Weidoeners der Menschheid.
bijzondere aanleiding voor den Minister, om
zich hieromtrent uit te spreken, daar zyn
ambtsvoorganger in de memorie van beant
woording betreffende de begrooting van hoofd
stuk VIII voor 1894 aanteekende, dat onder
zocht werd in hoever het gewenscht was
het kaliber der nieuwe geweren tot 5 m.M.
te verminderen. Gaarne zou men hieromtrent
nader worden ingelicht.
LEIDEN, 4L December.
-BI) het te 's-Gravenhage gehouden examen
tot verkrijging van don rang van commies
der posterijen en telegraphie is o. a. geslaagd
de surnumerair J. Klinkert, te Leiden.
verknoeid. Niets kan meer baten. Eene operatie,
vier weken vroeger, had redding kunnen
brengen; nu is het te laat. Schromelijk en
onvergeeflijk heeft Von Fortenbach, de ge
vierde, onfeilbare doctor, zich vergist; met
hardnekkige onkunde is hy op den verkeerden
weg voortgegaan, tot alle kans op behoud
verloren was. In opgewonden termen lucht
Martiu8 zijne gevoelens tegenovor zijne vrouw,
die, dadelijk party kiezende voor haren vader,
de vaste verwachting uit, dat haar man zich
wel vergissen zal.
In opdracht van den Ministerraad moeten
beide doctoren een rapport opstellen voor de
hertogin, in zachte bewoordingen vervat, en
gevoel. Dirk Haspels was schitterend tot in de
kleinste kleinighedenzulk spel is boven een
banaal woord van lof verheven. Mevr. Yan
Kerckhoven speelde de Catharine uitstekend,
zy had oogenblikken van mooie, zuiver dra-
matische kracht. Ook de overigen waren ra
hunne rollen goed.
Mochten de Rotterdammers vroeg of laat
(ik weet er niets stelligs van) de „Weldoeners
der Menschheid" nog eens hier willen geven,
laat dan eene volle zaal het bewys geven, dat
de indruk van deze opvoering niet verloren
is gegaan.
Het nastukje was zeer kluchtig en ver-
makeiyk. De heer en mevrouw Yan Eysden
Drie candidaten werden afgewezen.
De lste luit. J. Mulder, van het 4de
reg. inf. te Leidon, is werkzaam gesteld by
het departement van oorlog.
Ingevolge de Arbeidswet is door het
kantongerecht alhier een kuiper tot 3-malen
5, of 3 malen drie dagen hechtenis veroor
deeld omdat hy twee jongens beneden de
16 jaren in dienst had zonder voorzien te zyn
van arbeidskaarten, terwyi de namen van
die jongens ook niet voorkwamen op de te
houden lyst.
H. M. de Koningin-Regentes heeft zich,
vergezeld van de Hofdame va i dienst, heden,
liorinneringsdag der begrafenis van Koning
Wiilem III, naar den grafkelder in de Nieuwe
Kerk te Delft begeven en aldaar op het graf
van Haren Gemaal een krans gelogd, door
H. M. de Koningin en Hare Moeder eigen
handig vervaardigd.
Academie-nien fffc
Leiden: Aan do universiteit alhier is
met goed gevolg afgelegd het doctoraal
examen ln de rechtswetenschap door de heeren
Jan Kist en M. D. Molenaar.
Yereonijfde Staten*
De zitting van het Congres is gisteren ge
opend. In zyne Boodschap betreurt president
Cleveland den vernietigenden oorlog, welke tus
schen de beide machtigste staten van het
Oosten wordt gevoerd; hy zou niet aarzelen
gevolg te geven aan den een of anderen wenk,
dat eene vriendschappeiyke hulp van deVer-
eenigde Staten om een eervol einde te maken
aan de vyandeiykheden, door belde oorlog
voerende partyen zou worden aangenomen.
De president wyst voorts op den vooruit
gang van Japan. De Japansche rogeering ver
langt hetgeen zeer pryzenswaardig is, niet
alleen volkomon vryheid tot het regelen harer
eigen aangelegenheden, maar eischt tevens,
dat Japan onder de toongovende mogend
heden worde opgenomen en op denzelfden
voet als de andere staten behandeld worde.
