N°. 10673.
Donderdag O December.
A°. 1894.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
SINT-NICOLAAS.
Leiden, 5 December.
Feuilleton.
EENE HELDIN.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.06.
PRIJS DER ADVERTENTEËN:
Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedore regel meer 0.17j. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt ƒ0.05 berekend.
Eerste Blad.
Offieiëele Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezien art. 6 der Verordening van den 26sten
Januari 1894 (Gemeenteblad No. 5 van 1894);
Brengen ter algemeene kennis dat tot het doen
Inschrijven van nienwe leerlingen voor de open
bare scholen voor voorbereidend en voor meer
«itgebreid lager onderwijs, gelogenheid zal gege
ven worden:
voor die voor voorbereidend meer uitgobreid lager
ondorwgs voor jongens en meisjes, in het schoolgebouw
aan do Oude Vest;
voor die voor meer uitgobreid lager onderwijs:
der 1ste klasse, voor jongens, in het schoolgebouw
aan do Aalmarkt;
der 1ste klasse, voor meisjes, in hot sohoolgebouw
aan de Boomm&rkt;
der 2de klasse, voor jongens, in het schoolgebouw
aan de Pieterskerkstraat;
der 2de klasse, voor meisjes, in hot schoolgobouw
aan de Breestraat;
en wel van den Sden tot en mot den I5den
Dec. e. k., dagelijks (den Zondag uitgezonderd),
van des voor middags halfnegen tot negen uren,
en op Maandag, Dinsdag, Donderdag en Vrydag boven
dien van half twee tot twee uren des namiddags.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
4 Doo. 1894. E. KIST, Secretaris.
Wat men ziet, dat is de meer dan alle-
daag8che drukte langs de straten, hier en
elders nog vermeerderd door de aanwezigheid
van verkoopinrichtingen in de open lucht, als
achtergebleven schildwachten van de kermis,
the last roses of summer. Dat is de tot be
wondering en koopen lokkende overvloed
van allerlei mooie en aangename zaken, welker
sierlijke uitstalling, beschenen door van dubbele
helderheid tintelend licht, den winkels het
aanzien geven van tooverpaleizen en den
jeugdigen waarnemers, die daar met open mond
en oogen een beeld opvangen van 't geen
er nederligt, doen afdeinzen met een onbe-
stemden indruk van het onuitputtelijke. Dat
zjjn de toebereidselen in den gezelligen familie
kring dergenei, wien het geluk is te beurt
gevallen zulk een kring te vormen of er deel
van uit te maken, benevens het andere geluk,
dat het dageltJksch brood niet zóo schaars is
toegemeten, of er is nog wel een tooglftje by.
Doch wat men niet ziet en niet zien kan,
wat men eenvoudig moet voelen, om er iets
van te begrepen, is de geest, dio in dat
alles zich een vorm heeft gemaakt, die
dezen vorm, nagenoeg onveranderd, alleen
een weinig in overeenstemming gebracht met
de hoerschende zede, door den loop der
eeuwen heen bewaard heeft, en op een vast
gesteld oogenblik aan het kleine en aan het
groote volk van Nederland komt zoggen't Is
nu mijn dagt
't Is nu de dag, gewjjd aan.
Ja, wacht eensl Daar zjjn lui geweest, die
zich aan deze dwaze dingen een beetje ergerden.
Niet verschrikkelijk ergerden, daar is de
zaak hun niet ernstig genoeg voor en erztJn
in de wereld nog zoo- heel veel andere en
naar hun oordeel schadelijker wanbegrippen
maar zy vonden het toch minder gepast, de
jeugd bezig te houden bij sprookjes en ver
telseltjes, met een lang vergeten of door de
overlevering onkenbaar verminkte legende tot
grondslag. In onzen tfld hebben wij behoefte
aan zoo verbazend veel kennis van feiten en
werkelijkheden, dat men gerust achterwege
kan laten al wat de aandacht afleidt van
hetgeen bouwstof moet worden voor het sociaal
leven der toekomst; en het is van zeer veel
belang, den kinderen reeds vroeg te gewennen
hun belangstelling alleen te wijden aan de
dingen, waaraan zy een houvast vinden.
