N°. 10630.
"Vrijdag ±4 December.
A0. 1894.
<§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 13 December.
Feuilleton.
EENE HELDIN.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COURAET:
Voor Leiden per 8 maanden. f 1.10-
Franco per poeti1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRUS DER ADVERTENTEËN:
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grooterc
letters naar plaatsruimte. Voor het ineasseeren buiten de stad
wordt f 0.06 berekend.
Offleiëele ILüuniMIfOvinti""-
Borgemeeeter en Wethondere van Leiden
Gezien art. 8, lete alinea, der wet van den 2den
Jnni 1876 (8taatablad No. 95), tot regeling van het
loezioht b$ het opriohten van inrichtingen, welke
gevaar, echade of binder knnnen veroorzaken;
Brengen bjj deze ter algemeene kennia dat door
ben op heden vergunning le verleend aan N VAN
DEN HEUVEL en nohtverkrijgenden t-ot bet opriohten
van eene emederg in het perceel Wielmakere-
ateeg No. 1
•borgbciJwwter en WethouderB voornoomd
t.-.den, F WAS. Bnrgemeeeter.
Ie Deo. 1894. E. KIST, Secretarie
In de Stadszaal alhier had gisteravond de
feestviering plaats van de Nederlandsche
Gustaaf-Adolf-Vereeniging, welke hier werd
opgericht en waarvan te Leiden bet hoofd
bestuur is gevestigd, by gelegenheid van den
800-jarigen gedenkdag der geooorte van
Gustaaf Adolf, der Zweden dappereD koning.
De groote zaal en het balkon waren gebeel
bezet; geen wonder voorzeker, in aanmerking
genomen het feit, dat de toegangskaarten a!
xeer spoedig waren uitverkocht. "Ware er dus
nóg meer plaats geweest, het getal der op
gekomenen had een nóg hooger cijfer bereikt.
De voorzitter van het hoofdbestuur der
Nederlandsche Gustaaf-Adolf Vereeniging, dr.
H. G. Hagen, predikant alhier, opende de
feestviering met er aan te herinneren op
boevele plaatsen in Zweden en Duitscblano
niet alleen, maar ook iD Nederland het feit
▼an den 300 jarigen gedenkdag der geboorte
van den held uit de geschiedenis van bet
Protestantisme reeds werd herdacht en boe
ook wy nu stonden aan het begin eener feest
▼lering tor eere van dien Zwederikoning, wiens
naam in deze dagen op zooveler lippen zweefde.
Na een welkom, in het bijzonder aan de
afgevaardigden, van elders herwaarts geko
men, sprak hy het uit, dat hy in onze dagen
▼ooral zoo'n herinnering, gepaard gaande met
eene waardige feestviering, nuttig en noodig
achtte, en hy hoopte dat iedereen van deze
feestviering een diepen, heiligen indruk zou
medenemen; d&n was het beoogde doel bereikt.
Nauwelyks had dr. Hagen zyn openings
woord uitgesproken, of daar klonk plechtig
on opwekkend Otto Nicolal's feestouverture
over het koraal „Ein feste Burg i6t unser Gott."
Dat was een schoon begin van het koor van
ruim 180 zangeressen en zangers, die zich
welwillend geschaard hadden onder do leiding
▼an den heer Jan G. Striening; van het
flink bezette orkest, waarby een prachtig
klinkend vocalion-orgel, bereidwillig afgestaan
door den beer C. C. Bender en bespeeld door
den heer Tb. Enderlé, en een vleugel, bespeeld
door den heer J. J. Yan Amerom.
Na de met onverdeelde aandacht gevolgde
uitvoering van deze ouverture, welke nog veel
▼oor het verdere van den avond deed ver
wachten, ving dr. J. Th. De Visser, predikant
te Amsterdam, zyne feestrede aan, welke hy
zóó duideiyk uitsprak, dat hy alom in de zaal
gemakkeiyk was te volgen. Hy wees o. m. op
bet feit der algemeene dankbaarheid van de
Protestantsche wereld aan Gustaaf Adolf, den
■tryder voor het Protestantsch geloof, den
held, die voor dat geloof sneuvelde. Hij schetste
ons hem van het hoofd tot de voeten, als
mensch, in zyne humaniteit, in zyne vroom
heid en zyn vertrouwen op God, als redder
van den Protestantsch en godsdienst, als neld
op het slagveld. Hy stelde hem ons voor als
een navolgenswaardig voorbeeld en wekte ten
6lotte een ieder op om werkzaam te zyn aan
den bouw van het groote Godsgebouw.
