergeant-majoor. Voor aan ging Lindgreen, ik volgde onmiddeliyk op hem, en achter ons kwam het heele detache ment, één voor één. Stil, zonder het minste goruisch, kropen wy over muren, sprongen wyi over slooten, er steeds op voorbereid dat de strijd op leven en dood zoo aanstonds zou be ginnen. Wy marcheerden een kwartier door een doolhof van muren en huizen; in een klein vierkant liet Lindgreen halt houden. Hier ein digde do weg, dien hy verkende. Toen wy weer allen by elkaar waren, ging do kapitein het terrein verkennen, in de hoop dat hy een uitweg zoude vinden, zoodat wy onzen marsch naar de sawah zouden kunnen voortzettenhy kwam echter onverrichterzake terug. Toen bood luitenant De Graaf aan, op ver kenning uit te gaan. Lindgreen stond dit toe, doch beval hem, twee vertrouwbare militairen mede te nemen. Onze held was echter Yan gevoelen, dat hy het ook met één zou kun nen stellen en nam den Inlandschen sergeant Sadiman mee. Geen tion minuten later hoor den wy, die in de grootste spanning terug bleven, tweemaal een gil, kort achter elkan der: „Pekan" en „Soelong" en kort daarop oen schot. Lindgroon vloog in de richting van waar het gegil kwam, by kwam echter onmiddeliyk mot den sergeant Sadiman toiug, die berichtte dat ze op eone ronde van vier gewapende Baliörs gostooten waren, en dezen hen met lansen aangevallen hadden; dat De Graaf zich met zyno sabel en hy, Sadiman, met de ba jonet verdedigde; dat hy, om geen loven te maken, niet durfde schieten en toon hy De Graaf door lanssteken zag sneuvelen, terug- gokoerd was. Te boschryven weikon indruk dit verhaal op ons maakte, is onmogelyk. Onder al do heidon, die ons lot doolden, hiold mon van Do Graaf het moest. Dag en nacht was hy overal déar to vinden, 'waar het gevaar hot grootsto, waar mood, onverschrokkenheid en onversaagd heid het noodigsto waren. Des nachts ging hy voortdurend van post tot post, om de manschappen, die, door honger, dorst, vermoeidheid en slapeloosheid uitgoput, in slaap dreigden te vallen, met een onkel woord aan te moedigen, met den een 'n praatje makonde, don ander door een grapje opmonterende: zóó werd hy de lieveling van don goheolen troep. Den 27ston werd hy door een schot in den bovenarm gewond, maar hy wachtte met zich te laton verbinden ziendo dat or gebrek aan verbandmiddelen was totdat al do mindere militairen geholpen waron. Den inhoud van zyn koffer, dien zyn bediende terloops gezegd do eenige bediende, die mot ons in de ruimte was gekomen moe- gobracht had, gaf hy aan do soldaten, wier kleedingstukken door gedroogd tylood of door scheuren onbruikbaar waron goworden; hy zelf droeg eene jas, dio gescheurd, vuil en met bloed bevlekt was. In zyn koffer vond hy oen pakje chocolade en tweo ilesschen .Sellerswator, dio onder do heerschende om standigheden onschatbare lekkernyen waren; hy gaf zo aan my voor de gewonden. Ik zou over dozen held bladzyden vol kunnen scbry- ven, maar de weemoed, die mun hart by de herinnering aan dit treurige oogenblik ver vult, doet myne hand boven en belet my aan zyno nagedachtenis die hulde to brengen, wolke zy in ruime mate verdient. Die hem kenden, weten wat ons leger in hem vorloren hoeftI III. Laat in den avond eerst verlaat Erik weer do gaatvry'e villa Einze, waarheen hy terug gekeerd is, om do wanhopige moeder de ge redde knapen te brengen. Agatha is naar huis gesneld, om haro druipnatte kleederen mot drogo to verwisselen. Vervolgens is zy weer naar do villa I-Iinze gegaan, waar niet alleen do moeder der geredde knapen, maar ook do intusschon van Berlyu teruggekeerde