Weidoeners der Menschheid. bijzondere aanleiding voor den Minister, om zich hieromtrent uit te spreken, daar zyn ambtsvoorganger in de memorie van beant woording betreffende de begrooting van hoofd stuk VIII voor 1894 aanteekende, dat onder zocht werd in hoever het gewenscht was het kaliber der nieuwe geweren tot 5 m.M. te verminderen. Gaarne zou men hieromtrent nader worden ingelicht. LEIDEN, 4L December. -BI) het te 's-Gravenhage gehouden examen tot verkrijging van don rang van commies der posterijen en telegraphie is o. a. geslaagd de surnumerair J. Klinkert, te Leiden. verknoeid. Niets kan meer baten. Eene operatie, vier weken vroeger, had redding kunnen brengen; nu is het te laat. Schromelijk en onvergeeflijk heeft Von Fortenbach, de ge vierde, onfeilbare doctor, zich vergist; met hardnekkige onkunde is hy op den verkeerden weg voortgegaan, tot alle kans op behoud verloren was. In opgewonden termen lucht Martiu8 zijne gevoelens tegenovor zijne vrouw, die, dadelijk party kiezende voor haren vader, de vaste verwachting uit, dat haar man zich wel vergissen zal. In opdracht van den Ministerraad moeten beide doctoren een rapport opstellen voor de hertogin, in zachte bewoordingen vervat, en gevoel. Dirk Haspels was schitterend tot in de kleinste kleinighedenzulk spel is boven een banaal woord van lof verheven. Mevr. Yan Kerckhoven speelde de Catharine uitstekend, zy had oogenblikken van mooie, zuiver dra- matische kracht. Ook de overigen waren ra hunne rollen goed. Mochten de Rotterdammers vroeg of laat (ik weet er niets stelligs van) de „Weldoeners der Menschheid" nog eens hier willen geven, laat dan eene volle zaal het bewys geven, dat de indruk van deze opvoering niet verloren is gegaan. Het nastukje was zeer kluchtig en ver- makeiyk. De heer en mevrouw Yan Eysden Drie candidaten werden afgewezen. De lste luit. J. Mulder, van het 4de reg. inf. te Leidon, is werkzaam gesteld by het departement van oorlog. Ingevolge de Arbeidswet is door het kantongerecht alhier een kuiper tot 3-malen 5, of 3 malen drie dagen hechtenis veroor deeld omdat hy twee jongens beneden de 16 jaren in dienst had zonder voorzien te zyn van arbeidskaarten, terwyi de namen van die jongens ook niet voorkwamen op de te houden lyst. H. M. de Koningin-Regentes heeft zich, vergezeld van de Hofdame va i dienst, heden, liorinneringsdag der begrafenis van Koning Wiilem III, naar den grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft begeven en aldaar op het graf van Haren Gemaal een krans gelogd, door H. M. de Koningin en Hare Moeder eigen handig vervaardigd. Academie-nien fffc Leiden: Aan do universiteit alhier is met goed gevolg afgelegd het doctoraal examen ln de rechtswetenschap door de heeren Jan Kist en M. D. Molenaar. Yereonijfde Staten* De zitting van het Congres is gisteren ge opend. In zyne Boodschap betreurt president Cleveland den vernietigenden oorlog, welke tus schen de beide machtigste staten van het Oosten wordt gevoerd; hy zou niet aarzelen gevolg te geven aan den een of anderen wenk, dat eene vriendschappeiyke hulp van deVer- eenigde Staten om een eervol einde te maken aan de vyandeiykheden, door belde oorlog voerende partyen zou worden aangenomen. De president wyst voorts op den vooruit gang van Japan. De Japansche rogeering ver langt hetgeen zeer pryzenswaardig is, niet alleen volkomon vryheid tot het regelen harer eigen aangelegenheden, maar eischt tevens, dat Japan onder de toongovende mogend heden worde opgenomen en op denzelfden voet als de andere staten behandeld worde. Wat de binnenlandsche politiek betreft, verklaart president Cleveland