Ten gevolge van de ophooging der vloeren
is de gewijzigde verhouding, die in verloop
van jaren daardoor aan de boogopeningen ge
geven is, zeer belangrijk te noemen. Door
zich die boogopeningen in oorspronkeliJken
vorm hersteld te denken, zooals bijwijze van
proef reeds gedeeltelijk is geschied, verkrijgt
het geheel een grootsch voorkomen. Dr. Plath
is voornemens een wetenschappelijk plaatwerk
uit te geven over deze kapel, die hij als de
voornaamste der overgebleven Karolingische
bouwwerken beschouwt.
Men schrijft uit Nieuwediep,
dd. 30 Oct.: De bomschuit „N. W. 20,"
schipper P. Hoek, thuisbehoorende te Noord-
wijk, is heden met geringe vangst (5 ton
pekelharing) en gescheurde netten van de
haringvisscherij alhier binnengekomen. De
visscheriJ kon niet worden voortgezet, doordien
de vleet, uit 20 netten bestaande, door de
Belgische sloep O 68 werd afgezeild en daar
door belangrijk werd beschadigd. Een werp
anker van de sloep geraakte in de vleet
verward en bleef daarin achter.
Te Haarlem is weder een ge val
van cholera asiatica geconstateerd. De lijder
woont aan de Leidschevaart No. 28 en wordt
in zijne woning verpleegd.
Over Zuid- en Noord-Beve 1 and
heeft Maandag eene windhoos gewoed.
Op een hoefje onder Nisse hield zij buiten
gewoon hevig huis. Vele vruchtboomen wer
den van hunne kruinen beroofd. Canada-
populieren werden met wortol en tak uit
gegooid, jonge fruitboomen plat op den grond
gelegj. Twee korenhoopen gingen gedeeltelijk
de lucht in. Een wel wat bouwvallig wagen
huis stortte in elkaar.
Het boerenerf bood een tooneel aan van de
schrikbarend8te wanorde; overal schooven, los
stroo, dakpannen, boomtakken. De moestuin
was er letterlijk mede bezaaid, ook nog om
liggende stukken land. Los stroo dreef vrij
ver mede. Van een in de nabijheid ploegenden
boerenzoon ging de hoed mede de hoogte in
en is nog niet gevonden.
Op Noord Beveland ging die hoos gepaard
met eeno korte onweersbui, hevigen regen en
zwaren hagel. Daar bewoog zy zich in 0.-N-.
Oostelijke richting van ongeveer den Z.-Weste
lijken hoek des eilands uit. Op haren weg
wierp zij hoornen omver, brak knotwilgen af,
rukte van een wagenhuis en eene schuur 200
pannen weg, verstrooide een paar graanstapels,
brak een weihek door midden, draaide een
losstaanden wagen eenige malen rond en
wierp hem gebroken neer, sloeg een paard
met wagen omver, zoodat de jeugdige voer
man eenige schreden ver werd weggeslingerd,
en deed een gedeelte van eene andere schuur
in elkaar zakken. Van 't eerste tot het laatst
genoemde punt is de afstand ongeveer B K. M.
De breodte der baan is naar schatting 100 M.
De voerman van den losstaanden wagen, die
zich in de nabijheid van zijn vaartuig bevoüd,
zegt zelf niets van den winddruk gevoeld te
hebben.
De Zierikseesche quaestie. Men
zal zich zeker herinneren dat er in den
Zierikseeschen gemeenteraad herhaaldelijk
zaken uitlekten, die in dien Raad in geheime
zitting behandeld waren.
Ook weet men, dat de directeur-uitgever
der Zierikseesche Nieuwsbode" in gijzeling
werd gebracht, volgens vonnis van de recht
bank te Zieriksee, wegens weigering om aan
den rechter-commi6saris getuigenis der waar
heid af te leggen, doch kort daarna weer
ontslagen is.
