N°. 10652. Maandag 13 Novepiber. A0.1894. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 10 November. Feuilleton. EENE HELDIN. LEIDSCH DAGBLA Yoor Leiden per 3 Franco per post Afzonderlijke Nommers PRIJS DEZER COURANT: maanden1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DEB ADVERTENTIEN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17{. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het lncasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Eer sic Blad. Naar wy vernemen, heeft de in 1891 te Londen opgerichte „Japan Society", in hare zitting van 7 dezer, professor dr. G. Schlegel, alhier, met algemeene stemmen tot haar eere lid benoemd: eene zeldzame onderscheiding, daar het getal eereleden, volgens de statuten van dit Genootschap, tot vyf ten honderd is beperkt. Prof. Schlegel is het 21ste eerelid op de 623 ledon van dit Genootschap, dat zich ten doel stelt de bevordering der studie van de Japansche taal, letterkunde, geschiedenis, Folk-lore, enz. Op uitnoodiging van de afdeeling „Leiden" van den Bond van Ned. Onderw. zullen in den loop van dezen winter drie hoogleeraren alhier voor onderwijzers en onderwijzeressen voordrachten houden. Prof. dr. J. Ten Brink zal op Woensdag 28 Nov. a. s., des avonds te 8 uren, in het Nutsgebonw de reeks der voordrachten openen en spreken „Naar aan leiding van Emilo Zola's „Lourdes"". Yoor het examen akte onderwijzeres, lager onderwijs, is toegelaten mej. M. Prins, van Leiden. De heer W. D. Verduijn, onderwijzer te Yoorhout, heeft te Amsterdam examen voor het teekenen lager onderwijs afgelegd en de akte verkregen. Hij is leerling van den heer G. M. Kosters, leeraar aan de Hoogere Burger school alhier. De collecte, gehouden te Zoetermeer voor de dragers van het Metalen Kruis en de Citadel medaille, heeft opgebracht 10.64 en te Zeg waard 7.87. De afdeeling „Leiden" van den Bond van Ned. Onderw. heeft zich per adres tot den Raad der gemeente Woubrugge gewend, met het verzoek, het eervol ontslag, dat den heer J. J. Yan der Vliet, onderwijzer aan de O. L. S. aldaar, wegens vermindering van het getal leerlingen tegen 1 Jan. a. s. gegeven is, eerst met 1 April 1895 te doen ingaan, ten einde genoemden onderwijzer beter in de gelegenheid te stellen eene nieuwe betrekking te verkrijgen. Ingezetenen van Woubrugge, die n& den löden Mei 1894, na afloop der primitieve be schrijving voor de Personeels Belasting, een perceel in gebruik- of dienst- en werkboden in dienst namen, enz., zjjn gehouden voor zoover zulks nog niet geschiedde, daarvan aangifte te doen ten kantore van den ont vanger te Roelofarendsveen of ter secretarie hunner gemeente, hetwelk eveneens geldt voor in gebruik genomen paarden, en het maken van belastbaar- en hooger- of minder- belastbaar gebruik daarvan. Voor afschrijving of teruggave van betaalde belasting vervoege men zich, bij verhuizing, binnen eene maand d. a. v. ten kantore van den ontvanger voor noemd. Aangezien de betrekking van gemeente secretaris door het aanstaand vertrek van den burgemeester, den heer J. H. Slichor, naar zyne nieuwe standplaats Zoeterwoude, komt te vaceeren, heeft de Raad van Leimuiden, met algemeene stemmen, bereids tot diens opvolger benoemd den heer J. Heenk, go- meente-ontvanger en ambtenaar ter secretarie, met ingang van 15 November a. s. De begrooting der gemeente Sassenheim, voor het dienstjaar 1895, is door Gedeputeerde Staten goedgekeurd, in ontvangst en in uit gaaf op 9847.78. De onderhandsche aanbesteding voor het uitdiepen van de Mottingervaart, onder de gemeenten Sassenheim