N°. 10663, Zaterdag 24 November, A0. 1894 Zonraat wordt dagelijks, met uitzondering •an (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Premie. Leiden, 23 November. Feuilleton. EENE HELDIN. LEIDSCH PRIJS DEZER OOUKANT: Voor Leiden per 3 maanden, i 1.10. Franco per post 1-40. Afzonderlilko Nommers 0.05. DAGBLAD. PRIJS DER ADVERTENTIEN": Yan 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. iemand, die dat vol weet te houdendoch als men 't niet uit beginsel doet, is 't lastig tegenover den aandrang van buiten standvastig te bleven; en 't is ook gevaarlek, want een zwakko wil ons voorbeeld volgen en be zwijkt. Doctoren kunnen voel invloed uitoefenen, doch zy schrijven vaak alcohol voor, „omdat de zieke 't zoo graag heeft", terwijl die na herstel er maar al te vaak aan gewend is. Mogen zy in 't vervolg hun invloed meer ten goede uitoefenen 1 Ook predikanten en onderwijzers kunnen op het gebied der geheel-onthouding veel nut stichten, door woord en voorbeeld; maar zij moeten niet by afschaffing van sterken drank alleen blyven staan: hoe wil men toch iemand het jeneverdrinken afraden als men zelf wyn drinkt En als alcohol gevaariyk is, wat voor ver schil maakt het dan, of men ze van 15 pet. of van 30 pet. drinkt? Yoor militairen is het zeer lastig den drank geheel te laten staan. Toch kunnen vooral zy in hunne omgeving hiermee een goed werk doen. Andere landen zyn ons hiermee ver vooruit, vooral het Britsch-Indische leger met zfjne 17,500 geheelonthouders. Nog wees spreekster er op, hoeveel hier jaariyk8 aan drank besteed wordt, hoeveel belasting vry willig daarvoor opgebracht wordt en hoeveel graan in onze dagen van gebrek en uitersten nood voor velen tot drank ver knoeid wordt. En wordt er van hooger hand niets tegen deze ellende gedaan? Ik kan zeggener bestaat eene drankwet doch die vermindert de gelegenheid om drank te krygen niet; en al gebiedt de wet een dronken man van de straat te verwyderen, er wordt hierby gewooniyk te veel op de jas van den dronkaard gelet, en voor wie eene vigilante kan betalen, bestaat de wet in 't geheel niet. Na nog eene korte opmerking over den in vloed, dien vrouwenkiesrecht op dit gebied zou kunnen hebben, eindigde spr. hare rede met eene warme opwekking aan alle weifelen den, om toch een kloek besluit te nemen, en den drank in eiken vorm voorgoed van zich weg te houden. Deze byzonder populaire en geestige rede, door vele met talent weergegeven voorbeelden uit 't dagelyksche leven opgeluisterd, werd met groote aandacht gevolgd, en herhaaldeiyk moest spr. ophouden om eene hartelyke lachbui of een duchtig applaus van de talryke vergade ring, w. o. ook eenige dames. Aan het slot scheen aan 't enthusiasts gejuich geen einde te komen. Een kort debat bestond hoofdzakeiyk in nadere toelichting van eenige door spreekster aangevoerde punten, en in 't vragen van in lichtingen, waarby prof. Gunning en een paar studenten hunne volle sympathie betuigden met het gesprokene, ofschoon eerstgenoemde niet verzweeg dat hy in dezen stryd van een ander standpunt uitging en dit, geiyk altoos, in weinige woorden dan ook krachtig uitsprak. Velen moesten teleurgesteld terugkeeren, daar de zaal der Loge reeds vóór acht uren zelf6 geene staanplaats meer aanbood. Het werd daarom jammer gevonden dat do groote zaal van het Nutsgebouw voor deze nog nooit gehouden vergadering niet geko zen was. Tot de evangeliebediening in de Ned.