Ten gevolge van de ophooging der vloeren is de gewijzigde verhouding, die in verloop van jaren daardoor aan de boogopeningen ge geven is, zeer belangrijk te noemen. Door zich die boogopeningen in oorspronkeliJken vorm hersteld te denken, zooals bijwijze van proef reeds gedeeltelijk is geschied, verkrijgt het geheel een grootsch voorkomen. Dr. Plath is voornemens een wetenschappelijk plaatwerk uit te geven over deze kapel, die hij als de voornaamste der overgebleven Karolingische bouwwerken beschouwt. Men schrijft uit Nieuwediep, dd. 30 Oct.: De bomschuit „N. W. 20," schipper P. Hoek, thuisbehoorende te Noord- wijk, is heden met geringe vangst (5 ton pekelharing) en gescheurde netten van de haringvisscherij alhier binnengekomen. De visscheriJ kon niet worden voortgezet, doordien de vleet, uit 20 netten bestaande, door de Belgische sloep O 68 werd afgezeild en daar door belangrijk werd beschadigd. Een werp anker van de sloep geraakte in de vleet verward en bleef daarin achter. Te Haarlem is weder een ge val van cholera asiatica geconstateerd. De lijder woont aan de Leidschevaart No. 28 en wordt in zijne woning verpleegd. Over Zuid- en Noord-Beve 1 and heeft Maandag eene windhoos gewoed. Op een hoefje onder Nisse hield zij buiten gewoon hevig huis. Vele vruchtboomen wer den van hunne kruinen beroofd. Canada- populieren werden met wortol en tak uit gegooid, jonge fruitboomen plat op den grond gelegj. Twee korenhoopen gingen gedeeltelijk de lucht in. Een wel wat bouwvallig wagen huis stortte in elkaar. Het boerenerf bood een tooneel aan van de schrikbarend8te wanorde; overal schooven, los stroo, dakpannen, boomtakken. De moestuin was er letterlijk mede bezaaid, ook nog om liggende stukken land. Los stroo dreef vrij ver mede. Van een in de nabijheid ploegenden boerenzoon ging de hoed mede de hoogte in en is nog niet gevonden. Op Noord Beveland ging die hoos gepaard met eeno korte onweersbui, hevigen regen en zwaren hagel. Daar bewoog zy zich in 0.-N-. Oostelijke richting van ongeveer den Z.-Weste lijken hoek des eilands uit. Op haren weg wierp zij hoornen omver, brak knotwilgen af, rukte van een wagenhuis en eene schuur 200 pannen weg, verstrooide een paar graanstapels, brak een weihek door midden, draaide een losstaanden wagen eenige malen rond en wierp hem gebroken neer, sloeg een paard met wagen omver, zoodat de jeugdige voer man eenige schreden ver werd weggeslingerd, en deed een gedeelte van eene andere schuur in elkaar zakken. Van 't eerste tot het laatst genoemde punt is de afstand ongeveer B K. M. De breodte der baan is naar schatting 100 M. De voerman van den losstaanden wagen, die zich in de nabijheid van zijn vaartuig bevoüd, zegt zelf niets van den winddruk gevoeld te hebben. De Zierikseesche quaestie. Men zal zich zeker herinneren dat er in den Zierikseeschen gemeenteraad herhaaldelijk zaken uitlekten, die in dien Raad in geheime zitting behandeld waren. Ook weet men, dat de directeur-uitgever der Zierikseesche Nieuwsbode" in gijzeling werd gebracht, volgens vonnis van de recht bank te Zieriksee, wegens weigering om aan den rechter-commi6saris getuigenis der waar heid af te leggen, doch kort daarna weer ontslagen is. In de maand Mei had er toen eene gemeen teraadsvergadering plaats, waarin slechts de heer De Loose aanwezig was. Negen Raads leden hadden toen een brief ingezonden, waarin zy hun besluit te kennen gaven, geene besloten Raadsvergadering meer bij te zullen wonen, zoolang geene afdoende pogingen waren gedaan om den persoon te vinden, die het behandelde publiek maakte. Thans wordt gemeld dat de heerDeLooze, die sedert 16 jaren lid van den Raad van Zieriksee is geweest, als zoodanig zijn ontslag heeft genomen, welk ontslag een gevolg is van de veelbesproken quaestie. Te SchiJndel(N.