N°. 10652.
Maandag 13 Novepiber.
A0.1894.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 10 November.
Feuilleton.
EENE HELDIN.
LEIDSCH
DAGBLA
Yoor Leiden per 3
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
PRIJS DEZER COURANT:
maanden1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DEB ADVERTENTIEN
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het lncasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eer sic Blad.
Naar wy vernemen, heeft de in 1891 te
Londen opgerichte „Japan Society", in hare
zitting van 7 dezer, professor dr. G. Schlegel,
alhier, met algemeene stemmen tot haar eere
lid benoemd: eene zeldzame onderscheiding,
daar het getal eereleden, volgens de statuten
van dit Genootschap, tot vyf ten honderd is
beperkt. Prof. Schlegel is het 21ste eerelid op
de 623 ledon van dit Genootschap, dat zich
ten doel stelt de bevordering der studie van
de Japansche taal, letterkunde, geschiedenis,
Folk-lore, enz.
Op uitnoodiging van de afdeeling „Leiden"
van den Bond van Ned. Onderw. zullen in
den loop van dezen winter drie hoogleeraren
alhier voor onderwijzers en onderwijzeressen
voordrachten houden. Prof. dr. J. Ten Brink
zal op Woensdag 28 Nov. a. s., des avonds
te 8 uren, in het Nutsgebonw de reeks der
voordrachten openen en spreken „Naar aan
leiding van Emilo Zola's „Lourdes"".
Yoor het examen akte onderwijzeres,
lager onderwijs, is toegelaten mej. M. Prins,
van Leiden.
De heer W. D. Verduijn, onderwijzer te
Yoorhout, heeft te Amsterdam examen voor
het teekenen lager onderwijs afgelegd en de
akte verkregen. Hij is leerling van den heer
G. M. Kosters, leeraar aan de Hoogere Burger
school alhier.
De collecte, gehouden te Zoetermeer voor
de dragers van het Metalen Kruis en de Citadel
medaille, heeft opgebracht 10.64 en te Zeg
waard 7.87.
De afdeeling „Leiden" van den Bond
van Ned. Onderw. heeft zich per adres tot
den Raad der gemeente Woubrugge gewend,
met het verzoek, het eervol ontslag, dat den
heer J. J. Yan der Vliet, onderwijzer aan de
O. L. S. aldaar, wegens vermindering van het
getal leerlingen tegen 1 Jan. a. s. gegeven is,
eerst met 1 April 1895 te doen ingaan, ten
einde genoemden onderwijzer beter in de
gelegenheid te stellen eene nieuwe betrekking
te verkrijgen.
Ingezetenen van Woubrugge, die n& den
löden Mei 1894, na afloop der primitieve be
schrijving voor de Personeels Belasting, een
perceel in gebruik- of dienst- en werkboden
in dienst namen, enz., zjjn gehouden voor
zoover zulks nog niet geschiedde, daarvan
aangifte te doen ten kantore van den ont
vanger te Roelofarendsveen of ter secretarie
hunner gemeente, hetwelk eveneens geldt
voor in gebruik genomen paarden, en het
maken van belastbaar- en hooger- of minder-
belastbaar gebruik daarvan. Voor afschrijving
of teruggave van betaalde belasting vervoege
men zich, bij verhuizing, binnen eene maand
d. a. v. ten kantore van den ontvanger voor
noemd.
Aangezien de betrekking van gemeente
secretaris door het aanstaand vertrek van den
burgemeester, den heer J. H. Slichor, naar
zyne nieuwe standplaats Zoeterwoude, komt
te vaceeren, heeft de Raad van Leimuiden,
met algemeene stemmen, bereids tot diens
opvolger benoemd den heer J. Heenk, go-
meente-ontvanger en ambtenaar ter secretarie,
met ingang van 15 November a. s.
De begrooting der gemeente Sassenheim,
voor het dienstjaar 1895, is door Gedeputeerde
Staten goedgekeurd, in ontvangst en in uit
gaaf op 9847.78.
De onderhandsche aanbesteding voor het
uitdiepen van de Mottingervaart, onder de
gemeenten Sassenheim en Yoorhout, heeft
plaats gehad; het werk is gegund aan den
laagsten inschrijver H. Potman, te Haarlem
mermeer.
