N°. 10673. Donderdag O December. A°. 1894. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. SINT-NICOLAAS. Leiden, 5 December. Feuilleton. EENE HELDIN. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers 0.06. PRIJS DER ADVERTENTEËN: Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedore regel meer 0.17j. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.05 berekend. Eerste Blad. Offieiëele Kennisgevingen. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien art. 6 der Verordening van den 26sten Januari 1894 (Gemeenteblad No. 5 van 1894); Brengen ter algemeene kennis dat tot het doen Inschrijven van nienwe leerlingen voor de open bare scholen voor voorbereidend en voor meer «itgebreid lager onderwijs, gelogenheid zal gege ven worden: voor die voor voorbereidend meer uitgobreid lager ondorwgs voor jongens en meisjes, in het schoolgebouw aan do Oude Vest; voor die voor meer uitgobreid lager onderwijs: der 1ste klasse, voor jongens, in het schoolgebouw aan do Aalmarkt; der 1ste klasse, voor meisjes, in hot sohoolgebouw aan de Boomm&rkt; der 2de klasse, voor jongens, in het schoolgebouw aan de Pieterskerkstraat; der 2de klasse, voor meisjes, in hot schoolgobouw aan de Breestraat; en wel van den Sden tot en mot den I5den Dec. e. k., dagelijks (den Zondag uitgezonderd), van des voor middags halfnegen tot negen uren, en op Maandag, Dinsdag, Donderdag en Vrydag boven dien van half twee tot twee uren des namiddags. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 4 Doo. 1894. E. KIST, Secretaris. Wat men ziet, dat is de meer dan alle- daag8che drukte langs de straten, hier en elders nog vermeerderd door de aanwezigheid van verkoopinrichtingen in de open lucht, als achtergebleven schildwachten van de kermis, the last roses of summer. Dat is de tot be wondering en koopen lokkende overvloed van allerlei mooie en aangename zaken, welker sierlijke uitstalling, beschenen door van dubbele helderheid tintelend licht, den winkels het aanzien geven van tooverpaleizen en den jeugdigen waarnemers, die daar met open mond en oogen een beeld opvangen van 't geen er nederligt, doen afdeinzen met een onbe- stemden indruk van het onuitputtelijke. Dat zjjn de toebereidselen in den gezelligen familie kring dergenei, wien het geluk is te beurt gevallen zulk een kring te vormen of er deel van uit te maken, benevens het andere geluk, dat het dageltJksch brood niet zóo schaars is toegemeten, of er is nog wel een tooglftje by. Doch wat men niet ziet en niet zien kan, wat men eenvoudig moet voelen, om er iets van te begrepen, is de geest, dio in dat alles zich een vorm heeft gemaakt, die dezen vorm, nagenoeg onveranderd, alleen een weinig in overeenstemming gebracht met de hoerschende zede, door den loop der eeuwen heen bewaard heeft, en op een vast gesteld oogenblik aan het kleine en aan het groote volk van Nederland komt zoggen't Is nu mijn dagt 't Is nu de dag, gewjjd aan. Ja, wacht eensl Daar zjjn lui geweest, die zich aan deze dwaze dingen een beetje ergerden. Niet verschrikkelijk ergerden, daar is de zaak hun niet ernstig genoeg voor en erztJn in de wereld nog zoo- heel veel andere en naar hun oordeel schadelijker wanbegrippen maar zy vonden het toch minder gepast, de jeugd bezig te houden bij sprookjes en ver telseltjes, met een lang vergeten of door de overlevering onkenbaar verminkte legende tot grondslag. In onzen tfld hebben wij behoefte aan zoo verbazend veel kennis van feiten en werkelijkheden, dat men gerust achterwege kan laten al wat de aandacht afleidt van hetgeen bouwstof