Wat de binnenlandsche politiek betreft,
verklaart president Cleveland zich voor het
verleenen van vrystelling van invoerrechten
voor steenkolen en yzer, alsmede voor de
ophofflng van alle differentiëele rechten voor
geraffineerde suiker.
Voorts deelt de president mede, dat hy
voorloopig de uitgifte van schatkist biljetten
zal voortzotten, voor zoover het noodig is,
den goudvoorraad in de schatkist te vermeer
deren.
„Onbekend maakt onbemind", zullen wy
maar zoggen, om althans eene poging te wagen
de slechte opkomst van het publiek gister
avond to verklaren. Het was, helaas, erg leeg,
en, zoo ooit, dan hadden nu de afwezenden
ongoiykzy hebben eon mooi stuk en prachtig
spel gemist.
Het stuk speelt aan een klein Duitsch hof.
Do regoerende hertog is ziek en wordt uit
sluitend behandeld door zyn gunsteling, den
bejaarden ïyfarts, geheimraad Von Forten
bach. Deze is door on door hoveling, als go
neosheer laat hy te wenschen over. Zyn
schoonzoon, dr. Martius, is een jong, zeer
bekwaam chirurg, die evenwel èn door zyne
politioke richting èn door zyne superioriteit in
kennis door zyn schoonvader wordt tegenge
werkt en by de conservatieve regoerings-party
in discrediet is. Zyne vrouw, Catharine, heeft,
eene afgodische vereering voor haren vader;
in zyn konnis on karakter stelt zy een
onwrikbaar vertrouwen. Als het stuk begint,
heoft de ziekto van den hertog vyf weken
geduurd zonder dat er eenigo vooruitgang te
bespeuren valt. Een consult met een Holdel-
borgsehon professor hoeft tot niets geleid,
omdat diens meening verschilde van die van
don geheimraad; de laatste hoeft, als vriend
en vertrouwde van den patiënt, het terrein
weten te behouden, en biyft nu zyne zelfde
methode volgen.
Ongeduldig en wantrouwend over den loop
der ziekte, weet nu do zoon van don hertog,
erfprins Carl Victor, te bewerken dat de ver
smade radicaal, dr. Martius, in consult zal
worden geroepen. Zelf gaat hy het Martius,
zyn acaiemievriend, vragen. „Vier oogen zien
meer dan twee," zegt hy vergoeiykend, maar
duidoiyk biykt dat hy niet zóó'n onbegrensd
vertrouwen heeft in Fortenbach's kunde als
alle anderen.
Martius is dadeiyk bereid, niet zonder ver
klaarbare vreugde en inwendigen trots, mits
zijn. schoon vader het goedkeurt, daar dit zóó
onder doctoron gobruikeiyk is. De oude ge
neesheer schrikt van het voorstel, voelt zich
beangst en belesdigd, doch moet zwichten,
al is hot noode, voor den uitdrukkeiyken wil
z\jns gebieders. To zamen onderzoeken zy
dus nu den patient. Als Martius thuis terug
keert, is hy woedend, wanhopig. Zyn schoon
vader heeft den horlog verknoeid, reddeloos
een ander,' waarin elk onomwonden zyne
geheele zienswyze moet uitspreken, bestemd
voor het Staatsarchief.
Terwyi Martius zich tot schryven zet, valt
het gordyn. Als het weer omhoog gaat, slaat
het zeven uren, Martius zit nog aan zyne
6chryftafel, hy heeft den gaoschen nacht door
gewerkt, het rapport is klaar. Ieder woord is
zorgvuldig gewikt en gewogen, maar nu staat
het er dan ook, klaar en onverbiddelyk: het
vonnis van den jongen man geveld over den
ouden. De geheimraad komt uit het hertogelyk
slot, nog deftig in zyn uiteriyk, maar inwendig
geknakt, beangst, ootmoedig. Op allerlei wyzen
tracht hy Martius te overreden dat rapport
te wyzigen, hy biedt hem hulp, protectie,
promotie aanhy verzoekt, dreigt, alles tever
geefs Als eerlyk man staat Martius pal voor
zyne wetenscbappelyke overtuiging en de beide
rapporten worden verzonden. Hoewel de och-
tendberichten, die de geheimraad medebracht,
gunstig luidden, wordt hy nu plotseling by
monde van zyn zoon, den adjudant van den
erfprins, op het slot ontboden; er hebben
zich zeer onrustwekkende verschynselen voor
gedaan.