Geiyk hebben zy, ODgetwyfeld in zoo
verre ook iemand op instemming zou mogen
rekenen, die het onnutte betoogt van do
kleuren der bloemen en van het gezang der
vogelen. Dat alles en meer nog kan gemist
worden. En poëzie, het medeleven met de
fantastische schepselen der verbeelding, 't is
alles ydelheid, als een Sint-Nicolaas-praatje.
Den kinderen een aangename voorstelling,
den volwassenen een gezellige herinnering,
komt de oude Sint met steeds verjongden
yver by ons aankloppen. En wat hy altyd is
geweest, dat is hy nog en zal hy biyven
zoolang éón Nederlander op 6 December de
vaderlandsche lucht inademt: do verpersoon-
ïyking der vriendeiykheid. Zoo is zyn feestdag
geworden een geschikte voorlooper van het
Kerstfeest, dat ons nog heel wat andere,
veel grootscher dingen te vertellen heeft.
Dit is heel eenvoudig. We willen ons eens
vrooiyk maken met de kinderen, en een zoo
groot mogeiyk aantal blyde gezichtjes rondom
ons aanschouwen. Daar zyn, in het leven van
zoo'n heel jaar, zooveel onaangename en ver
velende dingen, die ons wrevelig maken, onze
stemming bederven, onze geschiktheid voor
het verkeer in den huiseiyken kring alles
behalve verhoogen, dat we erg graag en met
beide handen de gelegenheid aangrypen om
dat alles eens van ons af te schudden. We
verlangen terug naar het paradys der kinds
heid, waaruit de ontwikkeling onzer moreele
en physieke krachten ons heeft verdreven;
nog eenmaal daarin rond te dwalen, kind te
zyn te midden van andere kinderen, die het
contrast nog niet hebben loeren kennen,
dat is heeriyk als een verjongingsbad l
En de kleinen zelf, zy hebben er niets op
tegen, dat wy een avond op hun tooneel een
gastrol komen vervullen. Zy weten toch wel
dat zy, in weerwil van de ruimte, die
wy innemen, de koningen z(jn van het feest;
wy doen mee in het tweede en derde gelid.
Zóó groot is de bekoring, die van het kind-zyn
uitgaat, dat zelfs deze ondergeschikte plaats
ons volkomen bevredigt.
Zyne Majesteit het Kind heeft zyn troon
bestegen en geeft audiëntie. Genadigiyk neemt
hy de geschenken in ontvangst, die haar zullen
aangeboden worden als huldebetoon. Al wat
er in de laatste weken is bijeengebracht, uit
alle deelen des lands en van ver daarbuiten,
in winkels en magazynen, 't is alles bestemd
om nedergelegd te worden aan den voet van
het eergestoelte, waarop het Kind in alle
glorie ons, de nederige vazallen, ter huldiging
toekat.
't Avondje van Sint-Nicolaas.
Laat er, in het hart van den zomer, als gy,
gelukkige, de Hemel weet waar u verpoost
vau drukken arbeid, of als gy, minder be
voorrechte, inderdaad in 't zweet des aan-
schyn8 uw brood eet, laat er dan eens
toevallig een uitdrukking gebezigd worden,
die er aan herinnert, en aanstonds ryst
voor uw verbeelding een tafereel, volkomen
verschillend van hetgeen gy om alsdan u heen
aanschouwt, maar,van eigenaardige bekooriyk-
hoid. Het. kleurt zich met goudgeel licht, en
er duiken hoofdjes omhoog, met zacht-roode
wangetjes, en nieuwsgierige oogjes, en oortjes,
zich spitsende als die van een muis, wanneer
de schel gehoord wordt, van welke zy het
geheim reeds lang kennen. En dan ziet gy
uzelven in het midden van dien kring, even
zot u aanstellende als er een groot pak komt,
waaraan ge een half uur moet wurmen om
de touwtjes los te maken en er uw cadeautje
uit op te diepen, of men u, onder luid gelach,
allerlei briefjes doet vinden, die u van het
kastje naar den muur sturen. By dit alles
komt over u een gevoel van groote gerust
heid; immers, een volk, dat den huiseiyken
zin en de onderlinge liefde der huisgenooten
in eere houdt, en daaraan een van zyn aan-
trekkeiykste jaarfeesten wydt, zulk een volk
heeft - een ryke, een schoone toekomst.