-Br.)i8 door den luitenant der marochaussee te 's-Hertogen- bosch een plaatselijk onderzoek ingesteld be treffende een aanslag om een sneltrein te doen ontsporen. Het bleek daaruit, dat ten minste drie personen de hand in dit gruwel stuk moeten gehad hebben, daar de boomstam, welke op nagenoeg 300 M. van de spoorbaan lag en eene aanzienlijke zwaarte had, kracht eischto om vervoerd te worden. Ook werden dienzelfden avond vier ruiten by den in de nabijheid wonenden spoorweg wachter verbrijzeld. Men vermoedt dat de bedrijvers van deze balddadigheid en van den aanslag dezelfden zijn. Het vinden van een zilveren lepeltje ter hoogte van Berg-en-Dal en be- hoorende tot de onlangs gestolen voorwerpen bij do wed. Schamp, te Hees, doet het ver moeden uitspreken, dat de dieven thuis- behooren op Duitschen bodem of althans daar heen zijn vertrokken. De „Maasbode" deelt hot vol- gende mode: „Wij vernomen uit goede bron, dat de stad Zutfen aan een groot gevaar ligt blootgesteld. Er is namelijk in de kom der gemeente 500 pond dynamiet geborgen. „Als mon nagaat, dat 5 ons dynamiet vol doende is, om oen groot gebouw in de lucht te doen springen, kan men begrijpen, aan welk gevaar de inwoners blootstaan." 't Zou om van te rillen zijnals 't waar was. De moord te Deutichem. Om trent het bericht, dat de vrouw van zekeren Heemeijer, te Oudendijk, gem. Finsterwold, gearresteerd zou zijn en dat bij deze arrestatie ook de naam van den vermoorden heer Brou wer, te Deutichem, genoemd zou zijn, deelt de „Prov. Gron. Crt." het volgende mee: Zekere daar wonende Heemeijer was 200 gulden schuldig aan den vermoorde. Nu is in den loop der vorige week Heemeijers zoon, landbouwer te Oudendijk, voor den dag ge komen met eene door den heer Brouwer vroeger zijn buurman - onderteekende ver klaring, die hem na diens dood uit Groningen moet zijn toegezonden, naar hy, volgens zeg gen, beweert. Zijn onze inlichtingen juist, dan moet volgens die verklaring den ouden Heemeijer het verschuldigde zijn kwijtgeschol den en aan zijn zoon een legaat van 1000 gulden zijn vermaakt door den vermoorde.— Twijfel aan de echtheid van dit stuk moet oorzaak zijn, dat de vrouw van HeemeijorJr. jl. Vrijdag naar het huis van bewaring te "Winschoten is overgebracht, verdacht van het plegen van valschheid in geschrifte. Over den moord zal deze zaak echter wel geen licht doen opgaan. In een der te Bombay uitkomende groote bladen leest men omtrent onzen land genoot, den reiziger graaf C. Van Bylandt: Graaf Van Bylandt, de vermaarde Nederland- sche reiziger, die, naar onlangs bericht word, beren geschoten heeft in de omstreken van Baramulla (N.-Hindostan), is te Murroe aangekomen als do gast van baron Bentinck, den Deputy Commissioner (resident) van het Rawalpindi-district (Pundjab). Graaf Van Bylandt vertrok medio Mei uit Nederland, en Rusland dwars doorgetrokken z(jnde, bereikte hy den lsten Juli 1894 Osh en den lsten Sept. Gilgit, via de Pamirlanden on Hunza. Deze reis is wel eene der moeilijkste en gevaarlijkste, die men kan ondernemen. Do Delagoa-baai. - De troepen, door de Portugeesche regeering naar Lorenzo Marquez gezonden, tot versterking van het garnizoen, zijn daar aangekomen en onmiddel lijk ontscheept Alle gevaar voor de veiligheid dezer stad is nu volkomen geweken. De „Courrier de Bruxelles" meldt dat opnieuw verscheidene gevallen van cholera zijn geconstateerd te Luik, Jupille en Herstal, en eenige met doodelljken afloop. LlederaFondcn Fan Arnold Spoel en Gottfried Blann. I. Dat ik van het eerste lied op hun programma nog slechts oen flauwen indruk heb, is weer uitsluitend te wijten aan de in dit geval be paald