In de maand Mei had er toen eene gemeen
teraadsvergadering plaats, waarin slechts de
heer De Loose aanwezig was. Negen Raads
leden hadden toen een brief ingezonden,
waarin zy hun besluit te kennen gaven, geene
besloten Raadsvergadering meer bij te zullen
wonen, zoolang geene afdoende pogingen waren
gedaan om den persoon te vinden, die het
behandelde publiek maakte.
Thans wordt gemeld dat de heerDeLooze,
die sedert 16 jaren lid van den Raad van
Zieriksee is geweest, als zoodanig zijn ontslag
heeft genomen, welk ontslag een gevolg is
van de veelbesproken quaestie.
Te SchiJndel(N.-Br.)i8 door den
luitenant der marochaussee te 's-Hertogen-
bosch een plaatselijk onderzoek ingesteld be
treffende een aanslag om een sneltrein te
doen ontsporen. Het bleek daaruit, dat ten
minste drie personen de hand in dit gruwel
stuk moeten gehad hebben, daar de boomstam,
welke op nagenoeg 300 M. van de spoorbaan
lag en eene aanzienlijke zwaarte had, kracht
eischto om vervoerd te worden.
Ook werden dienzelfden avond vier ruiten
by den in de nabijheid wonenden spoorweg
wachter verbrijzeld. Men vermoedt dat de
bedrijvers van deze balddadigheid en van den
aanslag dezelfden zijn.
Het vinden van een zilveren
lepeltje ter hoogte van Berg-en-Dal en be-
hoorende tot de onlangs gestolen voorwerpen
bij do wed. Schamp, te Hees, doet het ver
moeden uitspreken, dat de dieven thuis-
behooren op Duitschen bodem of althans daar
heen zijn vertrokken.
De „Maasbode" deelt hot vol-
gende mode:
„Wij vernomen uit goede bron, dat de stad
Zutfen aan een groot gevaar ligt blootgesteld.
Er is namelijk in de kom der gemeente 500
pond dynamiet geborgen.
„Als mon nagaat, dat 5 ons dynamiet vol
doende is, om oen groot gebouw in de lucht
te doen springen, kan men begrijpen, aan
welk gevaar de inwoners blootstaan."
't Zou om van te rillen zijnals 't
waar was.
De moord te Deutichem. Om
trent het bericht, dat de vrouw van zekeren
Heemeijer, te Oudendijk, gem. Finsterwold,
gearresteerd zou zijn en dat bij deze arrestatie
ook de naam van den vermoorden heer Brou
wer, te Deutichem, genoemd zou zijn, deelt
de „Prov. Gron. Crt." het volgende mee:
Zekere daar wonende Heemeijer was 200
gulden schuldig aan den vermoorde. Nu is in
den loop der vorige week Heemeijers zoon,
landbouwer te Oudendijk, voor den dag ge
komen met eene door den heer Brouwer
vroeger zijn buurman - onderteekende ver
klaring, die hem na diens dood uit Groningen
moet zijn toegezonden, naar hy, volgens zeg
gen, beweert. Zijn onze inlichtingen juist,
dan moet volgens die verklaring den ouden
Heemeijer het verschuldigde zijn kwijtgeschol
den en aan zijn zoon een legaat van 1000
gulden zijn vermaakt door den vermoorde.—
Twijfel aan de echtheid van dit stuk moet
oorzaak zijn, dat de vrouw van HeemeijorJr.
jl. Vrijdag naar het huis van bewaring te
"Winschoten is overgebracht, verdacht van het
plegen van valschheid in geschrifte. Over
den moord zal deze zaak echter wel geen
licht doen opgaan.
In een der te Bombay uitkomende
groote bladen leest men omtrent onzen land
genoot, den reiziger graaf C. Van Bylandt:
Graaf Van Bylandt, de vermaarde Nederland-
sche reiziger, die, naar onlangs bericht word,
beren geschoten heeft in de omstreken van
Baramulla (N.-Hindostan), is te Murroe
aangekomen als do gast van baron Bentinck,
den Deputy Commissioner (resident) van het
Rawalpindi-district (Pundjab).