En, zy het ons nu eventjes vergund, wat
ydelheid te vertoonen! Er is geen land in de
wereld waar een familiefeest als dit, met
uitbreiding ook zooveel mogeiyk tot lieden
buiten den kring, voor wie het feestvieren
bezwaren van finantiëelen aard ontmoet,
waar zulk een feest zoo inheemsch is, zulk
een lang en roemvol verleden achter zich
heeft, en zoozeer de kenmerken van een
taaien levensduur draagt. Elders heeft men
getracht onzen Sint-Nicolaas na te maken
't ïykt eenvoudig naar niemendal. Sint-Nicolaas
te Parys by voorbeeld, och, 't is precies 68ti
Holland8che koe in een aquarium. Alleen
daar, waar landgenooten zyn gevestigd of
hun afstammelingen de gedachte aan het land
van oorsprong levendig trachten te houden,
daar heeft het er nog iets van alsof de oude
Sint de vriendschap aanhoudt.
En dat bewyst, vrienden dat wy nog
altyd de huiselykhoid, het gezellig verkeer
aan don eigen haard, het byeenzyn met grooto
en kleine kindoron, op hoogen prys stellen.
Wy wyden er eon feest aan, als de Grieken
aan de schoonheid en de Romeinen aan de
vryheid. We zouden er een altaar voor op
richten, indien we niet, als de Germaansche
stamouders, de oneindige ruimte nog te beperkt
achtten voor de voorwerpen onzer vereering.
Er is in dat alles een bemoedigende gedachte.
De gezinnen zyn de brandpunten der zedelijke
verbetering en door deze de werkplaatsen
der maatschappelyko hervorming. Wie daar
zyn kracht biyft zoeken en van daar uit de
voeling met zyn medemenschen onderhoudt,
kan rekenen dat hy den weg kent om het
algemeen geluk te bevorderen. Wat de wyzo
betreftSint-Nicolaas leert ons alweer, in
welken geest wo handelen moeten: hy, de
verpersoonlijking der welwillendheid, geeft
ons slechts een wenk, wyst ons even de
richting aan.
Welnu, dan weten we genoeg 1 Het doen,
dat is onze zaak.
Ons werd toegezonden het verslag van
den toestand der „Volksleoszaal-Bibliotheek"
te Leiden gedurende het afgeloopen jaar van
genoemde inrichting, uitgebracht in de alge
meene vergadering van donateurs.
Bestuurderen deelen daarin mede dat
tot April alles volgens het oude, bekende
systeem verliep, d. w. z. zoowel op de lees
kamer als in het boekenkamertje werd de
dienst door een commissaris waargenomen.
Maar in den loop van het jaar zagen ver
scheidene commissarissen, de een voor, de
ander na, zich genoopt hun ontslag als zoo
danig te nomen, do meesten wegens vertrek
uit Leidenen voor aanvulling van hun corps
tot het vereischte aantal (28), daartoe zag het
Dag. Bestuur helaas maar al te weinig kans,
noch uit de studentenwereld en veel minder
nog uit Leidens burgery. En toen was het,
wilde het de met zooveel opoffering tot stand
gekomen „Leeszaal" niet ten gronde zien gaan,
wel genoodzaakt eon vasten klerk aan te stellen
voor den dienst in de boekenkamer. Yan
de vele sollicitanten bleek de beer Cornet,
beambte by de Universiteits-Biliotheek, door
zyne betrekking de aangewezen man, hoezeer
door een dergeiyken maatregel ook inbreuk
werd gemaakt op het beginsel, dat èn by de
oprichting èn later steeds gegolden had, dat
nl. persoonlyke toewyding der studenten en
burgers voorop stelde.
Wat 't ledental betreft: by de sluiting in
Juni waren er 842 ingeschreven; sinds 1
September 215, by na alleen uit den gezeten
werkmansstand.
De localitelt onderging eenige veranderingen,
doordat in de leeskamer voor de couranten
en tydschriften een loketkast werd aange
brachtbehalve de vroegere ligt er thans ook
„Sta Pal" ter lezing, orgaan van don Oranje-
bond. Aan de redactie van „Do Controleur"
word verzocht de gratis toezending van haar
blad te staken.
