MENGELWERK.
Pagasangan is naar deze plaatsen getrokken.
De geest der troepen, die niets te wenschen
overliet, is door het succes van gisteren nog
meer verlevendigd.
In eene der woningen van Pagasangan
werden vyf vrouwen aangetroffen, die, waar
schijnlijk door angst gedreven, de hand aan
zichzelven hadden geslagen.
Overigens niets bijzonders l De toko „Eigen
Hulp" maakt verbazend goede zaken, ten
gevolge van de legering van bijna alle troepen
binnen Ampenan, en van de omstandigheid, dat
do Ghineesche toko's geene zaken meer doen.
Ofüciëele berichten uit de «lav.-Crt.
Op 18 dezer werd onder dekking van het
tweede bataljon voortgegaan met de opruiming
van Pagasangan en Pasingahan. Deze beide
dessa's grenzen aan elkaar en worden te zamen
als, na Tjakra Negara en Mataram, de grootste
vestiging der Baliörs beschouwd. Alleen het
Noordwestelijk gedeelte van Pasingahan is
door Sasaks bewoond.
De positie in Oost-Pagasangan werd verder
bovestigd en de batterij daar nagenoeg
voltooid.
Pagoetan, gelegen 1000 M. Z. O. van Paga
sangan, en Sokadana werden door Sasaks van
Praja, Sekar-Bela en Noord-West-Pasingahan
in bezit genomen en in brand gestoken. Beide
dessa's waren klaarblijkelijk door de Baliörs
verlaten.
In den namiddag van denzelfden dag wer
den door volk van Soerabaia (gelegen nabij
Baloe-Küan) vier hoofden aangebracht, welke
volgens den begeleidenden lontarbrief en
daarmede overeenstemmende, geloofwaardige
vorklaringen van in het hoofdkwartier aan
wezige Sasaks, moeten zijn die van vier
Balische Poenggawa's, waaronder zekere
Goesti Ketoet Goessa, die, luidens betrouw
bare berichten, moet worden aangemerkt als
do hoofdaanlegger van het door de Balicrs
gepleegd verraad.
Volgens mededeeling van de brengers der
hoofden, zouden genoemde Poenggawa's Ma
taram en Tjakra-Negara verlaten hebben uit
vrees voor onze granaten en naar de Sasaks
gevlucht zijn, met hot voornemen tot den
Islam over te gaan. Daar zU hunne wapens
niet wilden afgeven, waren zij met hunne vol
gelingen door de Sasaks gedood.
Van de zijde der Baliers mooton den 17den
volgons ingokomen berichten o. m. gesneu
veld zijn drie Goosti's en drie Pedanda's.
Hr. Ms. „Bali" schoot 18 dezer de nabij
Lekok op de Noordkust van Lombok gelegen,
versterkte Balische] kampong Tandjong, waar
groote voorraden padi van den vorst zouden
zijn, in brand. De Sasaks, die den volgenden
dag het overgebleven gedeelte verwoestten,
maakten aanzienlijke hoeveelheden rijst buit.
De Baliörs vluchtten in westelijke richting
naar Pamonang met achterlating van zos lila's
mot munitie en enkele gesneuvelden.
Nadat de commandant der „Bali" den 17den
reeds bericht had ontvangen dat in don omtrek
van Tandjong nog eonige vluchtelingen rond
zwierven, kwamen in den ochtend van den
19den vijf officiersbediondon, negentien dwang
arbeiders en eene soldatenvrouw aan boord,
welke personen naar Ampenan overgebracht
werden. Zy deelden mede na den overval te
Tjakra-Negara door de Baliörs gevangengeno
men en naar Tandjong ovorgevoerd te zijn
van waar zy gevlucht waren en 18 dagen
bij de Sasak6 op de Noordkust hadden door
gebracht, die hen goed hadden behandeld.
Den 19den werd voortgegaan met de ver-
betoring der verschillende position. In Pagasan-
gan-Oost werden drie voorlaadkanonnen van
12 cM. in battery gebracht, die des middags
te 12 uren het granaatvuur tegen Mataram en
Tjakra Negara openden.
De beschieting van beide plaatsen wordt
van uit Aroong Aroeng en Pegasangan voort-
gozet met verbetoring der verschillende posi-
tiën en raseering der kampongs Pagasangan
en Pasingahan.
Zoowel aan boord der schepen als aan den
wal was de gezondheidstoestand gunstig.
