Nn. 10639.
Zaterdag 27 October
A0. 1894.
m
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 26 October.
IDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£.
Van 1
letters naar plaatsruimte,
wordt f 0.05 berekend.
Grootera
Voor het incasseeren bulten do stad
De b\j velen bekende heer B. Van der
Kaa, oud-élève van het Blinden-instituut te
Amsterdam, zal in de Doopsgezinde Kerk
alhier a. s. Maandag namiddag weer eene
orgelbespeling komen geven.
Dr. L. Van Elfrinckhof, eerst onlangs
opgetreden als leeraar in de wiskunde aan
de Hoogere Burgerschool voor Jongens alhier,
heeft tegen 1 November a. s. eervol ontslag
uit die betrekking gevraagd.
De uitgave van „Het Morgenlicht",
onder redactie van dr. L. H. Slotemaker, te
Arnhem, is gestaakt. Ds. S. Kutsch Lojenga
alhier zal beproeven de uitgave van een der
gelijk dagschrift tot stand te doen komen.
De heer J. C. Huysman Jr. (firma C. Kooyker)
zal zich met de uitgifte er van belasten.
Men schryft ons uit Zoeterwoude,
dd. 25 Oct.:
Nadat hedenmorgen onze burgemeester,
mr. H. Hemmingson, de laatste gemeenteraads
vergadering had gepresideerd, waarin de be
grooting voor 1895 en meer zaken waren
afgehandeld, nam hy het woord, om in eene
welgekozen toespraak afscheid te nemen
van de aanwezige gemeenteraadsleden, den
secretaris, ontvanger en gemeente opzichter.
Hy wees daarby op het lief en leed, hetwelk
hy gedurende de dertien jaren, dat hy hier
het ambt van burgemeester vervulde, had
ondervonden.
Der commissie uit den Raad werd vooral
een woord van dank gebracht voor de vele
moeiton, welke zy zich getroost had om hem
op ;yn voornemen tot oi tslagneming terug te
doen komen. Vervolgens werd den voormaligen
secretaris (thans ontvanger) harteiyk dank
gezegd voor de goede verstandhouding en
den aangenamen omgang gedurende dit 13-jarig
verbiyf in deze gemeente, in het byzonder
voor de zoo accurate administratie en de zoo
algemeene bekendheid van do gemeente.
Den tegenwoordigen secretaris betuigde spr.
eveneens zyn dank voor de zeer zorgvuldige
waarneming van zijn secretariaat. Ofschoon
deze slechts ongeveer twee jaar als zoodanig
werkzaam was, had spr. hem leeren kennen
als oen goed secretaris, en hy wenschte hem
dan o jk eene opklimming in gemeentezaken toe.
Da trna wenschte spr. den gemeente-opzichter
in z'yne zoo mooilyke betrekking, in zulk eene
uitgestrekte gemeente, nog vele jaren toe; dat
by lust en kracht moge vinden die betrekking
naar behooren te vervullen, ook hem tevens
dankende voor de goede verstandhouding,
wdke gedurende die jaren tusschen hen had
bestaan.
Voor allen hoopte spr. dat zy onder hooge-
ren zegen de belangen van deze gemeente
naar hunne beste krachten nog vele jaren
zouden mogen blyven behartigen en hy beval
zich in hun aandenken en vriendschap by
voortduring aan.
De oudste wethouder bedankte hierop den
vertrekkenden burgemeester voor al het goede,
dat hy alhier had tot stand gebracht en vooral
voor wat hy altyd gedaan had voor de armen
en behoeftigen dezer gemeente.
Een der Raadsleden bedankte namens den
Raad, terwyi ten slotte ook de heeren ont
vanger, secretaris en gemeente-opzichter in
harteiyke bewoordingen hunne waardeering
betuigden voor de welwillende woorden, hun
allen door den heer burgemeester toegesproken.
Het saldo der inlagen en terugbetalingen
by de Ryks-postspaarbank bedroeg te Oude-
Wetering op 31 December 1892 ƒ1728.78. In
1893 werd Ingelegd ƒ3644.88 en terugbetaald
3796.36, saldo ƒ151.48, weshalve het saldo
der inlagen en terugbetalingen op 31 Dec.
1893 bedroeg 1677.30. Op 31 Dec. 1892 waren
64 boekjes in omloop. In 1893 werden inge
trokken 7 en uitgegeven 12 boekjes, saldo
6, zoodat op 31 Dec. 1893, 69 boekjes in
omloop waren.
By de verkiezing van vyf stemgerechtigde
lidmaten als gemachtigden voor het kiescollege
i der Ned -Hervormde gemeente van Woubrugge,
Iter vervulling der vacaturen, ontstaan door de
periodieke aftreding van de heeren Joh. Van
der Boon, J. Do Kwaasteniet en J. P, Engel,
zyn genoemde heeren op 25 dezer herkozen,
terwyl in de plaats van de heeren C. Verwey
en P J. Gysman, die bedankt hebben, geko
zen zyn de heeren Joh. Van der Laan en P.
De Kwaasteniet.
Bedankt is voor het beroep naar de
Geref. gem. te Oudshoorn door den heer A.
Van Dyken, predikant op het eiland Marken.