ergerlijke onhebbelijkheid van enkelen onder het publiek, die, ditmaal zelfs op oen concert, dat te halfnegen aanving, nog to laat kwamen. Vrees om muzikaal oververzadigd te wordon kon ditmaal zeker niet als excuus gelden. En daar was nog eene reden waarom dat herhaalde binnentreden ditmaal meer dan ooit hinderlijk was, en wol deze: wy waren hier byna in een huiseiyken kring; wel was de zaal geheel gevuld met monschen, doch het was dan ook maar de kleine voorzaal van het Nutsgebouw. (Indien het bestuur van het departement, of wien anders dit mocht aangaan, kon be sluiten de hel witte muren to doen beschil deren, zou dit zaaltje voor dergelijke intieme avonden volmaakt geschikt zijn). Juist doordat het publiek zoo beperkt was, waren zijne beweginkjes te meer in-het-oog- vallend en met opzicht tot het gewraakte hinderlijk. Men verwyte my niet, dat ik by dergelyke byzonderheden te lang stilsta, want de invloed van zulke schynbaar weinig be- langryke dingen is groot, zoowel op de executanten als op den toehoorder. Het is dus van belang alles aan te wenden om ze te neutraliseeren. Juist ditinaal kon ik my te gemakkeiyker dezen uitweiding veroorloven, omdat ik nog tweemaal de gelegenheid zal hebben over deze kunstenaars te schryven. Wat den heer Gottfried Mann betreft, ver zoek ik echter aanstonds een maand uitstel; naar aanleiding van zyn werk als accom- pagnateur gisteravond valt geen nieuw gezichts punt te openen; men overwege wel, dat ik het beschouw als van algemeene bekendheid, dat hy in de kunst van „volgen", d. i. muzi kaal meevoelen, een meester is; hierover meer schryven zou gelykstaan met noodelooze omslachtigheid maar ook voor den accom- pagnateur kunnen er momenten van eigen- optreden aanbreken; in voor- en naspelen en in menig Ued ook te geiyk met den zang (byv. Am Ufer des Flusses, des MaDzanares, van Adolf Jensen) komt de piayiist aan het woord; hier zou een juiste appreciatie byna onmogeiyk zyn, waar de heer Mann te worstelen had met de bepaald inférieure qualiteit van zyn instrument; deze Kaps (?)- vleugel leek my terdege doorgespeeldalthans met den besten wil was er geen weeke toon uit te halen. Even zy aangestipt dat in de liederen van oude componisten (Caldara, Ha9ler, Scarlatti) deze eigenschap niet onvoordeelig werkte en ons aan de oude instrumenten deed denken. Wat waren daar een mooie liederen onder! Wat een intense humor in dat „Tanzlied" van Hasler; hoe vol sentiment die klaagliede ren van Scarlatti 1 Trouwens, de keuze van liederen, hare verscheidenheid, zonder de com binatie ook maar eenigszins stootend te maken, was eene niet geringe verdienste van den heer Spoel. Daar waren er enkele, die naar myne opvatting met het karakter van zyne stem minder strookten, byv. het geestige „Ma voisine" van don Engelschman A. Goring Thomas, op het programma waren zy allen op hunne plaats. Over het algemeen schonken my de liederen met Franschen tek6t het minste genoegen; ik weet zeer goed dat de kunstenaar Spoel evengoed de muziek van een Massenet of Chaminade gevoelt als van welken Germaan- schen toondichter ook (daartoe is dan ook volstrekt niet meer muzikaal bevattingsver mogen noodig); maar het orgaan van den zanger Spoel, vooral wanneer hy met volle borststem zingt, is te massief, om zich voor deze soort muziek te leenen. Van de wy ze, waarop hy echter het meeren- deel der Duitsche liederen weergaf in de Italiaansche, heb ik zeer veel genoten: de zanger had een zeer gelukkigen avond; zyne natuurlyke passie; zyne muzikale intuïtie en eene zekere pieuso ingetogenheid tevens, dit waren eigenschappen, die om het hardst te bewonderen vielen. Ik wil niet te lang van stof zyn en breedvoerig ieder lied bespreken het programma