Telcgraplilschc Wededcellngen.
Boeleleng, 24 September. Gisteren zyn te
Ampenan toevallig 150 vaten buskruit ge
vondon, die naby het hospitaal onder den
grond waren begravon.
Ten gevolge van een gelukkig schot uit
Pagasangan heeft er te Tjakra-Negara eene
zware ontploffing plaats gehad; vermoodolyk
is het munitie-magazyn in do poerie vernield.
Omtrent bovengemelde ontploffing, voegt
de „Java-Bodo" hier by, is aan de Regeering
bericht dat op 22 Sept. onmiddellyk na een
granaatschot uit 12 cM. te Pagasangan Oost,
gericht op de poerie te Tjakra-Negara, met
eenige seconden tusschonruimte, twee hemel
hooge vuurstralen ln gonoemde richting werden
gezien, gevolgd door hevige doffe slagon als
by eene ontploffing; dat de commandanten
van Aroeng-Aroeng en Kaleh dezelfde waar
neming deden; dat men in hot bivak te
Ampenan twee zware schokken voelde, waar
door allen ontwaakten, en dat door een spion
het vermoeden werd geuit, dat hot kruitmaga
zijn naby do poerie te Tjakra-Negara in de
lucht was govlogen.
Of het buskruit, door de onzen te Ampenan
govonden, daar begraven was om het te be
waren dan wel om tegen ons te worden ge
bruikt, is moeiiyk te zeggen; de vondst is in
elk geval van belang.
Volgens een bulletin van het „Bat. Nbld."
werd het gevonden in het huis van een voort-
vluchtigen Chinees. Hot blad ziet hierin het
bowys, dat de vyand door tusschenkomst van
Chincezen zyn ammunitie uit Singapore betrok.
Batavia, 24 Sept. Er worden klachten ver
nomen over te weinig genietroepen op Lombok.
In verband met een van daar ontvangen
scbryven, zegt het „B. N.", valt uit dit tele
gram op te maken, dat de werkzaamheden
voor de genie zóó bezwarend blykon, dat de
beschikbare handen het werk niet afkunnen.
Aanvulling is dus noodzakeiyk en er is, naar
men ons mededeelt, reeds in beginsel toe
besloten.
Een ander telegram brengt het bericht, dat
de vyand gebrek aan ryst begint te krygen.
Lingsar ligt op eenigen afstand oostelyk van
Tjakra Negara, en als nu de Sasaks, die zich
luidens de berichten in voldoend aantal tus
schen die twee plaatsen bevindeo, den ryst-
toovoer kunnen tegengaan, krfigen wy in den
honger een bondgenoot, zegt het „B. N."
Soerabaia, 24 Sept. De vorst van Siden-
greng is te Makassar aangekomen met 3000
geoefendo soldaten en wacht slechts op de toe
stemming van den Gouverneur-Generaal om
naar Lombok te vertrekken; ook zyn 2000
man van Goa daar met dezelfde bedoeling.
De Gouverneur vroeg aan de Regeering hoe
hy met deze troepen moest handelen, maar
tot dusver i6 nog geene beslissing genomen.
Gebrek aan munitie.
In het „Soer. Handb." leest men:
„Niettegenstaande met de vier belegerings-
parken 4800 granaten 12 cM. werden mee
gegeven, is weder oen aanvraag per draad
ontvangen om 1000 stuks uit het oorlogs-
magazyn.
„De Lombok-expeditie heeft althans dit
voorrecht, dat zy leert hoe onze oorlogsmaga-
zynen moeten worden ingericht. Dat is anders
dan tegenwoordig".
Hetzelfde blad deelt mede dat by het
Marine-établissement opnieuw een aanvraag
is ingekomen voor ca. 30,000 KG. oorlogs-
ammunitie voor de scheepsmacht in de Lom-
boksche wateren en tevens om granaten voor
de „Borneo". En die laatste liggen niet hier,
maar in Nederland!
Een oordeel over generaal "Vetter.