Weldra klonken nu de tonen van Mendels
sohns welbekenden 96sten Psalm en de ver
wachtingen omtrent de uitvoerenden, door
het eerste nummer opgewekt, werden geens
zins beschaamd. Wy zyn er van overtuigd dat
hier niet gezongen en begeleid werd om
critiek uit te lokken, maar dat neemt met
weg dat er geprezen mag worden, en over
het algemeen werd lof verdiend, èn door de
solisten, die inderdaad zich op waardige wyze
kweten van de taak, vrywillig op zich ge
nomen, èn door het koor als geheel, alsmede
door het orkest, waaronder ook begrepen
zyn het orgel en de vleugel-piano.
De heer Jan G. Striening legde eer in met
de schare, door hem aangevoerd; het bleek
dat hy een goed dirigent is, van wien kracht
en bezieling uitgaat. Hy heeft met hen, die
zich voor dezen avond aan zyne leiding toe
vertrouwden, in korten tyd iets goeds weten
tot stand te brengen en daardoor aanspraak
gemaakt op de dankbaarheid van allen, die ge
noten van den heerlyken, zielverheffenden zang
en de welluidende, schoone, het gehoor stree-
lende muziek.
Dr. Hagen sprak het slotwoord en vergat
niet allen dank te betuigen, die dezen avond
tot een waren feestavond hadden gemaakt,
(ook hem, die voor de planten versiering op
het platform had gezorgd) waarvan do diepe
indruk niet spoedig zal zyn uitgewischt.
Tevens stond hy, evenals dr. De Visser gedaan
had, wien hy begrypelykerwyze ook den
dank bracht, die hem zoo ruimschoots toe
kwam stil by het werken en streven van
de Nederlandsche Gustaaf-Adolf Vereeniging,
ter ondersteuning van Protestanten, overal,
waar dezen steun noodig hebben, voor hunne
kerken, enz. Schatten gelde vanwege die
Vereeniging zyn reeds nuttig besteed.
Na eene koraalouverture van J. C. Boers
voor koor en orkest werd de schoone, plech
tige feestviering, welke zich, ondanks het
byeenzyn van zoo talloos velen, kenmerkte
door eene voorbeeldige orde, gesloten met het
indrukwekkende gezang door de gansche
schare, die zich daartoe van hare zitplaatsen
verhief, van Psalm 72 vs. 11: „Zyn naam
moet eeuwig eer ontvangen l"
By deze gelegenheid vestigen wy tevens de
aandacht op het tydschrift: „Gustaaf Adolf",
bevattende tafereelen en berichten uit de ge
schiedenis der Protestantsche Kerk in onze
dagen. Het wordt uitgegeven door en ten
voordeele van de Nederlandsche Gustaaf-Adolf-
Vereeniging en verschynt by den heer G. Los,
alhier. Het brengt ons op de hoogte van wat
er door de Vereeniging gedaan wordt en wat
er zoo al voorvalt, enz.
Hedenmiddag ontvingen wy per Neder
landsche mail de Bataviasche bladen van 9
tot en met 13 November, welke echter nog
niet veel nader Lombok-nieuws bevatten,
omdat Tjakra Negara nog niet veroverd was.
Wel wordt er by voortduring melding ge
maakt van de verschrikkeiyke regens, welke
er vielen.
Wy ontvingen heden ƒ9.25 vandeLeidsche
Dilettantenclub voor het Nationaal Fonds in
Den Haag, welk bedrag door ons is opgezonden.
Door het bestuur der Nederlandsche
Juristen vereeniging zyn als onderwerpen ter
behandeling op de algemeene vergadering van
Augustus 1895, te 's-Hertogenbosch, gekozen:
lo. „Behoort de competentie van den kanton-
rechter in burgeriyke zaken te worden uitge
breid, met wyziging, voor zooveel noodig, van
zyn verderen werkkring?" Praeadviseursmr.
J. G. Vogel, te Amsterdam, en prof. mr. S. J.
Fockema Andrew, te Leiden.
