MENGELWERK. Pagasangan is naar deze plaatsen getrokken. De geest der troepen, die niets te wenschen overliet, is door het succes van gisteren nog meer verlevendigd. In eene der woningen van Pagasangan werden vyf vrouwen aangetroffen, die, waar schijnlijk door angst gedreven, de hand aan zichzelven hadden geslagen. Overigens niets bijzonders l De toko „Eigen Hulp" maakt verbazend goede zaken, ten gevolge van de legering van bijna alle troepen binnen Ampenan, en van de omstandigheid, dat do Ghineesche toko's geene zaken meer doen. Ofüciëele berichten uit de «lav.-Crt. Op 18 dezer werd onder dekking van het tweede bataljon voortgegaan met de opruiming van Pagasangan en Pasingahan. Deze beide dessa's grenzen aan elkaar en worden te zamen als, na Tjakra Negara en Mataram, de grootste vestiging der Baliörs beschouwd. Alleen het Noordwestelijk gedeelte van Pasingahan is door Sasaks bewoond. De positie in Oost-Pagasangan werd verder bovestigd en de batterij daar nagenoeg voltooid. Pagoetan, gelegen 1000 M. Z. O. van Paga sangan, en Sokadana werden door Sasaks van Praja, Sekar-Bela en Noord-West-Pasingahan in bezit genomen en in brand gestoken. Beide dessa's waren klaarblijkelijk door de Baliörs verlaten. In den namiddag van denzelfden dag wer den door volk van Soerabaia (gelegen nabij Baloe-Küan) vier hoofden aangebracht, welke volgens den begeleidenden lontarbrief en daarmede overeenstemmende, geloofwaardige vorklaringen van in het hoofdkwartier aan wezige Sasaks, moeten zijn die van vier Balische Poenggawa's, waaronder zekere Goesti Ketoet Goessa, die, luidens betrouw bare berichten, moet worden aangemerkt als do hoofdaanlegger van het door de Balicrs gepleegd verraad. Volgens mededeeling van de brengers der hoofden, zouden genoemde Poenggawa's Ma taram en Tjakra-Negara verlaten hebben uit vrees voor onze granaten en naar de Sasaks gevlucht zijn, met hot voornemen tot den Islam over te gaan. Daar zU hunne wapens niet wilden afgeven, waren zij met hunne vol gelingen door de Sasaks gedood. Van de zijde der Baliers mooton den 17den volgons ingokomen berichten o. m. gesneu veld zijn drie Goosti's en drie Pedanda's. Hr. Ms. „Bali" schoot 18 dezer de nabij Lekok op de Noordkust van Lombok gelegen, versterkte Balische] kampong Tandjong, waar groote voorraden padi van den vorst zouden zijn, in brand. De Sasaks, die den volgenden dag het overgebleven gedeelte verwoestten, maakten aanzienlijke hoeveelheden rijst buit. De Baliörs vluchtten in westelijke richting naar Pamonang met achterlating van zos lila's mot munitie en enkele gesneuvelden. Nadat de commandant der „Bali" den 17den reeds bericht had ontvangen dat in don omtrek van Tandjong nog eonige vluchtelingen rond zwierven, kwamen in den ochtend van den 19den vijf officiersbediondon, negentien dwang arbeiders en eene soldatenvrouw aan boord, welke personen naar Ampenan overgebracht werden. Zy deelden mede na den overval te Tjakra-Negara door de Baliörs gevangengeno men en naar Tandjong ovorgevoerd te zijn van waar zy gevlucht waren en 18 dagen bij de Sasak6 op de Noordkust hadden door gebracht, die hen goed hadden behandeld. Den 19den werd voortgegaan met de ver- betoring der verschillende position. In Pagasan- gan-Oost werden drie voorlaadkanonnen van 12 cM. in battery gebracht, die des middags te 12 uren het granaatvuur tegen Mataram en Tjakra Negara openden. De beschieting van beide plaatsen wordt van uit Aroong Aroeng en Pegasangan voort- gozet met verbetoring der verschillende posi- tiën en raseering der kampongs Pagasangan en Pasingahan. Zoowel aan boord der schepen als aan den wal was de gezondheidstoestand