vador den marine-officier met dankbetuigingen ovorstelpon. En hoe komisch ziet Erik er uit in den chambercloack van den heer des huizes, wyi zyn uniformrok in de kouken opgehangen is om te drogen I En hoe gezellig is het, vooral daar Frits Von Kalnow onmiddoliyk na hot onweor verdwenen is, waarschynlyk nog niet gerust over de gedachte, dat men hem als „ballast" heoft willon gobruikeD. En '8 avonds in den maneschijn gaat Erik, gearmd met Agatha, naar het station, on op een stil plekje blyft hy staan ennogoenmaal drukt by Agatha aan zUne borst, om haar te kussen, lang en innig, on haar dan to zeggen: „Kun je my vergeven, dat ik zoo lang blind geweest ben?" Lindgreen haalde het lyk, dat door 4 lans steken in de borst en door een revolverschot in het voorhoofd doorboord was. De marsch kon onder zulke omstandigheden niet voortgezet wordennatuurlyk alarmeerden de vier Baliërs de geheele stad. Lindgreen besloot nu, hier te biyven en de achterge bleven gewonden ook herwaarts te doen over brengen. Hy, ik, alle dwangarbeiders en tien man dekking, gingen weer naar onze oude verblijfplaats terug om de gewonden te halen. Wij hadden to weinig dwangarbeiders, om alle gewonden in éón keer te transporteeren, en mossten er drie achterlaten. Hoe primitief, hoe gebrekkig dit transport gewonden in het holle van den nacht, over muren en slooten, met vermyding van het minste geraas, vervoerd werd, hoe ontzagiyk veel pyn onze arme gewonden met echt stoïcynscho onverschilligheid doorstonden, zal iedereen wel duideiyk zyn. Nauwelyks waron wij by de onzen aange komen, of ons nieuw toevluchtsoord werd door honderden schreeuwende en gillende Baliërs omsingeld. Het was nu onmogelyk, de drie achtergebleven gewonde dwangarbeiders te halen. Het kleine vierkantje word in staat van verdediging gebracht. In minder dan geen tyd werden de muren verhoogd, schietgaten geboord, openingen in de muren met balken en boomstammen, die men er voorlegde, ge barricadeerd; voor de gewonden werden bali- balis en afdaken gemaakt; het geheole huis werd doorzocht; en onderwyl beschoten ons de Baliër3 op goen meter afstand, verscholen in huisjes, die vlak voor onze muren stonden. Toon voor de verdediging alles gedaan was, wat onder deze omstandigheden gedaan kón worden, gingen wy onzen beminden gesneu- vcldon makker De Graaf begraven. Nu bleek het, hoe groot, hoe algemeen de vereering en de liefde waren, cie wy allen hem toe droegen. Mannen, die onder het hovigste vuur van den vijand, onder alle ontberingen, koel, bedaard en onverschillig bleven, stortten tranen van smart en weemoed, toen het lyk ter aarde besteld werd. In myn aan wisselvallig heden zoo ryk leven bob ik nog nooit een plechtigheid bygewoond, die zoo indrukwek kend was als deze. Dat hy in vrede ruste, onze dierbare vriend!!! Kort nadat de lijkplechtigheid was afge- loopen, werd een Inlandsch fuselier gedood. Door een schietgat glurende, werd zyn oog door een kogel doorboord; vervolgens viel eon brandkogel tusschen do gewonden neer, zonder echter brand te doen ontstaan. Het laatste blik gehakt en hard brood werd verdeeld. De put leverde slechts zeer weinig, stin kond en onrein water, do manschappen waren lichameiyk uitgeput; in geen vyf dagen hadden zy geslapen, slecht en onvoldoende gegeten on gedronken; zij haddon voortdurend op post gestaan. Wy waren door bonderden, misschien duizenden Baliërs omsingeld, zcodat er geen sprake van kon zyn, zich door hen heen te slaan: onze vyanden zouden ons bij do eerste •poging in de pan gehakt hebbenwy hadden niets moer te etende