Graaf Van Bylandt vertrok medio Mei uit
Nederland, en Rusland dwars doorgetrokken
z(jnde, bereikte hy den lsten Juli 1894 Osh
en den lsten Sept. Gilgit, via de Pamirlanden
on Hunza.
Deze reis is wel eene der moeilijkste en
gevaarlijkste, die men kan ondernemen.
Do Delagoa-baai. - De troepen,
door de Portugeesche regeering naar Lorenzo
Marquez gezonden, tot versterking van het
garnizoen, zijn daar aangekomen en onmiddel
lijk ontscheept Alle gevaar voor de veiligheid
dezer stad is nu volkomen geweken.
De „Courrier de Bruxelles" meldt
dat opnieuw verscheidene gevallen van cholera
zijn geconstateerd te Luik, Jupille en Herstal,
en eenige met doodelljken afloop.
LlederaFondcn Fan Arnold Spoel
en Gottfried Blann.
I.
Dat ik van het eerste lied op hun programma
nog slechts oen flauwen indruk heb, is weer
uitsluitend te wijten aan de in dit geval be
paald ergerlijke onhebbelijkheid van enkelen
onder het publiek, die, ditmaal zelfs op oen
concert, dat te halfnegen aanving, nog to laat
kwamen. Vrees om muzikaal oververzadigd
te wordon kon ditmaal zeker niet als excuus
gelden.
En daar was nog eene reden waarom dat
herhaalde binnentreden ditmaal meer dan ooit
hinderlijk was, en wol deze: wy waren hier
byna in een huiseiyken kring; wel was de
zaal geheel gevuld met monschen, doch het
was dan ook maar de kleine voorzaal van
het Nutsgebouw.
(Indien het bestuur van het departement,
of wien anders dit mocht aangaan, kon be
sluiten de hel witte muren to doen beschil
deren, zou dit zaaltje voor dergelijke intieme
avonden volmaakt geschikt zijn).
Juist doordat het publiek zoo beperkt was,
waren zijne beweginkjes te meer in-het-oog-
vallend en met opzicht tot het gewraakte
hinderlijk. Men verwyte my niet, dat ik by
dergelyke byzonderheden te lang stilsta, want
de invloed van zulke schynbaar weinig be-
langryke dingen is groot, zoowel op de
executanten als op den toehoorder. Het is dus
van belang alles aan te wenden om ze te
neutraliseeren. Juist ditinaal kon ik my
te gemakkeiyker dezen uitweiding veroorloven,
omdat ik nog tweemaal de gelegenheid zal
hebben over deze kunstenaars te schryven.
Wat den heer Gottfried Mann betreft, ver
zoek ik echter aanstonds een maand uitstel;
naar aanleiding van zyn werk als accom-
pagnateur gisteravond valt geen nieuw gezichts
punt te openen; men overwege wel, dat ik
het beschouw als van algemeene bekendheid,
dat hy in de kunst van „volgen", d. i. muzi
kaal meevoelen, een meester is; hierover
meer schryven zou gelykstaan met noodelooze
omslachtigheid maar ook voor den accom-
pagnateur kunnen er momenten van eigen-
optreden aanbreken; in voor- en naspelen en
in menig Ued ook te geiyk met den zang
(byv. Am Ufer des Flusses, des MaDzanares,
van Adolf Jensen) komt de piayiist aan
het woord; hier zou een juiste appreciatie
byna onmogeiyk zyn, waar de heer Mann te
worstelen had met de bepaald inférieure
qualiteit van zyn instrument; deze Kaps (?)-
vleugel leek my terdege doorgespeeldalthans
met den besten wil was er geen weeke toon
uit te halen.
Even zy aangestipt dat in de liederen van
oude componisten (Caldara, Ha9ler, Scarlatti)
deze eigenschap niet onvoordeelig werkte en
ons aan de oude instrumenten deed denken.