Na zyn vertrek tracht Catharine haren man
te bepraten, hardnekkig verdedigt zo haren
ouden vader. Hare koppigheid, haar harde
tegenstand prikkelen Martius tot hy zich ein-
deiyk gedrongen voelt het uit te sproken wat
hy anders verzwegen zou hebbenhet gedrag
van haren vader is niet alleen laakbaar door
zyne dwaling, hy heeft zich aan een schan
deiyk vergryp schuldig gemaakt.
Reeds sinds het eerste consult met den
professor wist Yon Fortenbach dat hy ongelyk
had, hy had het gevoeld en begrepen, maar
uit ydelheid, om naam, eer en positie te
redden, is hy willens en wetens op den ver
keerden weg voortgegaan en heeft hot leven
van den hertog aan zyn persooniyk belang
opgeofferd.
Dat is te veel voor Catharine, een heftig
toonoel volgt, het eene woord, het eene verwyt
volgt op het andere, tot zy eindelyk haren
man mot een bitter: „Ik veracht jeI" voor
goed van zich afstoot. Neon, niet hy kan en
mag zegevieren, maar haar vader, do knappe,
de onfeilbare, hy, de brave weldoener der
menschheid. Dan daar beginnen de klokken
van het slot en van den Dom te luiden en
verkondigen de verpletterende tyding, dat de
hertog zooevon overleden is.
In het laatste bedryf komt de oude doctor
diop vernederd en terneergebogen terug na de
lykschouwing. Zyne dwaling is zonneklaar
gebleken, Martius heeft geiyk gehad. De oude
man dient zyne aanvrage om ontslag in,
Catharine wil hem niet vorlaten. Haar broeder,
de adjudant, keurt dat besluit streng af, hy
wyst haar op do plichton, die zy als vrouw
van Martius te vervullen heeft, doch hier
tegen komt Catharine heftig op. Met hem
heeft zy voorgoed gebroken, hy heeft haren
vader belasterd, doodelyk beleedigd.
Zy wil die beleodiging verzwygen, doch op
aandringen van den geheimraad zelf verhaalt
zy wat Martius haar gezegd heeft. En als
nu allen van verontwaardiging gloeien over
dio ongehoorde beschuldiging, geeft de grys-
aard zichzelven den genadeslag door te ver
klaren dat zyn schoonzoon de volle waar
heid heeft gesproken. Ontgoocheld, smartelyk
getroffen staan allen daar, Catharino is als
vernietigd. Wat baat het den vader nu ofhy
zyn kinderen om vergiffenis smeekt, zich
verdedigt en zich vernedert; onverbiddelyk
keoren allen, ook Catharine, zich van hem
af, de kinderen hebben den plichtvergeten
vader gevonnisd. Dat is meer dan de onge
lukkige verdragen kan, hy begeeft zich in zyne
kamer en doet eene poging tot zelfmoord, die
gelukkig mislukt, waarna dezolfde Martius de
man is, die redding aanbrengt. Uit dankbaar
heid daarvoor smeekt Catharino om vergiffe
nis en met eene algemoene verzoening eindigt
het stuk.
Eeno mooie stof en mooi behandeldO, zeker,
er zyn vlekjes en gebreken. Het slot is zeer
zwak, de heele liefdesgeschiedenis tusschen
Paula von Fortenbach, de jongste dochter, en
een jeugdig arts, had gevoegiyk achterwege
kunnen blyven, die doet meer kwaad dan
goed; het pianospel in de eerste acte ont
siert bepaald onz., enz., maar toch, als geheel,
doet het stuk ons aangenaam aan. De ge
dachte is frisch en nieuw, de karaktertoeke
ning uitstekend, de compositie handig, de
dialoog vloeiend.
Indien aan den soberen, innig waren, uit
het leven gegrepen opzet nóg wat beknopter
vastgehouden was, het zou een meesterstukje
geworden zyn. Ook nu komen or reeds prach
tigo, aangrypendo tooneelen in voor, als: het
gesprek tusschen de beide geneesheeren,
tusschen Catharino on Martius, de geheele
eerste helft van het derde bedryf, enz. Dat
stuk is waar, waarachtig waar; dat is de
hoogsto lof, dien men geven kan.
Zooals ik reeds zeideHet spel was prachtig.