moet worden voor het sociaal leven der toekomst; en het is van zeer veel belang, den kinderen reeds vroeg te gewennen hun belangstelling alleen te wijden aan de dingen, waaraan zy een houvast vinden. Geiyk hebben zy, ODgetwyfeld in zoo verre ook iemand op instemming zou mogen rekenen, die het onnutte betoogt van do kleuren der bloemen en van het gezang der vogelen. Dat alles en meer nog kan gemist worden. En poëzie, het medeleven met de fantastische schepselen der verbeelding, 't is alles ydelheid, als een Sint-Nicolaas-praatje. Den kinderen een aangename voorstelling, den volwassenen een gezellige herinnering, komt de oude Sint met steeds verjongden yver by ons aankloppen. En wat hy altyd is geweest, dat is hy nog en zal hy biyven zoolang éón Nederlander op 6 December de vaderlandsche lucht inademt: do verpersoon- ïyking der vriendeiykheid. Zoo is zyn feestdag geworden een geschikte voorlooper van het Kerstfeest, dat ons nog heel wat andere, veel grootscher dingen te vertellen heeft. Dit is heel eenvoudig. We willen ons eens vrooiyk maken met de kinderen, en een zoo groot mogeiyk aantal blyde gezichtjes rondom ons aanschouwen. Daar zyn, in het leven van zoo'n heel jaar, zooveel onaangename en ver velende dingen, die ons wrevelig maken, onze stemming bederven, onze geschiktheid voor het verkeer in den huiseiyken kring alles behalve verhoogen, dat we erg graag en met beide handen de gelegenheid aangrypen om dat alles eens van ons af te schudden. We verlangen terug naar het paradys der kinds heid, waaruit de ontwikkeling onzer moreele en physieke krachten ons heeft verdreven; nog eenmaal daarin rond te dwalen, kind te zyn te midden van andere kinderen, die het contrast nog niet hebben loeren kennen, dat is heeriyk als een verjongingsbad l En de kleinen zelf, zy hebben er niets op tegen, dat wy een avond op hun tooneel een gastrol komen vervullen. Zy weten toch wel dat zy, in weerwil van de ruimte, die wy innemen, de koningen z(jn van het feest; wy doen mee in het tweede en derde gelid. Zóó groot is de bekoring, die van het kind-zyn uitgaat, dat zelfs deze ondergeschikte plaats ons volkomen bevredigt. Zyne Majesteit het Kind heeft zyn troon bestegen en geeft audiëntie. Genadigiyk neemt hy de geschenken in ontvangst, die haar zullen aangeboden worden als huldebetoon. Al wat er in de laatste weken is bijeengebracht, uit alle deelen des lands en van ver daarbuiten, in winkels en magazynen, 't is alles bestemd om nedergelegd te worden aan den voet van het eergestoelte, waarop het Kind in alle glorie ons, de nederige vazallen, ter huldiging toekat. 't Avondje van Sint-Nicolaas. Laat er, in het hart van den zomer, als gy, gelukkige, de Hemel weet waar u verpoost vau drukken arbeid, of als gy, minder be voorrechte, inderdaad in 't zweet des aan- schyn8 uw brood eet, laat er dan eens toevallig een uitdrukking gebezigd worden, die er aan herinnert, en aanstonds ryst voor uw verbeelding een tafereel, volkomen verschillend van hetgeen gy om alsdan u heen aanschouwt, maar,van eigenaardige bekooriyk- hoid. Het. kleurt zich met goudgeel licht, en er duiken hoofdjes omhoog, met zacht-roode wangetjes, en nieuwsgierige oogjes, en oortjes, zich spitsende als die van een muis, wanneer de schel gehoord wordt, van welke zy het geheim reeds lang kennen. En dan ziet gy uzelven in het midden van dien kring, even zot u aanstellende als er een groot pak komt, waaraan ge een half uur moet wurmen om de touwtjes los te maken en er uw cadeautje uit op te diepen, of men u, onder luid gelach, allerlei briefjes doet