De begrooting van het 2de bat. rustende
schutterij in Zuid-Holland voor het jaar 1895,
is door Gedeputeerde Staten vastgesteld tot
een bedrag ad f 241 in ontvangst en uitgaif.
Het aandeel in de kosten voor die gemeente
is bepaald op ƒ10 45.
Uit Den Haag meldt menDe ontwerper
van het plan voor den aanleg van een binnen-
duinsch kanaal naar den Hoek van Holland,
met ligplaats voor de visschersvloot, de civiel-
ingenieur Joh. Krap, woonde gisteravond in
het Verkooplokaal te Scheveningen eene bijeen
komst bij van de permanente commissie uit
de reederij aldaar voor dit plan, waarbij ook
tegenwoordig was de concessie aanvrager, de
heer M. De Mos.
De „N. R. Ct." meldt bovendien reeds:
Op de aanvrage van den heer De Mos, to
Scheveningen, om voorloopige concessie voor
den aanleg van een kanaal van Scheveningen
naar den Hoek van Holland, is door den
minister van waterstaat afwijzend beschikt.
De afdeelingsverslagen der Tweede Kamer
zy'n verschenen over de begrootingen van
Marine en Oorlog.
Bij Marine werd wegens de groote finan-
tieele offers, welke voortdurend voor militaire
doeleinden worden gevorderd, het donkbeeld
opnieuw verdedigd om de taak van land- en
zeemacht opnieuw te onderzoeken en vast te
stellen, en vrij algemeen de aandrang herhaald
om op de grondslagen eener vaste organisatie
de verhouding tusschen de levende en doode
strijdkrachten onzer Marine duurzaam te
regelen. Die aandrang werd bij Oorlog herhaald.
Den minister van oorlog werd met aandrang
verzocht zijne denkbeelden omtrent de reor
ganisatie der levende strijdkrachten te willen
ontwikkelen en zijne plannen dienaangaande
te willen mededeelen, meer bijzonder ook wat
betreft den persoonlijken dienstplicht.
Onder het opschrift „Atjeh-fonds" bevat
de „N. R. C." van den heer H. G. Geelhoed,
kapt. commandant der d.d. schutterij te Schoon
hoven, een antwoord op het ingezonden stuk
(zie 4de blz. van ons vorig nommer), getiteld
„Nationaal fonds", in welk antwoord wordt
medegedeeld waar het Atjeh fonds, in 1874
opgericht, gebleven is.
In het ieder jaar algemeen verspreid verslag
van het Fonds ter aanmoediging en onder
steuning van den gewapenden dienst in de
Nederlanden kan men sedert 1874 lezen:
Onder do ontvangsten:
„Gift van Z. M. den Koning (renten van
het Nationaal Huldeblijk), bij gelegenheid van
Zr. Ms. 25-jarige regeering 9070.33, en onder
de uitgaven:
Aan toelagen uit 's Konings geschenk aan
241 deelgerechtigden, verminkten van Atjeh
en 1 weduwe van een gesneuvelde bij Atjeh
8976.79 (deze opgaven zijn uit het verslag
1891).
De heer Geelhoed meent dat in het afgo-
loopen jaar bijna 250 verminkten van Atjeh
eene toelage uit de koninklijke gift hebben
ontvangen.
In „üe Heraut" van heden heeft dr. Kuyper
weer eene meditatie geschreven.
Hieruit mag worden opgemaakt dat zijne
beterschap aanhoudt.
Do heer H. F. Toubeau, benoemd tot
consul te Marseille, is in die hoedanigheid
door de Fransche regeering erkend.
Hot voornemen bestaat, „den Steenen
Man", het standbeeld op den Zeedijk te Har-
lingon van Caspar de Robles, den Spanjaard,
oio a den beruchten Allerheiligenvloed in 1570
zooveel heeft gedaan in Friesland ter ver
betering der zeeweringen, te laten restaureert.
Door het waterschap do „Zeven zeedijken
binnendijks" o. a., dat bijdraagt in de kosten
der herstelling, is op de begrooting voor 1895
daarvoor een post uitgetrokken.
Dr. Louis A Ballier, beroepen predikant
bij deNed.-Herv. gemeente te Schiermonnikoog,
die van den kerkeraad der Ned.-Herv. gemeente
te Groningen geen bewijs van zedelijk gedrag
kon krijgen, heeft er nu een bekomen van
den kerkeraad te Woltersum, waar hy zich
sinds 1 Mei jl. gevestigd had. Dientengevolge
zal hij binnenkort zijne bediening aanvaarden.