toestand der gewonden was wanhopig; goen voedsel, geen verband, geen geneeskundige liulp, immers, wat kon ik zonder verbandmiddolen en instrumenten anders doen dan troosten, en ook in dit opzicht raakte ik uitgeput: waarmee mo9st, waarmee kon ik hen troosten? Onder deze omstandigheden bleef niets anders over dan capituleeron. Lindgreen vroeg eerst de officieren, vervolgens de Europeescho onderofficieren, en daar er niomand was, die een andoren uit weg me3r wist, besloot hy tot de capitulatie over te gaan. Wie Lindgreen kent, weet, hoe groot het offer van zelfverloochening was, dat hem dit besluit kostto. Lindgreen schreef op een stukje papier, uit myn zakboekje gescheurd, met potlood een brief in de Maleische taal aan den Kroon prins, waarin hy verklaarde, bereid te zyn de wapenen af te geven, onder voorwaarde, dat aan allen, soldaten en dwangarbeiders, gezonden en gewonden, vrije aftocht naar Ampenan zou toegestaan worden, zooals de Kroonprins ons dit den 28sten aangeboden had. Sergeant Sadiman, met eene geïmpro viseerde parlementaire vlag in do band, reikte over den muur den brief aan éón der daar aanwezige hoofden toe. Geen vyf minuten later kwam hy met een der hoofden terug, die tot Lindgreen zeide dat do Kroonprins met den commandant persoonlyk wilde onder handelen. De trein, die van Potsdam komt, stopt te Wannseo on uit oon venster lacht het opge ruimde gezicht van Johan Breitling. „Uier in!" roopt hy, als hy Bauor ziet. Bauer springt in den wagon en de trein stoomt naar Berlyn. Johan Breitling brengt lachend de hand salueerond aan de muts „Ik bericht u onder danig, dat ik mot hot innemen van ballast gereed ben. Ik heb my vandaag verloofd!" „Ik ook", antwoordt Bauer zoo bedaard, alsof dat heel natuurlyk was. Vyf stations ver moet het geduurd hebben, eer Johan Breitling weer moestor van zyne zinnen was; zoozeer had de droge toon van Bauer hem verbluft, zóó had hem de waar heid verrast. Eerst op het perron van het station te Potsdam vond hy weer woorden. „Hoe denkt gy nu over „ballast?" vroeg hy. „Dat hy dikwyls buitengewoon noodzakelyk is! Niet alloen in zekere oogenblikken van hot loven, maar voor hot geheele leven! Goeden avond! Ik ga naar huis, om myn verzoek om to mogen trouwen te schryven." De kapitein begaf zich nu naar de Baliërs, en een poosje later stormden geheele drommen van Baliërs naar. binnen. Lindgreen kwam terug, beval de manschappen om allo wapenen af te geven en zich by elkaar te voegenwy moesteD, alvorens naar Ampenan te gaan, eerst by den ouden vorst te komen. De onder handeling duurde misschien tien minuten; een der prinsen, niet de Kroonprins zelf, beloofde hem uit naam van den vorst, ons naar Ampenan te zullen laten trekken als wy de wapenen afgaven. En nu ontstond er een onbescbryflyk tooneel. Ik zag tranen in menig oog bij 't afgeven der wapenen, die deze dagen met zooveel roem en met zooveel volharding waren gedragenmenig gelaat was smarteiyk verwrongen op dit voor ieder soldatenhart zoo hard en bitter oogonblik. Alles wat op wapenen geleek, werd ons afgenomen. Ik had de binOcle van overste Lawick by my, om die aan zyne weduwe terug te geven; maar zy word my ontnomen. Zeker dachten de luitjes, dat het een klein kanon of iets dergelijks was. De gewonden werden door onze soldaten ge dragen, en nu gingen wy allen het huis uit, den weg inslaande naar het vor6telyk paleis. De straat lag nog vol lyken en krengen van paarden. In een tandoe zag ik het lijk van sergeant Weber, die door een kogol doodelyk getroffen was, en er naast dat van den Euro- peeschen