Tartaud heb ik, kort en goed, nog nooit zoo
mooi zien spelen, bet was alles natuur en
hadden alle eer van hun vroolyk, aardig spel.
v. B.
Gemengd Nieuws.
Het ongeval, verleden Woensdag
avond aan A. BI., te Oude-Wetering, overkomen,
had een by na tragisch gevolg voor zyn redder
P. v. A., ook aldaar woonachtig. Deze, het
hart vol hoop op eene medaille voor het
redden van drenkelingen, liet zyn geredden
makker verder zyns weegs gaan, doch keerde
zelf met zyne natte plunje aan naar Roelof-
Arendsveen terug, waar by de gelegenheid
in vry ruime mate waarnam om zich te
trakteeren op eene hartsterking voor zyn
reddingswerk. Tegen negen uren aanvaardde hy
den zwaren terugtocht naar Oude-Wetering,
doch plompte byna terzelfder plaatse in het
water, waar hy eene poos te voren zyne helden
daad volbracht. Nu echter had hyzelf dringend
behoefte aan hulp, die hem bereidwillig door
den in de nabyheid wonenden en spoedig
aanwezigen arbeider J. Boerman werd ver
leend. Met een inderhaast gegrepen stok
gelukto het dezen den drenkeling naar den
wal te trekken en verder op het droge te
brengen, waarop de laatste, na voel dankbe
tuigingen aan zyn redder, eindelyk in gezel
schap van een daar toevallig voorbykomenden
bakker zyne woonplaats kon bereiken.
Voorwaar, eene gewichtige les voor hen,
die op donkere avondeü, aangeschoten, dezen
kalen en smallen, aan beide zyden door
diepe slooten begrensden weg, moeten bo
wandelen!
Te Katwyk aan Zee zyn in den
loop der vorige week van de haringvisschery
teruggekomen 36 schuiten met vangsten van
70 tot 250 kantjes pekelharing; de aanvoer
van steurharing bedroeg 110 kantjes en
7000 stuks.
Onze lezers zullen zich herinne
ren, dat, nadat de Hillegomsche Buddenborg
in hooger beroep was gekomen van het
vonnis dor rechtbank te Haarlem, waarby
zyn verzet tegen zyne faillietverklaring on
gegrond was verklaard, de heer P. Van Ooy,
pianohandelaar to Haarlem, crediteur van
Buddenborg, verzocht heeft zich in dit geding
te mogen voegon. Het gerechtshof te Amster
dam heeft intusschen by een op 30 November
uitgesproken arrest afwyzond op dit verzoek
boschikt, met veroordeeling van den heer Van
Ooy in de kosten. Jhr. mr. Rethaan Maearé,
officier van justitie te Haarlem, had zich
omtrent de al- of niet-toelating van den heer
Van Ooy geen party gesteld.
Den 19-jarigen bakkersleerling
N. O., van Bo legras e, die den Zondag 2
dezer by zyne oudors te Woubrugge door
bracht, is eene ernstige kwetsuur overkomen.
Door onvoorzichtige behandeling van een
tweeloops jachtgeweer, doorschoot hy zoodanig
zyne hand, dat onmiddellyk geneeskundige
hulp noodzakeiyk was.
To Aalsmeer viel Zondagmiddag
het vierjarig zoontje van den heer E. in een
onbewaakt oogenblik in de Kerkwetering.
Toen het kind werd opgehaald, was het reeds
verdronken.
Jacobus Van der Does, een 4 3-
jarige schippersknecht, gehuwd en wonende
te Zegwaard, gleed gisteravond, op het beurt
schip van schipper C. Beek, van Zegwaard,
liggende aan den Haringvliet, te Rotterdam,
met een zak erwten op den rug uit, en viel
achterover op de yzeren luiken. Hy is per
brancard naar het Ziekenhuis overgebracht
en verkeert in zeer zorgwekkenden toestand.
De 1 y d e r K. v. d. H e i d e n, t e L i s-
serbroek (Haarlemmermeer), is hersteld.
Ook zyn 7 jarig meisje is aangetast, doch
thans herstellende.
De Hooge Raad besliste gisteren
door verwerping van het beroep in cassatie
van den officier van justitie te Breda tegen
het vonnis van de rechtbank aldaar, waarby
zeven personen, bestuursleden van de sociëteit
„De Vereeniging", te Roozondaal, vervolgd
wegens het geven van eene muziekuitvoering
en eene dansparty zonder vergunning, des
wege van alle rechtsvervolging zyn ontslagen
dat de ten deze betrekkelyko bepaling der
verordening van de gemeente Roozendaal en
Nispen in stryd is met art. 135 der gemeentewet.
