I\K 10646. Maandag 5 November. A». 1894. (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. ni. Leiden, 3 November. P euilleton. EENE HELDIN. LEIDSCH DAG-BLAB PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 8 maanden. f 1.10. Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. - Grooters letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Correspondentie, gevoerd betreffende de oprichting van een Krankzin nigengesticht bij Leiden. L Aan het College 9an Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. De Baad der Gemeente Leiden veroorlooft zich het volgende onder de aandacht van Uw College te brengen. Ht) heeft kennis genomen van de verhan delingen in de jongste zomervergadering der Provinciale Staten van Zuid-Holland en daaruit met belangstelling gelezen, dat door die Ver gadering in de zitting van 17 Juli 1894 aan Uw College is opgedragen „een nader onderzoek in te stellen naar de behoefte aan plaatsruimte voor de ver pleging van in deze Provincie wonende of verblijvende krankzinnigen; van dat onderzoek verslag te doen in de eerstkomende herfst- vergadering der Staten en de noodige voor stellen te doen om aan die behoefte, zoo zü mocht blaken, tegemoet te komen." In aanmerking genomen de moeite, die het Dageiyksch Bestuur van Leiden telkens onder vindt als er een behoeftige krankzinnige in een gesticht moet ondergebracht worden, en onder den indruk van het in de Provinciale Staten over dit onderwerp gevoerde debat, meent de Gemeenteraad de mogelijkheid, ja de waarschijnlijkheid te mogen stellen, dat Uw College komt tot de overtuiging, dat er werkelijk gebrek aan plaats is voor die be hoeftige krankzinnigen, waarvoor het Provin ciaal Bestuur van Zuid Holland in laatste ressort moet zorgen. Met die waarschijnlijkheid voor oogen, ver zoekt de Raad Uw College het navolgende voorstel te willen overwegen en zoo het Uwe instemming mocht verwerven, daaromtient aan de Provinciale Staten te berichten naar aanleiding der laatste woorden Uwer opdracht. De gemeente Leiden is bereid een Gesticht voor Krankzinnigen te bouwen met 300 bedden, naar de nieuwste eischen in paviljoenssysteem op het terrein, genaamd „het Raamland", groot 7 heet., 27.94 cent., nabij Leiden onder Zoeterwoude, welk terrein reeds in 1891 door de Inspecteurs op het Krankzinnigenwezen daartoe geschikt werd bevonden. Dit Gesticht zoude geheel ingericht worden voor oavermogenden en de Gemeente zoude de exploitatie voor eigen risico op zich nemen op nader met het Bestuur der Provincie overeen te komen voorwaarden. De Gemeente zoude echter daartoe eerst kunnen besluiten, als zij de toezegging had, dat het Provinciaal Bestuur de helft zoude willen bijdragen in de kosten van op- en inrichting, die voor het geheel geschat worden op f 350,000, ongerekend de kosten van het terrein, dat door de Gemeente kosteloos wordt afgestaan, en tevens, dat de gewone sub- sidiün, door de Provincie en het Rijk voor elk harer behoeftige krankzinnigen gegeven, ook verstrekt zullen worden aan die, welke door de gemeente Leiden in dat gesticht zullen gebracht worden. De Gemeenteraad meent, dat op die wijze op goede en afdoende wijze voor langen tijd aan de bestaande behoefte zal voldaan worden, en de Provincie ontlast zal zijn van de ver plichting, bij art. 11 der wet van 27 April 1884 (Staatsblad No. 96) haar opgelegd. Van zijn kant meent hij dat de indirecte voordeelen, aan de nabijheid van eene derge lijke inrichting verbonden, zullen kunnen op wegen