2o. „Is wyziging en aanvulling van onze
wetgeving noodig met betrekking tot het over
treden van de strafwet door jeugdige personen
en in welken zin?" Praeadviseurs: Jhr. mr.
A. J. Rethaan Macaré, te Haarlem, en mr.
H. J. Karsten, te 's-Gravenhage.
D8. G. H. Wagenaar, te Aalsmeer, heeft
het beroep naar Leeuwarden aangenomen.
Burgemeester en Wethouders der ge
meente Zegwaard geven kennis aan belang
hebbenden, dat krachtens art. 33 der ver
ordening op de brandweer in die gemeente,
op Woensdag, Donderdag en Vrydag 19, 20
en 21 dezer maand de gewone schouw zal
worden gedreven over alle scboorsteenen,
ovens, fornuizen, smidsen, eesten, stook
plaatsen en rookgeieidiugen, zoomede over
alle magazynen en bewaarplaatsen van brand
stoffen of petroleum en andere licht brand
bare of voor broeiing of zelfontbranding vat
bare stoffen.
Een ieder wordt aangemaand, te zorgen
dat bovenvermelde inrichtingen aan do voor
schriften der aangehaalde verordening voldoen
en behoorlyk ter bezichtiging zyn.
De inschryving voor de nationale militie
voor de manneiyke ingezetenen, geboren in
het jaar 1876, zal worden opengesteld in de
maand Januari 1895.
Ter gemeente secretarie van Zoeterwoude
zal daartoe meer bepaald do gelegenheid zyn
opengesteld op 7 Januari 1895, des voormid
dags te 9 uren; voor de elders geborenen
onder overlegging van een extract geboorte
register.
Te Zegwaard zal voor hetzelfde doel worden
zitting gehouden op Woensdag 16 Januari,
van 4 tot 6 uren.
Voor die inschryving zal te Voorschoten
zitting worden gehouden Maandag 14 Januari,
'8 morgens van 10 12 uren, tor gemeente
secretarie.
Beroepen is by de Geref. kerk te Den
Helder de heer J. Breukelaar, predikant te
Bodegrave.
Op de 228te lyst van de 16de jaarcol-
lecto voor de Scholen met den Bybel in „De
Standaard" komen o. a. voor: Nieuw-Vennep
met Abbenes, met 202,35; Zoeterwoude mot
Noordbuurt, Miening, Westeind, Weipoort en
Gelder8woude, met 20Warmond (Herv.
kerk.), met f 34.65. Het totaal van 550 loc.
comités bedraagt f 75,843.47.
Er volgen vermoedeiyk nog twee lysten.
By de voortzetting in de Tweede Kamer
van de behandeling van het hoofdstuk Bin
nenlandsche Zaken voor 1895 beantwoordt de
minister Van Houten de Friesche sprekers,
die op een ruimer subsidie voor de noodlydende
Friesche gemeenten aandrongen.
De Minister zeide dat het hier geldt het
toepassen van een maatregel, door de vorige
regeering voorgesteld en door de Kamer goed
gekeurd. By zyn optreden vond de minister
den finantiêelen toestand van vele Friesche
gemeenten weer even treurig, zoo niet treu
riger dan voor de invoering van de Ryks-
bydrage. Moest de minister nu op den door
zyn voorganger ingeslagen weg voortgaan?
Ziedaar eene moeilyke vraag. Waar inderdaad
de hoofdelyke omslag als het ware tot een
fixum is gestegen en niet hooger opgevoerd
kan worden, moet de Eyk6bydrage wel als
sluitpost dienen, wat men daar ook tegen
moge aanvoeren. Van onbillykheid tegenover
de Friesche gemeenten is zeker geen sprake,
want byna de geheele post voor subsidién
gaat naar de Friesche gemeenten.
Gaarne geeft de minister toe, dat de hoof
delyke omslag in Friesland hoog is, maar dat
is in vele plaatsen buiten Friesland ook het
geval. Eu niet alleen armenzorg en onderwys
zyn daarvan oorzaak, maar ook het onderhoud
van vele wegen, vroeger by waterschappen,
thans by de gemeenten in beheer. Wat de
armenzorg betreft, zooals die in Friesland
wordt toegepast, zal overwogen worden, of
die aan de gemeentebesturen moet worden
overgelaten.