bospitaalbediende Loontjes, dien ik indertyd gelastte, by den zieken Weber te blyven en hem onder geen voorwendsel te verlaten. Tot in den dood bleef deze brave man getrouw aan zyn plicht. Eere en hulde zyno nagedachtenis! Een nieuw blad voor den lauwerkrans van ons roemryk Indisch leger. Na een marsch van een half uur bereikten wij de plaats vóór do poeri. De straten waren vol gewapende Baliërs. De passar voor de poeri was door bereden Baliërs afgezet. "Waar zich vroeger ons bivak bevond, zagen wy nu niets dan tegen don grond geworpen barakkon, leeg geplunderde kisten, Harden van kleedingstuk ken, hier en daar een dood paard, omringd door honden, die zich aan het aas te goed deden. Sic transit gloria mundi! Nog geen veertien dagen geleden zaten wy, dio nu hier krygs- gevangen en uitgeput van kommer en ellende aankwamen, vroolyk, opgeruimd, zingende aan den gastvryon disch der officiers-menage van het 6de bataljon. Wio onzer toenmalige disch- genooten zullen wy terugzien, wie hunner heeft zyn bloed voor Koningin en Vaderland gostort? Onwillekeurig rezen dergelyke vragen by ons op. Vóór het paleis aangekomen, word ons be duid dat wy een oogenblik moesten wachten. Do vorst werd van onze komst verwittigd. Onze soldaten, vooral onzo gewonden, waren het middelpunt van belangstelling. Ik. moet erkennen, dat wy zeer aaügenaam verrast waren door de werkelyk kiesche en terug houdende wyze, waarop wy door de bevolking ontvangen werden. In plaats van, zooals wy verwacht hadden, uitgejouwd en verguisd te worden, werden wy en onze gewonden met medelijdende belangstelling bewonderd; op last van den vorst werden er groote manden vol witte gekookto ryst gebracht, om onzo half verhongerde militairen te verkwikken, heeriyk, kristalhelder water werd in groote gendi's rondgodeeld en een deputatie bracht ons, officieroD, als geschenk van den vorst een groote blik „Cabui"-beschuit en twee groote djeroeks (groote citroenen), hetgeen by do Baliërs een bewys van vriendschap schynt te zyn. Later ontvingen wy, telkens als de vorst ons zyne vriendschap en gehechtheid aan het Gouvernement wildo bewyzen, djeroeks van hem. Gemeenteraad van Aarlanderveen. Voorzitter, (wegens ongesteldheid van den Burgomeester), do heer C. Boer. Afwezig: de heeron G. Van Veen Dzn., M. Van Muiswinkel, J. G. Bocxe, Mr. C. Van der Lee en P. J. Van Niekerk. Do rangorde van stemming wordt by num mertrekking bepaald. Do notulen der vorige vergadering worden gelezen en oenparig goedgekeurd. De Voorzitter brengt ter tafel het rapport van het persoonlyk onderhoud, dat de in de zitting van 13 December jl. benoemde Raads commissie, alsmede B. en Wshebben go- had met de afgevaardigden van het Diaconie- bestuur der Ned.-Herv. gemeente te Alfen, waaruit blykt dat die Commissie den Raad adviseert de jaarwedde van den gemeente geneesheer aan de Lage Zyde voor hot jaar 1895 niet te vorlagen, doch weder vast te stollen op het tot boden door hem genoten bedrag, opdat die geneesheer wedor belast worde met de geneeskundige behandeling der arme lid- en niotlid-maten der Ned.