Verder zegt het Dageiyksch Bestuur het
volgende
„De Bibliotheek werd meer en meer uit
gebreid, o. a. door aankoop van boeken door
het Dag. Bestuur, maar meer nog door de
schenking van belangstellenden, die wy by
dezen onzen hartelyken dank zeggen zy
telt 1068 boekwerken, thans alle uniform
ingebonden vooral van haar maken de
leden een byzonder groot gebruik; iederen
Zaterdagavond worden geregeld tusschen de
60 a 70 boeken meegenomen, op de andere
avonden tusschen de 40 a 50. Eene in de
laatste maanden ingevoerde statistiek deed
zien, dat sinds 1 September 1894 reeds
2147 boeken uitgeleend zyn en leerde even
eens, dat het de schryvers Aimard, Yerne,
Cremer, Biart, Mayne-Reid, Yan Maurik en
Ten Brink zyn, die door de leden het meest
worden gevraagd. Maar buitendien wordt
ook niet weinig gebruik gemaakt van de
werken van populair wetenschappelyken aard,
speciaal van die over historie en natuurkunde.
Het speelkamertje bleek byzonder in
trek te zyn by de jongere leden; van do
gelegenheid om daar te dammen, te schaken
of te domineeren werd een zeer geanimeerd,
soms zelfs luidruchtig gebruik gemaakt en
daar, by de nederige lokaliteit, waarover de
Yereeniging nog steeds beschikt, dit vaak
hinderiyk was voor de lezers, heeft 't Dag.
Bestuur zich genoodzaakt gezien voortaan
het dammen en domineeren te verbieden en
slechts het eerzame schaakspel toe te laten.
Genoemde luidruchtigheid heeft zelfs een
enkele maal aanleiding gegeven de daders
gedurende zekeren tyd het bezoek aan de
Leeszaal te ontzeggen; maar voordat deze
straftyd om was, kwamen zy verzoeken
terug te mogen komen: wel een bewijs, dat
de Leeszaal hun eene behoefte was geworden.
„Ook buiten de Leeszaal deed de Vereent-
ging van zich hooren. Prof. Yanx der Ylugt
onderhield op eene lezing in het Nutsgebouw
de leden over proportioneelo vertegenwoor
diging, wat later prof. Gunning over het
leven van James Garfield.
Door de zeer gewaardeerde medewerking
van eenige Leidsche jonge dames en musici
kon 14 April der leden een feestavond worden
aangeboden, die druk bezocht was. O. a. werden
er ten tooneele gevoerd: „Men sterft niet
van vreugde", van De Girardin, en „Ik invi
teer myn Kolonel", van Labiche.
Resumeerende is het oordeel aldus, dat het
geregelde bezoek van de inrichting en vooral
uit hot ruime gebruik, dat van de biblio
theek gemaakt wordt, wel mag worden
afgeleid, dat zy aan haar doel beantwoordt.
Het bestuur hoopt, dat er personen gevonden
mogen worden, bereid om de plaats der
eerlang te vertrekken commissarissen in te
nomen, en beveelt zich aan in de voortdurende
belangstelling van heeren donateurs.
Opgaaf der minste inschry ver6 by de door
de directie der marine te Amsterdam gehouden
aanbesteding voor de levering van:
1200 meter ongebleekt katoen, breed 1.05 M.,
Leidsche Katoen My., voorheen firma De
Heyder Co., te Leiden, voor 348.
7000 paar wollen sokken en 4300 paar
katoenen sokken, de heeren P. J. Van Poot
Co., te Leiden, voor ƒ8775.50.
Het aandeel, door de gemeente Voor
schoten te leveren in de lichting van het
jaar 1895 der nationale militie, is door Gede
puteerde Staten der provincie Zuid-Holland
bepaald op 6.
Onder een grooten toevloed van belang
stellenden had Dinsdag-morgen te Waddings
veen de begrafenis plaats van mej. C. Hooft-
man, onderwijzeres in de handwerken aan de
beide openbare scholen. Ruim dertien jaar
was zy aldaar werkzaam en gedurende dien
tyd mocht zy in ruime mate de genegenheid
der ouders in 't algemeen en die der leerlin
gen in 't byzonder verwerven. Prachtige
kransen dekten de kist als huldebewyzen voor
hare grooten yver en hare vele bekwaam
heden in het leervak, dat aan hare zorgen
was toevertrouwd.