Door de arr. rechtbank te Almeloo is, ter
vervulling van de vacature van kantonrechter
te Enschedee, opgemaakt de navolgende
alphabetische lijst van aanbeveling: mr. F.
O. Van der Dussen, griffier bij het kanton
gerecht te Kampen; mr. Z. "W. Straatman,
kantonrechter plaatsvervanger, advocaat en
procureur te Haarlem, en mr. F. J. G. Van
Tricht, griffier by het kantongerecht te
Groenloo.
Voor de herstemming te Helder is tot
candidaat door de kiesvereeniging „Vooruit
gang" te Terschelling gekozen de heer J. J.
Kraakman.
De vrijzinnige kiesvereeniging „Vooruitgang"
te Helder, heeft besloten de verkiezing van
den candidaat der katholieken, den heer J. J.
Kraakman, te bevorderen.
De anti-revolutionnaire kiesvereeniging „Ne
derland en Oranje", ^ldaar, zal zich van het
aanbevelen van een candidaat onthouden.
Bij koninklijk besluit is benoemd tot
broeder in de orde van den Nederlandschen
Leeuw de heer L. Zeiler, algemeen voorzitter
der VereenigiDg van gepensionneerde onder
officieren en minderen van het Nederlandsche
leger.
In „De Gelderlander" kwam dezer dagen
een artikel voor naar aanleiding van een te
Arnhem gehouden examen voor onderwijzeres
sen. B(j die gelegenheid werden op één dag
geëxamineerd 6 candidaten, van welke 5
katholieke zusters en 1 protestantsche dame.
Het resultaat was, dat slechts laatstgenoemde
slaagde en de 5 zusters werden afgewezen.
„De Gelderl." putte hieruit de beschuldiging,
als zou de examen-commissie partijdig zijn
geweest.
Tegen deze beschuldiging, die om den vorm,
waarin zij werd uitgebracht, eer eene ver
dachtmaking moet genoemd worden, teekent
„De Katholieke School" protest aan en ver
zekert, dat de commissie „zoo onpartijdig
mogelijk heeft geëxamineerd en heeft ge
oordeeld."
„De Gelderl.' - aldus schrijft het katholieke
onder wijsorgaan „schijnt voorbij te zien,
dat in die commissie een katholiek school
opziener zitting had, dat tot de deskundigen
ook een Katholiek behoorde en dat beiden
toch zeker wel niet onder verdenking zullen
vallen, een handje te hebben geholpen om
katholieke zusters opzettelijk te doen vallen.
Men do^t met zulke scheeve of liever averecht
sche voorstelling der feiten der katholieke
zaak meer na- dan voordeel."
Bedragen voor het serum.
Do bijdragen, welke het instituut van prof.
Pasteur en de „Figaro" hebben ontvangen om
het middel ter bestrijding van diphtheritis in
Frankrijk algemeen verkrijgbaar te stellen,
hebben het cijfer van ruim 431,000 franken
bereikt. Daaronder is o. a. ook begrepen 5410 Ir.
als opbrengt der inschrijving voor plaatsen
bij de eerste opvoering van „Gismonde" en
974 fr., welke Sardou als het bedrag zijner
auteursrechten op dien avond heeft afgestaan.
De inzameling is nu gesloten.
Als men de lijst in de „Figaro" nagaat, wordt
men vooral getroffen door de talrijke giften,
door moeders geschonken, op naam van hare
jonge kinderen, of „ter herinnering aan over
leden kinderen", vermoedelijk vaak slacht
offers der ziekte, waarvoor men nu eerst een
krachtig middel ter bestrijding heeft gevonden.
Verder ontmoet men er vele bijdragen van
grootouders en van kinderen.
Mogen die goede voorbeelden ook hier te
lande navolging vinden t
Onze stadgenoot dr. A. Nykamp verzond
hedenochtend als 4de bijdrage weer naar
Utrecht 57.50.
Ziehier eene lijst wanneer en door wie
werd bijgedragen:
5 Nov., lste bijdrage: B. H. V. 2.50, H.
H. B. 2.50, E. S. 2, S. W. 1, wed. T.
L. "W. 2, N. coupon 1.73, Secretaris v.
Velzon (Postwissel) 2.50 en N. N. 24.50,
te zamen 41.23.