bevatte 16 nummers en ik eindig dan ook met een drietal aan te wyzen, waarvan uit een zuiver artistiek oogpunt, uit sluitend wat betreft de opvatting, ik het hoogste genot heb gehad: „Feldeinsamkeit" van Brahms en de beide liederen van Robert Franz, zóó voorgedragen als gisteravond, ma ken dit concert tot een muzikaal genot van zuiver gehalte. Mr. E. Staatsbcgrootlng voor 1895. Algemeene beschouwingen. Uit het afdeelingsverslag der Tweede Kamer omtrent Hoofdstuk I der Staatsbegrooting voor 1895 biykt dat in óóno afdeeling uitvoerig van gedachten werd gewisseld over de in trekking van de Kieswet op 9 Maart. De meeste der daar aanwezige leden meenden dat de gebeurtenissen, die aan de intrekking zyn voorafgegaan, in het voorstel tot Kamer ontbinding niet op objectieve wyze aan de Regentes zyn medegedeeld. Daarin toch wordt gezegd dat de aanneming van het amendement- De Meyier door de Regeering was „ontraden", terwyl de minister Tak zelf in zyn rapport van 14 Maart verklaart, dat hy aanneming van het amendement niet kon aanraden. Naar parlementair gebruik bestond er tusschen beide uitdrukkingen groot verschil. Waar de minister de aanneming niet aanried, had de Kamer de gevolgen van de stemming niet kunnen voorzien. Verscheidene leden en ook de voorsteller van het amendement zelf, meenden nu, dat de minister tot eenvergelyk wenschte te komen. De minister had vóór de stemming heropening van het debat moeten vragen om mede te deelen, dat het araendement voor hem onaan- nemeiyk was. De vorigo Kamer heeft noch door eene uitdrukkeiyke verklaring, noch door hare houding doen blyken V3n eeno vyandige meening ten opzichte van groote kiesrechtuit breiding, of van uitbreiding zoo ver, als de Grondwet toelaat, maar wèl dat zy niet zoo ver gaan wilde als de mccning der Begecring toeliet; van een verschil over de uitlegging der Grondwet werd echter in het rapport van de ministers aan do Regentes geheel gezwegen. Eene tweede bedenking was, dat de minister Tak reeds vóór zyn optreden van zyne aan staande ambtgenooten eene verbintenis heeft gevergd omtrent eene eventuoele Kameront binding en zulks ten einde aan de Kroon te doen blyken dat hy alleen onder die voorwaarde bereid was het minister ambt te aanvaarden. Deze voorwaarde was verbonden aan de in diening eener wet, waarvan de inhoud nog onbekend was aan de toekomstige ambtge nooten en waarover noch de Raad van State, noch do Tweede Kamer een oordeel hadden geuit. "Wat beteekenen die Staatslichamen, indien de aanvaarding van het ministersambt afhan- keiyk gesteld wordt van eene Kamerontbin ding, voor het geval dat de Kamer zich on willig betoont oen voorstel aan te nemen, waaromtrent die lichamen zich nog niet heb ben kunnen uitspreken? Sommigen hadden den indruk gekregen, dat de vorigo minister, wanhopende het met de Kamer eens te worden, het aangelegd had op de ontbinding, waarop hy reeds by zyn optreden het oog had, al wilde men niet zoo ver gaan om te spreken van eene krygslist, zooals een der yverigste aanhangers van de vorigo Regeering gedaan had. In elk geval zal moeten worden toegegeven dat de meer derheid in het land getoond heeft, niet in te stemmen met het gevoelen van de afgetreden Regeering. Of het voorstel tot ontbinding wel consti tutioneel was, liet men daar, maar men be- twyfelde of het geoorloofd was tegenover eeno Kamer, die zich door eene grondwetteiyke be paling gebonden achtte. Ook kwam men er tegen op dat do vorige regeering de Kroon trachtte te plaatsen tegenover eene „behoud- zieke" meerderheid in de Staten Generaal. Deze beschouwingen vonden by andere leden in de afdeeling tegenspraak, 'zy ontkenden een wezeniyk verschil tusschen „ontraden" en „niet-aan raden", hielden