N°. 10630. "Vrijdag ±4 December. A0. 1894. <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 13 December. Feuilleton. EENE HELDIN. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURAET: Voor Leiden per 8 maanden. f 1.10- Franco per poeti1.40. Afzonderlijke Nommers 0.05. PRUS DER ADVERTENTEËN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grooterc letters naar plaatsruimte. Voor het ineasseeren buiten de stad wordt f 0.06 berekend. Offleiëele ILüuniMIfOvinti""- Borgemeeeter en Wethondere van Leiden Gezien art. 8, lete alinea, der wet van den 2den Jnni 1876 (8taatablad No. 95), tot regeling van het loezioht b$ het opriohten van inrichtingen, welke gevaar, echade of binder knnnen veroorzaken; Brengen bjj deze ter algemeene kennia dat door ben op heden vergunning le verleend aan N VAN DEN HEUVEL en nohtverkrijgenden t-ot bet opriohten van eene emederg in het perceel Wielmakere- ateeg No. 1 •borgbciJwwter en WethouderB voornoomd t.-.den, F WAS. Bnrgemeeeter. Ie Deo. 1894. E. KIST, Secretarie In de Stadszaal alhier had gisteravond de feestviering plaats van de Nederlandsche Gustaaf-Adolf-Vereeniging, welke hier werd opgericht en waarvan te Leiden bet hoofd bestuur is gevestigd, by gelegenheid van den 800-jarigen gedenkdag der geooorte van Gustaaf Adolf, der Zweden dappereD koning. De groote zaal en het balkon waren gebeel bezet; geen wonder voorzeker, in aanmerking genomen het feit, dat de toegangskaarten a! xeer spoedig waren uitverkocht. "Ware er dus nóg meer plaats geweest, het getal der op gekomenen had een nóg hooger cijfer bereikt. De voorzitter van het hoofdbestuur der Nederlandsche Gustaaf-Adolf Vereeniging, dr. H. G. Hagen, predikant alhier, opende de feestviering met er aan te herinneren op boevele plaatsen in Zweden en Duitscblano niet alleen, maar ook iD Nederland het feit ▼an den 300 jarigen gedenkdag der geboorte van den held uit de geschiedenis van bet Protestantisme reeds werd herdacht en boe ook wy nu stonden aan het begin eener feest ▼lering tor eere van dien Zwederikoning, wiens naam in deze dagen op zooveler lippen zweefde. Na een welkom, in het bijzonder aan de afgevaardigden, van elders herwaarts geko men, sprak hy het uit, dat hy in onze dagen ▼ooral zoo'n herinnering, gepaard gaande met eene waardige feestviering, nuttig en noodig achtte, en hy hoopte dat iedereen van deze feestviering een diepen, heiligen indruk zou medenemen; d&n was het beoogde doel bereikt. Nauwelyks had dr. Hagen zyn openings woord uitgesproken, of daar klonk plechtig on opwekkend Otto Nicolal's feestouverture over het koraal „Ein feste Burg i6t unser Gott." Dat was een schoon begin van het koor van ruim 180 zangeressen en zangers, die zich welwillend geschaard hadden onder do leiding ▼an den heer Jan G. Striening; van het flink bezette orkest, waarby een prachtig klinkend vocalion-orgel, bereidwillig afgestaan door den beer C. C. Bender en bespeeld door den heer Tb. Enderlé, en een vleugel, bespeeld door den heer J. J. Yan Amerom. Na de met onverdeelde aandacht gevolgde uitvoering van deze ouverture, welke nog veel ▼oor het verdere van den avond deed ver wachten, ving dr. J. Th. De Visser, predikant te Amsterdam, zyne feestrede aan, welke hy zóó duideiyk uitsprak, dat hy alom in de zaal gemakkeiyk was te volgen. Hy wees o. m. op bet feit der algemeene dankbaarheid van de Protestantsche wereld aan Gustaaf Adolf, den ■tryder voor het Protestantsch geloof, den held, die voor dat geloof sneuvelde. Hij schetste ons hem van het hoofd tot de voeten, als mensch, in zyne humaniteit, in zyne vroom heid en