- Horv. Kerk is toegelaten de heer A. Van der Heide, cand. te Leiden. Do eerste zitting van den Militieraad zal wat betreft de loteliDgen uit de gemeente Voorschoten worden gehouden te 's-Graven- hage op Vrydag 14 December a s., des voor middags te 10 uren, in het gebouw Wagen straat 119. In deze zitting wordt uitspraak gedaan omtrent: lo. de verschenen vrywilli- gers voor de militie; 2o. de lotelingen, die redenen van vrystelling hebben ingediend; 3o. de lotelingen, in de artt. 55 en 56 der Militiewet bedoeld, en 4o. alle overige lote lingen. De eerste zitting van den Militieraad zal voor de gemeente Lisse gehouden worden te Leiden op Dinsdag, 11 December a. s., des voormiddags te halftwaalf. Voor de gemeente Warmond eveneens alhier op denzelfden dag. Er worden te Nieuwkoop ernstige pogingen aangewend tot opriebtiog van een fanfare corps. Een voorloopig bestuur is reeds gevormd en doet in de gemeonte eene inschryvingslyst circuleoren, ten einde een renteloos voorschot te verkregen, om daarvoor de noodige muziek instrumenten aan te schaffen. De kerkeraad der Ned.-Herv. gemeente te Waddingsveen heeft met het oog op den hoogst ongunstigen finantiëelen toestand, waarin do Ned.-Herv. Kerk verkeert, besloten eene collecte langs de huizen der gemeente leden te houden tot leniging en ondersteuning der armen. Naar aanleiding ee* er opmerking van een der leden van het Leesgezelschap te Waddingsveen, dat deze vereoniging in Februari 1895 haar vyftigjarig bestaan dient te her denken, zal een onderzoek door het bestuur gehouden worden, in hoeverre die bewering waarheid bevat. In de vergadering van 17 Dec. zal daarover rapport worden uitgebracht. De „Warmondeche IJsclub" zal Dinsdag 27 November a. s., des avonds te 8 uren, in het lokaal de „Stad Rome" aldaar eene alge- meene vergadering houden. Op deze vergadering zal rekening en verantwoording gedaan worden door den penningmeester, en voorlezing van het verslag van den toestand der veroeniging door den secretaris. Voorts zullen er vyf leden van het bestuur moeten gekozen worden, wegens periodieke aftreding. By de voortgezette beraadslaging over de Indische begrooting in de Tweede Kamer zeide de minister van koloniën dat hy hot een grooten stap in de goede richting, eene groote overwinning van do liberaal koloniale politiek heeft geacht, dat de dwangcultuur is afgeschaft. Maar na hebben we, zegt do heer Bahlmann, vermomde dwangcultuur, geiyk de residenten van Besoeki en Passoeroean hebben aangetoond. Is die uitspraak nu juist? Ongetwyfeld be staan er nog misbruiken, maar deze zyn niet zoo spoedig of plotseling tegen te gaan. Waar de bevolking alleen met overheidsbevelen had le maken, kon zy zich niet ineens los maken. Gaandeweg echter zal wel verbetering in den toestand komen. De heer Bahlmann brak eene lans voor den resident De Wit, hetgeen de minister in hem waardeert, maar hy ontkent, dat die resident onbiliyk is bejegend. Er werd gewezen op nog bestaande mis bruiken by de vrye suikercultuur ten nadeele der inlanders, speciaal in Besoeki, en men beklaagde zich, dat de Gouverneur Generaal in eene circulaire feiteiyk party heeft ge trokken voor de ondernemersmaar de minister kon verzekeren dat niemand sterker tegen misbruiken is dan de tegenwoordige gouv.