gunstig. Telcgraplilschc Wededcellngen. Boeleleng, 24 September. Gisteren zyn te Ampenan toevallig 150 vaten buskruit ge vondon, die naby het hospitaal onder den grond waren begravon. Ten gevolge van een gelukkig schot uit Pagasangan heeft er te Tjakra-Negara eene zware ontploffing plaats gehad; vermoodolyk is het munitie-magazyn in do poerie vernield. Omtrent bovengemelde ontploffing, voegt de „Java-Bodo" hier by, is aan de Regeering bericht dat op 22 Sept. onmiddellyk na een granaatschot uit 12 cM. te Pagasangan Oost, gericht op de poerie te Tjakra-Negara, met eenige seconden tusschonruimte, twee hemel hooge vuurstralen ln gonoemde richting werden gezien, gevolgd door hevige doffe slagon als by eene ontploffing; dat de commandanten van Aroeng-Aroeng en Kaleh dezelfde waar neming deden; dat men in hot bivak te Ampenan twee zware schokken voelde, waar door allen ontwaakten, en dat door een spion het vermoeden werd geuit, dat hot kruitmaga zijn naby do poerie te Tjakra-Negara in de lucht was govlogen. Of het buskruit, door de onzen te Ampenan govonden, daar begraven was om het te be waren dan wel om tegen ons te worden ge bruikt, is moeiiyk te zeggen; de vondst is in elk geval van belang. Volgens een bulletin van het „Bat. Nbld." werd het gevonden in het huis van een voort- vluchtigen Chinees. Hot blad ziet hierin het bowys, dat de vyand door tusschenkomst van Chincezen zyn ammunitie uit Singapore betrok. Batavia, 24 Sept. Er worden klachten ver nomen over te weinig genietroepen op Lombok. In verband met een van daar ontvangen scbryven, zegt het „B. N.", valt uit dit tele gram op te maken, dat de werkzaamheden voor de genie zóó bezwarend blykon, dat de beschikbare handen het werk niet afkunnen. Aanvulling is dus noodzakeiyk en er is, naar men ons mededeelt, reeds in beginsel toe besloten. Een ander telegram brengt het bericht, dat de vyand gebrek aan ryst begint te krygen. Lingsar ligt op eenigen afstand oostelyk van Tjakra Negara, en als nu de Sasaks, die zich luidens de berichten in voldoend aantal tus schen die twee plaatsen bevindeo, den ryst- toovoer kunnen tegengaan, krfigen wy in den honger een bondgenoot, zegt het „B. N." Soerabaia, 24 Sept. De vorst van Siden- greng is te Makassar aangekomen met 3000 geoefendo soldaten en wacht slechts op de toe stemming van den Gouverneur-Generaal om naar Lombok te vertrekken; ook zyn 2000 man van Goa daar met dezelfde bedoeling. De Gouverneur vroeg aan de Regeering hoe hy met deze troepen moest handelen, maar tot dusver i6 nog geene beslissing genomen. Gebrek aan munitie. In het „Soer. Handb." leest men: „Niettegenstaande met de vier belegerings- parken 4800 granaten 12 cM. werden mee gegeven, is weder oen aanvraag per draad ontvangen om 1000 stuks uit het oorlogs- magazyn. „De Lombok-expeditie heeft althans dit voorrecht, dat zy leert hoe onze oorlogsmaga- zynen moeten worden ingericht. Dat is anders dan tegenwoordig". Hetzelfde blad deelt mede dat by het Marine-établissement opnieuw een aanvraag is ingekomen voor ca. 30,000 KG. oorlogs- ammunitie voor de scheepsmacht in de Lom- boksche wateren en tevens om granaten voor de „Borneo". En die laatste liggen niet hier, maar in Nederland! Een oordeel over generaal "Vetter. Typisch is het volgende oordeel van een mindere op Lombok over den stryd, dien eenige bladen voeren over den persoon van generaal Vetter, en geput uit een brief, dien men aan het „Bat. Nbl." ter inzage zond. Om het eigenaardige der zaak, zegt het blad, laten wy het citaat volgen zooals het in den brief geschreven staat: „Ze moeten op Batavia niet zooveel leugens in de courant schryvon, hoor, want als ik nu eene