Wat waren daar een mooie liederen onder!
Wat een intense humor in dat „Tanzlied"
van Hasler; hoe vol sentiment die klaagliede
ren van Scarlatti 1 Trouwens, de keuze van
liederen, hare verscheidenheid, zonder de com
binatie ook maar eenigszins stootend te maken,
was eene niet geringe verdienste van den
heer Spoel. Daar waren er enkele, die naar
myne opvatting met het karakter van zyne
stem minder strookten, byv. het geestige
„Ma voisine" van don Engelschman A. Goring
Thomas, op het programma waren zy allen
op hunne plaats.
Over het algemeen schonken my de liederen
met Franschen tek6t het minste genoegen;
ik weet zeer goed dat de kunstenaar Spoel
evengoed de muziek van een Massenet of
Chaminade gevoelt als van welken Germaan-
schen toondichter ook (daartoe is dan ook
volstrekt niet meer muzikaal bevattingsver
mogen noodig); maar het orgaan van den
zanger Spoel, vooral wanneer hy met volle
borststem zingt, is te massief, om zich voor
deze soort muziek te leenen.
Van de wy ze, waarop hy echter het meeren-
deel der Duitsche liederen weergaf in de
Italiaansche, heb ik zeer veel genoten: de
zanger had een zeer gelukkigen avond; zyne
natuurlyke passie; zyne muzikale intuïtie en
eene zekere pieuso ingetogenheid tevens, dit
waren eigenschappen, die om het hardst te
bewonderen vielen. Ik wil niet te lang van
stof zyn en breedvoerig ieder lied bespreken
het programma bevatte 16 nummers en ik
eindig dan ook met een drietal aan te wyzen,
waarvan uit een zuiver artistiek oogpunt, uit
sluitend wat betreft de opvatting, ik het
hoogste genot heb gehad: „Feldeinsamkeit"
van Brahms en de beide liederen van Robert
Franz, zóó voorgedragen als gisteravond, ma
ken dit concert tot een muzikaal genot van
zuiver gehalte. Mr. E.
Staatsbcgrootlng voor 1895.
Algemeene beschouwingen.
Uit het afdeelingsverslag der Tweede Kamer
omtrent Hoofdstuk I der Staatsbegrooting voor
1895 biykt dat in óóno afdeeling uitvoerig
van gedachten werd gewisseld over de in
trekking van de Kieswet op 9 Maart. De
meeste der daar aanwezige leden meenden
dat de gebeurtenissen, die aan de intrekking
zyn voorafgegaan, in het voorstel tot Kamer
ontbinding niet op objectieve wyze aan de
Regentes zyn medegedeeld. Daarin toch wordt
gezegd dat de aanneming van het amendement-
De Meyier door de Regeering was „ontraden",
terwyl de minister Tak zelf in zyn rapport
van 14 Maart verklaart, dat hy aanneming
van het amendement niet kon aanraden. Naar
parlementair gebruik bestond er tusschen beide
uitdrukkingen groot verschil. Waar de minister
de aanneming niet aanried, had de Kamer
de gevolgen van de stemming niet kunnen
voorzien.
Verscheidene leden en ook de voorsteller
van het amendement zelf, meenden nu, dat
de minister tot eenvergelyk wenschte te komen.
De minister had vóór de stemming heropening
van het debat moeten vragen om mede te
deelen, dat het araendement voor hem onaan-
nemeiyk was. De vorigo Kamer heeft noch
door eene uitdrukkeiyke verklaring, noch door
hare houding doen blyken V3n eeno vyandige
meening ten opzichte van groote kiesrechtuit
breiding, of van uitbreiding zoo ver, als de
Grondwet toelaat, maar wèl dat zy niet zoo
ver gaan wilde als de mccning der Begecring
toeliet; van een verschil over de uitlegging
der Grondwet werd echter in het rapport van
de ministers aan do Regentes geheel gezwegen.