De minister moet echter waarschuwen tegen
te groote verwachting van eene radicale her
ziening der gemeente-flnanciön.
Harde verwyten werden hier gericht tot het
Ryksbestuur, maar de minister moet toch
opmerken, dat die niet verdiend waren. De
groote hoofdfout zit hem hier, dat de armen
zorg in Friesland zich veel verder uitstrekt
dan art. 2 der Armenwet eischt. Met genoegen
heeft de Regeering gezien, dat de Kamer in
deze aangelegenheid do politiek der Regeering
deelt en geene verlaging van den post heeft
voorgesteld.
De heer Lieftinck vindt in het debat van
de laatste dagen aanleiding tot den uitroep:
een ministerie ad hoe en eene Kamer ad omnia.
Immers zy staat voor een Uil van vraagstukken,
die oplossing vereischen. Met zekere verwon
dering heeft spreker in de stukken den ge-
dachtongang gevolgd van dezen minister van
binneulandsche zaken, vroeger als lid hier zoo
logisch, doch wiens logica hem thans schynt
te begeven.
De minister zegt, de gemeenten in Friesland
kunnen meor betalen, want zy hebben vroeger
meer betaald.
Maar heeft de minister dan voorbygezien
dat door vertrek der meer gegoeden de
inkomsten der gemeente verminderd zyn?
De minister zegt: Friesland krygt byna de
geheele bydrage. Maar wat zegt dat? Men
kan de geheele bydrage geven en toch niet
genoeg. De Friesche gemeenten zyn uitge
knepen en daarmede is de levenskracht er
uit. Spr. wil geen hoogeren post voorstellen.
De minister zou dit toch niet willen uitvoeren.
De ministe-.Ik zou 't aan anderen over
laten.
De heer Lieftinck: Daar is wel w&t
voor te zeggen. Maar daar zyn de gemeen
ten niet mee geholpen. Beter ware 't hen
te steunen dan 10 millioen voor gewerer.
uit te geven aan schutters, die niet schieten
kunnen.
De heer T. Mackay schryft den achter
uitgang van vele Friesche gemeenten toe
aan het drankmisbruik, waardoor de bevol
king verarmt. Niet alleen is dit het geval
in Friesland, maar door het geheele ryk
neemt het drankmisbruik toe, waardoor milli-
oenen worden geabsorbeerd.
De Voorzitter doet opmerken, dat de heer
Mackay buiten de orde is.
De beraadslaging over dit onderwerp wordt
gesloten.
By de afdeeling Medische politie gaf de
minister te kennen, dat van prof Spronck
en den heer Wirtz, directeur der Veeartseny-
kimdige school te Utrecht, by den minister
zyu ingekomen aanvragen om ondersteuning
voor de bereiding en aflevering van het serum
tegen diphtherie. De minister acht het echter
niet noodig die aanvragen te bewilligen. Voor
de bereiding met wetenschappelyke doeleinden
zyn gelden op de begrooting uitgetrokken
en wat de aflevering van het middel van
particulieren aangaat, daar kan de regeering
zich niet rechtstreeks mede inlaten; doch
genoemde heeren, als ryksambtenaren, zyn
bevoegd daarvoor particuliere giften in ont
vangst te nemen, om met behulp daarvan
particulieren kosteloos te helpen.
By deze afdeeling werd de voortzetting van
het debat verdaagd tot heden.
Amendementen. De heer Kerdyk heeft
voorgesteld art. 91 te verminderen met
f 15,000, met de bedoeling om vooralsnog
niet te doen overgaan tot den voorgenomen
verbouw van de Staten Kamer (universiteit
Utrecht), en voorts om art. 94 te verminderen
met ƒ10,000 en alzoo de uitbreiding van de
bibliotheek (universiteit Groningen), zooals dio
is ontworpen, vooralsnog niei te doen plaats
hebben.
- De Koningin-Regentes woondo gister
avond in het Geb. v. K. en W. te 's-Graven
hage een gedeelte by van het tweodo
Diligentia-concert, onder leiding van Richard
Hol. De pianist Eugène d' Al bert, die tot do
uitvoerenden behoorde, dirigeerde tydons het
bezoek van H M. hei voorspel van zyne opera
„Der Rubin".
- De heer C. E. M. Plemp, notaris to
Rotterdam, herdenkt heden den dag, waarop
hy vóór 30 jaar in die betrekking werd
benoemd.