krant in de vingers kryg, dan werp ik hem weg; de grootste leugens schrfiven ze daarin. Vetter is nog door niemand op Lombok een onverschillig woord toegevoogd, zo be minnen hem moer dan ooit, want die man, die zit er nu, dag aan dag staat hy te voet of te paard by de voorste mannekes en de kogels, die vliegen om zyne ooren, maar hy let er niet op, hy gaat overal ongewapend naar toe en zegt geen woord. „Maar toen al die menschen voor zyne voeten dood lagen, zat hy op eone kist die te overzien met beide handen onder zyn hoofd en sprak geen woord; men kon hot hem aanzien, dat hy schrikkeiyk leed onder die gebeurtenissen en hy kon niemand redden, ze zaten er in, enkel by hot graf van zyn collega Van Ham heeft hy gezegd: als de zaak mislukt, dan schiet ik my dood; en ik acht hem er voor in staat. Hy is net zoo weer thuis gekomen van de voorposten af, by zweet water en bloed, zoo goed als ieder minder militair, by gunt zich geen minuut rust evenmin als Segov die ook niet, alles is in de weer." Door den gouvernour-generaal van Ned.-Indiö zijn de volgendo beschikkingen genomen: Civiel Departement. Aangeteekond - dat wegens ont8touteois van drie leden der commissie voor het afnemen te Batavia der examens ter verkrij ging van een diploma als stuurman aan boord van koopvaardijschepen, varende op een Nederlandsch- Indischcn Zoebnef, de commandant der Zeemacht on chef van hot departement dor Marine in Nederlandsch-Indiö is gemachtigd om don roteren- daris H. H. Boers tc benoemen tot tijdelijk lid dier commissie. T ijd el ij k gestold: tor beschikking van den opperbevelhebber der militaire expeditie naar Lom bok, ten einde overeenkomstig diens bevelen werk zaam te ziju. do secretaris der residentie Batavia A. G. Vulette. Ontslagen- op verzoek eervol uit 's lands dienst, mot ingang van 10 Octobev 1894, de com mies der 2de klasse by den post-en telegraafdienst J. A. Flohr. Ontslagon: op vorzoek, eervol, als lid van bet college van curatoren van het Gymnasium Willem 111 te Batavia A. C. J. Edeling, onder dankbetuiging voor de door hem als zoodanig be wezen diensten. B o 1 a s tmet de waarneming der betrekking van binnonregent van liet proveniers- of oude mannenhuis te Semarang, B. J. E. Philips, gepeu- sionnoerd kapitein der Infanterie Overgeplaatst: van do hoofdplaats Polem- bang naar de onderafdeeling Moesi Oeloo (Tebmg Tingi), tor beschikking van den nssistent-residont aldaar, do ndspirant-coutrolour M. Knappert. Geplaatst in de residentie Riouw en Onder- hoorigheden. ten behoeve van de kadastrale op name der hoofdplaats Tandjong Pinang de adjunct- landmoter der "de klasso M. Reep Jr., thans deel uitmakende van de kadastrale opnemingssectie te Bandong. Verplaatst: van hot kadastraal bureau to Cheribon naar de kadastrale opuemingssectie te Bandong (Proanger) de adjunct-landmeter der 3de klasse A. W. Kolff. Departement van Oorlog. Verleend: Een twee jarig verlof naar Europa, wegons ziekte, aan den lsten luit der genie L. C. H. Dorx. Ontslagen: Op verzoek eervol uit Hr. Ms. militairen dienst, met ingang van 3 October 1894, wegens volbrachten diensttijd, niet behoud van reciit op pensioon, do liiit.