en Yoorhout, heeft plaats gehad; het werk is gegund aan den laagsten inschrijver H. Potman, te Haarlem mermeer. De begrooting van het 2de bat. rustende schutterij in Zuid-Holland voor het jaar 1895, is door Gedeputeerde Staten vastgesteld tot een bedrag ad f 241 in ontvangst en uitgaif. Het aandeel in de kosten voor die gemeente is bepaald op ƒ10 45. Uit Den Haag meldt menDe ontwerper van het plan voor den aanleg van een binnen- duinsch kanaal naar den Hoek van Holland, met ligplaats voor de visschersvloot, de civiel- ingenieur Joh. Krap, woonde gisteravond in het Verkooplokaal te Scheveningen eene bijeen komst bij van de permanente commissie uit de reederij aldaar voor dit plan, waarbij ook tegenwoordig was de concessie aanvrager, de heer M. De Mos. De „N. R. Ct." meldt bovendien reeds: Op de aanvrage van den heer De Mos, to Scheveningen, om voorloopige concessie voor den aanleg van een kanaal van Scheveningen naar den Hoek van Holland, is door den minister van waterstaat afwijzend beschikt. De afdeelingsverslagen der Tweede Kamer zy'n verschenen over de begrootingen van Marine en Oorlog. Bij Marine werd wegens de groote finan- tieele offers, welke voortdurend voor militaire doeleinden worden gevorderd, het donkbeeld opnieuw verdedigd om de taak van land- en zeemacht opnieuw te onderzoeken en vast te stellen, en vrij algemeen de aandrang herhaald om op de grondslagen eener vaste organisatie de verhouding tusschen de levende en doode strijdkrachten onzer Marine duurzaam te regelen. Die aandrang werd bij Oorlog herhaald. Den minister van oorlog werd met aandrang verzocht zijne denkbeelden omtrent de reor ganisatie der levende strijdkrachten te willen ontwikkelen en zijne plannen dienaangaande te willen mededeelen, meer bijzonder ook wat betreft den persoonlijken dienstplicht. Onder het opschrift „Atjeh-fonds" bevat de „N. R. C." van den heer H. G. Geelhoed, kapt. commandant der d.d. schutterij te Schoon hoven, een antwoord op het ingezonden stuk (zie 4de blz. van ons vorig nommer), getiteld „Nationaal fonds", in welk antwoord wordt medegedeeld waar het Atjeh fonds, in 1874 opgericht, gebleven is. In het ieder jaar algemeen verspreid verslag van het Fonds ter aanmoediging en onder steuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden kan men sedert 1874 lezen: Onder do ontvangsten: „Gift van Z. M. den Koning (renten van het Nationaal Huldeblijk), bij gelegenheid van Zr. Ms. 25-jarige regeering 9070.33, en onder de uitgaven: Aan toelagen uit 's Konings geschenk aan 241 deelgerechtigden, verminkten van Atjeh en 1 weduwe van een gesneuvelde bij Atjeh 8976.79 (deze opgaven zijn uit het verslag 1891). De heer Geelhoed meent dat in het afgo- loopen jaar bijna 250 verminkten van Atjeh eene toelage uit de koninklijke gift hebben ontvangen. In „üe Heraut" van heden heeft dr. Kuyper weer eene meditatie geschreven. Hieruit mag worden opgemaakt dat zijne beterschap aanhoudt. Do heer H. F. Toubeau, benoemd tot consul te Marseille, is in die hoedanigheid door de Fransche regeering erkend. Hot voornemen bestaat, „den Steenen Man", het standbeeld op den Zeedijk te Har- lingon van Caspar de Robles, den Spanjaard, oio a den beruchten Allerheiligenvloed in 1570 zooveel heeft gedaan in Friesland ter ver betering der zeeweringen, te laten restaureert. Door het waterschap do „Zeven zeedijken binnendijks" o. a., dat bijdraagt in de kosten der herstelling, is op de begrooting voor 1895 daarvoor een post uitgetrokken. Dr. Louis A Ballier, beroepen predikant bij deNed.