tegen de verliezen, die de exploitatie in den eersten tijd stellig en later misschien zal opleveren, terwijl de mogelijkheid om hare eigen behoeftige krankzinnigen zelve te verplegen eene niet te versmaden bezuiniging op hare begrooting zal zijn. De Gemeenteraad voornoemd, F. Was, Voorzitter. E. Kist, Secretaris. Leiden16 October 1894. II. Antwoord. Aan Heer en Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Naar aanleiding Uwer missive, dd. 16 dezer, No. 874, hebben wij de eer U te verzoeken, aan den Gemeenteraad mede te deelen, dat wij in beginsel bereid zijn een voorstel te doen aan de Provinciale Staten tot het ver- leenen van eene subsidie voor de helft of 50 pet. in de kosten van op- en inrichting van een gesticht voor 300 krankzinnigen 3de kl., in het geheel geraamd op f 350,000, in dien wij met den Gemeenteraad tot overeen stemming mogen komen omtrent d6 daaraan te verbinden voorwaarden; doch dat wij, al vorens een dergelijk voorstel bij de Provinciale Staten in te dienen, gaarne zouden ontvangen eene nauwkeurige raming van de voor de op- en inrichting van het Gesticht vereischte kosten en van het voor vergrooting van ter rein indien dit b(j de uitwerking der plannen eventueel noodig mocht blijken gevorderde bedrag, daar het bij het verleenen van Provin ciale 8ubsidiön gebruikelijk is, daarvoor oen maximum bedrag te bepalen. Wat aangaat de door den Gemeenteraad als voorwaarde voor een besluit tot oprichting van hot genoemd Krankzinnigengesticht ge stelde toezegging, dat de gewone subsidiën door de Provincie en het Rijk voor elk van de behoeftige krankzinnigen ook verstrekt zullen worden voor die, welke door de ge meente Leiden in het Gesticht zullen worden gobracht, veroorloven wij ons op te merken, dat krachtens besluit der Provinciale Staten van 11 November 1874, No. 2 (Prov.blad. No. 122 van 1874) aan de gemeenten in de Provincie tot tegemoetkoming in de kosten van verpleging voor eiken bij haar armlastigen krankzinnige, die verpleegd wordt in een erkend geneeskundig gesticht voor krank zinnigen, voor zooveel die niet uit de fondsen dier gestichten zeiven moeten worden bestreden, of daarin niet door de kerkelijke of bijzondere weldadigheid wordt voorzien, een Provinciaal subsidie van f 50 'sjaars wordt toegekend nlien en voor zoolang vanwege het Rijk eveneens subsidie, minstens tot een bedrag van f 40, wordt verleend zoodat de gemeente zich in de eerste plaats tot het bekomen van die toezegging tot 's Rijks Regeering zal heb ben te wenden. De Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, Fock, Voorzitter. F. Tavenbaat, Griffier. Concept-adres van den Gemeenteraad van Lelden. Aan de Provinciale Staten van Zuid-Holland. Naar aanleiding van Uw besluit van 17 Juli 1894 No. XV, waarby Gedeputeerde Staten werden uitgenoodigd „een nader onder zoek in te stellen naar de behoefte aan plaats ruimte voor de verpleging van in deze pro vincie wonende of verblijvende krankzinnigen, van dat onderzoek verslag te doen in de eerste herfstvergadering der Staten en de noodige voorstellen te doen om aan die behoefte, zoo zü mocht blijken, tegemoet te komen," be sloot de Gemeenteraad van Leiden, nadat hem uit eigen ervaring en uit elders ingewonnen inlichtingen gebleken was, dat inderdaad be hoefte aan plaatsruimte voor de verpleging van in deze provincie wonende of verblijvende krankzinnigen bestaat, zich tegenover de Pro vincie bereid te verklaren tot oprichting van een Krankzinnigengesticht in paviljoens