zyn vertrouwen op God, als redder van den Protestantsch en godsdienst, als neld op het slagveld. Hy stelde hem ons voor als een navolgenswaardig voorbeeld en wekte ten 6lotte een ieder op om werkzaam te zyn aan den bouw van het groote Godsgebouw. Weldra klonken nu de tonen van Mendels sohns welbekenden 96sten Psalm en de ver wachtingen omtrent de uitvoerenden, door het eerste nummer opgewekt, werden geens zins beschaamd. Wy zyn er van overtuigd dat hier niet gezongen en begeleid werd om critiek uit te lokken, maar dat neemt met weg dat er geprezen mag worden, en over het algemeen werd lof verdiend, èn door de solisten, die inderdaad zich op waardige wyze kweten van de taak, vrywillig op zich ge nomen, èn door het koor als geheel, alsmede door het orkest, waaronder ook begrepen zyn het orgel en de vleugel-piano. De heer Jan G. Striening legde eer in met de schare, door hem aangevoerd; het bleek dat hy een goed dirigent is, van wien kracht en bezieling uitgaat. Hy heeft met hen, die zich voor dezen avond aan zyne leiding toe vertrouwden, in korten tyd iets goeds weten tot stand te brengen en daardoor aanspraak gemaakt op de dankbaarheid van allen, die ge noten van den heerlyken, zielverheffenden zang en de welluidende, schoone, het gehoor stree- lende muziek. Dr. Hagen sprak het slotwoord en vergat niet allen dank te betuigen, die dezen avond tot een waren feestavond hadden gemaakt, (ook hem, die voor de planten versiering op het platform had gezorgd) waarvan do diepe indruk niet spoedig zal zyn uitgewischt. Tevens stond hy, evenals dr. De Visser gedaan had, wien hy begrypelykerwyze ook den dank bracht, die hem zoo ruimschoots toe kwam stil by het werken en streven van de Nederlandsche Gustaaf-Adolf Vereeniging, ter ondersteuning van Protestanten, overal, waar dezen steun noodig hebben, voor hunne kerken, enz. Schatten gelde vanwege die Vereeniging zyn reeds nuttig besteed. Na eene koraalouverture van J. C. Boers voor koor en orkest werd de schoone, plech tige feestviering, welke zich, ondanks het byeenzyn van zoo talloos velen, kenmerkte door eene voorbeeldige orde, gesloten met het indrukwekkende gezang door de gansche schare, die zich daartoe van hare zitplaatsen verhief, van Psalm 72 vs. 11: „Zyn naam moet eeuwig eer ontvangen l" By deze gelegenheid vestigen wy tevens de aandacht op het tydschrift: „Gustaaf Adolf", bevattende tafereelen en berichten uit de ge schiedenis der Protestantsche Kerk in onze dagen. Het wordt uitgegeven door en ten voordeele van de Nederlandsche Gustaaf-Adolf- Vereeniging en verschynt by den heer G. Los, alhier. Het brengt ons op de hoogte van wat er door de Vereeniging gedaan wordt en wat er zoo al voorvalt, enz. Hedenmiddag ontvingen wy per Neder landsche mail de Bataviasche bladen van 9 tot en met 13 November, welke echter nog niet veel nader Lombok-nieuws bevatten, omdat Tjakra Negara nog niet veroverd was. Wel wordt er by voortduring melding ge maakt van de verschrikkeiyke regens, welke er vielen. Wy ontvingen heden ƒ9.25 vandeLeidsche Dilettantenclub voor het Nationaal Fonds in Den Haag, welk bedrag door ons is opgezonden. Door het bestuur der Nederlandsche Juristen vereeniging zyn als onderwerpen ter behandeling op de algemeene vergadering van Augustus 1895, te 's-Hertogenbosch, gekozen: lo. „Behoort de competentie van den kanton- rechter in burgeriyke zaken te worden uitge breid, met wyziging, voor zooveel noodig, van zyn verderen werkkring?" Praeadviseursmr. J. G. Vogel, te Amsterdam, en prof. mr. S. J. Fockema Andrew, te Leiden. 