Typisch is het volgende oordeel van een
mindere op Lombok over den stryd, dien
eenige bladen voeren over den persoon van
generaal Vetter, en geput uit een brief, dien
men aan het „Bat. Nbl." ter inzage zond. Om
het eigenaardige der zaak, zegt het blad, laten
wy het citaat volgen zooals het in den brief
geschreven staat:
„Ze moeten op Batavia niet zooveel leugens
in de courant schryvon, hoor, want als ik nu
eene krant in de vingers kryg, dan werp ik
hem weg; de grootste leugens schrfiven ze
daarin. Vetter is nog door niemand op Lombok
een onverschillig woord toegevoogd, zo be
minnen hem moer dan ooit, want die man,
die zit er nu, dag aan dag staat hy te voet
of te paard by de voorste mannekes en de
kogels, die vliegen om zyne ooren, maar hy
let er niet op, hy gaat overal ongewapend
naar toe en zegt geen woord.
„Maar toen al die menschen voor zyne voeten
dood lagen, zat hy op eone kist die te overzien
met beide handen onder zyn hoofd en sprak
geen woord; men kon hot hem aanzien, dat
hy schrikkeiyk leed onder die gebeurtenissen
en hy kon niemand redden, ze zaten er in,
enkel by hot graf van zyn collega Van Ham
heeft hy gezegd: als de zaak mislukt, dan
schiet ik my dood; en ik acht hem er voor
in staat. Hy is net zoo weer thuis gekomen
van de voorposten af, by zweet water en
bloed, zoo goed als ieder minder militair, by
gunt zich geen minuut rust evenmin als Segov
die ook niet, alles is in de weer."
Door den gouvernour-generaal van Ned.-Indiö
zijn de volgendo beschikkingen genomen:
Civiel Departement. Aangeteekond - dat wegens
ont8touteois van drie leden der commissie voor
het afnemen te Batavia der examens ter verkrij
ging van een diploma als stuurman aan boord van
koopvaardijschepen, varende op een Nederlandsch-
Indischcn Zoebnef, de commandant der Zeemacht
on chef van hot departement dor Marine in
Nederlandsch-Indiö is gemachtigd om don roteren-
daris H. H. Boers tc benoemen tot tijdelijk lid
dier commissie.
T ijd el ij k gestold: tor beschikking van den
opperbevelhebber der militaire expeditie naar Lom
bok, ten einde overeenkomstig diens bevelen werk
zaam te ziju. do secretaris der residentie Batavia
A. G. Vulette.
Ontslagen- op verzoek eervol uit 's lands
dienst, mot ingang van 10 Octobev 1894, de com
mies der 2de klasse by den post-en telegraafdienst
J. A. Flohr.
Ontslagon: op vorzoek, eervol, als lid van
bet college van curatoren van het Gymnasium
Willem 111 te Batavia A. C. J. Edeling, onder
dankbetuiging voor de door hem als zoodanig be
wezen diensten.
B o 1 a s tmet de waarneming der betrekking
van binnonregent van liet proveniers- of oude
mannenhuis te Semarang, B. J. E. Philips, gepeu-
sionnoerd kapitein der Infanterie
Overgeplaatst: van do hoofdplaats Polem-
bang naar de onderafdeeling Moesi Oeloo (Tebmg
Tingi), tor beschikking van den nssistent-residont
aldaar, do ndspirant-coutrolour M. Knappert.
Geplaatst in de residentie Riouw en Onder-
hoorigheden. ten behoeve van de kadastrale op
name der hoofdplaats Tandjong Pinang de adjunct-
landmoter der "de klasso M. Reep Jr., thans deel
uitmakende van de kadastrale opnemingssectie
te Bandong.
Verplaatst: van hot kadastraal bureau to
Cheribon naar de kadastrale opuemingssectie te
Bandong (Proanger) de adjunct-landmeter der 3de
klasse A. W. Kolff.
Departement van Oorlog. Verleend: Een twee
jarig verlof naar Europa, wegons ziekte, aan den
lsten luit der genie L. C. H. Dorx.
Ontslagen: Op verzoek eervol uit Hr. Ms.
militairen dienst, met ingang van 3 October 1894,
wegens volbrachten diensttijd, niet behoud van
reciit op pensioon, do liiit.-kof. der inf. A. J. D. Pool.
Verleend: Een twee-jarig verlof naar Europa,
wegons ziokto, aan den ofli. van gez. 2de kl. H.
Huizinga.
Overgeplaatst: Bij den geneeskundigen
dienst van Atjeh en Onderhoorigheden dc ofti. van
goz. der lsto kl. te Makasser J. A. C. Maier;
ter Sumatra's Westkust te Fort-de-Kock de offi.
van gez. 1ste kl. te Atjeh P. C. O. R. Wasebke.