- generaal, en diens gewraakte circulaire was volgens den minister een kalm en bezadigd stuk. De heer Bahlmann wees op misbruiken by het verhuren, maar by de huurcontracten komt zoo veel kyken, dat men al zeer goed de toestanden moet kennen om de circulaire te beoordeelen, uitgegeven trouwens vóór 'sminis ters optreden. Hy heeft haar echter meer dan eenmaal gelezen en gevonden een in alle opzichten verstandig, gezond gesteld stuk. Tegen het roekeloos vestigen van suiker ondernemingen ten nadeele der inlanders wordt gewaakt, en zal steeds gewaakt wordt. De heer Bahlmannrepliceereude, zegt dat het woord „onbiliyk" ten aanzien van den resident De Wit door hem niet is gebruikt. Diens ontslag heeft met de zaak niets te maken. De meening van den minister omtrent den gouv. gen. kan spreker niet deelen, en hy houdt vol, dat er misbruiken bestaan, die ge weerd kunnen worden. De maatregel, dat geene suiker-fabrieken meer in Indië mogen worden opgericht, acht spreker niet in het belang van de inlandsche bevolking, maar in het belang van de suiker- ondernemers. De suikerfabrikanten hier te lande zouden ook wel willen, dat hier concur rentie werd geweerd. De minister heeft zich z. i. te gemakkeiyk van de zaak afgemaakt, en daarom stelt hy eene motie voor: „De Kamer, van oordeel dat eene betere handhaving der suikerwet van 21 Juli 1870 (Stsbl. 136) wenscheiyk is, gaat over tot de orde van den dag." Deze motie zal worden gedrukt en later worden behandeld. By art. 44 (veeartsenydienst) vestigde de heer Van Alphen de aandacht op den onvol doenden toestand van den veterinairen dienst in Indië. Reeds het vorige jaar werd daarop gewezen, en het antwoord van 's ministers ambtsvoorganger, waaraan deze minister zich refereert, was niet bevredigend. Do minister zeide: de veestapel is toch zoo groot en het toezicht zoo moeiiyk, en liet de zaak zooals ze was. Heeft de minister er aan gedacht, dat het vee de eenige bezitting is van den inlander? Hy drong dus aan tot het nemen van maat regelen ten behoeve van den veestapel in Indië. De minister van koloniën antwoordde dat wanneer onverhoopt eene besmetteiyke ziekte onder het veo mocht uitbreken, de regeering niet zou nalaten, de noodige maatregelen te nemen. Thans zyn ze niet noodig, en is de veteri naire dienst in Indië voldoende. De Indische regeering zal intusschen de belangen van den veestapel niet uit het oog verliezen. De heer Van Alphen zeide den minister dank voor diens toezegging. By de onder-afd. 47 (koffie) wenschte de heer Van Limburg Stirum de koffiecultuur te bespreken op Sumatra's westkust. Voorts moet hy verklaren, dat hy niet geheel de opinie van den minister deelt omtrent de koffiecultuur op Java, althans niet omtrent den byslag. Thans tot Sumatra's westkust terugkeerende, wees hy er op, dat de koffie cultuur aldaar schrikbarend is achteruitgegaan de baten kan de schatkist echter niet missen en er moet dus naar andere middelen wordeü omgezien. Een dier middelen meent de koffie commissie gevonden te hebben in verhooging van den inkoopsprys. Dit middel moet spr. bestryden, omdat daarmede gepaard moet gaan invoering van een hoofdelyken omslag. Wanneer het noodig is eene belasting in geld in te voeren, acht spr. het veel beter de koffieplanters daaronder te begrypen, met eene flinke verhooging van den inkoopsprys. Anders vreest hy groote ontevredenheid by de be volking. Vervolgens wees hy er op, dat de koffiecultuur op Sumatra's westkust in de laatste jaren met 55,000 pikols is verminderd. De baten uit koffiecultuur kan de schatkist nu eenmaal niet missen, en daarom moet alles gedaan worden om de gouvernements koffiecultuur te doen standhouden. Hy beveelt den minister ernstig aan zyne belastingplannen omtrent Sumatra's westkust nog in nadero overweging te nemen. Gisteren zyn in het Malieveld te 's Gra- venhage op de meest plechtige wyze uitge reikt: de eere-sabel aan den gepension neerden kolonel der infanterie van hot O.