-Herv. gemeente te Schiermonnikoog, die van den kerkeraad der Ned.-Herv. gemeente te Groningen geen bewijs van zedelijk gedrag kon krijgen, heeft er nu een bekomen van den kerkeraad te Woltersum, waar hy zich sinds 1 Mei jl. gevestigd had. Dientengevolge zal hij binnenkort zijne bediening aanvaarden. Door de arr. rechtbank te Almeloo is, ter vervulling van de vacature van kantonrechter te Enschedee, opgemaakt de navolgende alphabetische lijst van aanbeveling: mr. F. O. Van der Dussen, griffier bij het kanton gerecht te Kampen; mr. Z. "W. Straatman, kantonrechter plaatsvervanger, advocaat en procureur te Haarlem, en mr. F. J. G. Van Tricht, griffier by het kantongerecht te Groenloo. Voor de herstemming te Helder is tot candidaat door de kiesvereeniging „Vooruit gang" te Terschelling gekozen de heer J. J. Kraakman. De vrijzinnige kiesvereeniging „Vooruitgang" te Helder, heeft besloten de verkiezing van den candidaat der katholieken, den heer J. J. Kraakman, te bevorderen. De anti-revolutionnaire kiesvereeniging „Ne derland en Oranje", ^ldaar, zal zich van het aanbevelen van een candidaat onthouden. Bij koninklijk besluit is benoemd tot broeder in de orde van den Nederlandschen Leeuw de heer L. Zeiler, algemeen voorzitter der VereenigiDg van gepensionneerde onder officieren en minderen van het Nederlandsche leger. In „De Gelderlander" kwam dezer dagen een artikel voor naar aanleiding van een te Arnhem gehouden examen voor onderwijzeres sen. B(j die gelegenheid werden op één dag geëxamineerd 6 candidaten, van welke 5 katholieke zusters en 1 protestantsche dame. Het resultaat was, dat slechts laatstgenoemde slaagde en de 5 zusters werden afgewezen. „De Gelderl." putte hieruit de beschuldiging, als zou de examen-commissie partijdig zijn geweest. Tegen deze beschuldiging, die om den vorm, waarin zij werd uitgebracht, eer eene ver dachtmaking moet genoemd worden, teekent „De Katholieke School" protest aan en ver zekert, dat de commissie „zoo onpartijdig mogelijk heeft geëxamineerd en heeft ge oordeeld." „De Gelderl.' - aldus schrijft het katholieke onder wijsorgaan „schijnt voorbij te zien, dat in die commissie een katholiek school opziener zitting had, dat tot de deskundigen ook een Katholiek behoorde en dat beiden toch zeker wel niet onder verdenking zullen vallen, een handje te hebben geholpen om katholieke zusters opzettelijk te doen vallen. Men do^t met zulke scheeve of liever averecht sche voorstelling der feiten der katholieke zaak meer na- dan voordeel." Bedragen voor het serum. Do bijdragen, welke het instituut van prof. Pasteur en de „Figaro" hebben ontvangen om het middel ter bestrijding van diphtheritis in Frankrijk algemeen verkrijgbaar te stellen, hebben het cijfer van ruim 431,000 franken bereikt. Daaronder is o. a. ook begrepen 5410 Ir. als opbrengt der inschrijving voor plaatsen bij de eerste opvoering van „Gismonde" en 974 fr., welke Sardou als het bedrag zijner auteursrechten op dien avond heeft afgestaan. De inzameling is nu gesloten. Als men de lijst in de „Figaro" nagaat, wordt men vooral getroffen door de talrijke giften, door moeders geschonken, op naam van hare jonge kinderen, of „ter herinnering aan over leden kinderen", vermoedelijk vaak slacht offers der ziekte, waarvoor men nu eerst een krachtig middel ter bestrijding heeft gevonden. Verder ontmoet men er vele bijdragen van grootouders en van kinderen. Mogen die goede voorbeelden ook hier te lande navolging vinden t Onze stadgenoot dr. A. Nykamp verzond hedenochtend als 4de bijdrage weer naar Utrecht 57.50. Ziehier eene lijst wanneer en door wie werd bijgedragen: 5 Nov., lste bijdrage: B. H. V. 2.50, H. H. B. 2.50, E. S. 2, S. W. 1, wed. T. L. "W. 2, N. coupon 1.73, Secretaris v. Velzon (Postwissel) 2.50 en N. N. 24.50, te zamen 41.23. 