vol dat duideiyk was gebleken dat de Regeering het amen dement onaannemeiyk achtte, wezen er op dat uit de Kamer stemmen waren opgegaan om de Regeering te waarschuwen tegen het afleggen van eene verklaring en beweerden wat anderzyds werd betwist dat het amen dement door den voorsteller gehandhaafd was, niet omdat hy het aannemelyk achtte vooi den Minister, maar omdat by het een middel oordeelde om tot eene beslissing van de Kamer te komen. Heropening van het debat was onnoodig, daar de heer De Meyier den minister het laatste woord en diens bezwaren onbeant woord had gelaten. Vele Kamerleden waren overigens op het oogenblik der stemming met het voornemen der intrekking zeer wel bekend. De voorstelling van zaken aan de Regentes was geheel overeenkomstig den waren stand. Deze leden hielden vol, dat wel degeiyk van eene vyandige gezindheid der meerderheid ten aanzion van de minst moge- lyke kiesrechtuitbreiding was gebleken. De minister Tak was volkomen bevoegd voor zyn optreden voorwaarden te stellen en daartoe zelfs verplicht, wanneer hy dit in 's lands belang noodig oordeelde. Het vastknoopen der Kamerontbinding aan het niet tot-stand- komen der kieswet werd dezerzyds volkomen gerechtvaardigd geacht. Overigens, al ware het amendement-De Meyier onaannemeiyk verklaard en deswege verworpen, zou, meenden deze leden, met de overige Kamer toch geene overeenstemming zyn gekregen. De minister Tak had alle reden om aan te nemen dat zyne ambtgenooten, evenmin als hy, het amend, konden goedkeuren, en later is gebleken dat hy hierin (behoudens eene enkele uitzondering) niet dwaalde. Met een beroep op in de kieswet aangebrachte Regeeringswyzigingen bestreden deze leden de meening, dat de vorige Regeering geene ernstige samenwerking met de Kamer had begeerd. Zy hielden vol, dat het niet aanging te beweren dat de meerderheid in het land niet ingestemd had met de voorstellen van het afgetreden kabinet, daar by de verkiezingen enkel is gebleken van de meening van de tegenwoordige kiezers, en zonderling noemden zy de bewering, dat eene ontbinding inconsti tutioneel zoude zyn tegenover de Kamer, die zich op grondwettelijke bezwaren beroept. Het opwerpen van een grondwettolyk bezwaar zou dan voldoende zyn om ontbinding onge oorloofd te maken. Met den meesten nadruk kwam men ten slotte op tegen de bewering, dat de Kroon in den stryd der partyen zou zyn gemengd; het vorig kabinet bad niet do minste aan leiding tot die bewering gegeven en zelfs om eiken schyn te voorkomen, ondanks allen aandrang, de openbaarmaking der stukken achterwege gelaten. Sommige leden achtten nog noodig de over legging van de notulen van den ministerraad voor zooverre zy de behandeling van de kies wet raken en wel bopaaldeiyk van 23 en 25 Januari en van 9 en 11 Maart, eene open baarmaking, die andere leden bestreden. Burgerlijke Stand van Leiden, van 25 tot en met 31 Oct. BEVALLEN: B. Hangjas geb. Piller D. C. Laurier geb. v Rietkerken Z. J. Ouwerkerk geb. Zaalberg D. M. A. C. v. d. Kaay geb. Eikerbout D. J. Hoppenbrouwer geb. v. Zoon D. J. Ouworkerk geb. Eises D. J. Singeling geb. Dubbeldeman D. M. Landkioon gob. Schreuder Z. C. v. Es geb. Klein Z. M. v. d. Putten geb. Momberg D. C H. De Graaf geb. v. Leeuwen D. C. J. Blom geb. Koster D. J. M. Brussel geb. Bonnet D. H.J. Laman geb. Blom D. L. v. d. Kroft geb. Loos D. J, Geenjaar geb. Barends Z. A. H. H. Feijlbrief geb. Neyonbuur D. E. Spaa geb. v. Varik D. J. v. Zonnevold geb. SchotTcrs D. J. Witmans geb. v. d. Assen Z. D. Laman geb. Du Prie Z. J. E. B. Sirack geb. v. Hartevelt Z. E. Slingerland geb. v. d. Putten Z. M. Jasperse geb. Harms Z. J. v. d. Zon geb. v. d. Pyl Z. M. C Lo Mair geb. Riobeek Z. J. v. d. Linden geb. Kanbier