zich voor het verleenen van vrystelling van invoerrechten voor steenkolen en yzer, alsmede voor de ophofflng van alle differentiëele rechten voor geraffineerde suiker. Voorts deelt de president mede, dat hy voorloopig de uitgifte van schatkist biljetten zal voortzotten, voor zoover het noodig is, den goudvoorraad in de schatkist te vermeer deren. „Onbekend maakt onbemind", zullen wy maar zoggen, om althans eene poging te wagen de slechte opkomst van het publiek gister avond to verklaren. Het was, helaas, erg leeg, en, zoo ooit, dan hadden nu de afwezenden ongoiykzy hebben eon mooi stuk en prachtig spel gemist. Het stuk speelt aan een klein Duitsch hof. Do regoerende hertog is ziek en wordt uit sluitend behandeld door zyn gunsteling, den bejaarden ïyfarts, geheimraad Von Forten bach. Deze is door on door hoveling, als go neosheer laat hy te wenschen over. Zyn schoonzoon, dr. Martius, is een jong, zeer bekwaam chirurg, die evenwel èn door zyne politioke richting èn door zyne superioriteit in kennis door zyn schoonvader wordt tegenge werkt en by de conservatieve regoerings-party in discrediet is. Zyne vrouw, Catharine, heeft, eene afgodische vereering voor haren vader; in zyn konnis on karakter stelt zy een onwrikbaar vertrouwen. Als het stuk begint, heoft de ziekto van den hertog vyf weken geduurd zonder dat er eenigo vooruitgang te bespeuren valt. Een consult met een Holdel- borgsehon professor hoeft tot niets geleid, omdat diens meening verschilde van die van don geheimraad; de laatste hoeft, als vriend en vertrouwde van den patiënt, het terrein weten te behouden, en biyft nu zyne zelfde methode volgen. Ongeduldig en wantrouwend over den loop der ziekte, weet nu do zoon van don hertog, erfprins Carl Victor, te bewerken dat de ver smade radicaal, dr. Martius, in consult zal worden geroepen. Zelf gaat hy het Martius, zyn acaiemievriend, vragen. „Vier oogen zien meer dan twee," zegt hy vergoeiykend, maar duidoiyk biykt dat hy niet zóó'n onbegrensd vertrouwen heeft in Fortenbach's kunde als alle anderen. Martius is dadeiyk bereid, niet zonder ver klaarbare vreugde en inwendigen trots, mits zijn. schoon vader het goedkeurt, daar dit zóó onder doctoron gobruikeiyk is. De oude ge neesheer schrikt van het voorstel, voelt zich beangst en belesdigd, doch moet zwichten, al is hot noode, voor den uitdrukkeiyken wil z\jns gebieders. To zamen onderzoeken zy dus nu den patient. Als Martius thuis terug keert, is hy woedend, wanhopig. Zyn schoon vader heeft den horlog verknoeid, reddeloos een ander,' waarin elk onomwonden zyne geheele zienswyze moet uitspreken, bestemd voor het Staatsarchief. Terwyi Martius zich tot schryven zet, valt het gordyn. Als het weer omhoog gaat, slaat het zeven uren, Martius zit nog aan zyne 6chryftafel, hy heeft den gaoschen nacht door gewerkt, het rapport is klaar. Ieder woord is zorgvuldig gewikt en gewogen, maar nu staat het er dan ook, klaar en onverbiddelyk: het vonnis van den jongen man geveld over den ouden. De geheimraad komt uit het hertogelyk slot, nog deftig in zyn uiteriyk, maar inwendig geknakt, beangst, ootmoedig. Op allerlei wyzen tracht hy Martius te overreden dat rapport te wyzigen, hy biedt hem hulp, protectie, promotie aanhy verzoekt, dreigt, alles tever geefs Als eerlyk man staat Martius pal voor zyne wetenscbappelyke overtuiging en de beide rapporten worden verzonden. Hoewel de och- tendberichten, die de geheimraad medebracht, gunstig luidden, wordt hy nu plotseling by monde van zyn zoon, den adjudant van den erfprins, op het slot ontboden; er hebben zich zeer onrustwekkende verschynselen voor