- De heer Niemantsverdriet, gewezen
secretaris en ontvanger te Klaaswaal, heeft
zich met een adres tot H. M. do Koningin-
Regentes gewend, inhoudende het verzoek
om het Raadsbesluit, waarby hem ongevraagd
ontslag verleend werd, alsnog te vernietigen.
82)
Kwamen zy dan 's middags aan tafel, of
tegen den avond weer te voorschyn, o, hoe
▼erheugde zy zich dan vaak in stilte er over,
dat zy haar, by dag althans, ongestoord in
rust en vrede lieten leven. Zy vond altyd dien
toestand den aangenaamsten, waarin zy zich
op het oogenblik niet bevond.
Zy had eene ernstige poging gedaan om
Elch meer aan Gravin Fedora gelegen te
laten, maar op de wonderbaariyke zelfgenoeg
zaamheid der oude dame leed elke betuiging van
vriendschap en toewyding op treurige wyze
Bchipbreuk. Zy, Fedora, had geene behoefte
aan menschen, noch aan genegenheid, aan
▼ertrouwen of toewyding meer.
Over eene vraag moest "Walburga gedurig
flenken: over de quaestie wat Victor Beheim
toch wel was of wilde worden? Als doctor
ln de philosophie zonder beroep kon een
«nan niet leven; dit begreep zy; ook niet al
1b hy ryk, zooals Victor scheen te zyn. Hy
was er volstrekt niet naar om een nutteloos
bestaan te leiden en eenvoudig zyne renten
/te verteren. Hy niet, met zyne kundigheden,
met zyn helder hoofd, met zyn fier en edel
karakter en zyne wel manneiyk besliste, maar
toch onbe8chryflyk beminnelyke manieren
bd met de opsomming van Beheims deug
den was haar loflied nog lang niet uitgezon-
|jen! Neen, hy zou stellig er op bedacht zyn
een degelyken werkkring voor zich te schep
pen. Waarschynlyk zou hy zich wel als privaat
docent in de eene of andere groote, interes
sante stad vestigen, in eene universiteitsstad
by voorkeur. Daar zou hy over niet al te
langen tyd tot professor worden benoemd en
eene eervolle, aangename plaats in de ge
leerde wereld bekleeden. Of misschien lachte
hem het plan nog meer toe om als op zich-
zeiven staand, onafhankeiyk geleerde weten
schappelyke boeken te schryven, die dan
natuurlyk opgang zouden maken en zyn naam
beroemd doen worden, hier en in den vreemde.
Een onverklaarbaar gevoel, misschien de vrees
onbescheiden te lyken in zyne oogen, hield
by haar de eenvoudige vraag Baar zyne
plannen voor de toekomst terug. Blykbaar
zweeg hy er opzetteiyk over. Daar zou hy
zeker zyne redenen wel voor hebben; mis
schien stak er iets geheimzinnigs achter.
wie kon het weten? En Walburga beefde
reeds by de gedachte aan die akelige geheim
zinnigheid alleen.
Als Victor Beheim eens een blik in dat
jonge hoofdje had kunnen slaan, dan zou hy
niet alleen kleine sporen van onverstandige
gedachten daarin hebben ontdekt, maar eene
geheele menigte van dwaasheden, die hy er
voor nog zooveel niet in zou hebben willen
missen, bewyzen als zy waren voor eene
krachtige, onbedorven en ongerepte oorspron-
keiykheid.
Eindeiyk kwam er een Zondag; toen werd
er niet gecyferd of gewerkt en de heeren
waren den geheelen dag op Rakitsch ge
bleven. Als een kind had Walburga zich
reeds van te voren hierop verheugd. Maar
nu was deze dag een zeer, zeer lange dag
en er gebeurde hoegenaamd niets byzonders.
Walburga had zich toch vaat in haar hoofdje
gesteld, dat deze Zondag iets geheel buiten
gewoons zou opleveren; het moest een feest
dag worden, die zyn geiyke in haar leven
niet had gezien, meende zy.
Na het eten zat men voor het hoerenhuis
onder de boomen. Walburga zat met eene
vaart, waarin iets van gekwetste ydelheid
scheen te liggen, aan een wollen doek, voor
eene arme vrouw, die op Rakitsch het genade
brood at, te haken. Van tyd tot tyd hield
zy even op, om voor Gerd of Beheim koffie
in de geledigde kopjes te schenken, of Fedora
de sjaal om de schouders te leggen, die ge
durig van de dikke dame afgleed, daar de
gladde zyden japon geen weerstand bood.