6 Nov., 2de bijdrage: L. D. 60, D. K 25,
V. f 5, Dr. W. f 2.50,1. G. f 1X. R f 2.60, J. v.
B./"2, H. S./"2.50, G. G. ƒ1, Dr. H.ƒ3, D. D. ƒ10,
Dr. G. 2, R./"3 en W. ƒ2, te zamen 121.50.
7 Nov., 3de bijdrage: Ch. R. 2 50, Nemo
ƒ5, X. C. 100 en Serum 25, te zamen/" 132.50.
8 en 9 Nov., 4de bijdrage: W. H. v. Z.
2.50, Bijdrage voor het fonds Behring's Heil
serum 2.50, voor Utrecht 10, C. C. T. 10,
J. J. t. L. 5, Ap. D. 10, Henr. v. D. 2.50,
A D. V. ƒ5, Insp. d. J. 5 en B. ter over
making naar Utrecht ƒ5, te zamen ƒ57 50.
De vier bijdragen vormen dus een totaal
I van ƒ352.73.
N B.! In Amsterdam is door 10 (zegge tien)
particulieren op óénen avond voor hetzelfde
doel (bereiding van diphtheritis-antitonine) aan
het Kinderziekenhuis geschonken de somma
van 4000. Uit dit cijfergetal moet echter geen
verwijt gezocht worden tegenover de ingeze
tenen vim Leiden. Gemooisopening is zoo dik
wijls niet evenredig aan beursopening.
De bijeengezongen sommen gelds (zoo in
Frankrijk als hier te lande) bewijzen dat par
ticuliere liefdadigheid geeft naar vermogen,
grootendeels uit meelijden, deels uit poging
tot zelfbehoud. Indien het echter eenmaal blijkt,
dat het particuliere „vermogen" niet daartoe
in staat is, dan is de Regeering, omdat zij
niet onbekend is met alles wat uit particulier
initiatief tot stand was gebracht, gedwongen
om, als gelijk „de Rijks-koepokinrichting", hier
en daar eene „Rijksinrichting" te vestigen, van
waar even gemakkelijk als spoedig, de anti-
diphtheritisstof kan verkregen worden.
Tenten Tan bladen.
In eene van de afdeelingen der Tweode
Kamer is de overlast ter sprake gebracht,
welke de burgerij hier en daar ondervindt van
het venten van sommige bladen. De Hooge
Raad heeft twee jaren geleden beslist, dat voor
dat venten geen voorafgaand verlof noodig
is, en wel op grond van het bekende voor
schrift der Grondwet over de vrijheid van
drukpers In de afdeeling werd daarom gezegd,
dat de burgemeester nu niet in de gelegenheid
is eenig preventief toezicht in het belang der
openbare orde uit te oefenen en by by rust
verstoringen, die het gevolg zy'n van het
venten van sommige bladen, enkel repressief
kan optreden. „Naar het scheen, laten onze
rechtsbepalingen in dit opzicht te wenschen."
Het „Weekblad van het Recht" merkt op,
dat de Hooge Raad in bedoeld arrest nog
iets meer heeft gezegd dan dat de toen be
streden verordening (van 's-Bosch) in strijd
was met de Grondwet. Het hoogste rechts
college voegde er bij: „onverminderd de be
voegdheid van den gemeentelijken wetgever
om de verspreiding van een gedrukt geschrift
op de openbare straat, zondor haar in het
algemeen te verbieden of van een voorafgaand
verlof der overheid afhankelijk te stellen, te
onderwerpen aan voorschriften in het belang
der openbare orde, bepaaldelijk ter beveiliging
van het openbaar verkeer".
Zoo geheel weerloos, ook waar het voor
koming van het verstoren der orde betreft,
is de plaatselijke wetgever dus niet, ook vol
gens den Hoogon Raad.
Het „Weekblad" voegt er nog by, dat als
„onze rechtsbepalingen in dit opzicht te wen
schen laten", die rechtsbepalingen in do
Grondwet te vinden zyn. En hot betwyfelt,
of men eerie grondwetsherziening zou willen
uitlokken om do burgory te vrijwaren van
den overlast van het venten van bladen.