-kof. der inf. A. J. D. Pool. Verleend: Een twee-jarig verlof naar Europa, wegons ziokto, aan den ofli. van gez. 2de kl. H. Huizinga. Overgeplaatst: Bij den geneeskundigen dienst van Atjeh en Onderhoorigheden dc ofti. van goz. der lsto kl. te Makasser J. A. C. Maier; ter Sumatra's Westkust te Fort-de-Kock de offi. van gez. 1ste kl. te Atjeh P. C. O. R. Wasebke. Departement van Marine. Benoemd: Tot3den commies bij het departement der marine iu Neder- landsch-Indië B. Kamp, laatstelijk 2de schrijver in het vaste corps dek- en onderofficieron der Konink lijke Nederlandscho Marine, thans reeds op dag geld bij dat departement werkzaam. Benoemd: Tot 3den commies bij het depar tement der marine in Nederlandsch-Indië, de klerk bij dat departement G. M. Tey. I>e faling-. Uü het Fransch van André Theuriët. „Zondag wordt do vischtyd geopend," zeide ik aan myn collega Malapert; „gy zult er evenals verleden jaar zeker druk gebruik van maken." „Daar vergist ge u toch in," antwoordde hy, „ik heb voorgoed van het visschen af gezien." Verwonderd zag ik Evariste Malapert, onder chef by het ministerie van financiën, aan. Ik kende hem reeds lang voor iemand, die niet naar indrukken handelter moest dus wel eene geldige reden voor zyn dat hy, die steeds zulk een hartstochtelijk liefhebber van vis schen was, er nu ineens niet meer aan deed. „Verwondert u dat?" vroeg Malapert, kalm een boek doorbladerend. „Ja, de visch beet zeker niet meer en dat gaat u vervelen." „Volstrekt niet, myne laatste vangst was wel de voordeeligste, werkelyk een zeldzaam geval, en toch heb ik na die wonderbaarlyke vangst besloten voorgoed den hengel te laten staan. Het was een grootsch avontuur, myn vriend, grootsch en tegeiyk vernederend. Het is zoo waar wat Mathurin Règnier zegt: niets geneest zoo volkomen de ondeugd als de gevolgen." Evariste Malapert leunde op zyn gemak tegen eene der groote kasten van donker hout, gereed om oen lang verhaal te beginnen; om er aandachtiger naar te kunnen luisteren, stak ik eene sigaar aan. II. „Ik durf zeggen zonder te overdryven," begon hy, „dat ik een verdiensteiyk visscher ben en precies den smaak der verschillende vischsoorten ken, zoodat ik ze dan ook gedurig met eeDe uitgezochte lekkerny verschalkte. Wat my echter zeer speet was, dat ik niet genoeg vryen tyd had om my naar hartelust aan de edele vischvangst te wyden. E9ne enkele maal bracht ik eens een nietigen brasem of een onaanzienlyk baarsje thuis, maar dat kon myne eerzucht noch myne eigenliefde bevredigen. Ik had my nu eenmaal in het hoofd gezet myne verbaasde familie nog eens een of ander prachtig gedierte mee te brongen, eene zalm forel, oen karper of een vetten paling. Zulk een prachtexemplaar nog eens aan de voeten der keukenprinses neer te leggen, werd myn idóe fixe; reeds had ik een mandje opgezocht, waarin het dier zou rusten op frisch groen gras. Maar om dit plan ten uitvoer te kunnen brengen, moest ik noodzakeiyk eenigen tyd buiten gaan wonen. Geheel beheerscht door myn hartstocht, huurde ik een optrekje in de vallei van Yères, onder het voorwendsel, dat myne vrouw en kinderen eens verandering van lucht noodig hadden. Daar trokken wy dus heen aan den oever van een smal en kronkelend riviertje vol modder en kikvorschen. Mfine vrouw klaagde steen en been over de vochtigheid en over den onaangenamen geur, die er uit het water opsteeg, en waarlyk, zy had geen ongelyk. Ik echter was vast be- sloton niets te ruiken en niets te merken vóór en aleer ik myn vetten paling bemachtigd had. III. Als het donker werd, begaf ik my naar het riviertje met myn vischtuig. Vlug maakte ik een bootje los, dat aan een krommen mei doorn was vastgemeerd, en een oogenblik later dreef ik zachtkens verder onder de over hangende wilgen. Met oordeel koos ik de plaats voor het lokaas en het vischtuig, waarop ik, begoleid door het gezang der kikvorschen, weder naar huis en naar bed toog. Telkens werd ik wakker, om weer dadelyk aan myne vischvangst te denken. Als do oen of andere strooper, beschermd door de duisternis, myn paling eens stal! Ik voelde dat het bloed my naar het hoofd steeg by de gedachte alleen aan