systeem voor 300 lijders 3de klasse, op het aan de gemeente toebehoorend terrein, ge naamd „het Raamland," groot 7.27.94 H.A., gelegen onder Zoeterwoude, in de onmiddellijke nabijheid van Leiden, welk terrein reeds in 1891 door do Inspecteurs voor het staats toezicht op Krankzinnigen daarvoor geschikt werd geoordeeld, onder voorwaarde, dat de Provincie aan de gemeente Leiden eene sub sidie verleent van 50 pet. in de kosten van op en inrichting, voor het geheel voorloopig ge raamd op ƒ350,000. Met belangstelling en ingenomenheid nam de Gemeenteraad kennis van het rapport, te dezer zake door Gedeputeerde Staten aan Uwe Vergadering ovorgelegd, omdat daaruit blijkt, dat het College van Ged. Staten het voorstel van den Leidschen Gemeenteraad van 15 dezer aannemelijk acht en bereid is aan Uwe Ver gadering spoedig in dien zin een voorstel te doen. Hoezeer de Gemeenteraad zich volkomen vereenigt met het gevoelen van Ged. Staten, dat aan Uwe Vergadering eerst dèn een bepaald voorstel kan worden voorgelegd, wanneer een definitief plan en eene veitrouwbare be grooting zijn opgemaakt en overeenstemming besta omtrent de voorwaarden, welke aan eene door de Provincie te verleenen subsidie verbonden moeten worden, zou hij het niet temin van het hoogste belang achten, dat reeds nu door Uwe Vergadering in beginsel besloten werd aan de gemeente Leiden toe te kennen eene subsidie van 50 pet. in de kosten van op- en inrichting van een krank zinnigengesticht, en dat Ged. Staten werden uitgenoodigd met het Gemeentebestuur van Leiden in nadere onderhandeling te treden over de genoemde plannen en begrooting en over de voorwaarden, aan het verleenen der subsidie te verbinden. Zoodra tusschen het College van Ged. Staten en het gemeentebestuur van Leiden overeen stemming verkregen zal zijn over de te treffen regeling, zou deze met opgave van eene nauwkeurige raming van kosten onmiddellijk aan de goedkeuring van Uwe Vergadering kunnon worden onderworpen. De Gemeenteraad wordt tot dezen wensch geleid door de volgende overwegingen: 1°. Op die wijze zou zoo spoedig mogelijk tot den bouw van een Krankzinnigengesticht kunnen worden overgegaan. Moet de vraag, of aan de gemeente Leiden al dan niet subsidie zal worden verleend, eerst na overlegging van de definitieve plannen en begrooting, door Uwe Vergadering worden overwogen en beslist, dan zou vermoedelijk eerst in 1896 met den bouw kunnen worden aangevangen, terwijl dit, wordt ons verzoek ingewilligd, reeds in het voorjaar van 1895 zou kunnen geschieden. 2°. Aan de beschikbaarverkrijging van het terrein moet eenige tijd voorafgaan wegens de noodzakelijke opzegging van huur. Het zou wenschelyk zijn, dat die opzegging casu quo zoo spoedig mogelijk kunne plaats hebben. 3®. De Gemeenteraad is alleen d&n bereid vrij belangrijke uitgaven te doen voor het opmaken van definitieve plannen, raming van kosten, enz., wanneer Uwe Vergadering in beginsel besloten heeft de subsidie aan de gemeente Leiden toe te kennen, zoodra omtrent de voorwaarden de vereischte overeenstemming zal zijn verkregen. Tegen het toekennen in beginsel van eene subsidie aan de gemeente Leiden bestaat naar het inzien van den Gemeenteraad des te minder bezwaar, omdat aan het definitief ver leenen van subsidie overeenstemming over plannen, begrooting, voorwaarden, enz. zou moeten voorafgaan, terwijl ook voor het toe kennen daarvan een nader besluit van Uwe Vergadering wordt vereischt. Op bovenstaande gronden heeft de Gemeen teraad van