6 Nov., 2de bijdrage: L. D. 60, D. K 25, V. f 5, Dr. W. f 2.50,1. G. f 1X. R f 2.60, J. v. B./"2, H. S./"2.50, G. G. ƒ1, Dr. H.ƒ3, D. D. ƒ10, Dr. G. 2, R./"3 en W. ƒ2, te zamen 121.50. 7 Nov., 3de bijdrage: Ch. R. 2 50, Nemo ƒ5, X. C. 100 en Serum 25, te zamen/" 132.50. 8 en 9 Nov., 4de bijdrage: W. H. v. Z. 2.50, Bijdrage voor het fonds Behring's Heil serum 2.50, voor Utrecht 10, C. C. T. 10, J. J. t. L. 5, Ap. D. 10, Henr. v. D. 2.50, A D. V. ƒ5, Insp. d. J. 5 en B. ter over making naar Utrecht ƒ5, te zamen ƒ57 50. De vier bijdragen vormen dus een totaal I van ƒ352.73. N B.! In Amsterdam is door 10 (zegge tien) particulieren op óénen avond voor hetzelfde doel (bereiding van diphtheritis-antitonine) aan het Kinderziekenhuis geschonken de somma van 4000. Uit dit cijfergetal moet echter geen verwijt gezocht worden tegenover de ingeze tenen vim Leiden. Gemooisopening is zoo dik wijls niet evenredig aan beursopening. De bijeengezongen sommen gelds (zoo in Frankrijk als hier te lande) bewijzen dat par ticuliere liefdadigheid geeft naar vermogen, grootendeels uit meelijden, deels uit poging tot zelfbehoud. Indien het echter eenmaal blijkt, dat het particuliere „vermogen" niet daartoe in staat is, dan is de Regeering, omdat zij niet onbekend is met alles wat uit particulier initiatief tot stand was gebracht, gedwongen om, als gelijk „de Rijks-koepokinrichting", hier en daar eene „Rijksinrichting" te vestigen, van waar even gemakkelijk als spoedig, de anti- diphtheritisstof kan verkregen worden. Tenten Tan bladen. In eene van de afdeelingen der Tweode Kamer is de overlast ter sprake gebracht, welke de burgerij hier en daar ondervindt van het venten van sommige bladen. De Hooge Raad heeft twee jaren geleden beslist, dat voor dat venten geen voorafgaand verlof noodig is, en wel op grond van het bekende voor schrift der Grondwet over de vrijheid van drukpers In de afdeeling werd daarom gezegd, dat de burgemeester nu niet in de gelegenheid is eenig preventief toezicht in het belang der openbare orde uit te oefenen en by by rust verstoringen, die het gevolg zy'n van het venten van sommige bladen, enkel repressief kan optreden. „Naar het scheen, laten onze rechtsbepalingen in dit opzicht te wenschen." Het „Weekblad van het Recht" merkt op, dat de Hooge Raad in bedoeld arrest nog iets meer heeft gezegd dan dat de toen be streden verordening (van 's-Bosch) in strijd was met de Grondwet. Het hoogste rechts college voegde er bij: „onverminderd de be voegdheid van den gemeentelijken wetgever om de verspreiding van een gedrukt geschrift op de openbare straat, zondor haar in het algemeen te verbieden of van een voorafgaand verlof der overheid afhankelijk te stellen, te onderwerpen aan voorschriften in het belang der openbare orde, bepaaldelijk ter beveiliging van het openbaar verkeer". Zoo geheel weerloos, ook waar het voor koming van het verstoren der orde betreft, is de plaatselijke wetgever dus niet, ook vol gens den Hoogon Raad. Het „Weekblad" voegt er nog by, dat als „onze rechtsbepalingen in dit opzicht te wen schen laten", die rechtsbepalingen in do Grondwet te vinden zyn. En hot betwyfelt, of men eerie grondwetsherziening zou willen uitlokken om do burgory te vrijwaren van den overlast van het venten van bladen. De vryheid is als het licht, dat niet bestaa* zonder schaduw. Als men de vryheid wil, moet men ook de nadeelen, die er aan ver bonden zyn, verdragen. 