De vryheid is als het licht, dat niet bestaa*
zonder schaduw. Als men de vryheid wil,
moet men ook de nadeelen, die er aan ver
bonden zyn, verdragen.
31)
Wat was het noodig aan moeder te schry-
ven, als hy niets dan akelige dingen te
melden badl
De hand, waarmede de tweede brief was
geadresseerd, kende Walburga niet. Deze was
van Gerd, op Rakitsch. Hy schreef:
„Waarde Joséphinel
Wees niet boos op my, omdat ik aan u
schryf, ondanks uw verbod. Maar altyd weer
zie ik het bekoorlyke kind voor my staan,
zooals toen op dien zomeravond op het veld,
met de blauwe en gele .bloemen in hare hand.
Zy verscheen voor my als eene weer levend
geworden herinnering aan uw en myn kiD-
dertyd. Zend my een portret van uwe dochter.
En als ge er niet by schryven wilt, doe dit
dan niet; ik zwyg eerbiedig by alles wat
gy doet.
Iets moet ik u nog mededeelende geldely ke
omstandigheden, waarin uw broeder verkeert,
worden hoe langer hoe ongunstiger. Alles
loopt in de war: zyne vrouw is gestorvenen
zyn vermogen geheel op. Thilo komt hem go
durig met nieuwe schulden aan boord. Naar
mon zegt, brengt hy „in zyne geestdriftige
liefde voor de kunst" ontzettend groote som
men aan een zekere tooneelspeelater, Vanescay
ten offer. Waarlyk geen wonder, dat onder
die omstandigheden de gezondheid van uw
broeder sterk afneemt! Het klinkt verbazend
afgezaagd te zeggen„Alles wreekt zich hier
in de wereld en God straft rechtvaardig."
Maar er bestaan toch eene wraak en eene
straf, die uit de gebreken der misdadigers
zeiven gevormd worden; tenzy dezen, in
ernstig berouw, het werk hunner bekeering
en verbetering in de hand nemen.
Maar dit hebben de Rothkreuzen geen van
allen kunnen doen. Ja tocb, éóne, die driftig
kon handelen, maar daarna verstandig en
onderworpen kon dragen; die ééne waart gy,
myne edele, hooghartige Joséphine!
Vaarwel
Steeds: Uw Gerd."
Alles wat van dezen man uitging, was eene
weldaad. Hy behield voortdurend den toon
van oen fijn gevoelend trooster, die zich nooit
of nimmer zal opdringen. Zwygend dankte
Joséphine hem voor zyne vriendschap in haar
hart, dat nu juist zoo zwaar gewond was.
Tot groote verwondering van Walburga
ging mevrouw Steiner met haar naar een
photograaf.
„Het zal toch niet voor Beheim wezen",
dacht zy. Neen, dien akeligen jongen gunde
zy ook thans nog geen bewys van genegen
heid harer moeder. Toen het portret gemaakt
was, ontwaakte er een sprankje ydelheid in
haar; zy kon maar niet begrypen, dat zy dit
was. Na een paar dagen was er een van de
drie portretten verdwenen en nu stond het
by haar vast, dat Beheim het gekregen had.
De brief van Victor Beheim aan mevrouw
Steiner was van den volgenden inhoud:
„Myne lieve, moederlyke vriendin!
Sedert Februari van dit jaar heb ik niets
van my laten hooren. Toen schreef ik u, dat
ik Lars had ontmoet, dat hy een harden stryd
om het bestaan voerde, en u verzocht het
geloof in, het vertrouwen op hem niet te
verliezen. In dien tusschentyd zou ik alleen
over myne eigen belangen hebben kunnen
spreken en het zou al te onbescheiden ge
weest zyn van uw zoo diep bekommerd hart
deelneming in het lot van uw vroegeren
pleegzoon te verlangen. Het kalm verloop
myner studiën levert buitendien byzonder
weinig op, dat de moeite waard is te worden
bericht. Dit geiykt het meeat naar oen vol
hardend, onafgebroken wandelen naar een
bepaald doel, dat ik tegen Paschen hoop te
zullen bereiken. Dan zal ik zoo vry zyn my
aan u als doctor in de philosophic te komen
voorstellen.