Leiden de eer zich tot Uwe Ver gadering te wenden met het verzoekin Uwe eerstvolgende bijeenkomst te besluiten aan do Gemeente Leiden eene subsidie toe te kennen van 50 pet. of de helft in de kosten van op en inrichting van een Krankzinnigengesticht voor 300 lijders 3de klasse, te stichten op het aan do gemeente Leiden toebehoorende terrein „het Raamland", gelegen onder de gemeente Zoeterwoude, onder nader overeen te komen en door Uwe Vergadering goed te keuren voorwaarden. Na overleg met de commissie van fabri cage, deelen B. en Ws. mede dat geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek van den hoofdopzichter van de Universiteits gebouwen, zoodat z\j in overweging geven aan adressant tot wederopzeggens vergunning t- verleenen tot het leggen van eene loozing voor regenwaterafvoer van het Physisch Laboratorium naar het riool van de Langebrug, onder bepaling dat het werk wordt uitgevoord ten genoegen van Burg. en Weths. en dat eene jaarlfiksche recognitie wordt betaald van 1.50. Ter vervulling van de vacature voor leeraar of leerares in den zang aan de Kweek school voor Onderwüzers en Onderwüzeressen, ontstaan ten gevolge van het eervol ontslag, verleend aan mej. G. M. C. Van Baaten, is do volgende voordracht opgemaakt: lo. mej. A. S. A. Van Kaathoven; 2o. de heer H. J. Wanna en 3o. de heer C. B. Duyster Jr. De benoeming geldt voor één jaar en alzoo voor den cursus 1894/95. Maandag avond a. s. zal in de zaal Noord- einde, in eene openbare vergadering derLeid- sche afdeeling van het Nederlandsch Wort- liedenverbond „Patrimonium" als spreker optreden de heer M. Talma, predikant te Vlissingen. Toegang vrjj. Woensdag-avond a. s. zal in het Nutsgebouw voor de handelsbedienden-vereeniging „Kennis is Macht" eene spreekbeurt vervullen mr. H. Ph. De Kanter, lid dei Tweede Kamer. Ge legenheid tot introductie. Morgenmiddag heeft, óók in het Nutsge bouw, eene openbare vergadering plaats van de afdeeling Leiden en Omstreken van den Ned. Room8ch-Katholieken Volksbond, waar als spreker zal optreden de heer W. C. J. Pastoors, van Amsterdam. Deze vergaderingen worden per advertentio in dit nommer aangekondigd. Voor den tyd van zes maanden is mot de waarneming van het secretariaat der ge meente Bergen (N.-H.) belast de heer O. "Van Eek, cand.-gemeente-secretaris alhier. De Levensverzekering-Maatschappü „Neer- landia", gevestigd te 's-Gravenbage, Raam straat 36, directeur de heer J. A. Van Lith Jsn., zal met 1 Januari a. s. eene uitbreiding onder gaan door meerdere nieuwe tarieven in te voeren en verzekeringen tct hoogere bedragen te sluiten, dan z(j sedert hare oprichting (1 Januari 1893) deed. De heer B. Willemsen, onderwyzer aan de openb. school te Noordwük-Binnen, is benoemd als onderwyzer aan de 1ste diaconie school der Waalsche gemeente te Amsterdam. Men schrüft ons uit Noordwük Binnen: Met genoegen zullen zeker de ingezetenen hebben gezien dat een aanvang is gemaakt met het leggen van eene rioleering langs een gedeelte van de Van Limburg Stirum-straat en langs den Heiligengeestweg, waardoor de aan die straten gelegon panden in staat zullen zün behoorlük hun water te loozen. Wü twüfelen niet, of het gemeentebestuur, dat zulk een open oog toont te hebben voer hetgeen in het belang van de volksgezond heid behoort te geschieden, zal het bü dezen eersten stap niet laten. De heer J, Van Konünenburg Gzin de jongste vergadering van onzen gemeenteraad benoemd tot lid der Plaatselijke Commissie van Toezicht op het Lager Oriderwüs, heeft die benoeming niet aangenomen. 