-I. leger F. P. Sievers en het ridderkruis der Militaire Willemsorde 4de klasse aan den kapitein der infanterie van het O.-I. leger H. P. Krull. Vele officieren, te 's-Hage met verlof, vele officieren uit andere plaatsen en een overgroot publiek was tegenwoordig. Opgemerkt werden de oud-Indische generaals Luymes en Van de Poll, benevens de vice admiraal De CasembrooL De troepen waren in carró opgesteld. Gene raal Van Helden reikte de onderscheldinge- teekenen, toogokend wegons schitterende daden op Atjeh, uit en betuigde by die gelegenheid hulde en vereering aan het O.-I. leger voor zyne roemryke daden der laatste dagen, daarby eerbiedige en weemoedige hulde wydende aan de voor Koningin en Vaderland op het slagveld gevallenen. „U beiden gelukwenschende", zeide hy, „met de hoogo onderscheiding, door u op het veld van eer verworven, wensch ik deze ge legenheid niet voorby te laten gaan, zonder tegenover u myne hulde en vereering uit te spreken voor het dappere Indische leger, dat dezer dagen opnieuw schitterende wapenfeiten Men gelieve er op te letten, dat de nummers Diet op de boekjes zeiven, maar op de «trook papier staan, welke de boekjes te samen houdt. De verloting zal Maandagmorgen plaats hebben. Offlciëele Kennisgevingen. DRANKWET. Burgemeester en Wotboudera vid Lridon brengen bö deze ter algemeene kennis, dat door GERARDU8 ADRIA.NU8 OTTO Jr., wonende alhier, een vorzoek- eohrift ia ingediend om vergunning voor den klein handel in sterken drank, in het perceel Zandstraat No. 25. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WA8, Burgemeester. B2 Nov. 1894. E. KI8T. Socretaris. In het Loge gebouw alhier trad in eene door de Propaganda commissie der Leidsche Studenten-Geheel-onthouders-vereeniglng be legde eerste vergadering op mej. G. C. Stelling werf Jentink, die het onderwerp behandelde: „Waarom Geheelonthouding?" Spreekster begon met haar auditorium te schilderen met hooveel verbazing zy voor eenige jaren zou opgehoord hebben als iemand haar verteld had dat ze eens over dit onder werp in 't publiek spreken zou. Als allen dronk zy toch by elke gelegenheid, doop, huweiyk, trouwen, enz. goed mee. Wat kon toch een enkel glas schaden, zoo men slechts oppaste geen dronkaard te worden Er waren ook menschen, die te veel aten moest men nu ook het eten laten? Hoe was zy dan geheelonthoudster gewor den De directe nadeel en der matigheid werden In talryke geestig verhaalde voorbeelden ge schetst, en ten slotte matigheid vergeleken by koorddansen: velen komen er wel onge deerd over, maar 't is toch geen wonder als er iemand afvalt. En. de grenzen der matig heid zyn zoo moeiiyk te trekkenwat voor den één weinig is, is voor den ander teveel. En één glas maakt de meesten al niet zoo helder van verstand als te voren. „Ben ik my na broeders hoeder?" mogen wy in deze ook wel vragen: en zoo wij toe stemmend antwoorden, moeten wy allen alcohol laten staan, daar de zwakken nu door ons voorbeeld verleid worden en zich niet matig kunnen houden. Als er niet meer matig gedronken werd, zou er geene onmatig heid meer zyn. Vooral voor de vrouw is op dit gebied eene groote rol te spelen: zy staan toch al buiten zooveel, dus