gedaan. Na zyn vertrek tracht Catharine haren man te bepraten, hardnekkig verdedigt zo haren ouden vader. Hare koppigheid, haar harde tegenstand prikkelen Martius tot hy zich ein- deiyk gedrongen voelt het uit te sproken wat hy anders verzwegen zou hebbenhet gedrag van haren vader is niet alleen laakbaar door zyne dwaling, hy heeft zich aan een schan deiyk vergryp schuldig gemaakt. Reeds sinds het eerste consult met den professor wist Yon Fortenbach dat hy ongelyk had, hy had het gevoeld en begrepen, maar uit ydelheid, om naam, eer en positie te redden, is hy willens en wetens op den ver keerden weg voortgegaan en heeft hot leven van den hertog aan zyn persooniyk belang opgeofferd. Dat is te veel voor Catharine, een heftig toonoel volgt, het eene woord, het eene verwyt volgt op het andere, tot zy eindelyk haren man mot een bitter: „Ik veracht jeI" voor goed van zich afstoot. Neon, niet hy kan en mag zegevieren, maar haar vader, do knappe, de onfeilbare, hy, de brave weldoener der menschheid. Dan daar beginnen de klokken van het slot en van den Dom te luiden en verkondigen de verpletterende tyding, dat de hertog zooevon overleden is. In het laatste bedryf komt de oude doctor diop vernederd en terneergebogen terug na de lykschouwing. Zyne dwaling is zonneklaar gebleken, Martius heeft geiyk gehad. De oude man dient zyne aanvrage om ontslag in, Catharine wil hem niet vorlaten. Haar broeder, de adjudant, keurt dat besluit streng af, hy wyst haar op do plichton, die zy als vrouw van Martius te vervullen heeft, doch hier tegen komt Catharine heftig op. Met hem heeft zy voorgoed gebroken, hy heeft haren vader belasterd, doodelyk beleedigd. Zy wil die beleodiging verzwygen, doch op aandringen van den geheimraad zelf verhaalt zy wat Martius haar gezegd heeft. En als nu allen van verontwaardiging gloeien over dio ongehoorde beschuldiging, geeft de grys- aard zichzelven den genadeslag door te ver klaren dat zyn schoonzoon de volle waar heid heeft gesproken. Ontgoocheld, smartelyk getroffen staan allen daar, Catharino is als vernietigd. Wat baat het den vader nu ofhy zyn kinderen om vergiffenis smeekt, zich verdedigt en zich vernedert; onverbiddelyk keoren allen, ook Catharine, zich van hem af, de kinderen hebben den plichtvergeten vader gevonnisd. Dat is meer dan de onge lukkige verdragen kan, hy begeeft zich in zyne kamer en doet eene poging tot zelfmoord, die gelukkig mislukt, waarna dezolfde Martius de man is, die redding aanbrengt. Uit dankbaar heid daarvoor smeekt Catharino om vergiffe nis en met eene algemoene verzoening eindigt het stuk. Eeno mooie stof en mooi behandeldO, zeker, er zyn vlekjes en gebreken. Het slot is zeer zwak, de heele liefdesgeschiedenis tusschen Paula von Fortenbach, de jongste dochter, en een jeugdig arts, had gevoegiyk achterwege kunnen blyven, die doet meer kwaad dan goed; het pianospel in de eerste acte ont siert bepaald onz., enz., maar toch, als geheel, doet het stuk ons aangenaam aan. De ge dachte is frisch en nieuw, de karaktertoeke ning uitstekend, de compositie handig, de dialoog vloeiend. Indien aan den soberen, innig waren, uit het leven gegrepen opzet nóg wat beknopter vastgehouden was, het zou een meesterstukje geworden zyn. Ook nu komen or reeds prach tigo, aangrypendo tooneelen in voor, als: het gesprek tusschen de beide geneesheeren, tusschen Catharino on Martius, de geheele eerste helft van het derde bedryf, enz. Dat stuk is waar, waarachtig waar; dat is de hoogsto lof, dien men geven kan. Zooals ik reeds zeideHet spel was prachtig. Tartaud heb ik, kort en goed, nog nooit zoo mooi zien spelen, bet