Eene tweede bedenking was, dat de minister
Tak reeds vóór zyn optreden van zyne aan
staande ambtgenooten eene verbintenis heeft
gevergd omtrent eene eventuoele Kameront
binding en zulks ten einde aan de Kroon te
doen blyken dat hy alleen onder die voorwaarde
bereid was het minister ambt te aanvaarden.
Deze voorwaarde was verbonden aan de in
diening eener wet, waarvan de inhoud nog
onbekend was aan de toekomstige ambtge
nooten en waarover noch de Raad van State,
noch do Tweede Kamer een oordeel hadden
geuit.
"Wat beteekenen die Staatslichamen, indien
de aanvaarding van het ministersambt afhan-
keiyk gesteld wordt van eene Kamerontbin
ding, voor het geval dat de Kamer zich on
willig betoont oen voorstel aan te nemen,
waaromtrent die lichamen zich nog niet heb
ben kunnen uitspreken?
Sommigen hadden den indruk gekregen,
dat de vorigo minister, wanhopende het met
de Kamer eens te worden, het aangelegd had
op de ontbinding, waarop hy reeds by zyn
optreden het oog had, al wilde men niet zoo
ver gaan om te spreken van eene krygslist,
zooals een der yverigste aanhangers van de
vorigo Regeering gedaan had. In elk geval
zal moeten worden toegegeven dat de meer
derheid in het land getoond heeft, niet in te
stemmen met het gevoelen van de afgetreden
Regeering.
Of het voorstel tot ontbinding wel consti
tutioneel was, liet men daar, maar men be-
twyfelde of het geoorloofd was tegenover eeno
Kamer, die zich door eene grondwetteiyke be
paling gebonden achtte. Ook kwam men er
tegen op dat do vorige regeering de Kroon
trachtte te plaatsen tegenover eene „behoud-
zieke" meerderheid in de Staten Generaal.
Deze beschouwingen vonden by andere leden
in de afdeeling tegenspraak, 'zy ontkenden
een wezeniyk verschil tusschen „ontraden"
en „niet-aan raden", hielden vol dat duideiyk
was gebleken dat de Regeering het amen
dement onaannemeiyk achtte, wezen er op
dat uit de Kamer stemmen waren opgegaan
om de Regeering te waarschuwen tegen het
afleggen van eene verklaring en beweerden
wat anderzyds werd betwist dat het amen
dement door den voorsteller gehandhaafd was,
niet omdat hy het aannemelyk achtte vooi
den Minister, maar omdat by het een middel
oordeelde om tot eene beslissing van de Kamer
te komen.
Heropening van het debat was onnoodig,
daar de heer De Meyier den minister het
laatste woord en diens bezwaren onbeant
woord had gelaten. Vele Kamerleden waren
overigens op het oogenblik der stemming
met het voornemen der intrekking zeer wel
bekend. De voorstelling van zaken aan de
Regentes was geheel overeenkomstig den
waren stand. Deze leden hielden vol, dat wel
degeiyk van eene vyandige gezindheid der
meerderheid ten aanzion van de minst moge-
lyke kiesrechtuitbreiding was gebleken. De
minister Tak was volkomen bevoegd voor
zyn optreden voorwaarden te stellen en daartoe
zelfs verplicht, wanneer hy dit in 's lands
belang noodig oordeelde. Het vastknoopen
der Kamerontbinding aan het niet tot-stand-
komen der kieswet werd dezerzyds volkomen
gerechtvaardigd geacht. Overigens, al ware
het amendement-De Meyier onaannemeiyk
verklaard en deswege verworpen, zou, meenden
deze leden, met de overige Kamer toch geene
overeenstemming zyn gekregen.