72)
Was hiervoor goen geld genoeg in kas
dan waren de jood en de boer in de wereld
om het ontbrekende te bezorgen. In hare
onnadenkende goedhartigheid verkondigde
Fedora die eigenaardige „levenswijsheid" zon
der flauw te vermoeden, dat zy hierom door
Walburga als een wonderdier werd aan
gestaard.
Ook Oerd wae niet zoo gerust ais hg wilde
•cbtJnen. O, het griefde hem zoo, dat het nu
inderdaad tot een bankroet op Zembowitsch
zou komen 1 Hg dacht niet meer over de vraag
of hg al dan Diet helpen moest. Dit was eene
besliste zaak. Maar over het „later" maakte
hg zich ongeruet. Over Thilo niet zoozeer:
zgn neef moest zgn beet doen om in do eene
of andere betrekking in de koloniën geplaatst
te wordeneen voormalig officier en den
drager van een oud-adeligken trotachen naam
zou men daartoe zeker behulpzaam wezen.
Maar de plaats Zou Zembowltsch voor schul*
den verkocht moeten worden? Dat was hard
zeer haidl
De commissie voor de landverhuizing zou
het koopen en in gedeelten verpachten; of
de een of andere rgk geworden burgerman
zou het koopen, om op zgn naamkaartje het
schoonklinkend „Rittergutsbesitzer" te kunnen
laten drukken.
Er liep Gerd eene koude rilling door de
leder-, als hg zich voorstelde hoe zulk een
dikbuikig heer, met den gouden horloge
ketting voorop bengelend en een koloeealen
diamanten ring aan z||n pink, op een goeden
dag zgn kaartje als buurman bg hem zou
presenteereD„l9idor Mayer Zembowltsch.
Onmogelgk! Er moest iets op gevonden
worden I Als hg zich eens bg zgn buurman,
mgnheer Von Bolinsky, liet aanmelden en dien
heer voorstelde het landgoed voor gezamen-
lgko rekening te koopen, onder voorwaarde,
dat de zeer kundige en degeigke oeconoom
Von Bolinsky bet bestuur er van zou aan
vaarden? Dan kon hg er al eer zgn geld in
steken; in zgne beminneigke eenvoudigheid
zag hg hierin reeds nu de toekomstige erfenis
van Walburga; en het sprak vanzelf, dat hg
dit geld niet tot gewaagde ondernemingen
gebruiken mocht.
Dit plan lachte hem hoe langer hoe meer
toe bg nadere overweging. Ja, morgenochtend
bgtgda zou hg dien mgnheer Von Bolinsky
gaan spreken!
Om „het kleintje" gerust te stellen, wilde
hg haar aanstonds zgn plan meedeelen. Wal
burga bleef voor hem nog altgd „de kleine
Walburga", of „het kind", of „het kleintje."
Hg wist wel, dat die gedachte haar en vooral
Joséphine verblgden zou; zg zouden het heer-
ïgk vinden in hem den mede eigenaar van
Zembowitsch te mogen zien.
Hg trad bg tante Fedora binnen. Walburga
zag er bleek en vermoeid uit. De oude dame
hggde na het buitengewoon aanhoudend ver
tellen en Walburga was van het luisteren
naar het weiDlg opwekkend verhaal zenuw
achtig geworden. „Toe, vlug, haal hoed en
mantelI Wg gaan een flinken loop doen; dat
zal ons wat opknappen voor den avondmaal-
tgd en de muizenissen uit ons hoofd verja
gen!" riep Gerd vToolgk om het hoekje van
de deur. Toen kwam bg de kamer in, Wal
burga er uit latende, die met een blos van
genoegen bg zgn eerste woord van haren Btoel
wae opgesprongen.
„Ik begrgp niet wat er voor pleizier aan
is, zoo doelloos rood te draven. Jullie denkt
dat dit „uit wandelen gaan", zooals je dat
gevlieg en gedraaf noemt, gezond is? Niets
dan verbeelding! Zie mg eens aan. Ik heb
nooit gewandeld; ook niet toen ik zoo jong was
als Walburga. En ik ben altgd gezond - altgd."