waarom zouden ze nu aan dit genot ook niet meedoen? Doch welk een Invloed kan een geheel drank vrye vrouw of meisje op haren man, haren verloofde en hare omgeving uitoefenen 1 Zy eerst heeft recht van spreken tegen hen. Het ware gevoel verstompt door alcohol: men heeft zyne tranen spoediger by de hand, maar tot eene flinke daad komt men niet, Eene redeneering van velen ls: als ik niet wil, krygt niemand me tot drinken. Eerbied voor 50) X. Hoeder en Zoon. Joséphine kwam thuis. HO sag do rijzige figuur langs zijne ramen voorbijgaan, oer zij de voordeur intrad. Nu stond zi) vóór hem. De oude mantel hing haar als een fier klee- dingstuk om de schouders; de hoed etond haar zoo goed en deftig, dat men er niet aan dacht hoe afgedragen hij wae. Haar gelaat wss bleek, maar toch glim lachte z(J vriendelijk, toen zij een klein rui kertje viooltjes en sneeuwklokjes voorzichtig onder haren mantel uithaalde en het op den schoot van haren man legde .Ziedaar een afscheidsgroet van jo dochter", zeide zQ. Steiner vatte met zijne vermagerde vingers de hand zijner vrouw en hield die lang en stijf vast. Zü spraken geen woord. Maar in dien stillen handdruk lag zooveel dank en zooveel verzoening, dat zü er belden door werden ontroerd. Vervolgens ging Joséphine weer aan haar dagelüksch werk, alsof er niets büzonders was gebsHrd. Ds dag verliep verder met zijn eentonigen sleurgang. Tegen den avond kwam de post bode nog eens; hjj bracht een brief en een pakje, waarin een boek. Zü beefde op het gezicht van den brief. Den naam van hem, die het pak had gezonden, behoofde zü niet te lezen; het kwam van haren zoon. Welk een vreemde samenloop I Juist op den dag, waarop hare dochter was heengegaan, keerde baar zoon tot haar terug, ten tweeden male na zijne vlucht vertegen woordigd door zün werk. Was dit niet een goed teeken? Mocht haar moederhart niet juichen? Er was geen twüfel aan: ééns zou hü terugkomen, persoonlijk tot haar komen, als een krachtig, gezond man, naar lichaam en ziel. „Wat is er?" vroeg dr. Steiner verwonderd. „Een brief van Victor Behelm en een pakje; het lükt wel een boekwaarecbünlük ook van Victor", voegde zü er gevat bü, want zü wist dat hevige aandoeningen voor den zieken man nadeelig waren. Zü moest hem de blüde tüdlng, als die bevestigd werd, voorzichtig, langzamerhand meedeelen. Hierom bedwong zü haar verlangen het pak te openen en scheurde zü zoo bedaard mogelük het om slag van Behelms brief, onder het oog van haren man, die uit verveling tegenwoordig naar elke kleinigheid vroeg en wien zü alles moest vertellen. Zü las eerst den brief voor zich alleen. Behelm schreef: „Hooggeachts mevrouw I Naar aanleiding van eene vraag, die ik toevallig aan een vroegeren leermeester, een ambtgenoot van dr. Steiner, te doen had, ontving ik met dit antwoord tegelük de hoogst bedroevende mededeellng van de ziekte van uw echtge noot. Ik verzoek u, mg zoo spoedig mogelük meer hiervan te willen schrüven; müne ge hechtheid aan u en de uwen blüft steeds bestaan. „Zoo kort vóór het doctoroxamen ontbreekt het mü heden aan kalmte voor een langen brief. Alleen twee dingen wil ik u even ver tellen: mün plan voor de toekomet is nu zeker gemaakt; ik wil eene inrichting voor opvoe ding en onderwüs stichten en daarvoor zal ik mün best doen een landgoed aan te koopen; want alleen in den onmiddellüken omgang müner leerlingen met de natuur, geloof ik müne idealen van opvoeding te kunnen ver- wezenlüken. Het vermogen, dat