Departement van Marine. Benoemd: Tot3den
commies bij het departement der marine iu Neder-
landsch-Indië B. Kamp, laatstelijk 2de schrijver in
het vaste corps dek- en onderofficieron der Konink
lijke Nederlandscho Marine, thans reeds op dag
geld bij dat departement werkzaam.
Benoemd: Tot 3den commies bij het depar
tement der marine in Nederlandsch-Indië, de klerk
bij dat departement G. M. Tey.
I>e faling-.
Uü het Fransch van André Theuriët.
„Zondag wordt do vischtyd geopend," zeide
ik aan myn collega Malapert; „gy zult er
evenals verleden jaar zeker druk gebruik van
maken."
„Daar vergist ge u toch in," antwoordde
hy, „ik heb voorgoed van het visschen af
gezien."
Verwonderd zag ik Evariste Malapert, onder
chef by het ministerie van financiën, aan. Ik
kende hem reeds lang voor iemand, die niet
naar indrukken handelter moest dus wel
eene geldige reden voor zyn dat hy, die steeds
zulk een hartstochtelijk liefhebber van vis
schen was, er nu ineens niet meer aan deed.
„Verwondert u dat?" vroeg Malapert, kalm
een boek doorbladerend.
„Ja, de visch beet zeker niet meer en dat
gaat u vervelen."
„Volstrekt niet, myne laatste vangst was
wel de voordeeligste, werkelyk een zeldzaam
geval, en toch heb ik na die wonderbaarlyke
vangst besloten voorgoed den hengel te laten
staan. Het was een grootsch avontuur, myn
vriend, grootsch en tegeiyk vernederend. Het
is zoo waar wat Mathurin Règnier zegt:
niets geneest zoo volkomen de ondeugd als
de gevolgen."
Evariste Malapert leunde op zyn gemak
tegen eene der groote kasten van donker hout,
gereed om oen lang verhaal te beginnen;
om er aandachtiger naar te kunnen luisteren,
stak ik eene sigaar aan.
II.
„Ik durf zeggen zonder te overdryven,"
begon hy, „dat ik een verdiensteiyk visscher
ben en precies den smaak der verschillende
vischsoorten ken, zoodat ik ze dan ook gedurig
met eeDe uitgezochte lekkerny verschalkte.
Wat my echter zeer speet was, dat ik niet
genoeg vryen tyd had om my naar hartelust
aan de edele vischvangst te wyden. E9ne
enkele maal bracht ik eens een nietigen
brasem of een onaanzienlyk baarsje thuis,
maar dat kon myne eerzucht noch myne
eigenliefde bevredigen.
Ik had my nu eenmaal in het hoofd gezet
myne verbaasde familie nog eens een of ander
prachtig gedierte mee te brongen, eene zalm
forel, oen karper of een vetten paling. Zulk
een prachtexemplaar nog eens aan de voeten
der keukenprinses neer te leggen, werd myn
idóe fixe; reeds had ik een mandje opgezocht,
waarin het dier zou rusten op frisch groen gras.
Maar om dit plan ten uitvoer te kunnen
brengen, moest ik noodzakeiyk eenigen tyd
buiten gaan wonen. Geheel beheerscht door
myn hartstocht, huurde ik een optrekje in de
vallei van Yères, onder het voorwendsel, dat
myne vrouw en kinderen eens verandering
van lucht noodig hadden. Daar trokken wy
dus heen aan den oever van een smal en
kronkelend riviertje vol modder en kikvorschen.
Mfine vrouw klaagde steen en been over de
vochtigheid en over den onaangenamen geur,
die er uit het water opsteeg, en waarlyk, zy
had geen ongelyk. Ik echter was vast be-
sloton niets te ruiken en niets te merken vóór
en aleer ik myn vetten paling bemachtigd had.
III.
Als het donker werd, begaf ik my naar het
riviertje met myn vischtuig. Vlug maakte ik
een bootje los, dat aan een krommen mei
doorn was vastgemeerd, en een oogenblik
later dreef ik zachtkens verder onder de over
hangende wilgen. Met oordeel koos ik de
plaats voor het lokaas en het vischtuig,
waarop ik, begoleid door het gezang der
kikvorschen, weder naar huis en naar bed
toog. Telkens werd ik wakker, om weer
dadelyk aan myne vischvangst te denken.
Als do oen of andere strooper, beschermd
door de duisternis, myn paling eens stal!