2o. „Is wyziging en aanvulling van onze wetgeving noodig met betrekking tot het over treden van de strafwet door jeugdige personen en in welken zin?" Praeadviseurs: Jhr. mr. A. J. Rethaan Macaré, te Haarlem, en mr. H. J. Karsten, te 's-Gravenhage. D8. G. H. Wagenaar, te Aalsmeer, heeft het beroep naar Leeuwarden aangenomen. Burgemeester en Wethouders der ge meente Zegwaard geven kennis aan belang hebbenden, dat krachtens art. 33 der ver ordening op de brandweer in die gemeente, op Woensdag, Donderdag en Vrydag 19, 20 en 21 dezer maand de gewone schouw zal worden gedreven over alle scboorsteenen, ovens, fornuizen, smidsen, eesten, stook plaatsen en rookgeieidiugen, zoomede over alle magazynen en bewaarplaatsen van brand stoffen of petroleum en andere licht brand bare of voor broeiing of zelfontbranding vat bare stoffen. Een ieder wordt aangemaand, te zorgen dat bovenvermelde inrichtingen aan do voor schriften der aangehaalde verordening voldoen en behoorlyk ter bezichtiging zyn. De inschryving voor de nationale militie voor de manneiyke ingezetenen, geboren in het jaar 1876, zal worden opengesteld in de maand Januari 1895. Ter gemeente secretarie van Zoeterwoude zal daartoe meer bepaald do gelegenheid zyn opengesteld op 7 Januari 1895, des voormid dags te 9 uren; voor de elders geborenen onder overlegging van een extract geboorte register. Te Zegwaard zal voor hetzelfde doel worden zitting gehouden op Woensdag 16 Januari, van 4 tot 6 uren. Voor die inschryving zal te Voorschoten zitting worden gehouden Maandag 14 Januari, '8 morgens van 10 12 uren, tor gemeente secretarie. Beroepen is by de Geref. kerk te Den Helder de heer J. Breukelaar, predikant te Bodegrave. Op de 228te lyst van de 16de jaarcol- lecto voor de Scholen met den Bybel in „De Standaard" komen o. a. voor: Nieuw-Vennep met Abbenes, met 202,35; Zoeterwoude mot Noordbuurt, Miening, Westeind, Weipoort en Gelder8woude, met 20Warmond (Herv. kerk.), met f 34.65. Het totaal van 550 loc. comités bedraagt f 75,843.47. Er volgen vermoedeiyk nog twee lysten. By de voortzetting in de Tweede Kamer van de behandeling van het hoofdstuk Bin nenlandsche Zaken voor 1895 beantwoordt de minister Van Houten de Friesche sprekers, die op een ruimer subsidie voor de noodlydende Friesche gemeenten aandrongen. De Minister zeide dat het hier geldt het toepassen van een maatregel, door de vorige regeering voorgesteld en door de Kamer goed gekeurd. By zyn optreden vond de minister den finantiêelen toestand van vele Friesche gemeenten weer even treurig, zoo niet treu riger dan voor de invoering van de Ryks- bydrage. Moest de minister nu op den door zyn voorganger ingeslagen weg voortgaan? Ziedaar eene moeilyke vraag. Waar inderdaad de hoofdelyke omslag als het ware tot een fixum is gestegen en niet hooger opgevoerd kan worden, moet de Eyk6bydrage wel als sluitpost dienen, wat men daar ook tegen moge aanvoeren. Van onbillykheid tegenover de Friesche gemeenten is zeker geen sprake, want byna de geheele post voor subsidién gaat naar de Friesche gemeenten. Gaarne geeft de minister toe, dat de hoof delyke omslag in Friesland hoog is, maar dat is in vele plaatsen buiten Friesland ook het geval. Eu niet alleen armenzorg en onderwys zyn daarvan oorzaak, maar ook het onderhoud van vele wegen, vroeger by waterschappen, thans by de gemeenten in beheer. Wat de armenzorg betreft, zooals die in Friesland wordt toegepast, zal overwogen worden, of die aan de gemeentebesturen moet worden overgelaten. De minister moet echter waarschuwen tegen te groote verwachting van eene radicale her ziening der gemeente-flnanciön. Harde