20) Het fiere oog Tan mevrouw Steiner scheen hom verwijtend aan te zien: hoe kon h(j haren zoon tot zulk eene onmanlijke daad verleiden I In eigen oog werd Beheim dus bjjna een misdadiger gelijk, toen bij vijf banknoten van honderd Mark voor Lars neerlegde. .Zooveel!" prevelde deze. „Het is waarlijk te veel!" Maar toch nam hij het geld aan en het even in zijne van ontroering bevende vingers houdende, zeide hij: „Het komt my bijzonder goed te pas, dat wil ik niet ontveinzen; ik geef hot je terug, zoodra ik kan." „Maak je daar niet moeilijk over", ant woordde Victor verlegen en naar zijn hoed omziende. Zij wen8chten nu niet langer in elkanders gezelschap te blijven en na een paar holle, niets beteekenende gezegden met elkaar te hebben gewisseld, namen zt) afscheid. Zoodra Victor vertrokken was, tintelde er eene groote blijdschap door het gemoed van Lars. O, dat geld maakte hem over en over gelukkig I Wat kon hy daarvoor al niet koopen 1 Maar in de eerste plaats zou hij er drie honderd Mark van aan zijne moeder sturen. Die gedachte joeg hem een blos op de wangen. Hij wist het maar al te goed, dat hij als een dief voor haar stond, zoolang hij die schuld niet had afbetaald. Verder wilde hij zijn tooneelatuk laten drukken. In dien vorm zou men er eer op letten en het misschien laten spelen ook. Dit kostte stellig tweehonderd Mark en dan was het geld op. Als hij er voor loopig tweehonderd aan zijne moeder zond? Maar, alles wèl beschouwd, kon hij er toch niet bij schrijven, dat het eigenverdiend geld was. Daarom beteekende het eigenlijk niets aan moeder geld te doen toekomen. Veel aardiger zou het zijn haar een afdruk van zijn tooneelatuk, als een bewijs van zijne vooruitstrevende werkzaamheid, te zenden. Het ware ook doelmatiger zijne huur drie maanden vooruit te betalen. Lars dacht ook wel even aan verhuizen, naar kamers, waar die ellendige petroleum- en uienlucht hem niet zoo zou hinderen, maar de Scharnikows waren altijd vriendelijk en goed voor hem geweest. In zjjne overwegingen verdiept, werd by gestoord door juffrouw Scharnlkow. In de andere kamer had het dreunen en anorren der naaimachines opgehouden; bet was rust- tyd. De juffrouw had haren keukenboezelaar afgedaan en de naalden en spelden van haren boezem verwijderd. „Ik kwam maar even vragen, mynheer Steiner, of u lust hebt met ons mee te gaan een uurtje naar de Bötzowsche bierbrou- wery. Zooveel als een nichtje van mgn man, weet u, dat aan het tooneel is, dat heb ik u wel eens verteld, mynheer, logeert tegen woordig hier, om eene plaats te zoeken. Nu, en toen dacht ik, dat zoo'n kunstenares en zoo'n dichter toch in sommige opzichten wel punten van aanraking zouden hebben. Gaat u mee? Lieve genade! Welk eene massa geldl Is uw tooneelatuk aangenomen? Wel, wel; dat doet my pleizier!" „Neen; het is onverwacht ingekomen geld", stotterde Lars verlegen. „Ik wilde gaarne de huur myner drie maanden vooruitbetalen." „Nou ziet u kwaad kan het nooit", zeide zy goedig; „wie zyne schulden betaalt, verbetert zyne inkomsten", volgens het spreek woord. Maar anders: ik ben er niet zoo op. Ik kom nog niet manen als het eens haperen mocht dat doe ik nooit. Maar u gaat mee, nietwaar?" Lars beloofde over twee minuten gereed te zyn. Hy deed zyn boord om en een licht ge kleurd dasje; trok manchetten aan; gaf aan den kraag van zyne jas een paar flinke bor stelstreken; sloot zyn manuscript in de lade van zyne tafel en ook het geld, na