„Heb ik u dus tegenwoordig weinig of niets
over myzelven mede te deelen, des te meer
kan ik u van Lars vertellen. Sedert myn
vertrek uit Beriyn heb ik toch voortdurend
getracht op de hoogte te biyven van hetgeen
daarginds gebeurt. Één myner vrienden, die
sedert korten tyd veel in aanraking komt met
den kring van jonge letterkundigen, waartoe
Lars behoort, schryft my trouw. Myn vriend
weot dat het hart zyner moeder beeft van
angst om Lars; daarom zendt hy my telkens
uitvoerig bericht omtrent alles, wat hy aan
gaande hem hoort of ziet.
„Vóór alles, waarde mevrouw, dit goede
bericht: Lars verdient voldoende, ja ruim
schoots genoeg om in zjjn onderhoud te voor
zien; hy leeft, zonder zich groote weelde te
veroorloven, als iemand uit den deftigen stand.
In het begin van het speelseizoen werd zyn
tooneel8tuk „Angelica" wel is waar nog
maar in een der schouwburgen der voorstad
gespeeld. Over het stuk zwyg ik liever; ik
kan het niet goedkeuren, maar ik beschouw
het als eene jeugdige afdwaling, die men ver
geven kan en moet. Niettegenstaande den
allesbehalve verheffeDden inhoud, werd het
drama toch als een bewys van groot talent
ontvangen. Men veroordeelde hot; men floot
het uit; maar men had toch een nieuw,
geniaal auteur ontdekt. Redacteurs en uit
gevers, die op hun voordeel waren bedacht,
naderden Lars. Omdat zyn stuk aanleiding
tot hevige debatten in verschillende dagbladen
gegeven had, bleef Lars volle acht dagen
lang in bet genot der belangstelling van het
pubhek. Dit is zeer lang voor Beriyn; in elk
geval tyds genoeg, om in het zaal te springen
voor iemand, die eenigszins verstand van
ryden heeft. Eene byzondere omstandigheid
werkte ook gunstig voor Lars:
„De „Angelica" werd door eene tooneel-
speelster, Lolla Vanescay, vertolkt, die een
buitengewoon succes in die rol had. Hiervan
maakte een „beschermer der kunst", een
zekere Graaf Thilo Rothkreuz, behendig ge
bruik, om haar eene plaats aan een der groote
schouwburgen te bezorgen. Nu mag, natuur-
ïyk, noch die groote schouwburg, noch Lolla
Vanescay, noch Graaf Rothkreuz bekonnen
dat dit engagement feiteiyk alleen door de
voorspraak van den Graaf tot stand is gekomen.
Dus kon men in de verschillende bladen in
gezonden stukjes lezen van de volgende soort
„Lolla Vanescay, de tooneelspeelster, die,
zooals men weet, in het drama „Angelica",
den genialen misstap van den jongen auteur
Lars Steiner, met zooveel succes opirad, i3
door den heer Müllensiefen, directeur van den
schouwburg, geëngageerd." Of: „Hoewel hoo
onlangs gegeven drama „Angelica" volgens
recht en biliykheid „gevallen" is, had Lars
Steiner toch juist in de figuur der heldin van
het stuk een bewys geleverd van zyn groot,
zy het ook nog op afwegen ronddolend, talent.
Aan deze „jeugdige dwaling" hebben wy
eene nieuwe ster aan den tooneelbemel to
dankende kunstenares, die de rol van Angelica
creëerde, de scboone Lolla Vanescay, is door
den steeds op nieuwe talenten azenden direc
teur Müllensiefen gewonnen." Enz., enz.
„Lars echter maakte van het gunstig oogen-
blik gebruik. Misschien heoft hy er niet op
gelet, dat men er hem telkens wn i voor
spande, om het engagement van Lolla V uesc.iy
te verklaren. Hy deed, wat ik tigei luit ni3t
van hem zou hobben verwacht: hy gaf in
veel opzichten toe. Ik bedoel hiermede, dat
hy volgens zyne opheldering jegens myn
vriend tegenwoordig by dragen en novolletjos
geeft, die geschikt zyn om in dagbladen en
tijdschriften te worden opgenomen. In die
stukjes houdt hy behendig zyne oproerige
principes achter de schermen; hy verdient
op eene gemakkelyke manier veel geld, maakt
naam en hoopt later een uitgever voor zyne
„echte geschriften" te zullen vinden.
{Wordt vei'volgd.)