verwyten werden hier gericht tot het Ryksbestuur, maar de minister moet toch opmerken, dat die niet verdiend waren. De groote hoofdfout zit hem hier, dat de armen zorg in Friesland zich veel verder uitstrekt dan art. 2 der Armenwet eischt. Met genoegen heeft de Regeering gezien, dat de Kamer in deze aangelegenheid do politiek der Regeering deelt en geene verlaging van den post heeft voorgesteld. De heer Lieftinck vindt in het debat van de laatste dagen aanleiding tot den uitroep: een ministerie ad hoe en eene Kamer ad omnia. Immers zy staat voor een Uil van vraagstukken, die oplossing vereischen. Met zekere verwon dering heeft spreker in de stukken den ge- dachtongang gevolgd van dezen minister van binneulandsche zaken, vroeger als lid hier zoo logisch, doch wiens logica hem thans schynt te begeven. De minister zegt, de gemeenten in Friesland kunnen meor betalen, want zy hebben vroeger meer betaald. Maar heeft de minister dan voorbygezien dat door vertrek der meer gegoeden de inkomsten der gemeente verminderd zyn? De minister zegt: Friesland krygt byna de geheele bydrage. Maar wat zegt dat? Men kan de geheele bydrage geven en toch niet genoeg. De Friesche gemeenten zyn uitge knepen en daarmede is de levenskracht er uit. Spr. wil geen hoogeren post voorstellen. De minister zou dit toch niet willen uitvoeren. De ministe-.Ik zou 't aan anderen over laten. De heer Lieftinck: Daar is wel w&t voor te zeggen. Maar daar zyn de gemeen ten niet mee geholpen. Beter ware 't hen te steunen dan 10 millioen voor gewerer. uit te geven aan schutters, die niet schieten kunnen. De heer T. Mackay schryft den achter uitgang van vele Friesche gemeenten toe aan het drankmisbruik, waardoor de bevol king verarmt. Niet alleen is dit het geval in Friesland, maar door het geheele ryk neemt het drankmisbruik toe, waardoor milli- oenen worden geabsorbeerd. De Voorzitter doet opmerken, dat de heer Mackay buiten de orde is. De beraadslaging over dit onderwerp wordt gesloten. By de afdeeling Medische politie gaf de minister te kennen, dat van prof Spronck en den heer Wirtz, directeur der Veeartseny- kimdige school te Utrecht, by den minister zyu ingekomen aanvragen om ondersteuning voor de bereiding en aflevering van het serum tegen diphtherie. De minister acht het echter niet noodig die aanvragen te bewilligen. Voor de bereiding met wetenschappelyke doeleinden zyn gelden op de begrooting uitgetrokken en wat de aflevering van het middel van particulieren aangaat, daar kan de regeering zich niet rechtstreeks mede inlaten; doch genoemde heeren, als ryksambtenaren, zyn bevoegd daarvoor particuliere giften in ont vangst te nemen, om met behulp daarvan particulieren kosteloos te helpen. By deze afdeeling werd de voortzetting van het debat verdaagd tot heden. Amendementen. De heer Kerdyk heeft voorgesteld art. 91 te verminderen met f 15,000, met de bedoeling om vooralsnog niet te doen overgaan tot den voorgenomen verbouw van de Staten Kamer (universiteit Utrecht), en voorts om art. 94 te verminderen met ƒ10,000 en alzoo de uitbreiding van de bibliotheek (universiteit Groningen), zooals dio is ontworpen, vooralsnog niei te doen plaats hebben. - De Koningin-Regentes woondo gister avond in het Geb. v. K. en W. te 's-Graven hage een gedeelte by van het tweodo Diligentia-concert, onder leiding van Richard Hol. De pianist Eugène d' Al bert, die tot do uitvoerenden behoorde, dirigeerde tydons het bezoek van H M. hei voorspel van zyne opera „Der Rubin". - De heer C. E. M. Plemp, notaris to Rotterdam, herdenkt heden den dag, waarop hy vóór 30 jaar in die betrekking werd benoemd. - De heer Niemantsverdriet, gewezen secretaris en ontvanger te Klaaswaal, heeft zich met een adres tot H. M. do Koningin- Regentes gewend, inhoudende het verzoek om het Raadsbesluit, waarby hem ongevraagd ontslag verleend werd, alsnog te vernietigen. 