was alles natuur en hadden alle eer van hun vroolyk, aardig spel. v. B. Gemengd Nieuws. Het ongeval, verleden Woensdag avond aan A. BI., te Oude-Wetering, overkomen, had een by na tragisch gevolg voor zyn redder P. v. A., ook aldaar woonachtig. Deze, het hart vol hoop op eene medaille voor het redden van drenkelingen, liet zyn geredden makker verder zyns weegs gaan, doch keerde zelf met zyne natte plunje aan naar Roelof- Arendsveen terug, waar by de gelegenheid in vry ruime mate waarnam om zich te trakteeren op eene hartsterking voor zyn reddingswerk. Tegen negen uren aanvaardde hy den zwaren terugtocht naar Oude-Wetering, doch plompte byna terzelfder plaatse in het water, waar hy eene poos te voren zyne helden daad volbracht. Nu echter had hyzelf dringend behoefte aan hulp, die hem bereidwillig door den in de nabyheid wonenden en spoedig aanwezigen arbeider J. Boerman werd ver leend. Met een inderhaast gegrepen stok gelukto het dezen den drenkeling naar den wal te trekken en verder op het droge te brengen, waarop de laatste, na voel dankbe tuigingen aan zyn redder, eindelyk in gezel schap van een daar toevallig voorbykomenden bakker zyne woonplaats kon bereiken. Voorwaar, eene gewichtige les voor hen, die op donkere avondeü, aangeschoten, dezen kalen en smallen, aan beide zyden door diepe slooten begrensden weg, moeten bo wandelen! Te Katwyk aan Zee zyn in den loop der vorige week van de haringvisschery teruggekomen 36 schuiten met vangsten van 70 tot 250 kantjes pekelharing; de aanvoer van steurharing bedroeg 110 kantjes en 7000 stuks. Onze lezers zullen zich herinne ren, dat, nadat de Hillegomsche Buddenborg in hooger beroep was gekomen van het vonnis dor rechtbank te Haarlem, waarby zyn verzet tegen zyne faillietverklaring on gegrond was verklaard, de heer P. Van Ooy, pianohandelaar to Haarlem, crediteur van Buddenborg, verzocht heeft zich in dit geding te mogen voegon. Het gerechtshof te Amster dam heeft intusschen by een op 30 November uitgesproken arrest afwyzond op dit verzoek boschikt, met veroordeeling van den heer Van Ooy in de kosten. Jhr. mr. Rethaan Maearé, officier van justitie te Haarlem, had zich omtrent de al- of niet-toelating van den heer Van Ooy geen party gesteld. Den 19-jarigen bakkersleerling N. O., van Bo legras e, die den Zondag 2 dezer by zyne oudors te Woubrugge door bracht, is eene ernstige kwetsuur overkomen. Door onvoorzichtige behandeling van een tweeloops jachtgeweer, doorschoot hy zoodanig zyne hand, dat onmiddellyk geneeskundige hulp noodzakeiyk was. To Aalsmeer viel Zondagmiddag het vierjarig zoontje van den heer E. in een onbewaakt oogenblik in de Kerkwetering. Toen het kind werd opgehaald, was het reeds verdronken. Jacobus Van der Does, een 4 3- jarige schippersknecht, gehuwd en wonende te Zegwaard, gleed gisteravond, op het beurt schip van schipper C. Beek, van Zegwaard, liggende aan den Haringvliet, te Rotterdam, met een zak erwten op den rug uit, en viel achterover op de yzeren luiken. Hy is per brancard naar het Ziekenhuis overgebracht en verkeert in zeer zorgwekkenden toestand. De 1 y d e r K. v. d. H e i d e n, t e L i s- serbroek (Haarlemmermeer), is hersteld. Ook zyn 7 jarig meisje is aangetast, doch thans herstellende. De Hooge Raad besliste gisteren door verwerping van het beroep in cassatie van den officier van justitie te Breda tegen het vonnis van de rechtbank aldaar, waarby zeven personen, bestuursleden van de sociëteit „De Vereeniging", te Roozondaal, vervolgd wegens het geven van eene muziekuitvoering en eene dansparty zonder vergunning, des wege van alle rechtsvervolging zyn ontslagen dat de ten deze betrekkelyko bepaling der verordening van de gemeente Roozendaal en Nispen in stryd is met art. 135 der gemeentewet. In 't Friesche dorp Bovenknype ging een boer Zaterdagavond jl., na smakelijk het avondeten gebruikt te hebben, met zyn gezin naar bed. 