Ik voelde dat het bloed my naar het hoofd
steeg by de gedachte alleen aan zulk eene ramp;
ik hield het dan ook niet langer uit en schoot
yiings myne kleederen aan, waarop ik my met
eene dievenlantaarn gewapend, naar het
stroompje begaf.
Eens buiten, haalde ik weder geruster adem,
ik haastte my naar het schuitje. Het water
kabbelde zachtjes tegen den steven, door de
takken zag ik de verbleekende sterrenalleen
het zevengesternte schitterde nog als diaman
ten; de lucht was vervuld van den door
dringenden geur der kruizemunt. Ik bleef een
goed uurtje op wacht en rookte inmiddels
een pypje, my vermeiend in de groote vangst,
die ik weldra zou doen.
Lang werd myn geduld op de proef gesteld,
maar eindeiyk, op een goeden Julimorgen,
ontroerde ik van top tot teen, toen ik den
hengel byna niet kon ophalen door de groote
zwaarte. Met de grootst mogelyke omzichtig
heid wist ik het dier eindeiyk in het mandje
te krygen.
Wonder boven wonder! Het was een mon
sterachtig dikke paling, zeker van eene el lang.
Vlug sprong ik weer op den kant en haastte
my met myn buit naar huis. Het beest was
licht gekwetst en dus springlevend.
Ik sloot zorgvuldig de huisdeur en bracht
het dier naar de keuken, waar ik het in eene
groote tobbe vol water plofte; als een over
winnaar stapte ik de slaapkamer weer binnen.
„Hoor toch eens, word toch eens wakker I"
schreeuwde ik myne wederhelft toe en schudde
haar vry onzacht by den arm. Ik kon myn
groot geluk niet verzwygen.
„Wat gebeurt er? Is er brand?" En vol
schrik zat zy dadelyk overeind.
„Neen, maar ik heb een prachtigen paling
gevangen I"
„Een paling! O, vreoseiyk, ik hoop toch
dat gy het monster niet hier hebt gebracht I"
„Wees maar bedaard, de paling is in ver
zekerde bewaring." Hot weinige enthusiasme
van myne vrouw en dat nog wel in zulk eene
belangryke zaak, deed my met recht zeer
onaangenaam aan.
Vermoeid van al de emoties van dien vroe
gen morgen, besloot ik nog een paar uurtjes
op myne lauweren te gaan rusteii.
IV.
Ik droomde van geweldig groote palingen
en allerlei andere griezelige dieren, toen ik
plotseling gewekt werd door een angstkreet.
„Hemel, wat zou er gebeurd zyn 1" steunde
myne vrouw. Wy vlogen de gang in endaar
stond de keukenmeid, bleek als eene doode;
de kinderen weenden om het hardst op de
onderste treden van de trap.
„Menoer, er is eene slang in de keuken",
gilde de meid, zoodra ze my zag.
„Weineen, dat is de paling, dien ik vannacht
gevangen heb en die uit de tobbe met water
zal zy'n gesprongen."
Deze mededeeling, die moest dienen tot
kalmeering der gemoederen, bracht deze juist
nog meer in opstand.
Myne vrouw begon hard gillend te verklaren
dat zy het afschuwelijke beest met in huis
wilde dulden, en do kinderen schreeuwden
nog een toontje harder.
„Martha, vang de paling en maak hem dood,"
beval ik de keukenprinses.
„O, meneer, dat nooit," protesteorde deze,
„al zou u myn huur verdubbelen, dan nög niet."
Ik ging dus zelf naar de keuken, waar de
paling ovor den grond voortschoof; telkens
als ik het dier wilde grypen, nam het de
wyk achter eene kast of eenig ander huisraad.
Op mijne knieën zette ik de jacht voort, tot
ik eindeiyk er in slaagde myn vyand in een
hoek te dryven. Met een fermen greep depo
neerde ik het vette monster in eene mand, die
ik stevig toebond, waarna ik mij naar myne
vrouw begaf om haar gerust te stellen.
„Evariste!" riep ze my toe, zoodra ze my
maar in de deuropening zag, „ge kunt kiezen
tusschen dit gevaariyke beest en my, één van
beiden zullen wy dit huis voorgoed ver
laten!" En zy ratelde maar al door: ik wist
toch dat zy zwakke zenuwen had, ik mocht
toch werkelyk wol wat meer égards hebben,
enz., enz., een heele stortvloed van beschuldi
gingen en aantygingeD.