„Ja, tantelief", zeide Gerd, „daar denkt
ieder verschillend over. Ik gevoel mg altgd
als een beter en vrgor man, zoodra ik mg in
Gods vrge natuur mag bewegen. Wal
burga heeft u gezelschap gehouden, zie ik.
Bevalt zg u langzamerhand beter?"
„Zg vraagt wel eens wat al te veel", ant
woordde Fedora; „maar andere iszgwaarigk
een lief kind zeer liet"
Dit zeide tante Fedora eigenigk maar om
Gerd genoegen te doen; haarzelve was het
volmaakt onverschillig, of Walburga a) dan
niet in huls was.
Gerd drukte beleefd een kus op de blanke,
met vele ringen „versierde" hand en vertrok.
In het voorhuis stond Walburga; haar
manteltje lag voor haar op de tafel, zg was
bezig hare handschoenen aan te trekken. De
deuren stonden wgd open. Bg de stoep was
de tuinman aan het begieten der planten, die
in potten rondom do zuilen, die het balkon
droegen, gorangechikt waren.
Opeens richtte de man zich op uit zyne
voorovergebogen houdinghy wendde zyn
hoofd verbaasd naar het parkhek en eer nog
Gerd of Walburga hem eene vraag hadden
kunnen toeroepen naar de oorzaak van zyne
blykbare ontsteltenis, hoorden zy ook het
trappelen en snuiven van een paard.
Met één eprong was Gerd in de voordeur
en bg zag nog juist, dat oen man in gewone
arbeiderskleeding, zonder pet op en met een
vuurrood aangezicht, op een afgejaagd paard
voor de stoep aankwam en de teugels zóó
driftig aantrok, dat het trillende dier oogen-
blikkeiyk stilstond. Gerd herkende den rent
meester van Zembowitsch on Thilo'e rypaard.
In het Poolsch riep hg den hygenden man
toe wat er gebeurd was.
Een paar seconden lang wae deze nog niet
tot spreken in staat. Ten laatste kwamen er
een paar woorden
Gerd schrikte. Duizelend hield hg zich
stevig aan den post van de deur vast; hg
waggelde en zyn gelaat wae doodsbleek. Reeds
hing Walburga aan zyn arm, dien zy met
beide hare handen omkneld hield.
„Wat ie er gebeurd wat?" kreet zy.
„Een ongeluk Thilo; die man over-
dryft zekerik moet er heenmyn
rytuig," stamelde Gerd.
De tuinman, die er ook ais versteend had
byge8taan, liep nu op een draf naar den stal.
„De waarheid 1 De volle waarheidI" riep
Walburga, bleek en bevende. „Wat is er
gebeurd
Gerd liet zyne hand zwaar op haren schoudor
vallen. Hy zag de onmogelijkheid in om voor
haar iets te verbergen of beter voor te stellen
dan het was.
„Thilo Rothkreuz heeft zich dood
geschoten."
Walburga gaf een gil en toen barstte zy
in hartstochteiyk schreien uit.
Gerd legde voorzichtig zyn arm om hare
schouders en geleidde haar naar een stoel iïi
de vestibule. Hier liet zy, buiten zicbzelve
van droefheid, haar hoofd op de tafel vallen
en begon hoe langer hoe heviger te weenen.
„Als hy het maar niet om mg heeft ge
daan!" fluisterde zy tusschen het snikken
door; „dan zou ik myn leven lang niet meer
vrooiyk kunnen zyn."
Gerd8 gelaat was als uit steen gehouwen,
zoo strak. In hem streden verschillende pyn-
ïyke gedachten om den voorrang; de vrees,
dat Thilo werkeigk zooveel van Walburga
kon hebben gehouden, om hare weigering
niet te kunnen overleven; een onzeker ver
moeden, of eoms zyne schulden van dien
aard geweest waren, dat zy hem tot wanhoop
hadden gebrachteene diepe, groote verachting
voor den goddelooB laffen man, die In zyne
lafheid zoo ver was gegaan om een eind aan
zyn leven te maken, toen de zon van den
voorspoed daarin was ondergegaan.
Wordt vervolgd.)