's Morgens vond men hem als ïyk in zyne legerstede. Te Hagestein is mej. De V., sedert vele jaren in ziekel£ken toestand, en laatst nog behandeld in het ziekenhuis te Utrecht, Zaterdagmorgen naby hare woning in een klein slootje verdronken gevonden. In den omtrek van Vianen is eeno koolraap gegroeid van buitengewone zwaarte. Zo had een gewicht van 26 pond. De heer G. P., teRozendaal, op het dak eene duif willende grypen, stortte van eene aanzienlyko hoogte naar beneden on kwam on de steenen neder. Geheel be bloed en verschrikkeiyk gewond, werd hy voor dood opgenomen. Wegens het grootebloed verlies is zyn toestand zeer zorgwekkend. De toestand van den werkman R. De B., die by het spoorwegongeval van Zaterdag 11. te Zwolle zwaar werd verwond, is vooruitgaande, terwyi ook de kwetsuren van den licht verwonden conducteur beterende zyn. Men meldt aan de „N. R. Ct." uit Sittard van 2 dezer: Naar het gerucht wil, hebben gisteravond naby het grensdorp Hafert Pruisische ambte naren op zekeren Nelissen, die zes varkens uit Nederland in Duitscbland wilde smokkelen en zich niet aan het „halt" der ambtenaren wilde storen, een schot gelost, met hetonge lukkig gevolg, dat hy spoedig een ïyk was. Voor brandwonden wordt, na toepassing van de bekende voorzorgsmaat regelen, door een berichtgever der „Temps" aanbevolen een smeersel, gemaakt uit het wit van een ei en olyfolie, waarmede men de blaren door middel van een penseel bestrykt; men gaat hiermede zoolang voort tot de pyn verdwynt. Het smeersel vormt eene bescher mende korst, die zeer bevorderiyk voor het genezen der wonde schynt te zyn. Te Coventry stond dezer dagen oen boerenarbeider terecht, die een pelsmantel had gestolen van de gravin van Warwick. Dit is op zichzelf niet zooveel byzonders, maar wel de verklaring van de gravin, dat de mantel haar 800 pd. st. had gekost. Dit kostbare kleedingstuk was door den arbeider uit het rytuig gestolen, dat de gravin een oogenblik verlaten had, en door hem onder den grond verborgen, waar het later, geducht gehavend, werd teruggevonden. De „Echo de Pari 8" vertelt het volgende: „Paul Verlaino verliet dezer dagen met eene zyner vriendinnen een restaurant, waar zy het ontbyt gebruikt hadden, toen hy om de eene of andere reden twist kreeg mei een paar politie agenten. Zonder acht te slaan op de waardigheid van den delinquent en trots de trouw van zyne gezellin, namen de dienaren der wet den poöet by den kraag en brachten hem voor den commissaris. Geluk kig bezat deze meer belezenheid dan de agenten on was hy oen bewonderaar van Verlaine's verzen, zoodat do zaak geene verdere gevol gen had." Sociaul-democratische Bond. De Hooge Raad heeft gisteren uitspraak gedaan in de bekende zaak van A. Rot, S. W. Colhof en Chr. Cornelissen, ieder tot f 50 boeto veroordeeld wegens het op 24, 25 en 26 December 1893 in het Gebouw „Toekomst", te Groningen, deelnomen aan eene by de wet verboden vereeniging, gepleegd door drie be stuursleden, van den Sociaal-democratischen Bond, strafbaar volgens art. 140 Strafr., 2de on 3do lid. Door den requirant was als cassatiemiddel voorgesteld: schending door niet-toepassing van art. 140, al. 1 en 3 Wetboek van Straf recht. De Hooge Raad achtte dit middel ongegrond, daar om deelneming aan eene vereeniging te doen vallen onder art. 140, lste lid, het niet voldoende is