zulk eene ramp; ik hield het dan ook niet langer uit en schoot yiings myne kleederen aan, waarop ik my met eene dievenlantaarn gewapend, naar het stroompje begaf. Eens buiten, haalde ik weder geruster adem, ik haastte my naar het schuitje. Het water kabbelde zachtjes tegen den steven, door de takken zag ik de verbleekende sterrenalleen het zevengesternte schitterde nog als diaman ten; de lucht was vervuld van den door dringenden geur der kruizemunt. Ik bleef een goed uurtje op wacht en rookte inmiddels een pypje, my vermeiend in de groote vangst, die ik weldra zou doen. Lang werd myn geduld op de proef gesteld, maar eindeiyk, op een goeden Julimorgen, ontroerde ik van top tot teen, toen ik den hengel byna niet kon ophalen door de groote zwaarte. Met de grootst mogelyke omzichtig heid wist ik het dier eindeiyk in het mandje te krygen. Wonder boven wonder! Het was een mon sterachtig dikke paling, zeker van eene el lang. Vlug sprong ik weer op den kant en haastte my met myn buit naar huis. Het beest was licht gekwetst en dus springlevend. Ik sloot zorgvuldig de huisdeur en bracht het dier naar de keuken, waar ik het in eene groote tobbe vol water plofte; als een over winnaar stapte ik de slaapkamer weer binnen. „Hoor toch eens, word toch eens wakker I" schreeuwde ik myne wederhelft toe en schudde haar vry onzacht by den arm. Ik kon myn groot geluk niet verzwygen. „Wat gebeurt er? Is er brand?" En vol schrik zat zy dadelyk overeind. „Neen, maar ik heb een prachtigen paling gevangen I" „Een paling! O, vreoseiyk, ik hoop toch dat gy het monster niet hier hebt gebracht I" „Wees maar bedaard, de paling is in ver zekerde bewaring." Hot weinige enthusiasme van myne vrouw en dat nog wel in zulk eene belangryke zaak, deed my met recht zeer onaangenaam aan. Vermoeid van al de emoties van dien vroe gen morgen, besloot ik nog een paar uurtjes op myne lauweren te gaan rusteii. IV. Ik droomde van geweldig groote palingen en allerlei andere griezelige dieren, toen ik plotseling gewekt werd door een angstkreet. „Hemel, wat zou er gebeurd zyn 1" steunde myne vrouw. Wy vlogen de gang in endaar stond de keukenmeid, bleek als eene doode; de kinderen weenden om het hardst op de onderste treden van de trap. „Menoer, er is eene slang in de keuken", gilde de meid, zoodra ze my zag. „Weineen, dat is de paling, dien ik vannacht gevangen heb en die uit de tobbe met water zal zy'n gesprongen." Deze mededeeling, die moest dienen tot kalmeering der gemoederen, bracht deze juist nog meer in opstand. Myne vrouw begon hard gillend te verklaren dat zy het afschuwelijke beest met in huis wilde dulden, en do kinderen schreeuwden nog een toontje harder. „Martha, vang de paling en maak hem dood," beval ik de keukenprinses. „O, meneer, dat nooit," protesteorde deze, „al zou u myn huur verdubbelen, dan nög niet." Ik ging dus zelf naar de keuken, waar de paling ovor den grond voortschoof; telkens als ik het dier wilde grypen, nam het de wyk achter eene kast of eenig ander huisraad. Op mijne knieën zette ik de jacht voort, tot ik eindeiyk er in slaagde myn vyand in een hoek te dryven. Met een fermen greep depo neerde ik het vette monster in eene mand, die ik stevig toebond, waarna ik mij naar myne vrouw begaf om haar gerust te stellen. „Evariste!" riep ze my toe, zoodra ze my maar in de deuropening zag, „ge kunt kiezen tusschen dit gevaariyke beest en my, één van beiden zullen wy dit huis voorgoed ver laten!" En zy ratelde maar al door: ik wist toch dat zy zwakke zenuwen had, ik mocht toch werkelyk wol wat meer égards hebben, enz., enz., een heele stortvloed van beschuldi gingen en aantygingeD. „Maar wat