vinden, die u van het kastje naar den muur sturen. By dit alles komt over u een gevoel van groote gerust heid; immers, een volk, dat den huiseiyken zin en de onderlinge liefde der huisgenooten in eere houdt, en daaraan een van zyn aan- trekkeiykste jaarfeesten wydt, zulk een volk heeft - een ryke, een schoone toekomst. En, zy het ons nu eventjes vergund, wat ydelheid te vertoonen! Er is geen land in de wereld waar een familiefeest als dit, met uitbreiding ook zooveel mogeiyk tot lieden buiten den kring, voor wie het feestvieren bezwaren van finantiëelen aard ontmoet, waar zulk een feest zoo inheemsch is, zulk een lang en roemvol verleden achter zich heeft, en zoozeer de kenmerken van een taaien levensduur draagt. Elders heeft men getracht onzen Sint-Nicolaas na te maken 't ïykt eenvoudig naar niemendal. Sint-Nicolaas te Parys by voorbeeld, och, 't is precies 68ti Holland8che koe in een aquarium. Alleen daar, waar landgenooten zyn gevestigd of hun afstammelingen de gedachte aan het land van oorsprong levendig trachten te houden, daar heeft het er nog iets van alsof de oude Sint de vriendschap aanhoudt. En dat bewyst, vrienden dat wy nog altyd de huiselykhoid, het gezellig verkeer aan don eigen haard, het byeenzyn met grooto en kleine kindoron, op hoogen prys stellen. Wy wyden er eon feest aan, als de Grieken aan de schoonheid en de Romeinen aan de vryheid. We zouden er een altaar voor op richten, indien we niet, als de Germaansche stamouders, de oneindige ruimte nog te beperkt achtten voor de voorwerpen onzer vereering. Er is in dat alles een bemoedigende gedachte. De gezinnen zyn de brandpunten der zedelijke verbetering en door deze de werkplaatsen der maatschappelyko hervorming. Wie daar zyn kracht biyft zoeken en van daar uit de voeling met zyn medemenschen onderhoudt, kan rekenen dat hy den weg kent om het algemeen geluk te bevorderen. Wat de wyzo betreftSint-Nicolaas leert ons alweer, in welken geest wo handelen moeten: hy, de verpersoonlijking der welwillendheid, geeft ons slechts een wenk, wyst ons even de richting aan. Welnu, dan weten we genoeg 1 Het doen, dat is onze zaak. Ons werd toegezonden het verslag van den toestand der „Volksleoszaal-Bibliotheek" te Leiden gedurende het afgeloopen jaar van genoemde inrichting, uitgebracht in de alge meene vergadering van donateurs. Bestuurderen deelen daarin mede dat tot April alles volgens het oude, bekende systeem verliep, d. w. z. zoowel op de lees kamer als in het boekenkamertje werd de dienst door een commissaris waargenomen. Maar in den loop van het jaar zagen ver scheidene commissarissen, de een voor, de ander na, zich genoopt hun ontslag als zoo danig te nomen, do meesten wegens vertrek uit Leidenen voor aanvulling van hun corps tot het vereischte aantal (28), daartoe zag het Dag. Bestuur helaas maar al te weinig kans, noch uit de studentenwereld en veel minder nog uit Leidens burgery. En toen was het, wilde het de met zooveel opoffering tot stand gekomen „Leeszaal" niet ten gronde zien gaan, wel genoodzaakt eon vasten klerk aan te stellen voor den dienst in de boekenkamer. Yan de vele sollicitanten bleek de beer Cornet, beambte by de Universiteits-Biliotheek, door zyne betrekking de aangewezen man, hoezeer door een dergeiyken maatregel ook inbreuk werd gemaakt op het beginsel, dat èn by de oprichting èn later steeds gegolden had, dat nl. persoonlyke toewyding der studenten en burgers voorop stelde. Wat 't ledental betreft: by de sluiting in Juni waren er 842 ingeschreven; sinds 1 September 215, by na alleen uit den