82) Kwamen zy dan 's middags aan tafel, of tegen den avond weer te voorschyn, o, hoe ▼erheugde zy zich dan vaak in stilte er over, dat zy haar, by dag althans, ongestoord in rust en vrede lieten leven. Zy vond altyd dien toestand den aangenaamsten, waarin zy zich op het oogenblik niet bevond. Zy had eene ernstige poging gedaan om Elch meer aan Gravin Fedora gelegen te laten, maar op de wonderbaariyke zelfgenoeg zaamheid der oude dame leed elke betuiging van vriendschap en toewyding op treurige wyze Bchipbreuk. Zy, Fedora, had geene behoefte aan menschen, noch aan genegenheid, aan ▼ertrouwen of toewyding meer. Over eene vraag moest "Walburga gedurig flenken: over de quaestie wat Victor Beheim toch wel was of wilde worden? Als doctor ln de philosophie zonder beroep kon een «nan niet leven; dit begreep zy; ook niet al 1b hy ryk, zooals Victor scheen te zyn. Hy was er volstrekt niet naar om een nutteloos bestaan te leiden en eenvoudig zyne renten /te verteren. Hy niet, met zyne kundigheden, met zyn helder hoofd, met zyn fier en edel karakter en zyne wel manneiyk besliste, maar toch onbe8chryflyk beminnelyke manieren bd met de opsomming van Beheims deug den was haar loflied nog lang niet uitgezon- |jen! Neen, hy zou stellig er op bedacht zyn een degelyken werkkring voor zich te schep pen. Waarschynlyk zou hy zich wel als privaat docent in de eene of andere groote, interes sante stad vestigen, in eene universiteitsstad by voorkeur. Daar zou hy over niet al te langen tyd tot professor worden benoemd en eene eervolle, aangename plaats in de ge leerde wereld bekleeden. Of misschien lachte hem het plan nog meer toe om als op zich- zeiven staand, onafhankeiyk geleerde weten schappelyke boeken te schryven, die dan natuurlyk opgang zouden maken en zyn naam beroemd doen worden, hier en in den vreemde. Een onverklaarbaar gevoel, misschien de vrees onbescheiden te lyken in zyne oogen, hield by haar de eenvoudige vraag Baar zyne plannen voor de toekomst terug. Blykbaar zweeg hy er opzetteiyk over. Daar zou hy zeker zyne redenen wel voor hebben; mis schien stak er iets geheimzinnigs achter. wie kon het weten? En Walburga beefde reeds by de gedachte aan die akelige geheim zinnigheid alleen. Als Victor Beheim eens een blik in dat jonge hoofdje had kunnen slaan, dan zou hy niet alleen kleine sporen van onverstandige gedachten daarin hebben ontdekt, maar eene geheele menigte van dwaasheden, die hy er voor nog zooveel niet in zou hebben willen missen, bewyzen als zy waren voor eene krachtige, onbedorven en ongerepte oorspron- keiykheid. Eindeiyk kwam er een Zondag; toen werd er niet gecyferd of gewerkt en de heeren waren den geheelen dag op Rakitsch ge bleven. Als een kind had Walburga zich reeds van te voren hierop verheugd. Maar nu was deze dag een zeer, zeer lange dag en er gebeurde hoegenaamd niets byzonders. Walburga had zich toch vaat in haar hoofdje gesteld, dat deze Zondag iets geheel buiten gewoons zou opleveren; het moest een feest dag worden, die zyn geiyke in haar leven niet had gezien, meende zy. Na het eten zat men voor het hoerenhuis onder de boomen. Walburga zat met eene vaart, waarin iets van gekwetste ydelheid scheen te liggen, aan een wollen doek, voor eene arme vrouw, die op Rakitsch het genade brood at, te haken. Van tyd tot