-Herv. kerk, terwyl do commissie in dat rapport mededeelt, dat do afgevaardigden der Diaconie in die bijeenkomst zich hebben voorgenomen hunne Diaconie te adviseeren tot het nemen van een besluit, waarby wordt bepaald, dat de Diaconie, zooveel in haar vermogen is, de arme lid- en niet-lidmaton harer kerk, beboo- rendo tot de Parochie Aarlanderveen, gobeel zal bedeelen, terwyl, mochten hare krachten daarvoor te kort schieten, zy voor iederen arme, welken zy, ten gevolge harer zwakke financiën, niet kan ondersteunen, eeno verkla ring zal afgeven, dat zy niet by machte is, dien arme te bedoelen, om hem daarna te verwyzon naar het Gemeentebestuur, waar die arme dan in de termen valt om door de gemeente te worden bedeeld. De Voorzitter vraagt of een der leden nog het woord verlangt over deze aangelegenheid, waarna de heer Van Borssum Waalkes opmerkt dat het laatste gedeelte van het rapport wel achterwoge had kunnen gelaten worden, omdat het gemeentebestuur zich volstrekt niet heeft te regelen naar het door het betrokken Diaconie- bestuur in deze te nemen besluit, maar dit laatste zich wel moet regelen naar hetgeen iaden door den Raad wordt besloten, hoe het lan ook moge luiden, waarop de Voorzitter mtwoordt met het door den heer "VVaalkes ge sprokene geheel in te stemmen, doch dat het voornemen van de afgevaardigden van de Diaco- nio tot het uitlokken van bedoeld besluit alleen in het rapport is vermeld, om in dat rapport weer to geven wat in de samenkomst is ge sproken en besloten. Niemand meer het woord verlangende, stelt de Voorzitter voor, in overeenstemming mot het rapport de jaarwedde van den gemeente geneesheer aan de Lage Zyde vast te stellen op f 600, terwijl die geneesheer ook zal be last worden met de geneeskundige behande ling der arme lid- en niet-lidmaten der Ned.- Herv. Kerk te Alfen parochie Aarlanderveen, welk voorstel eenparig wordt aangenomen. Ten gevolge hiervan zullen aldus, te beginnen met 1 Januari a. 8. niet meer van gemeente wege worden bedeeld, de lid- en niet-lidmaten dier kerk, tenzy de Diaconie voor iederen arme afzonderiyk een verklaring aflegge, dat zy niet by machte is, hem te bedeelen, als wan neer de arme, voorzien van dio verklaring in de termen valt om van gemeentewege te wor den bedeeld. Na vaststelling van een besluit tot af- en overschryving der begrooting 1895, wordt de vergadering door den Voorzitter na de gebrui- kelyke hoofdolyke omvraag, waarby niemand het woord verlangt, gesloten. Gemengd Nieuws. Hedenmorgen, te kwartier over negenen had aan de veelading der Holl. IJz. Spoorwegmaatschappij alhier door de beide bataljons van het 4de regimeüt infanterie eene oefening plaats in het in- on uitladen van paarden en voertuigen, welke tot den troep behooren. Vooraf echter waren de paarden van de artillerie alhier, welke bedoelde voertuigen trokken, door infanterie opgetuigd on aange spannen. Heel vlug liep deze oefening van stapel, zoodat zy om ruim kwartier over tienen was afgeloopen. Door met een sprong van het goede pad af te wyken, ging hedenochtend het voor een brandstoffenwagen van don heer H. loopende paard eene verkeerde richting uit en kwam het voertuig onzacht terecht tegen de hoeksteenen van den gevel van een hoekhuis in de Raamsteeg alhier, waardoor die steenon hunne scherpo kanten verloren. De voerman gleed van den bok, maar bezeerde zich niet, evenmin als het paard. Werd to Utrecht gistermorgen een extra telegram uit Londen ontvangen dat eene belangryke depressie naderde en de toestand zich dreigend liet aanzien, wy hebben gisteravond en hedennacht kunnen bespeuren, dat het bericht waarheid bevatte. Opmerkelyk was het snelle dalen van den barometer. In don middag ging dit vry go- leideiyk, maar in den avond was het curieus om te zien hoe elk kwartier een lageren stand aanduidde. Intusschen stak buiten de storm op; hevige vlagen deden zich opnieuw hooren en onwillokeurig dachten wy weder aan onze Hollandscheduinen en daaraan gelegen plaatsen. Zouden deze nog niet genoeg geleden hebben Men seinde ons hedenmiddag uit Rotter dam dat aldaar hedenavond tegen zes uren door den storm weder zeer hoog water, zoo geen nieuwe overstrooming, verwacht werd, omdat nu reeds by laag water de waterstand betrekkelyk hoog was. Natuurlyk werden er reeds maatregelen genomen. Uit Scheveningen wordt ons het volgende geschreven Aan het zeestrand te Scheveningen heerschte gisteren met het oog op het weder opsteken van een sterken wind in den laten avond en ook nog lang na middernacht buitengewone bedryvigheid. 