müne ouders mü hebben nagelaten, is grooter dan ik tot nog toe had gedacht. Dit kapitaal veroorlooft mü een begin op groote schaal, dat zeker aan mün Ideaal ten goede zal komen. „Menigeen zal mü hiervoor te jong noe men; maar is wel de jeugd een hinderpaal, om de jeugd te verstaan? „En hangt juist van dit „elkander goed verstaan" niet zoo oneindig veel af? „Zooveel over mü! Nu over Lars: hü heeft juist een boek uitgegeveneen roman. Ik heb dien nog niet gelezen, maar ik weet, dat hü nog in geen tüdscbrift, ln geeDe revue ge staan heeft, en daaruit meen ik te moeten afleiden, dat Lars in zjjn nieuw werk stoute onderwerpen behandelt. „Intusschen hoop ik ook omdat dit punt voor u van groot belang ia, er hangt immers in zekere mate de toekomst van uw zoon van af? dat de uitgever den auteur eenig honorarium zal hebben betaald. In elk geval beteekent het nieuwe boek eene schrede vooruit. „Dus, waarde mevrouw, wacht ik nu op nader bericht van u omtrent den zieke on verzoek müne hartelüke groeten ook aan mejuffrouw Walburga te willen doon. Hoezeer veranderd zal ik de kleine Walburga vinden I Maar zeker schoon en goed hoe toch zou uwe dochter anders kunnen zün? Als altüd: Uw Victor Beheim." JoBéphines gelaat schitterde. Eene verwar- mendo blüdschap koesterde haar hart. Welk oor goede briefl En welke schoone beloften behelsde die! Zou het geluk dan toch ein delük intocht houden in hare woning? Lag er geene bedekte toespeling in op eene stille gehechtheid van Beheim aan Walburga? Voor het eerst kwam die hoop in haar op en deze gedachte scheen haar zoo heerlyk toe, dat zü büna niot den moed had er zich verder In te verdiepen. Zü las haren man den brief voor; wat hü over Lars geschreven had, liet zü rusten en verdichtte eene wüziging, alsof het boek van Beheim voor Walburga bestemd was. „Laat ons toch eerst eens inzien", ver zocht Steiner. „Neen, neen; Walburga is nu volwassen en aan haar gerichte dingen, wat het ook zü, moet zü persoonlük openen." De zieke zweeg onderworpen. Het kwam volstrekt niet in hem op, dat Joséphine hem, met goede bedoelingen, fopte. Eerst zeer laat op den avond, toen de altüd onrustige man eindelük in slaap gevallen was, waagde de arme moeder neen, de nu zoo iüke moeder hot pak open te maken. Het bevatte een boek. Maar thans lagereeu brief "bü een brief van Lars. Joséphine was buiten zichzelve van blüdschap. Dit blaadje papier had haar zoon in do hand gehad dit was zün schrift - veel veranderd sedert züne jongensjarenmaar welk eene mooie, fiere handl Gehesl Lars, zooals zü haren jongen gekend had. Goede Hemel I Zou dan nu het oogenblik gekomen zün, waarin zü hom met wüdge- opende armen weder zou mogen ontvangen en aan hare borst drukken? Diep in haar binnenste leefde de oude waarheid, dat voor het moederhart het kind, dat haar de meeste zorgen baardo, baar het dierbaarste is van al hare kinderen. Walburga'e beeltenis verbleekte. Het was voor Joeépbine, alsof baar leven slechts één inhoud bezat: baar zoon; slechts één doelop züne thuiskomst te wachten; slechts één ge- nol op hem trotsch te mogen zün. Eindelük was zü zooveel tot kalmte ge komen, dat zü dien brief kon lezen: „Müne lieve moeder I De strüd is mocilüker geweest dan ik verwacht had; hierdoor hoeft het ook langer geduurd dan ik had gehoopt, eer ik tot u terug mocht keeren, met de bedo om vergiffenis. Ik weet hetu hebt nooit aan uw zoon getwüfeld. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1