Z. J. Ober geb. Jansen Z. GEHUWDB. Soesman jm. en M. S. Borger- ding jd. W. Oudshoorn jm. en J. Van Tonge ren jd. P. B. Kriebel jm. en A Landkroonjd. B. J. Van der Weyden jin. en C. Brouwer jd. J. Kling jm. en G Kuiper jd. L. Olivier w. en A. Van Althuis jd. OVERLEDEN: C. M. J. Vermeulen D. 18 j. C. Fuchs gob. Van Booren V. 47 j. G. en W. De Carpentier D. en Z. 14 d. 1'. A. Hillenaar geb. De Haas V. 60 j. B. v. Leouwen Z. 42 j. D. Van Hoven Z. 5 m. J. Huber M. 64 j. H. Noort Z. 17 m. C. Blijleven Z. 6 j. W. P. Harland D. 14 m. M Welsink geb. Overdevest W. 74 j. A. Hovestad geb. v. Leeuwen V. 54 j. BUITENLAND. Frankrijk. In de Kamer is gisteren in behandeling gekomen de interpellatie betreffende de in ly ving van den afgevaardigde Mirman by het leger. De discussie eindigde met het aannemen eener resolutie, die was goedgekeurd door den ministerpresident Dupuy, waarby in stemming werd betuigd met de verklaring, door de regeering afgelegd. Dit voorstel werd aangenomen met 307 tegen 215 stemmen. De zitting was zeer rumoerig, vooral we gens de herhaalde interrupties der radicalen en socialisten. De heer Dupuy verklaarde dat alle bur gers verplicht zyn hun dienstplicht te ver vullen. De afgevaardigden, die in de termen vallen om in het leger te dienen, kunnen tegeiykertyd niet hun mandaat als Kamer lid waarnemen. Duit scli land. De Beriynsche correspondent van de „Köl- nische Zeitung" deelt mede, dat do keizer den staatssecretaris Von Marscliall heeft be noemd tot lid van het Pruisische staatsminis- terie. De heer Von Marschall blyft tevens onder-secretaris van buitenlandsche zaken by het Duitsche ryk. De geruchten te Berlyn betreffende de ministeriele crisis blyven aanhouden. Men verklaart deze geruchten aldus, dat alle Pruisische ministers, na het ontslag van kan selier Caprivi en den minister-president graaf Eulenburg, hunne portefeuilles ter beschikking hebben gesteld. Keizer "Wilhelm weigerde echter het ontslag der ministers aan te nemen. Naar men verzekert, opperde prins Chlodwig Hohenlohe aanvankelyk bezwaren tegen het behoud van het ministerie in zijn vorigen toe stand. Later echter liet de nieuwe kanselier zyne bezwaren varen. Daarmede staat ook in verband de benoeming van den onder-staats secretaris voor buitenlandsche zaken Von Marschall tot lid van het Pruisische ministerie. De „Freisinnige Zeitung" houdt echter vol, dat eerst over eenige dagen zal beslist worden over de vraag, of nog eenigen der ministers zullen aftreden. Prins Hermann Von Hohenlohe-Langenburg is in plaats van prins Chlodwig von Hohen- lohe-Schillingsfürst tot stadhouder van Elzas- Lotharingen benoemd. Deze prins, een bloedverwant van den rijks kanselier, is reeds 62 jaren oud en daarby de oom der keizerin van Duitschland, wegens het huweiyk zyner zuster met hertog Frederik van Sleeswyk-Holstein-Sonderburg-Augusten- burg, den vader van keizerin Victoria Augusta. Prins Hermann, die met eene prinses van Baden, de tweede dochter van prins "Wilhelm van Baden, is gehuwd, stond steeds op goe den voet met keizer Wilhelm en werd door den keizer meermalen in kritieke gevallen ge raadpleegd. Prins Hermann Von Hohenlohe-Langen burg, die niet, gelyk de rijkskanselier, tot den Katholieken, maar tot den Lutherschen tak der Hohenlohes behoort, was oorspron- keiyk officier in het Oostenryksche leger. Als zoodanig nam hy in 1859 deel aan den oorlog, dien keizer Frans Jozef toen in Italië tegen Frankryk voerde. Later ging hy over by het Badensche leger. Als generaal en commandant eener afdeeling Badensche troe pen maakte hy in 1870 den oorlog in Frank ryk mede en na het einde van dezen veld tocht werd hy benoemd tot generaal der cavalerie in Pruisischen dienst. In 1871 