In 't Friesche dorp Bovenknype
ging een boer Zaterdagavond jl., na smakelijk
het avondeten gebruikt te hebben, met zyn
gezin naar bed. 's Morgens vond men hem
als ïyk in zyne legerstede.
Te Hagestein is mej. De V., sedert
vele jaren in ziekel£ken toestand, en laatst
nog behandeld in het ziekenhuis te Utrecht,
Zaterdagmorgen naby hare woning in een
klein slootje verdronken gevonden.
In den omtrek van Vianen is
eeno koolraap gegroeid van buitengewone
zwaarte. Zo had een gewicht van 26 pond.
De heer G. P., teRozendaal, op
het dak eene duif willende grypen, stortte
van eene aanzienlyko hoogte naar beneden
on kwam on de steenen neder. Geheel be
bloed en verschrikkeiyk gewond, werd hy
voor dood opgenomen. Wegens het grootebloed
verlies is zyn toestand zeer zorgwekkend.
De toestand van den werkman
R. De B., die by het spoorwegongeval van
Zaterdag 11. te Zwolle zwaar werd verwond,
is vooruitgaande, terwyi ook de kwetsuren van
den licht verwonden conducteur beterende zyn.
Men meldt aan de „N. R. Ct." uit
Sittard van 2 dezer:
Naar het gerucht wil, hebben gisteravond
naby het grensdorp Hafert Pruisische ambte
naren op zekeren Nelissen, die zes varkens
uit Nederland in Duitscbland wilde smokkelen
en zich niet aan het „halt" der ambtenaren
wilde storen, een schot gelost, met hetonge
lukkig gevolg, dat hy spoedig een ïyk was.
Voor brandwonden wordt, na
toepassing van de bekende voorzorgsmaat
regelen, door een berichtgever der „Temps"
aanbevolen een smeersel, gemaakt uit het wit
van een ei en olyfolie, waarmede men de
blaren door middel van een penseel bestrykt;
men gaat hiermede zoolang voort tot de pyn
verdwynt. Het smeersel vormt eene bescher
mende korst, die zeer bevorderiyk voor het
genezen der wonde schynt te zyn.
Te Coventry stond dezer dagen
oen boerenarbeider terecht, die een pelsmantel
had gestolen van de gravin van Warwick. Dit
is op zichzelf niet zooveel byzonders, maar wel
de verklaring van de gravin, dat de mantel
haar 800 pd. st. had gekost. Dit kostbare
kleedingstuk was door den arbeider uit het
rytuig gestolen, dat de gravin een oogenblik
verlaten had, en door hem onder den grond
verborgen, waar het later, geducht gehavend,
werd teruggevonden.
De „Echo de Pari 8" vertelt het
volgende: „Paul Verlaino verliet dezer dagen
met eene zyner vriendinnen een restaurant,
waar zy het ontbyt gebruikt hadden, toen hy
om de eene of andere reden twist kreeg mei
een paar politie agenten. Zonder acht te slaan
op de waardigheid van den delinquent en
trots de trouw van zyne gezellin, namen de
dienaren der wet den poöet by den kraag en
brachten hem voor den commissaris. Geluk
kig bezat deze meer belezenheid dan de agenten
on was hy oen bewonderaar van Verlaine's
verzen, zoodat do zaak geene verdere gevol
gen had."
Sociaul-democratische Bond.
De Hooge Raad heeft gisteren uitspraak
gedaan in de bekende zaak van A. Rot, S.
W. Colhof en Chr. Cornelissen, ieder tot f 50
boeto veroordeeld wegens het op 24, 25 en
26 December 1893 in het Gebouw „Toekomst",
te Groningen, deelnomen aan eene by de wet
verboden vereeniging, gepleegd door drie be
stuursleden, van den Sociaal-democratischen
Bond, strafbaar volgens art. 140 Strafr., 2de
on 3do lid.
Door den requirant was als cassatiemiddel
voorgesteld: schending door niet-toepassing
van art. 140, al. 1 en 3 Wetboek van Straf
recht.