't Zag er recht spookachtig uit. Een aschgrauw dikke lucht, waartegen do met wit schuim bedekte golven zich scherp afteekenden, en aan den anderen kant een vormlooze donkere groep pinken, wier omtrek ken zich door do duisternis slechts flauw lieten bepalen, 't Was er griezelig; do wind joeg den toeschouwer den kouden regen en hagel en het zand in het gelaat. By het flauwe scbynsel van lantaarns zag men groepjes mannen, druk bezig schuiten met balken en blokken te stutten of aan touwen vast te meren. Allen waren druk in de weer, om de toch reeds zoo gehavende vloot zooveel moge- lyk to behoeden andermaal door storm en golven te worden beschadigd. Men was nl. beducht dat 't om 4 uren, heden in den ochtend, by vioedty „kwaad weer" zou worden, want de vry sterke zuidwestenwind, die reeds den geheelen dag raasde, was tegen den avond nog meer opgestoken, en dit voorspelde weinig goeds, want gevreesd werd dat by by het wassen van het water naar het noordwesten zou overloopen, hetgeen te meer gevaarlyk kon worden, daar de stroom van het water veel krachtiger was dan Zaterdag-nacht j. 1. Vandaar dat vele bewoners van het vls- schersdorp den pyjekker aangeschoten en den „zuidwester" diep over de ooren getrokken hadden, om zoo goed en zoo kwaad het ging hunne vaartuigen tegen de elementen te ver zekeren, en boven het gieren en loeien van den meer en meer aanwakkerenden storm weerklonk dan ook in dit nachtelyk uur het geschreeuw „hei, hola!" waarmede de voerlui hun paarden aanspoorden om de een of an dere schuit op te trekken; of knarsten de raderen van een windas, waarmede de touwen werden aangesjord en de kabels van staal draad, welke den grond schuurden, deden duizenden vuurvonkjes flikkeren. By iedere schuit een ander tooneeltje, doch overal nacli- telyke bedryvigheid. Achter vele schepen stonden de visschers- lui, tegen den storm beveiligd, onafgewend in zee to turen, iedere verandering in het water of de lucht bepratende, 't "Was honden weer, het weerlichtte onophoudelyk, doch niet temin was het schouwspel interessant. Gelukkig zyn do donkere vermoedens niet bewaarheid. Wel kwam by vloed de zee weder tot aan de duinen en spoelde en klotste ze lustig door de schuiten, doch geen der schepen dreef afwel werden de rollen, waarop enkele gezet waren, door het natspoelen van het zand, ingegraven. Ook uit de residentie waren enkelen naar het zeedorp gekomen, om het ongewone tooneel gade te slaan. Men meiut lieden uit IJmuiden: De storm is steeds toenemende en de barometer voort durend dalende. Het schutten is onmogelyk, waardoor de stoomschepen „Windsor," „Zin- gari," „Stentor" en „Ondine" worden opge houden. Do Commissaris van Politie to Haarlem verzoekt inlichtingen omtrent den man, venter in postpapier, die in den voor middag van 21 dezer onder de gemeente Haailem door een binnenkomenden spoortrein ter hoogte van de Brouwersvaart werd gedood. Hij heeft sedert 12 Dec. jl., komende van Amsterdam, te Haarlem verblyf gehad in de slaapstede van Jan Ten Post aan de De- With-straat 45, waar hij zich noomde Nicolaas IJzer, 50 