gezeten werkmansstand. De localitelt onderging eenige veranderingen, doordat in de leeskamer voor de couranten en tydschriften een loketkast werd aange brachtbehalve de vroegere ligt er thans ook „Sta Pal" ter lezing, orgaan van don Oranje- bond. Aan de redactie van „Do Controleur" word verzocht de gratis toezending van haar blad te staken. Verder zegt het Dageiyksch Bestuur het volgende „De Bibliotheek werd meer en meer uit gebreid, o. a. door aankoop van boeken door het Dag. Bestuur, maar meer nog door de schenking van belangstellenden, die wy by dezen onzen hartelyken dank zeggen zy telt 1068 boekwerken, thans alle uniform ingebonden vooral van haar maken de leden een byzonder groot gebruik; iederen Zaterdagavond worden geregeld tusschen de 60 a 70 boeken meegenomen, op de andere avonden tusschen de 40 a 50. Eene in de laatste maanden ingevoerde statistiek deed zien, dat sinds 1 September 1894 reeds 2147 boeken uitgeleend zyn en leerde even eens, dat het de schryvers Aimard, Yerne, Cremer, Biart, Mayne-Reid, Yan Maurik en Ten Brink zyn, die door de leden het meest worden gevraagd. Maar buitendien wordt ook niet weinig gebruik gemaakt van de werken van populair wetenschappelyken aard, speciaal van die over historie en natuurkunde. Het speelkamertje bleek byzonder in trek te zyn by de jongere leden; van do gelegenheid om daar te dammen, te schaken of te domineeren werd een zeer geanimeerd, soms zelfs luidruchtig gebruik gemaakt en daar, by de nederige lokaliteit, waarover de Yereeniging nog steeds beschikt, dit vaak hinderiyk was voor de lezers, heeft 't Dag. Bestuur zich genoodzaakt gezien voortaan het dammen en domineeren te verbieden en slechts het eerzame schaakspel toe te laten. Genoemde luidruchtigheid heeft zelfs een enkele maal aanleiding gegeven de daders gedurende zekeren tyd het bezoek aan de Leeszaal te ontzeggen; maar voordat deze straftyd om was, kwamen zy verzoeken terug te mogen komen: wel een bewijs, dat de Leeszaal hun eene behoefte was geworden. „Ook buiten de Leeszaal deed de Vereent- ging van zich hooren. Prof. Yanx der Ylugt onderhield op eene lezing in het Nutsgebouw de leden over proportioneelo vertegenwoor diging, wat later prof. Gunning over het leven van James Garfield. Door de zeer gewaardeerde medewerking van eenige Leidsche jonge dames en musici kon 14 April der leden een feestavond worden aangeboden, die druk bezocht was. O. a. werden er ten tooneele gevoerd: „Men sterft niet van vreugde", van De Girardin, en „Ik invi teer myn Kolonel", van Labiche. Resumeerende is het oordeel aldus, dat het geregelde bezoek van de inrichting en vooral uit hot ruime gebruik, dat van de biblio theek gemaakt wordt, wel mag worden afgeleid, dat zy aan haar doel beantwoordt. Het bestuur hoopt, dat er personen gevonden mogen worden, bereid om de plaats der eerlang te vertrekken commissarissen in te nomen, en beveelt zich aan in de voortdurende belangstelling van heeren donateurs. Opgaaf der minste inschry ver6 by de door de directie der marine te Amsterdam gehouden aanbesteding voor de levering van: 1200 meter ongebleekt katoen, breed 1.05 M., Leidsche Katoen My., voorheen firma De Heyder Co., te Leiden, voor 348. 