De Hooge Raad achtte dit middel ongegrond,
daar om deelneming aan eene vereeniging
te doen vallen onder art. 140, lste lid, het
niet voldoende is dat die vereeniging zich
een einddoel voorstelt, dat onder zekere om
standigheden alleen bereikt kan worden door
het plegen van misdryven, maar dat daaren
tegen voor de toepasselykheid dezer straf
bepaling wordt vereischt di.t de vereeniging,
in het leven geroepen of feitelyk werkzaam
om misdryven te plegen, dit ook tot oogmerk
of naaste doel heoft.
Wat do vyf middelen betreft, door de mede-
requiranten aangevoerd, de Hooge Raad be
sliste dat de eerste twee aantasten feitelyke
beslissingen van het Hof, niet vatbaar voor
cassatie. De drie anderen betreffen de quali-
ficatie van het feit.
Hieromtrent verklaart de Hooge Raad dat
het Hof met juistheid heeft beslist dat eene
vereeniging, die als einddoel beoogt niet de
hervorming of verandering van bestaande toe
standen langs wegen, door de Grondwet of
de wet aangowezen, maar de omverwerping
der bestaande maatschappoiyke orde met alle
haar ton dienste staande, ook onwettige en
gewelddadige middelen, uit haren aard is eene
met de openbare orde strydige vereeniging,
bepaaldeiyk eene zoodanige, die valt onder
de omschryving van art. 3, sub lo., der wet
van 22 April 1855 (Stsbl. No. 32); dat hier
tegen niet opgaat het beweren, dat deze wets
bepaling als kenmerk van eene verboden
vereeniging aangeeft dat zy tot doel heeft
ongehoorzaamheid aan of overtreding van
wetten of wettelyke verordeningen.
Immers, waar by omschryving van het
einddoel der vereeniging op den voorgrond
wordt gosteld dat hare tactiek is eene revo-
lutionnaire on zy niet zal schromen onwettige
en gewelddadige middelen daarvoor aan te
wenden, het niet twyfelachtig is dat zy mid-
deliyk of onmiddellyk ongehoorzaamheid aan
of overtreding der wet ten doel heeft.
Hierin brengt geene verandering het feit,
dat in de motie, door de goedkeuring der
afdeelingon, geiyk feitelyk is beslist, een be
sluit der vereeniging geworden, tot geen enkel
strafbaar feit wordt aangespoord, daar het
voldoende is \olgeVis art. 3 No. 1 der wet
van 1855 dat zy zich voorstelt gehoorzaam
heid te weigeren aan de wet, die der bereiking
van haar einddoel in den weg staat of die
wet te overtreden.
De aard van den Sociaal-democratischen
Bond, gelyk deze biykt uit de door het
„referendum" goedgekeurde motie, doet der
halve dien Bond kennen als eene met de
openbare orde strydige vereeniging.
Op deze gronden is het cassatieberoep
verworpen.
Telegrammen.
ST.-PETERSBURG, 3 December. In de
Staatscourant wordt heden eene mededeeling
openbaar gemaakt van den minister van finan
ciën, waarby alle houders van nog niet ge
amortiseerde aandeelen der Zuid-West-spoor-
wegon worden vrygesteld van de verplichting
om hunne aandeelen te ruilen tegen aandeelen
der 4 pCts. staatsleening, welke tot een bedrag
van 50,000,000 roebels (nominaal) zal worden
uitgegeven. De aandeelhouders, welke hunne
aandeelen wenschen in te wisselen, dienen
zich aan te melden by het bankierskantoor
der heeren Lippmann, Rosenthal en Co.,
te Amsterdam. De gelegenheid daarvoor
zal worden opengesteld van 28 Dec. 1S94
tot 2 Jan. 1895 (nieuwe styl).
BERLIJN, 3 December. (Tel.) De „Nord-
deutsche Allgemeine Zeitung" wydt nu ook een
artikel aan de besprekingen, welke dezer
dagen gevoerd zyn tusschen den Duitschen
gezant te Parys en den Franschen minister
van buitenlandsche zaken Hanotaux over de
aanvallen van eenige der Fransche bladen
tegen de Duitsche regeering.
Het regeeringsblad verklaart uitdru.kk.elyk,
dat de mededeeling van den „Hamburger Cor
respondent," als zou de Duitsche gezant ge
dreigd hebben met het afbreken der diplo
matieke betrekkingen, volkomen onjuist is.