jaren, venter in postpapier, wonende te Utrecht, die zich herhaaldeiyk te buiten ging aan sterken drank en byna dagelyks dronken thuiskwam. Hy gaf zich uit als weduwnaar, vader van drie kinderen, waarvan éón in een klooster, en' in Utrecht wonende, en beweerde te Hilversum aan de Gooische vaart eene zuster te hebben, die met eene schuit op Utrecht heette te varen, welk een en ander na gehouden onderzoek is bevestigd. Men meldt uit Gouda aan de „N. E. C.": Te ruim 6 uren gisteravond ontstond alhier in het sigaren-magazyn van den heer Herfst op de Gouwe brand, die zich bij den feilen wind gevaarlyk liet aanzien. De brand, die in de drogery een aanvang nam, W6rd echter met behulp van een vyftal spuiten spoedig gebluscht. Het bovengedeelte van het pand brandde geheel af; do benedenverdieping en do daarin aanwezige goederen zijn door het water org beschadigd. In het hotel van den heer Chaulet, in de Elizabethstraat te Utrecht, zyn gisteren een jongeling en een meisje door pistool schoten gedood gevonden. Omtrent dezen verneemt het „Utr. Dbl." nader, dat beiden Donderdag-avond in het logement kwamen en twee kamers vroegen, voorgevende van Rotterdam te zyn gekomen en hun reis, doordien zy zich haddon veriaatt niet te kunnen vervolgen. Nadat men hun ieder een kamer had aangewezen, is het meisje op de hare gebleven, doch is do jon geling uitgegaan en eerst te omstreeks één uur na middernacht in het logement terug gekeerd, waarna h(j zich onmiddeliyk naar zyn kamer heoft begeven. Vrydag-morgen omstreeks 7 uren opgestaan zynde, verzocht hy aan de dienstbode van den logementhouder om zyn meisje te willen wekken, doch toen zy even daarna terugkwam met do mede- doeliog, dat ze zeker nog sliep, want dat zy de juffrouw niet wakker kon krygon, ging hyzelf naar boven en drukte de deur open. Onmiddeliyk daarop werden kort achter elkander twee revolverschoten gelost, terwijl men, boven komende, het meisje in haar bloed badende voor het ledikant en den jongeling, op korten afstand van daar, met een kogel- wond in het hoofd, zieltogend op den grond vond liggen. Geneeskundige hulp mocht niet meer baten, daar van beiden slechts do dood kon worden geconstateerd. De beide lijken werden onder toezicht dor politie naar het schouwlokaal op de Ganzenmarkt overgebracht. Zooals do jongeling hoeft opgegeven, heette hy H. en was hy ovenals zyn meisj3 te 's-Gravenhage woonachtig. Het vermoeden bestaat, dat H. uit jaloeziv. eerst zyn meisje en daarna zichzelf een kogel door het hoofd heeft gejaagd. Volgens het „Hbl." zyn beiden Donderdag avond nog uit geweest in gezelschap van een onderofficier der veld artillerie. Thuis gekomen schenen zy nog zeer opgeruimd. Het paar was volgens dit bericht, uit Schoon hoven afkomstig en had over Den Haag do reis naar Utrecht gemaakt. Op 't lyk van 't meisje is eenig geld gevonden, ongeveer zeven gulden; op dat van haar reisgenoot niets. Ook wilde gistermiddag in het hotel Bellevue te Utrecht een heer zich met een pistool :chot oveneens van het leven bereoven. Hy werd naar het Ziekenhuis gebracht. Do kogel is door de keel in den mond gekomen. Het schot heeft hem niet dadeiyk gedood. Eerst heden morgen is hy overleden. Of er eenig verband bestaat tusschen beide feiten is nog onbekend. De Enkhuizer vischschuit, schipper P. Lub, gemerkt „E. H. 21", is gisteren by het inkomen van het Westgat omgeslagen en verongelukt. Alle opvarenden, vier in getal, vonden den dood in de golven. Pogingen tot redding der ongelukkigen bleven zonder gevolg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 8