De minister Tak had alle reden om aan
te nemen dat zyne ambtgenooten, evenmin
als hy, het amend, konden goedkeuren, en
later is gebleken dat hy hierin (behoudens
eene enkele uitzondering) niet dwaalde. Met
een beroep op in de kieswet aangebrachte
Regeeringswyzigingen bestreden deze leden
de meening, dat de vorige Regeering geene
ernstige samenwerking met de Kamer had
begeerd. Zy hielden vol, dat het niet aanging
te beweren dat de meerderheid in het land
niet ingestemd had met de voorstellen van
het afgetreden kabinet, daar by de verkiezingen
enkel is gebleken van de meening van de
tegenwoordige kiezers, en zonderling noemden
zy de bewering, dat eene ontbinding inconsti
tutioneel zoude zyn tegenover de Kamer, die
zich op grondwettelijke bezwaren beroept.
Het opwerpen van een grondwettolyk bezwaar
zou dan voldoende zyn om ontbinding onge
oorloofd te maken.
Met den meesten nadruk kwam men ten
slotte op tegen de bewering, dat de Kroon
in den stryd der partyen zou zyn gemengd;
het vorig kabinet bad niet do minste aan
leiding tot die bewering gegeven en zelfs om
eiken schyn te voorkomen, ondanks allen
aandrang, de openbaarmaking der stukken
achterwege gelaten.
Sommige leden achtten nog noodig de over
legging van de notulen van den ministerraad
voor zooverre zy de behandeling van de kies
wet raken en wel bopaaldeiyk van 23 en 25
Januari en van 9 en 11 Maart, eene open
baarmaking, die andere leden bestreden.
Burgerlijke Stand van Leiden,
van 25 tot en met 31 Oct.
BEVALLEN: B. Hangjas geb. Piller D. C.
Laurier geb. v Rietkerken Z. J. Ouwerkerk
geb. Zaalberg D. M. A. C. v. d. Kaay geb.
Eikerbout D. J. Hoppenbrouwer geb. v. Zoon
D. J. Ouworkerk geb. Eises D. J. Singeling
geb. Dubbeldeman D. M. Landkioon gob.
Schreuder Z. C. v. Es geb. Klein Z. M.
v. d. Putten geb. Momberg D. C H. De Graaf
geb. v. Leeuwen D. C. J. Blom geb. Koster
D. J. M. Brussel geb. Bonnet D. H.J. Laman
geb. Blom D. L. v. d. Kroft geb. Loos D.
J, Geenjaar geb. Barends Z. A. H. H. Feijlbrief
geb. Neyonbuur D. E. Spaa geb. v. Varik D.
J. v. Zonnevold geb. SchotTcrs D. J. Witmans
geb. v. d. Assen Z. D. Laman geb. Du Prie
Z. J. E. B. Sirack geb. v. Hartevelt Z. E.
Slingerland geb. v. d. Putten Z. M. Jasperse
geb. Harms Z. J. v. d. Zon geb. v. d. Pyl Z.
M. C Lo Mair geb. Riobeek Z. J. v. d. Linden
geb. Kanbier Z. J. Ober geb. Jansen Z.
GEHUWDB. Soesman jm. en M. S. Borger-
ding jd. W. Oudshoorn jm. en J. Van Tonge
ren jd. P. B. Kriebel jm. en A Landkroonjd.
B. J. Van der Weyden jin. en C. Brouwer jd.
J. Kling jm. en G Kuiper jd. L. Olivier w. en
A. Van Althuis jd.
OVERLEDEN: C. M. J. Vermeulen D. 18 j.
C. Fuchs gob. Van Booren V. 47 j. G. en W.
De Carpentier D. en Z. 14 d. 1'. A. Hillenaar
geb. De Haas V. 60 j. B. v. Leouwen Z. 42 j.
D. Van Hoven Z. 5 m. J. Huber M. 64 j.
H. Noort Z. 17 m. C. Blijleven Z. 6 j. W.
P. Harland D. 14 m. M Welsink geb. Overdevest
W. 74 j. A. Hovestad geb. v. Leeuwen V. 54 j.
BUITENLAND.
Frankrijk.
In de Kamer is gisteren in behandeling
gekomen de interpellatie betreffende de in
ly ving van den afgevaardigde Mirman by het
leger.