De stemming was by geen van allen zeer
opgewekt.
Gerd verwenschte zyne ellendige onbe
dachtzaamheid, die hem had doen vergeten
mynheer Von Bolinsky uit te noodigen, zoo
als zyn plan was geweest, om niet op zulk
eene benauwende wyze den „overtolligen
derden man" by Walburga en Beheim alleen
te moeten spelen.
Want dat zou straks er van komen, als
Fedora, die met Gerd eene party dam speelde,
naar hare kamers zou zyn gegaan. Die goede,
oude dame wierp telkens verlangende blikken
naar de gang, waar de huisklok nu toch wel
eindeiyk hare zes slagen zou doen hooren.
Zondags achtte zy zich uit een zekeren, vor-
meiyken eerbied voor Rakitsch verplicht, een
poosje langer dan op de weekdagen in den
kring der huisgenooten te toeven.
Beheim rookte sigaren; hy maakte zich
boos op de zwygende en hakende Walburga
en zat er over te denken, hoe men toch den
avond van dezen eindeloozen Zondag eenigs-
zins aangenamer en gezelüger zou kunnen
maken. Hy had er zich ook op ver
heugd en nu.
Gerd stelde een rytoer voor.
„Maar, oom, u is er altyd zoo op uit om
don koetsier zyn vryen Zondag geheel te
gunnen", zeide Walburga.
„Och, wy zouden even by Bolinsky kunnen
aanryden; ik moet hem toch spreken", her
nam Gerd.
„Wat heb jy met Bolinsky uit te staan?"
kwam tante Fedora er nieuwsgierig tusschen in.
„Hy, de pachter der domeinen Einhaus en
graaf Borsky zullen als taxateurs den ver-
koopprys van Zembowitsch bepalen."
Walburga's hart begon te kloppen. Dus
aan een in bezit nemen van het landgoed
door hare moeder scheen volstrekt niet meer
te worden gedacht.
Fedora had eigeniyk eenvoudig gevraagd
uit nieuwsgierigheid en om tegen hare slape
righeid te stryden; het antwoord kon haar
geen greintje schelen.
Maar Gerd, die by iedereen, die hem iets
vroeg, op belangstelling rekende, vervolgde:
„De schuld is tot een bedrag van zeven
maal honderd en vyftigduizend mark aan
gegroeid (de vyftigduizend aan Löwenstein
waren er nog by gekomen), het huisraad is
geheel verwaarloosd en
Walburga liet een kreet van schrik booren
en de viytige handen vielen op haren schoot.
Zy had hoegenaamd geen begrip van geld;
en zy was er van overtuigd, dat iemand., die
tien of twiniigduizend mark haar kon lafen
zien als zyn eigendom, ontzettend ryk was.
Hoe eene familie, die een landgoed bezat, zulk
eene vreeselyke som aan schulden kon heb
ben, was voor haar als een sprookje.
„En die al die duizenden mark zou
moeder verplicht zyn te betalen, als zy Zem
bowitsch aanneemt?" vroeg zy.
Gerd en Victor begonnen harteiyk te lachen.
„U behoeft my niet uit te lachen", zeide
zy boos tegen Victor.
„Als de taxateurs van oordeel zyn, dat wy
zoo- en zooveel, of misschien iets daarboven,
voor Zembowitsch als koopprys mooten vragen,
dan zal een kooper, die reeds de voorkeur
verzocht heeft, het overnemen, en het is niet
onmogelyk, dat er voor je moeder nog eene
kleine som vau zal overschieten. Vinden die
heeren echter, dat geen verstandig mensch
zooveel voor die treurig in verval geraakte
bezitting geven kan, zonder zichzelf te grondo
te richten, dan moet je moeder weigeren do
erfenis te aanvaarden. Zembowitsch komt dan
in de massa voor de schuldeischers en do
laatste der hypotheekhouders zal er aan blyven
hangen. Overmorgen zal de termyn voor vrye
overdracht zyn afgeloopen; dus moet de zaak
dan beslist worden.''
Wordt vervolgd.)