„Trouwens" voegt de „Norddeutsche' er
by „in de diplomatie is het nooit de ge
woonte om, wanneer men klachten te berde
brengt, deze met dergeiyke ernstige bedrei
gingen in te leiden."
LONDEN, 4 December. De toestand in China
wordt altyd nog erger. In de zuideiyke pro
vinciën Kwangtoeng en Kiangsi zyn opstan
den uitgebroken.
TWEEDE KAÜER.
(Slot.)
De heer Mees verdedigde de oud liberalen
en wilde wel uitgaven voor de defensie
toestaan, voor zoover het doel is handhaving
der neutraliteit en verdediging.
De heer Eeldt achtte het plan betreffende
eene Staatsverzekeringsbank niet uitvoerbaai.
LOMBOK.
Van eene vriendenhand ontving de „Tel." een
uittreksel van een brief, geschreven door den
indertyd op Lombok gewonden lsten luit.
G. V., die, dank zy de uitnemende verpleging
van de gewonden in het hospitaal te Soera-
baia, zich thans weer in staat acht kruipende
door zyne kamer te gaan.
Alles was, schryft de heer V., tot op den
25ston Aug. rustig en wy hadden een leventje,
als in 't garnizoen, 's Morgens exerceerden
w'een beetje en de rest van den dag werd
doorgebracht met eten, drinken, hombren en
zwemmen in de vyvers van den Radja.
Op den avond van den 25sten kreeg ik echter
bevel om met myn peloton de draagpaarden
der artillerie naar het bivak te Tjakra te ge
leiden, omdat naar aanleiding van een bericht,
als zouden de bivaks 's avonds overvallen
worden, het 6de bataljon zich by ons in het
bivak te Mataram zou komen aansluiten. Toon
ik echter te Tjakra aankwam, was er eene
andore order uitgekomen, nl. dat éón onzer
compagnieën do twee compagnieën van 't zesde
zou versterken, benevens twee stukken veld
artillerie, waardoor beide troöpendeelen even
sterk werden.
Het was 's avonds 9 uur, toen wy de z.g.
alarmstelling innamen.
Tot 12 uur hoorden wy in ons bivak niets,
tot wy eindelyk één schot en vervolgens
onmiddellyk daarop een oorverdoovend schie
ten hoorden, terwyl ook onmiddellyk het
kanon begon te bulderen. Dit ging zoo den
geheolen nacht door; geen anderen last had
den we er van dan dat de kogels zeer dik-
wyls by ons terechtkwamen en een man
verkondden, 's Nachts twee uren ongeveer
kreeg ik zelf een paar granaten vóór rayn
peloton.
Behalve een hevigen schrik, hadden wy
echter geen schade dan een gebroken geweer.
Wy waren toen wy geen berichten ontvingen
en de kettingjongens, die 't verband trachtten
'te herstellen, neergeschoten werden, niet erg
gerust meer, en toen het dan ook morgen
werd, gelastte de bivakcommandant onze com
pagnie naar Tjakra op te rukken om het 6de
te helpen.
Ik was met myn peloton het eerst op den
weg en stond daar kalm op de tweede helft
der compagnie te w.ichten. 't Was nog donker
en 't vuren op Tj ifcra scheen een weinig te
bedaren. Plotseling brak echter uit de poort
van Mataram een vrc selyk vuur los. Eenigen
myner manschappen stortten neer en de rest,
door de verrassing overmand, stoof terug van
den weg, waar wy achter een dykje halt
hielden.
Weldra was 't nu oen schieten van artillerie
en infanterie, dat je 't hooren en zien verging.
Ons bivak was dus nu aan de beurt en w(j
kregen uit do repeteergeweren der B.iliCrs
een ontzettend vuur, dat al dadelyk ver-
scheidenen onzer deed vallen. Zy hadden ons
echter goed op onzen post gevonden en zagen
spoedig van een directen aanval af. Nu begon
echter het wanhopig schieten van achter de
muren.
't Was intusschen licht geworden, doch wy
zagen geen Baliér, te meer merkten wy echter
zyn vuur, dat op een afstand van 15 en IC
pas onze manschappen een voor een wegpikt6.
Aanvallen konden wy niet, want ons bivak
was nog te zwak bezet en had een gedeelte