7000 paar wollen sokken en 4300 paar katoenen sokken, de heeren P. J. Van Poot Co., te Leiden, voor ƒ8775.50. Het aandeel, door de gemeente Voor schoten te leveren in de lichting van het jaar 1895 der nationale militie, is door Gede puteerde Staten der provincie Zuid-Holland bepaald op 6. Onder een grooten toevloed van belang stellenden had Dinsdag-morgen te Waddings veen de begrafenis plaats van mej. C. Hooft- man, onderwijzeres in de handwerken aan de beide openbare scholen. Ruim dertien jaar was zy aldaar werkzaam en gedurende dien tyd mocht zy in ruime mate de genegenheid der ouders in 't algemeen en die der leerlin gen in 't byzonder verwerven. Prachtige kransen dekten de kist als huldebewyzen voor hare grooten yver en hare vele bekwaam heden in het leervak, dat aan hare zorgen was toevertrouwd. 72) Was hiervoor goen geld genoeg in kas dan waren de jood en de boer in de wereld om het ontbrekende te bezorgen. In hare onnadenkende goedhartigheid verkondigde Fedora die eigenaardige „levenswijsheid" zon der flauw te vermoeden, dat zy hierom door Walburga als een wonderdier werd aan gestaard. Ook Oerd wae niet zoo gerust ais hg wilde •cbtJnen. O, het griefde hem zoo, dat het nu inderdaad tot een bankroet op Zembowitsch zou komen 1 Hg dacht niet meer over de vraag of hg al dan Diet helpen moest. Dit was eene besliste zaak. Maar over het „later" maakte hg zich ongeruet. Over Thilo niet zoozeer: zgn neef moest zgn beet doen om in do eene of andere betrekking in de koloniën geplaatst te wordeneen voormalig officier en den drager van een oud-adeligken trotachen naam zou men daartoe zeker behulpzaam wezen. Maar de plaats Zou Zembowltsch voor schul* den verkocht moeten worden? Dat was hard zeer haidl De commissie voor de landverhuizing zou het koopen en in gedeelten verpachten; of de een of andere rgk geworden burgerman zou het koopen, om op zgn naamkaartje het schoonklinkend „Rittergutsbesitzer" te kunnen laten drukken. Er liep Gerd eene koude rilling door de leder-, als hg zich voorstelde hoe zulk een dikbuikig heer, met den gouden horloge ketting voorop bengelend en een koloeealen diamanten ring aan z||n pink, op een goeden dag zgn kaartje als buurman bg hem zou presenteereD„l9idor Mayer Zembowltsch. Onmogelgk! Er moest iets op gevonden worden I Als hg zich eens bg zgn buurman, mgnheer Von Bolinsky, liet aanmelden en dien heer voorstelde het landgoed voor gezamen- lgko rekening te koopen, onder voorwaarde, dat de zeer kundige en degeigke oeconoom Von Bolinsky bet bestuur er van zou aan vaarden? Dan kon hg er al eer zgn geld in steken; in zgne beminneigke eenvoudigheid zag hg hierin reeds nu de toekomstige erfenis van Walburga; en het sprak vanzelf, dat hg dit geld niet tot gewaagde ondernemingen gebruiken mocht. Dit plan lachte hem hoe langer hoe meer toe bg nadere overweging. Ja, morgenochtend bgtgda zou hg dien mgnheer Von Bolinsky gaan spreken! Om „het kleintje" gerust te stellen, wilde hg haar aanstonds zgn plan meedeelen. Wal burga bleef voor hem nog altgd „de kleine Walburga", of „het kind", of „het kleintje." Hg wist wel, dat die gedachte haar en vooral Joséphine verblgden zou; zg zouden het heer- ïgk vinden in hem den mede eigenaar van Zembowitsch te mogen zien. Hg trad bg tante Fedora binnen. Walburga zag er bleek en vermoeid uit. De oude dame hggde na het buitengewoon aanhoudend ver tellen en Walburga was van het luisteren naar het weiDlg opwekkend verhaal zenuw achtig geworden. „Toe, vlug, haal hoed en mantelI Wg gaan een flinken loop doen; dat zal ons wat opknappen voor den avondmaal- tgd en de muizenissen uit ons hoofd verja gen!" riep Gerd vToolgk om het hoekje van de deur. Toen kwam bg de kamer in, Wal burga er uit latende, die met een blos van genoegen bg zgn eerste woord van haren Btoel wae opgesprongen. „Ik begrgp niet wat er voor pleizier aan is, zoo doelloos rood te draven. Jullie denkt dat dit „uit wandelen gaan", zooals