„Maar wat moot ik dan met den paling
doen?" vroeg ik oindoiyk wanhopend.
„Wat ge wilt, geef hem aan eon uwer
Parijsche vrienden, breng hem naar Perruchot,
daar hebben we verleden gedineerd, dat is
weer eens eene contra beleefdheid, of geef hem
aan den heer Ronaudin, die u verleden nog
heeft gerecommandeerd by den minister; hy
zal zeker gevoelig zyn voor de atteütie. En ik,
die my zooveel van 't oogenblik had voorge
steld, dat een eigengevangen paling op onzo
tafel pryken zou, onderwierp my aan deze
schikking om des lieven vredes wille.
In geen geval kon ik' met een mandje aan
den arm roizen; dus deed ik met veel moeite
het beest in myne portefeuille, die ik stevig
dichtmaakte met een paar lederen riemen,
waarop ik my gereedmaakte te vertrekken.
Een half uurtje later zat ik in den trein,
en hield onafgewend den blik gericht op myne
portefeuille, die zachtjes op en neer ging, een
bewys dat de gevangene nog leefde. Eindelyk
bereikten wy zonder ongelukken het station
de Lyon te Parys, en spoedde ik my met
myn beestje onder den arm naar de Perru
chots, boulevard Beaumarchais. Ik belde aan,
om te hooren dat de familie naar buiten was
vertrokken.
Enfin, dan maar naar Renaudin, dacht ik by
myzelven en sloeg metoen den weg in naar
de Rue de Lille.
Ademloos kom ik boven na vier trappen
geklommen te hebbenhygend en blazend,
terwyl het zweet my van het voorhoofd druipt,
vraag ik om mevrouw te spreken.
„Meneer en mevrouw zyn op reis naar
Tyrol.
„Zoo, ik kwam hun een dikken paling bren
gen"
„Dat zal mevrouw zeker erg spy ten, maar
ze zyn op reis."
Met moeite smoorde ik een vloek; ik kon
toch het beest niet van deur tot deur slepen,
den lieven langen dag. En ik besloot hem dan
maar aan myn chef te vereoren.
V.
Al die tochten hadden tamelyk veel tyd
weggenomen, zoodat myn chef my met lang
geen vriendelyk gezicht opwachtte. Nauwelyks
was ik binnen of by begon reeds met zyne
aanspraak.
„Meneer Malapert, mag ik u verzoeken
voortaan wat meer op uw tyd te passen. Ik
wacht u nu reeds een uur om eene dringende
zaak af te doen."
Dit was al een heel gek begin om iemand
een paling cadeau te doen. Dit zou den schyn
hebben alsof ik zyne gunst wilde koopen en
dat liet myn gevoel van eigenwaarde niet toe.
Ik plaatste dus myne portefeuille zorgvuldig
in de groote kast en begon my in de drin
gende zaak te verdiepen. Onderwyl hoorde ik
den paling maar al heen en weer schuiven.
„Hoe moet ik er nog afkomen?" peinsde ik
steeds. „Zou dat beest dan nooit sterven!''
De dag leek my eindeloos; eindelyk sloeg hefc
vyf uren en kon ik my, weder met myne por
tefeuille onder den arm, verwyderen. Lang-'
zaam liep ik de Rue Rivoli af, nog steods met
den paling, die hoe langer hoe zwaarder begon
te wegen. Waar moest ik met het ondier
heen! Myne beste vrienden waren op reis en
al mijne kennissen woonden veel te veraf om
hem daarheen te brengon. Ik kon toch niot
weer thuiskomen by myne vrouw, nog altyd
gewapend met het „afschuwelyk reptiel", zoo
als zy het geliefde te noemen.
Doodmoe sleepte ik my voort, steeds niet
wetend wat aan te vangen.
Voor de kerk Saint-Paul zat een bedelaar;
smeekond strekto hy de hand naar my uit
en plotseling, by het aanschouwen van die
uitgestoken hand, kreeg ik een lumineus idee.
„Houdt gy van paling, goede vriend?" vroeg
ik hem.
De man begreep my niet; klaarblykalyk
hield hy my voor gek.
„Ik weet het niet, meneer; ik heb nooit
paling gegeten."
„Wilt gy er een voor uw avondeten?"