eerst een der bankjes in zyne vry versleten portemonnaie te hebben gestoken. Hy kwam in de kamer der Scharnikows. De naaimachines stonden toegedekt; de rafels en pluizen waren op een hoopje in den hoek van de kamer geveegd en rondom de tafel zaten drie personen by de overhlyfselen van uienworst, aardappelen en in reuzel gebak ken uien. „Eet u nog een hapje mee vroeg de heer dee huizeB. Lars dankte, maar verzocht aan de gast te worden voorgesteld. Lolla Hohenbeim nam zyne eerbiedige bui ging, tameiyk uit de hoogte op hem neer ziende, aan. Haar naam was Lora Scbarnikow, maar ze had dien, als veel te gewoon, door Hohenheim vervangen. Zy was een meisje, dat overal in het oog moest vallen. Groote, donkere oogen flikkerden in haar bruin-getint gelaat; haar fraai zwart haar was aan het achterhoofd samengebonden en viel verder kroes en lang tot over de helft van haren rug. Zy had een grooten Rembrandthoed met witte pluimen op. Haar zwart kleedje zat als aangegoten en deed de werkelyk schoone figuur zeer voordeelig uitkomen. Lars nam alleen aanstoot aan de dubbele ry knoopen, die, van de schouders beginnend, tot beneden aan de punt van het iyfje inéónliep. Hoewel juffrouw Hohenheim straks met gezonden eetlust van het een en ander had genoten, achtte zy het nu deftiger geen honger meer te hebben. Weldra ging men twee aan twee naar be neden en de Elzasserstraat door, den weg naar de brouwery in de Schönhauser-Allee nemende. Mynheer Scharnikow wandelde vooruit met Lars. Hy was een lange, tameiyk magere man met een dichten knevel, die den indruk maakte uit zyne neusgaten te voorschyn te komen. Bovendien droeg hy een bril en hy verbeeldde zich, met groote ingenomenheid, geheel het uiteriyk van een boogeren amb tenaar te hebben. Hy liet niet na aan nieuwe kennissen te vertellen, dat men hem overal voor een ambtenaar der registratie of voor een lid der Rekenkamer hield. Hy was een geboren „Berliner" en als zoodanig beweerde hy het recht te hebben over alles mee te praten, overal zyne goed- of afkeuring over uit te spreken. Meest eiken Zondag ging hy met zyne vrouw naar den schouwburg en zyn oordoel over de kunst was zóó beslist, dat hy do opvatting van wien ook, die het niet mot hem eens was, eenvoudig als „domme onbe schaafdheid" betempelde. Als er sneeuw viol, dan rekende hy uit wat die sneeuwbuien aan het stedeiyk bestuur kostten en hy was trotsch op die groote som. Als het vuil weer wae, dan werden de onkosten der nachtelyko straatreiniging besproken en jiy rekende het zich als zyne persooDlyke verdienste toe, als medeburger het zyne er toe by te dragen, dat het budget voor de stadsreiniging zóó hoog was; maar deze inrichting was „kolos saal" en alles uitmuntend geregeld; by was er mede tevreden. Het gebeurde dikwyis, dat by by zyne Zondags-uitgangen aan het station op leven en dood stryden moest om een plaatsje voor hem en de zyneD in don spoorwagendie „kolossale" ophooping van reizigers be schouwde hy als eene persoonlyke zegepraal als burger van Berlyn. Op de overdekte markt was hy zóó trotsch, alsof hy die zelf gebouwd had, en tegen de al te kioine afme tingen der stadetramlynen wist hy de ooel- matigste hulp aan te raden. Was hy toevallig by een ongeluk op straat of plein tegen woordig, dan schold en knorde hy, alsof hy zyne naaisters op een verkeerden naad be trapte, en de politie-agenten, die by tegen kwam, hadden reeds menigo „terechtwyziug" van hem ontvangen, (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1