dat die vereeniging zich een einddoel voorstelt, dat onder zekere om standigheden alleen bereikt kan worden door het plegen van misdryven, maar dat daaren tegen voor de toepasselykheid dezer straf bepaling wordt vereischt di.t de vereeniging, in het leven geroepen of feitelyk werkzaam om misdryven te plegen, dit ook tot oogmerk of naaste doel heoft. Wat do vyf middelen betreft, door de mede- requiranten aangevoerd, de Hooge Raad be sliste dat de eerste twee aantasten feitelyke beslissingen van het Hof, niet vatbaar voor cassatie. De drie anderen betreffen de quali- ficatie van het feit. Hieromtrent verklaart de Hooge Raad dat het Hof met juistheid heeft beslist dat eene vereeniging, die als einddoel beoogt niet de hervorming of verandering van bestaande toe standen langs wegen, door de Grondwet of de wet aangowezen, maar de omverwerping der bestaande maatschappoiyke orde met alle haar ton dienste staande, ook onwettige en gewelddadige middelen, uit haren aard is eene met de openbare orde strydige vereeniging, bepaaldeiyk eene zoodanige, die valt onder de omschryving van art. 3, sub lo., der wet van 22 April 1855 (Stsbl. No. 32); dat hier tegen niet opgaat het beweren, dat deze wets bepaling als kenmerk van eene verboden vereeniging aangeeft dat zy tot doel heeft ongehoorzaamheid aan of overtreding van wetten of wettelyke verordeningen. Immers, waar by omschryving van het einddoel der vereeniging op den voorgrond wordt gosteld dat hare tactiek is eene revo- lutionnaire on zy niet zal schromen onwettige en gewelddadige middelen daarvoor aan te wenden, het niet twyfelachtig is dat zy mid- deliyk of onmiddellyk ongehoorzaamheid aan of overtreding der wet ten doel heeft. Hierin brengt geene verandering het feit, dat in de motie, door de goedkeuring der afdeelingon, geiyk feitelyk is beslist, een be sluit der vereeniging geworden, tot geen enkel strafbaar feit wordt aangespoord, daar het voldoende is \olgeVis art. 3 No. 1 der wet van 1855 dat zy zich voorstelt gehoorzaam heid te weigeren aan de wet, die der bereiking van haar einddoel in den weg staat of die wet te overtreden. De aard van den Sociaal-democratischen Bond, gelyk deze biykt uit de door het „referendum" goedgekeurde motie, doet der halve dien Bond kennen als eene met de openbare orde strydige vereeniging. Op deze gronden is het cassatieberoep verworpen. Telegrammen. ST.-PETERSBURG, 3 December. In de Staatscourant wordt heden eene mededeeling openbaar gemaakt van den minister van finan ciën, waarby alle houders van nog niet ge amortiseerde aandeelen der Zuid-West-spoor- wegon worden vrygesteld van de verplichting om hunne aandeelen te ruilen tegen aandeelen der 4 pCts. staatsleening, welke tot een bedrag van 50,000,000 roebels (nominaal) zal worden uitgegeven. De aandeelhouders, welke hunne aandeelen wenschen in te wisselen, dienen zich aan te melden by het bankierskantoor der heeren Lippmann, Rosenthal en Co., te Amsterdam. De gelegenheid daarvoor zal worden opengesteld van 28 Dec. 1S94 tot 2 Jan. 1895 (nieuwe styl). BERLIJN, 3 December. (Tel.) De „Nord- deutsche Allgemeine Zeitung" wydt nu ook een artikel aan de besprekingen, welke dezer dagen gevoerd zyn tusschen den Duitschen gezant te Parys en den Franschen minister van buitenlandsche zaken Hanotaux over de aanvallen van eenige der Fransche bladen tegen de Duitsche regeering. Het regeeringsblad verklaart uitdru.kk.elyk, dat de mededeeling van den „Hamburger Cor respondent," als zou de Duitsche gezant ge dreigd hebben met het afbreken der diplo matieke betrekkingen, volkomen onjuist is. „Trouwens" voegt de „Norddeutsche' er