Zonder het antwoord af te wachten, maakte
ik de lederen riem los en de prachtige visch,
door myzelven gevangen, viel spartelend in den
hoed van den bedelaar.
Ik haastte my weg, zonder het bedankje
van den armen stakkerd af te wachten.
Met een verlicht hart bereikte ik het station,
vast besloten my nooit meer in zulk een
netelig geval te begeven, zoo ik er iets aan
kon verhinderen.
VI.
„Deze palinggeschiedenis", vertelde Malapert
verder, „heeft my totaal genezen. Ik kan geen
hengel of vischnet zien zonder met afschuw
aan myn vermoeienden tocht terug te denken.
Ik visch nooit moer en, het moge vreemd
klinken, maar ik hob nu even grooten afkeer
van visch en inzonderheid van paling, als
myne vrouw."
Gemengd Nieuws.
Een leerling van de St. Vincentius
school te 's Gravenhage, die met schoolblijven
gestraft was, weg willende loopen, struikelde,
toen zyn meester heui het vluchten wilde
beletten, over een schoolbord, viel door do
ruiten van eene glazen deur en bezeerde zich
vry ernstig aan den pols. Door een agent van
politie werd de knaap naar de inrichting van
het „Roode Kruis" in de Balistraat gebracht,
waar hy verbonden werd, waarna hy ter
verpleging in het ziekenhuis moest worden
opgenomen.
Z a a k-B uddenborgh voor het Hof. -v
Het O. M. by 't gerechtshof te Amsterdam
concludeerde gisteren tot afwijzing van 't ver
zoek tot interventie in het geding van Bud-
denborgh te Hillegom tegen jhr. mr. Macaré qq.
(off. van just, te Haarlem), gedaan door een
crediteur in B's. faillissement. Het meende
dat do crediteur, die zich togen 't faillissement
zyns debiteurs wil verzetten, daartoe moet
kiezen den weg van art. 791 Wetb. van Koop-
handoi (derde verzet binnen zekeren termijn
tegen het vonnis van faillietverklaring). Heeft
hy dat middel niet gebezigd, dan kan hy
niet later bywege van interventie optreden.
De brand te V elzen, waarvan in
ons vorig nommor is melding gemaakt, ont
stond in de stoomtimmerfabriek vandenhee
J. Van Vendeloo, staande op de buitenplaats
„Rozenstein."
Binnen weinige oogenblikken stond het
kolossale gebouw met de daaraan grenzendo
woningen en stallen in lichterlaaie. Al hoe wil
de brandspuit spoedig ter plaatse aanwezig
was, viel er aan blusschen niet te denken,
zoodat alles verbrandde.
Door den sterken wind vlogen de vonken
op de boerenwoning, bewoond door C. Van
Beuschorn, staande op circa 5- a 600 meter
afstands van genoemde timmerfabriek. Ook dit
groote gebouw is totaal afgebrand mot al het
daarby zich bevindende hooi. De bewoners
van genoemde huizen konden slechts weinig
van den inboedel redden. Het vee is gered
kunnen worden. De huizen en inboedels zyn
tegen brandschade verzekerd.
Door de politie te Nymegen zyn
een aantal personen, verdacht van brutale
inbraak by de weduwe Schamp, te Hees, aan
gehouden, doch na confrontatie met de dienst
bode weder in vryheid gesteld.
De storm in het Kanaal heeft
de telephonische gemeenschap tusschen Londen
en Parys verstoord.
Te Blyham is gisternacht afge-
brand de kapitale boerenplaats van L. Schuring
De oorzaak is onbekend, doch de politie heeft
een onderzoek ingesteld.
De bemanning van het Ostenda-
visschersvaartuig, dat onder 's Gravenzando
gisternacht is geland, heeft voor Goedereede
het schip, dat wegzonk, verlaten.
De zes visschers brachten onder hevig
stormweder vyf uren door in eene open boot
en strandden ten noorden van den Waterweg
en werden aan het station Vlugtenburg op-,
genomen en verzorgd.
Voor eenige weken kwam in een
Groningsch blad eene advertentie voor, waarin
Sikkema, schoorsteenveger in de Poelestraat,
vriendelyk verzocht hem niet te verwarren
met zyn naamgenoot, middernachtzendeling,
daar hy een „pak ransel" ontvangen had,
dat voor den middernachtzendeling bestemd
was. De dader heeft thans als belooning 15
dagen gevangenisstraf ontvangen.