moot ik dan met den paling doen?" vroeg ik oindoiyk wanhopend. „Wat ge wilt, geef hem aan eon uwer Parijsche vrienden, breng hem naar Perruchot, daar hebben we verleden gedineerd, dat is weer eens eene contra beleefdheid, of geef hem aan den heer Ronaudin, die u verleden nog heeft gerecommandeerd by den minister; hy zal zeker gevoelig zyn voor de atteütie. En ik, die my zooveel van 't oogenblik had voorge steld, dat een eigengevangen paling op onzo tafel pryken zou, onderwierp my aan deze schikking om des lieven vredes wille. In geen geval kon ik' met een mandje aan den arm roizen; dus deed ik met veel moeite het beest in myne portefeuille, die ik stevig dichtmaakte met een paar lederen riemen, waarop ik my gereedmaakte te vertrekken. Een half uurtje later zat ik in den trein, en hield onafgewend den blik gericht op myne portefeuille, die zachtjes op en neer ging, een bewys dat de gevangene nog leefde. Eindelyk bereikten wy zonder ongelukken het station de Lyon te Parys, en spoedde ik my met myn beestje onder den arm naar de Perru chots, boulevard Beaumarchais. Ik belde aan, om te hooren dat de familie naar buiten was vertrokken. Enfin, dan maar naar Renaudin, dacht ik by myzelven en sloeg metoen den weg in naar de Rue de Lille. Ademloos kom ik boven na vier trappen geklommen te hebbenhygend en blazend, terwyl het zweet my van het voorhoofd druipt, vraag ik om mevrouw te spreken. „Meneer en mevrouw zyn op reis naar Tyrol. „Zoo, ik kwam hun een dikken paling bren gen" „Dat zal mevrouw zeker erg spy ten, maar ze zyn op reis." Met moeite smoorde ik een vloek; ik kon toch het beest niet van deur tot deur slepen, den lieven langen dag. En ik besloot hem dan maar aan myn chef te vereoren. V. Al die tochten hadden tamelyk veel tyd weggenomen, zoodat myn chef my met lang geen vriendelyk gezicht opwachtte. Nauwelyks was ik binnen of by begon reeds met zyne aanspraak. „Meneer Malapert, mag ik u verzoeken voortaan wat meer op uw tyd te passen. Ik wacht u nu reeds een uur om eene dringende zaak af te doen." Dit was al een heel gek begin om iemand een paling cadeau te doen. Dit zou den schyn hebben alsof ik zyne gunst wilde koopen en dat liet myn gevoel van eigenwaarde niet toe. Ik plaatste dus myne portefeuille zorgvuldig in de groote kast en begon my in de drin gende zaak te verdiepen. Onderwyl hoorde ik den paling maar al heen en weer schuiven. „Hoe moet ik er nog afkomen?" peinsde ik steeds. „Zou dat beest dan nooit sterven!'' De dag leek my eindeloos; eindelyk sloeg hefc vyf uren en kon ik my, weder met myne por tefeuille onder den arm, verwyderen. Lang-' zaam liep ik de Rue Rivoli af, nog steods met den paling, die hoe langer hoe zwaarder begon te wegen. Waar moest ik met het ondier heen! Myne beste vrienden waren op reis en al mijne kennissen woonden veel te veraf om hem daarheen te brengon. Ik kon toch niot weer thuiskomen by myne vrouw, nog altyd gewapend met het „afschuwelyk reptiel", zoo als zy het geliefde te noemen. Doodmoe sleepte ik my voort, steeds niet wetend wat aan te vangen. Voor de kerk Saint-Paul zat een bedelaar; smeekond strekto hy de hand naar my uit en plotseling, by het aanschouwen van die uitgestoken hand, kreeg ik een lumineus idee. „Houdt gy van paling, goede vriend?" vroeg ik hem. De man begreep my niet; klaarblykalyk hield hy my voor gek. „Ik weet het niet, meneer; ik heb nooit paling gegeten." „Wilt gy er een voor uw avondeten?" Zonder het antwoord af te wachten, maakte ik de lederen riem los en de prachtige visch, door myzelven gevangen, viel spartelend in den hoed van den bedelaar. Ik haastte my weg, zonder het bedankje van den armen stakkerd