werd prins Hermann, wiens stam goed Langenburg in Wurtemberg ligt, door dat district gekozen tot lid van den Duit schen Ryksdag. In den Ryksdag sloot hy zich aan by de vry-conservatieve party. Na 1880, toen hy zyn mandaat neerlegde, wyddo de prins zich hoofdzakeiyk aan de bevordering der koloniale aangelegenheden. De oprichting der koloniale vereeniging in Duitschland was voor een groot deel zyn werk. Vandaar dan ook, dat prins Hermann terstond nadevesti- tiging der vereeniging tot haren voorzitter werd gekozen. De „Kölnische Zeitung" noemt de keuze des keizers zeer gelukkig. „Immers", zegt het Keulsche blad, „wat kan den Elzassers aangenamer zyn dan een stadhouder, die be^ hoort tot een der toongevende Zuid-Duitsche geslachten. Een hooggeplaatst bureaucraat zou daar evenmin op zyne plaats zyn als een generaal, want zy zouden steeds koel blyven voor de belangen des lands, en zouden 6er de ontwikkeling van het ryksland tegenhou den dan bevorderen. Elzas eD Lotharingen vertoonen, wat hun aard betreft, groote over eenkomst met de Zuid-Duitsche landen. Der halve behoort de stadhouder dezer provinciën in de eerste plaats een Zuid Duitscher of een Rynlander te zyn." België De socialistische Kamerleden hebben in hunne vergadering van gisteren het parle mentair program vastgesteld. Zy zullen de volgende voorstellen indienen: algemeene amnestie; wettelyke regeling van den arbeidsduur; organisatie eener verzekering van werklieden tegen ziekten, ongelukken en invaliditeit; herziening der belastingwetten; organisatie eener landbouwverzekering en van arbeidsinspectie. Voorts zullen zy de spoedige in-behandeling- neming verlangen van de regeeringsontwerpen op de beroepssyndicaten en arbeidscontracten. Groot-Brltannlë, Dezer dagen heeft de eerste minister van Engeland in eene rede te Bradford hot Hooger- huis den oorlog verklaard. Lord Rosebery zeide dat de volgende par lementsverkiezingen uitsluitend de vraag van het voortbestaan van het Hoogerhuis zouden betreffen. Terwyl het Lagerhuis in de laatste 60 jaren driemalen door groote constitutioneele veranderingen democratischer is geworden, is het Hoogerhuis onveranderd gebleven, zoodat eene het volk op breeder grondslag vertegen woordigende Kamer tegenover een byna geheel uit erflyke pairs bestaand Hoogerhuis staat, dat zich hardnekkig tegen den volkswil verzei. Of er by de volgende verkiezingen 100 of 600 liberalen in het Lagerhuis worden gekozen, in het Hoogerhuis zouden altyd slechts 30 liberale pairs zyn. Dit is eene bespotting van alle liberale instellingen, ja, eene aansporing tot revolutie. Persoonlyk was hy geen tegen stander van een Hoogerhuis, maar het Engel- sche Hoogerhuis was eene permanente party- organisatie, die voor eenzydige party-doeleinden door conservatieve party aanvoerders werd bestuurd en misbruikt. Eene liberale wetgeving is daardoor onmogelyk. De stryd tegen het Hoogerhuis mag evenwel niet zóó heftig worden gevoerd, dat daaruit een gevaar voor den Staat kon ontstaan. De quaestie van het Hoogerhuis is eene groote nationale quao3tie geworden. De oplossing is byzonder moeiiyk, omdat eene wyziging of afschaffing der voor rechten van het Hoogerhuis niet anders moge- lyk is dan door eene door beide Huizen aan genomen wet. Iedere andere wyze van handelen zou eene revolutie zyn. Daarom stolt de regeering voor, dat het Lagerhuis den stryd tegen het Hoogerhuis zal openen met een besluit, dat, door de verant- woordeiyke regeering voorgesteld, een gemeen- schappelyk verlangen van de regeering en het Lagerhuis uitdrukt naar verandering der con stitutie en verklaart, dat het Lagerhuis het overwicht moet bezitten. Na de aanneming

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2