De discussie eindigde met het aannemen
eener resolutie, die was goedgekeurd door
den ministerpresident Dupuy, waarby in
stemming werd betuigd met de verklaring,
door de regeering afgelegd. Dit voorstel werd
aangenomen met 307 tegen 215 stemmen.
De zitting was zeer rumoerig, vooral we
gens de herhaalde interrupties der radicalen
en socialisten.
De heer Dupuy verklaarde dat alle bur
gers verplicht zyn hun dienstplicht te ver
vullen. De afgevaardigden, die in de termen
vallen om in het leger te dienen, kunnen
tegeiykertyd niet hun mandaat als Kamer
lid waarnemen.
Duit scli land.
De Beriynsche correspondent van de „Köl-
nische Zeitung" deelt mede, dat do keizer
den staatssecretaris Von Marscliall heeft be
noemd tot lid van het Pruisische staatsminis-
terie. De heer Von Marschall blyft tevens
onder-secretaris van buitenlandsche zaken by
het Duitsche ryk.
De geruchten te Berlyn betreffende de
ministeriele crisis blyven aanhouden. Men
verklaart deze geruchten aldus, dat alle
Pruisische ministers, na het ontslag van kan
selier Caprivi en den minister-president graaf
Eulenburg, hunne portefeuilles ter beschikking
hebben gesteld. Keizer "Wilhelm weigerde
echter het ontslag der ministers aan te nemen.
Naar men verzekert, opperde prins Chlodwig
Hohenlohe aanvankelyk bezwaren tegen het
behoud van het ministerie in zijn vorigen toe
stand. Later echter liet de nieuwe kanselier
zyne bezwaren varen. Daarmede staat ook
in verband de benoeming van den onder-staats
secretaris voor buitenlandsche zaken Von
Marschall tot lid van het Pruisische ministerie.
De „Freisinnige Zeitung" houdt echter vol,
dat eerst over eenige dagen zal beslist worden
over de vraag, of nog eenigen der ministers
zullen aftreden.
Prins Hermann Von Hohenlohe-Langenburg
is in plaats van prins Chlodwig von Hohen-
lohe-Schillingsfürst tot stadhouder van Elzas-
Lotharingen benoemd.
Deze prins, een bloedverwant van den rijks
kanselier, is reeds 62 jaren oud en daarby
de oom der keizerin van Duitschland, wegens
het huweiyk zyner zuster met hertog Frederik
van Sleeswyk-Holstein-Sonderburg-Augusten-
burg, den vader van keizerin Victoria Augusta.
Prins Hermann, die met eene prinses van
Baden, de tweede dochter van prins "Wilhelm
van Baden, is gehuwd, stond steeds op goe
den voet met keizer Wilhelm en werd door
den keizer meermalen in kritieke gevallen ge
raadpleegd.
Prins Hermann Von Hohenlohe-Langen
burg, die niet, gelyk de rijkskanselier, tot
den Katholieken, maar tot den Lutherschen
tak der Hohenlohes behoort, was oorspron-
keiyk officier in het Oostenryksche leger.
Als zoodanig nam hy in 1859 deel aan den
oorlog, dien keizer Frans Jozef toen in Italië
tegen Frankryk voerde. Later ging hy over
by het Badensche leger. Als generaal en
commandant eener afdeeling Badensche troe
pen maakte hy in 1870 den oorlog in Frank
ryk mede en na het einde van dezen veld
tocht werd hy benoemd tot generaal der
cavalerie in Pruisischen dienst.
In 1871 werd prins Hermann, wiens stam
goed Langenburg in Wurtemberg ligt, door
dat district gekozen tot lid van den Duit
schen Ryksdag. In den Ryksdag sloot hy
zich aan by de vry-conservatieve party. Na
1880, toen hy zyn mandaat neerlegde, wyddo
de prins zich hoofdzakeiyk aan de bevordering
der koloniale aangelegenheden. De oprichting
der koloniale vereeniging in Duitschland was
voor een groot deel zyn werk. Vandaar dan
ook, dat prins Hermann terstond nadevesti-
tiging der vereeniging tot haren voorzitter
werd gekozen.