by „in de diplomatie is het nooit de ge woonte om, wanneer men klachten te berde brengt, deze met dergeiyke ernstige bedrei gingen in te leiden." LONDEN, 4 December. De toestand in China wordt altyd nog erger. In de zuideiyke pro vinciën Kwangtoeng en Kiangsi zyn opstan den uitgebroken. TWEEDE KAÜER. (Slot.) De heer Mees verdedigde de oud liberalen en wilde wel uitgaven voor de defensie toestaan, voor zoover het doel is handhaving der neutraliteit en verdediging. De heer Eeldt achtte het plan betreffende eene Staatsverzekeringsbank niet uitvoerbaai. LOMBOK. Van eene vriendenhand ontving de „Tel." een uittreksel van een brief, geschreven door den indertyd op Lombok gewonden lsten luit. G. V., die, dank zy de uitnemende verpleging van de gewonden in het hospitaal te Soera- baia, zich thans weer in staat acht kruipende door zyne kamer te gaan. Alles was, schryft de heer V., tot op den 25ston Aug. rustig en wy hadden een leventje, als in 't garnizoen, 's Morgens exerceerden w'een beetje en de rest van den dag werd doorgebracht met eten, drinken, hombren en zwemmen in de vyvers van den Radja. Op den avond van den 25sten kreeg ik echter bevel om met myn peloton de draagpaarden der artillerie naar het bivak te Tjakra te ge leiden, omdat naar aanleiding van een bericht, als zouden de bivaks 's avonds overvallen worden, het 6de bataljon zich by ons in het bivak te Mataram zou komen aansluiten. Toon ik echter te Tjakra aankwam, was er eene andore order uitgekomen, nl. dat éón onzer compagnieën do twee compagnieën van 't zesde zou versterken, benevens twee stukken veld artillerie, waardoor beide troöpendeelen even sterk werden. Het was 's avonds 9 uur, toen wy de z.g. alarmstelling innamen. Tot 12 uur hoorden wy in ons bivak niets, tot wy eindelyk één schot en vervolgens onmiddellyk daarop een oorverdoovend schie ten hoorden, terwyl ook onmiddellyk het kanon begon te bulderen. Dit ging zoo den geheolen nacht door; geen anderen last had den we er van dan dat de kogels zeer dik- wyls by ons terechtkwamen en een man verkondden, 's Nachts twee uren ongeveer kreeg ik zelf een paar granaten vóór rayn peloton. Behalve een hevigen schrik, hadden wy echter geen schade dan een gebroken geweer. Wy waren toen wy geen berichten ontvingen en de kettingjongens, die 't verband trachtten 'te herstellen, neergeschoten werden, niet erg gerust meer, en toen het dan ook morgen werd, gelastte de bivakcommandant onze com pagnie naar Tjakra op te rukken om het 6de te helpen. Ik was met myn peloton het eerst op den weg en stond daar kalm op de tweede helft der compagnie te w.ichten. 't Was nog donker en 't vuren op Tj ifcra scheen een weinig te bedaren. Plotseling brak echter uit de poort van Mataram een vrc selyk vuur los. Eenigen myner manschappen stortten neer en de rest, door de verrassing overmand, stoof terug van den weg, waar wy achter een dykje halt hielden. Weldra was 't nu oen schieten van artillerie en infanterie, dat je 't hooren en zien verging. Ons bivak was dus nu aan de beurt en w(j kregen uit do repeteergeweren der B.iliCrs een ontzettend vuur, dat al dadelyk ver- scheidenen onzer deed vallen. Zy hadden ons echter goed op onzen post gevonden en zagen spoedig van een directen aanval af. Nu begon echter het wanhopig schieten van achter de muren. 't Was intusschen licht geworden, doch wy zagen geen Baliér, te meer merkten wy echter zyn vuur, dat op een afstand van 15 en IC pas onze manschappen een voor een wegpikt6. Aanvallen konden wy niet, want ons bivak was nog te zwak bezet en had een gedeelte

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2