je dat gevlieg en gedraaf noemt, gezond is? Niets dan verbeelding! Zie mg eens aan. Ik heb nooit gewandeld; ook niet toen ik zoo jong was als Walburga. En ik ben altgd gezond - altgd." „Ja, tantelief", zeide Gerd, „daar denkt ieder verschillend over. Ik gevoel mg altgd als een beter en vrgor man, zoodra ik mg in Gods vrge natuur mag bewegen. Wal burga heeft u gezelschap gehouden, zie ik. Bevalt zg u langzamerhand beter?" „Zg vraagt wel eens wat al te veel", ant woordde Fedora; „maar andere iszgwaarigk een lief kind zeer liet" Dit zeide tante Fedora eigenigk maar om Gerd genoegen te doen; haarzelve was het volmaakt onverschillig, of Walburga a) dan niet in huls was. Gerd drukte beleefd een kus op de blanke, met vele ringen „versierde" hand en vertrok. In het voorhuis stond Walburga; haar manteltje lag voor haar op de tafel, zg was bezig hare handschoenen aan te trekken. De deuren stonden wgd open. Bg de stoep was de tuinman aan het begieten der planten, die in potten rondom do zuilen, die het balkon droegen, gorangechikt waren. Opeens richtte de man zich op uit zyne voorovergebogen houdinghy wendde zyn hoofd verbaasd naar het parkhek en eer nog Gerd of Walburga hem eene vraag hadden kunnen toeroepen naar de oorzaak van zyne blykbare ontsteltenis, hoorden zy ook het trappelen en snuiven van een paard. Met één eprong was Gerd in de voordeur en bg zag nog juist, dat oen man in gewone arbeiderskleeding, zonder pet op en met een vuurrood aangezicht, op een afgejaagd paard voor de stoep aankwam en de teugels zóó driftig aantrok, dat het trillende dier oogen- blikkeiyk stilstond. Gerd herkende den rent meester van Zembowitsch on Thilo'e rypaard. In het Poolsch riep hg den hygenden man toe wat er gebeurd was. Een paar seconden lang wae deze nog niet tot spreken in staat. Ten laatste kwamen er een paar woorden Gerd schrikte. Duizelend hield hg zich stevig aan den post van de deur vast; hg waggelde en zyn gelaat wae doodsbleek. Reeds hing Walburga aan zyn arm, dien zy met beide hare handen omkneld hield. „Wat ie er gebeurd wat?" kreet zy. „Een ongeluk Thilo; die man over- dryft zekerik moet er heenmyn rytuig," stamelde Gerd. De tuinman, die er ook ais versteend had byge8taan, liep nu op een draf naar den stal. „De waarheid 1 De volle waarheidI" riep Walburga, bleek en bevende. „Wat is er gebeurd Gerd liet zyne hand zwaar op haren schoudor vallen. Hy zag de onmogelijkheid in om voor haar iets te verbergen of beter voor te stellen dan het was. „Thilo Rothkreuz heeft zich dood geschoten." Walburga gaf een gil en toen barstte zy in hartstochteiyk schreien uit. Gerd legde voorzichtig zyn arm om hare schouders en geleidde haar naar een stoel iïi de vestibule. Hier liet zy, buiten zicbzelve van droefheid, haar hoofd op de tafel vallen en begon hoe langer hoe heviger te weenen. „Als hy het maar niet om mg heeft ge daan!" fluisterde zy tusschen het snikken door; „dan zou ik myn leven lang niet meer vrooiyk kunnen zyn." Gerd8 gelaat was als uit steen gehouwen, zoo strak. In hem streden verschillende pyn- ïyke gedachten om den voorrang; de vrees, dat Thilo werkeigk zooveel van Walburga kon hebben gehouden, om hare weigering niet te kunnen overleven; een onzeker ver moeden, of eoms zyne schulden van dien aard geweest waren, dat zy hem tot wanhoop hadden gebrachteene diepe, groote verachting voor den goddelooB laffen man, die In zyne lafheid zoo ver was gegaan om een eind aan zyn leven te maken, toen de zon van den voorspoed daarin was ondergegaan. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1