31) Wat was het noodig aan moeder te schry- ven, als hy niets dan akelige dingen te melden badl De hand, waarmede de tweede brief was geadresseerd, kende Walburga niet. Deze was van Gerd, op Rakitsch. Hy schreef: „Waarde Joséphinel Wees niet boos op my, omdat ik aan u schryf, ondanks uw verbod. Maar altyd weer zie ik het bekoorlyke kind voor my staan, zooals toen op dien zomeravond op het veld, met de blauwe en gele .bloemen in hare hand. Zy verscheen voor my als eene weer levend geworden herinnering aan uw en myn kiD- dertyd. Zend my een portret van uwe dochter. En als ge er niet by schryven wilt, doe dit dan niet; ik zwyg eerbiedig by alles wat gy doet. Iets moet ik u nog mededeelende geldely ke omstandigheden, waarin uw broeder verkeert, worden hoe langer hoe ongunstiger. Alles loopt in de war: zyne vrouw is gestorvenen zyn vermogen geheel op. Thilo komt hem go durig met nieuwe schulden aan boord. Naar mon zegt, brengt hy „in zyne geestdriftige liefde voor de kunst" ontzettend groote som men aan een zekere tooneelspeelater, Vanescay ten offer. Waarlyk geen wonder, dat onder die omstandigheden de gezondheid van uw broeder sterk afneemt! Het klinkt verbazend afgezaagd te zeggen„Alles wreekt zich hier in de wereld en God straft rechtvaardig." Maar er bestaan toch eene wraak en eene straf, die uit de gebreken der misdadigers zeiven gevormd worden; tenzy dezen, in ernstig berouw, het werk hunner bekeering en verbetering in de hand nemen. Maar dit hebben de Rothkreuzen geen van allen kunnen doen. Ja tocb, éóne, die driftig kon handelen, maar daarna verstandig en onderworpen kon dragen; die ééne waart gy, myne edele, hooghartige Joséphine! Vaarwel Steeds: Uw Gerd." Alles wat van dezen man uitging, was eene weldaad. Hy behield voortdurend den toon van oen fijn gevoelend trooster, die zich nooit of nimmer zal opdringen. Zwygend dankte Joséphine hem voor zyne vriendschap in haar hart, dat nu juist zoo zwaar gewond was. Tot groote verwondering van Walburga ging mevrouw Steiner met haar naar een photograaf. „Het zal toch niet voor Beheim wezen", dacht zy. Neen, dien akeligen jongen gunde zy ook thans nog geen bewys van genegen heid harer moeder. Toen het portret gemaakt was, ontwaakte er een sprankje ydelheid in haar; zy kon maar niet begrypen, dat zy dit was. Na een paar dagen was er een van de drie portretten verdwenen en nu stond het by haar vast, dat Beheim het gekregen had. De brief van Victor Beheim aan mevrouw Steiner was van den volgenden inhoud: „Myne lieve, moederlyke vriendin! Sedert Februari van dit jaar heb ik niets van my laten hooren. Toen schreef ik u, dat ik Lars had ontmoet, dat hy een harden stryd om het bestaan voerde, en u verzocht het geloof in, het vertrouwen op hem niet te verliezen. In dien tusschentyd zou ik alleen over myne eigen belangen hebben kunnen spreken en het zou al te onbescheiden ge weest zyn van uw zoo diep bekommerd hart deelneming in het lot van uw vroegeren pleegzoon te verlangen. Het kalm verloop myner studiën levert buitendien byzonder weinig op, dat de moeite waard is te worden bericht. Dit geiykt het meeat naar oen vol hardend, onafgebroken wandelen naar een bepaald doel, dat ik tegen Paschen hoop te zullen bereiken. Dan zal ik zoo vry zyn my aan u als doctor in de philosophic te komen voorstellen. „Heb ik u dus tegenwoordig weinig of niets over myzelven mede te deelen, des te meer kan ik u van Lars vertellen. Sedert myn vertrek uit Beriyn heb ik toch voortdurend getracht