af te wachten. Met een verlicht hart bereikte ik het station, vast besloten my nooit meer in zulk een netelig geval te begeven, zoo ik er iets aan kon verhinderen. VI. „Deze palinggeschiedenis", vertelde Malapert verder, „heeft my totaal genezen. Ik kan geen hengel of vischnet zien zonder met afschuw aan myn vermoeienden tocht terug te denken. Ik visch nooit moer en, het moge vreemd klinken, maar ik hob nu even grooten afkeer van visch en inzonderheid van paling, als myne vrouw." Gemengd Nieuws. Een leerling van de St. Vincentius school te 's Gravenhage, die met schoolblijven gestraft was, weg willende loopen, struikelde, toen zyn meester heui het vluchten wilde beletten, over een schoolbord, viel door do ruiten van eene glazen deur en bezeerde zich vry ernstig aan den pols. Door een agent van politie werd de knaap naar de inrichting van het „Roode Kruis" in de Balistraat gebracht, waar hy verbonden werd, waarna hy ter verpleging in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Z a a k-B uddenborgh voor het Hof. -v Het O. M. by 't gerechtshof te Amsterdam concludeerde gisteren tot afwijzing van 't ver zoek tot interventie in het geding van Bud- denborgh te Hillegom tegen jhr. mr. Macaré qq. (off. van just, te Haarlem), gedaan door een crediteur in B's. faillissement. Het meende dat do crediteur, die zich togen 't faillissement zyns debiteurs wil verzetten, daartoe moet kiezen den weg van art. 791 Wetb. van Koop- handoi (derde verzet binnen zekeren termijn tegen het vonnis van faillietverklaring). Heeft hy dat middel niet gebezigd, dan kan hy niet later bywege van interventie optreden. De brand te V elzen, waarvan in ons vorig nommor is melding gemaakt, ont stond in de stoomtimmerfabriek vandenhee J. Van Vendeloo, staande op de buitenplaats „Rozenstein." Binnen weinige oogenblikken stond het kolossale gebouw met de daaraan grenzendo woningen en stallen in lichterlaaie. Al hoe wil de brandspuit spoedig ter plaatse aanwezig was, viel er aan blusschen niet te denken, zoodat alles verbrandde. Door den sterken wind vlogen de vonken op de boerenwoning, bewoond door C. Van Beuschorn, staande op circa 5- a 600 meter afstands van genoemde timmerfabriek. Ook dit groote gebouw is totaal afgebrand mot al het daarby zich bevindende hooi. De bewoners van genoemde huizen konden slechts weinig van den inboedel redden. Het vee is gered kunnen worden. De huizen en inboedels zyn tegen brandschade verzekerd. Door de politie te Nymegen zyn een aantal personen, verdacht van brutale inbraak by de weduwe Schamp, te Hees, aan gehouden, doch na confrontatie met de dienst bode weder in vryheid gesteld. De storm in het Kanaal heeft de telephonische gemeenschap tusschen Londen en Parys verstoord. Te Blyham is gisternacht afge- brand de kapitale boerenplaats van L. Schuring De oorzaak is onbekend, doch de politie heeft een onderzoek ingesteld. De bemanning van het Ostenda- visschersvaartuig, dat onder 's Gravenzando gisternacht is geland, heeft voor Goedereede het schip, dat wegzonk, verlaten. De zes visschers brachten onder hevig stormweder vyf uren door in eene open boot en strandden ten noorden van den Waterweg en werden aan het station Vlugtenburg op-, genomen en verzorgd. Voor eenige weken kwam in een Groningsch blad eene advertentie voor, waarin Sikkema, schoorsteenveger in de Poelestraat, vriendelyk verzocht hem niet te verwarren met zyn naamgenoot, middernachtzendeling, daar hy een „pak ransel" ontvangen had, dat voor den middernachtzendeling bestemd was. De dader heeft thans als belooning 15 dagen gevangenisstraf ontvangen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2