De „Kölnische Zeitung" noemt de keuze
des keizers zeer gelukkig. „Immers", zegt
het Keulsche blad, „wat kan den Elzassers
aangenamer zyn dan een stadhouder, die be^
hoort tot een der toongevende Zuid-Duitsche
geslachten. Een hooggeplaatst bureaucraat
zou daar evenmin op zyne plaats zyn als een
generaal, want zy zouden steeds koel blyven
voor de belangen des lands, en zouden 6er
de ontwikkeling van het ryksland tegenhou
den dan bevorderen. Elzas eD Lotharingen
vertoonen, wat hun aard betreft, groote over
eenkomst met de Zuid-Duitsche landen. Der
halve behoort de stadhouder dezer provinciën
in de eerste plaats een Zuid Duitscher of een
Rynlander te zyn."
België
De socialistische Kamerleden hebben in
hunne vergadering van gisteren het parle
mentair program vastgesteld.
Zy zullen de volgende voorstellen indienen:
algemeene amnestie; wettelyke regeling van
den arbeidsduur; organisatie eener verzekering
van werklieden tegen ziekten, ongelukken en
invaliditeit; herziening der belastingwetten;
organisatie eener landbouwverzekering en van
arbeidsinspectie.
Voorts zullen zy de spoedige in-behandeling-
neming verlangen van de regeeringsontwerpen
op de beroepssyndicaten en arbeidscontracten.
Groot-Brltannlë,
Dezer dagen heeft de eerste minister van
Engeland in eene rede te Bradford hot Hooger-
huis den oorlog verklaard.
Lord Rosebery zeide dat de volgende par
lementsverkiezingen uitsluitend de vraag van
het voortbestaan van het Hoogerhuis zouden
betreffen. Terwyl het Lagerhuis in de laatste
60 jaren driemalen door groote constitutioneele
veranderingen democratischer is geworden, is
het Hoogerhuis onveranderd gebleven, zoodat
eene het volk op breeder grondslag vertegen
woordigende Kamer tegenover een byna geheel
uit erflyke pairs bestaand Hoogerhuis staat,
dat zich hardnekkig tegen den volkswil verzei.
Of er by de volgende verkiezingen 100 of 600
liberalen in het Lagerhuis worden gekozen,
in het Hoogerhuis zouden altyd slechts 30
liberale pairs zyn. Dit is eene bespotting van
alle liberale instellingen, ja, eene aansporing
tot revolutie. Persoonlyk was hy geen tegen
stander van een Hoogerhuis, maar het Engel-
sche Hoogerhuis was eene permanente party-
organisatie, die voor eenzydige party-doeleinden
door conservatieve party aanvoerders werd
bestuurd en misbruikt. Eene liberale wetgeving
is daardoor onmogelyk. De stryd tegen het
Hoogerhuis mag evenwel niet zóó heftig
worden gevoerd, dat daaruit een gevaar voor
den Staat kon ontstaan. De quaestie van het
Hoogerhuis is eene groote nationale quao3tie
geworden. De oplossing is byzonder moeiiyk,
omdat eene wyziging of afschaffing der voor
rechten van het Hoogerhuis niet anders moge-
lyk is dan door eene door beide Huizen aan
genomen wet. Iedere andere wyze van handelen
zou eene revolutie zyn.
Daarom stolt de regeering voor, dat het
Lagerhuis den stryd tegen het Hoogerhuis zal
openen met een besluit, dat, door de verant-
woordeiyke regeering voorgesteld, een gemeen-
schappelyk verlangen van de regeering en het
Lagerhuis uitdrukt naar verandering der con
stitutie en verklaart, dat het Lagerhuis het
overwicht moet bezitten. Na de aanneming