op de hoogte te biyven van hetgeen daarginds gebeurt. Één myner vrienden, die sedert korten tyd veel in aanraking komt met den kring van jonge letterkundigen, waartoe Lars behoort, schryft my trouw. Myn vriend weot dat het hart zyner moeder beeft van angst om Lars; daarom zendt hy my telkens uitvoerig bericht omtrent alles, wat hy aan gaande hem hoort of ziet. „Vóór alles, waarde mevrouw, dit goede bericht: Lars verdient voldoende, ja ruim schoots genoeg om in zjjn onderhoud te voor zien; hy leeft, zonder zich groote weelde te veroorloven, als iemand uit den deftigen stand. In het begin van het speelseizoen werd zyn tooneel8tuk „Angelica" wel is waar nog maar in een der schouwburgen der voorstad gespeeld. Over het stuk zwyg ik liever; ik kan het niet goedkeuren, maar ik beschouw het als eene jeugdige afdwaling, die men ver geven kan en moet. Niettegenstaande den allesbehalve verheffeDden inhoud, werd het drama toch als een bewys van groot talent ontvangen. Men veroordeelde hot; men floot het uit; maar men had toch een nieuw, geniaal auteur ontdekt. Redacteurs en uit gevers, die op hun voordeel waren bedacht, naderden Lars. Omdat zyn stuk aanleiding tot hevige debatten in verschillende dagbladen gegeven had, bleef Lars volle acht dagen lang in bet genot der belangstelling van het pubhek. Dit is zeer lang voor Beriyn; in elk geval tyds genoeg, om in het zaal te springen voor iemand, die eenigszins verstand van ryden heeft. Eene byzondere omstandigheid werkte ook gunstig voor Lars: „De „Angelica" werd door eene tooneel- speelster, Lolla Vanescay, vertolkt, die een buitengewoon succes in die rol had. Hiervan maakte een „beschermer der kunst", een zekere Graaf Thilo Rothkreuz, behendig ge bruik, om haar eene plaats aan een der groote schouwburgen te bezorgen. Nu mag, natuur- ïyk, noch die groote schouwburg, noch Lolla Vanescay, noch Graaf Rothkreuz bekonnen dat dit engagement feiteiyk alleen door de voorspraak van den Graaf tot stand is gekomen. Dus kon men in de verschillende bladen in gezonden stukjes lezen van de volgende soort „Lolla Vanescay, de tooneelspeelster, die, zooals men weet, in het drama „Angelica", den genialen misstap van den jongen auteur Lars Steiner, met zooveel succes opirad, i3 door den heer Müllensiefen, directeur van den schouwburg, geëngageerd." Of: „Hoewel hoo onlangs gegeven drama „Angelica" volgens recht en biliykheid „gevallen" is, had Lars Steiner toch juist in de figuur der heldin van het stuk een bewys geleverd van zyn groot, zy het ook nog op afwegen ronddolend, talent. Aan deze „jeugdige dwaling" hebben wy eene nieuwe ster aan den tooneelbemel to dankende kunstenares, die de rol van Angelica creëerde, de scboone Lolla Vanescay, is door den steeds op nieuwe talenten azenden direc teur Müllensiefen gewonnen." Enz., enz. „Lars echter maakte van het gunstig oogen- blik gebruik. Misschien heoft hy er niet op gelet, dat men er hem telkens wn i voor spande, om het engagement van Lolla V uesc.iy te verklaren. Hy deed, wat ik tigei luit ni3t van hem zou hobben verwacht: hy gaf in veel opzichten toe. Ik bedoel hiermede, dat hy volgens zyne opheldering jegens myn vriend tegenwoordig by dragen en novolletjos geeft, die geschikt zyn om in dagbladen en tijdschriften te worden opgenomen. In die stukjes houdt hy behendig zyne oproerige principes achter de schermen; hy verdient op eene gemakkelyke manier veel geld, maakt naam en hoopt later een uitgever voor zyne „echte geschriften" te zullen vinden. {Wordt vei'volgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1