tyd hield zy even op, om voor Gerd of Beheim koffie in de geledigde kopjes te schenken, of Fedora de sjaal om de schouders te leggen, die ge durig van de dikke dame afgleed, daar de gladde zyden japon geen weerstand bood. De stemming was by geen van allen zeer opgewekt. Gerd verwenschte zyne ellendige onbe dachtzaamheid, die hem had doen vergeten mynheer Von Bolinsky uit te noodigen, zoo als zyn plan was geweest, om niet op zulk eene benauwende wyze den „overtolligen derden man" by Walburga en Beheim alleen te moeten spelen. Want dat zou straks er van komen, als Fedora, die met Gerd eene party dam speelde, naar hare kamers zou zyn gegaan. Die goede, oude dame wierp telkens verlangende blikken naar de gang, waar de huisklok nu toch wel eindeiyk hare zes slagen zou doen hooren. Zondags achtte zy zich uit een zekeren, vor- meiyken eerbied voor Rakitsch verplicht, een poosje langer dan op de weekdagen in den kring der huisgenooten te toeven. Beheim rookte sigaren; hy maakte zich boos op de zwygende en hakende Walburga en zat er over te denken, hoe men toch den avond van dezen eindeloozen Zondag eenigs- zins aangenamer en gezelüger zou kunnen maken. Hy had er zich ook op ver heugd en nu. Gerd stelde een rytoer voor. „Maar, oom, u is er altyd zoo op uit om don koetsier zyn vryen Zondag geheel te gunnen", zeide Walburga. „Och, wy zouden even by Bolinsky kunnen aanryden; ik moet hem toch spreken", her nam Gerd. „Wat heb jy met Bolinsky uit te staan?" kwam tante Fedora er nieuwsgierig tusschen in. „Hy, de pachter der domeinen Einhaus en graaf Borsky zullen als taxateurs den ver- koopprys van Zembowitsch bepalen." Walburga's hart begon te kloppen. Dus aan een in bezit nemen van het landgoed door hare moeder scheen volstrekt niet meer te worden gedacht. Fedora had eigeniyk eenvoudig gevraagd uit nieuwsgierigheid en om tegen hare slape righeid te stryden; het antwoord kon haar geen greintje schelen. Maar Gerd, die by iedereen, die hem iets vroeg, op belangstelling rekende, vervolgde: „De schuld is tot een bedrag van zeven maal honderd en vyftigduizend mark aan gegroeid (de vyftigduizend aan Löwenstein waren er nog by gekomen), het huisraad is geheel verwaarloosd en Walburga liet een kreet van schrik booren en de viytige handen vielen op haren schoot. Zy had hoegenaamd geen begrip van geld; en zy was er van overtuigd, dat iemand., die tien of twiniigduizend mark haar kon lafen zien als zyn eigendom, ontzettend ryk was. Hoe eene familie, die een landgoed bezat, zulk eene vreeselyke som aan schulden kon heb ben, was voor haar als een sprookje. „En die al die duizenden mark zou moeder verplicht zyn te betalen, als zy Zem bowitsch aanneemt?" vroeg zy. Gerd en Victor begonnen harteiyk te lachen. „U behoeft my niet uit te lachen", zeide zy boos tegen Victor. „Als de taxateurs van oordeel zyn, dat wy zoo- en zooveel, of misschien iets daarboven, voor Zembowitsch als koopprys mooten vragen, dan zal een kooper, die reeds de voorkeur verzocht heeft, het overnemen, en het is niet onmogelyk, dat er voor je moeder nog eene kleine som vau zal overschieten. Vinden die heeren echter, dat geen verstandig mensch zooveel voor die treurig in verval geraakte bezitting geven kan, zonder zichzelf te grondo te richten, dan moet je moeder weigeren do erfenis te aanvaarden. Zembowitsch komt dan in de massa voor de schuldeischers en do laatste der hypotheekhouders zal er aan blyven hangen. Overmorgen zal de termyn voor vrye overdracht zyn afgeloopen; dus moet de zaak dan beslist worden.'' Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1