Namens den minister van oorlog zyn de
commandanten der schutteryen uitgenoodigd
I tot invoering met 1 Januari 1895 van een
i ten gebruike by de schietoefeningen dier
acuutteryen by het departement vastgesteld
I schietboekje, by de inrichting waarvan zooveel
mogelyk rekening is gehouden met door ver
schillende commandanten, betrekkeiyk een
vroeger ontwerp gemaakte opmerkingen, en
vooral gevolg is gegeven aan den wenk om
voor de dienstdoende schutteryen geene bin
dende bepalingen omtrent de schietoefeningen
te maken, zoolaDg de wet van 11 April 1827
(Stsbl. N°. 27) nog van kracht is. Onder do
nog altyd vigeerende schutterywet van 1827
is het niet mogelyk het voor de infanterie
van kracht zynde schietreglement te volgen.
Als beginsel is in de Algemeene Bepalingen
voorop gezet dat het streven van de comman
danten der dd. schutteryen moet zyn met de
middelen, welke hun ten dienst staan, zoo
veel mogelyk goede schutters te vormen.
Het „Utr. Dbl." deelt het overiyden
mede van mr. N. F. Van Nooten, die vele
jaren in openbare betrekkingen het algemeen
belang diende en als mensch de byzondere
achting genoot van ieder, die hem leerde
kennen en warme genegenheid inboezemde
aan allen, die nader met hem verkeerden. Als
raadsheer in het voormalig Prov. Gerechtshof
van Utrecht en als lid van den gemeenteraad
had hij grooto verdiensten.
Eene treurige ziekte deed hem een tydlang
uit het openbaar leven terugtreden, maar na
zyn herstel vestigde hy zich te Utrecht als
advocaat en wyddo vooral zyne diensten aan
de belangen van armen en behoeftigen.
Overal, waar hy nut stichten kon of goed
kon doen, was hy te vinden.
Het heengaan van den vriendeiyken, wel-
willenden, achtenswaardigen grysaard zal door
velen diep worden betreurd.
De meer uitgewerkte plannen voor de
wereldtentoonstelling, in het volgende jaar te
Amsterdam te houden zy is gewyd aan het
Hotel- en Reiswezen zyn verzonden. Een
plattegrond doet zien dat het geheele terrein
achter 't ryksmuseum te Amsterdam zal worden
ingenomen. De hoofdingang is door 't museum,
door de overdekte gang, thans nog niet in ge
bruik voor het publiek. Links, aan de zyde
van de P.-C.-Hooft-straat, zullen zich de ge
bouwen uitstrekken, terwyl het overige deel
door allerlei kiosken, enz. zal worden bezet.
De oppervlakte bedraagt 160,000 M*. voor
terreinen en 30,000 M*. voor gebouwen.
Vóór 15 Nov. a. s. moet men kennis geven
of men deel wil nemen aan de expositie. De
huur der plaatsruimte is in de zalen voor
kleine ruimten 30 per facade-meter, voor
groote ruimten naar bevind van zaken. Er
zal eene verloting aan de tentoonstelling worden
verbonden tot een bedrag van minstens
ƒ260,000 van voorwerpen, op de tentoonstelling
gekocht.
Natuurlyk zullen er congressen worden
gehouden, terwyl voor feestelykheden wordt
gezorgd.
Beschermvrouw is H. M. de Koningin
weduwe, Regentes der Nederlanden.
Het comité-generaal is aldus samengesteld
Eere-voorz. mr. S. A. Vening Meinesz, burge
meester van Amsterdam. Eere-leden: mr. S.
Van Houten, minister van binnonlandsche
zaken; Ph. W. v. d. Sleyden, minister van
waterstaat, enz.mr. J. P. Sprenger van Eyk,
minister van financiën; jhr. mr. J. W. M.
Schorer, Commissaris der Koningin in de
provincie N.-Holland; A. C. Wertheim, mr,
L. P. M. H. baron Michiels van Verduynen
en jhr. mr. C. J. Den Tex. Uitvoerend comité:
mr. N. A. Calisch, president; W. Schut, mr.
A. H. v. Nierop, G. v. Mesdag, H. "Warndorff,
N. Le Grand, W. C. De Vos, Evert Breman,
K. A. Van der Weide, mr. F. Foekens,
secretaris; Evert Breman, architect; N. Le
Grand, commissaris van exploitatie, en P.
A. J. M. Geselschap, directeur.
De flnantiëele commissie bestaat uit de
heeren mr. N. A. Calisch, N. Le Grand, W.
De Vos, Evert Breman en K. A. Van der Weide.
Evenals zulks de laatste keeren is ge
schied, zal ook Zaterdag a. s. do muziek van
het corps Koninklyke Scherpschutters te Rot
terdam de afdeeling-aanvullingstroepen tot
aan boord van de „Ardjoeno" uitgeleide doen,
die op dien dag ter sterkte van 4 officieren
en 193 minderen van het Kol. Werfdepot naar
Rotterdam en van daar per genoemd stoom
schip naar Batavia zal worden overgebracht.
De gemeenteraad te Zaandyk besloot
in begiüsel tot invoering van electrische
straatverlichting. Burgemeester en Wethouders
hebben het onderzoek naar de flnantiëele
uitvoerbaarheid voort te zetten. Ook werd
besloten tot beplanting van den Stationsweg.
Op de aanbeveling voor ontvanger der ge
meente Schiedam zyn geplaatst de heeren E.
Vincent, te Enschedee, en H. Reeling Brouwer,
te Harlingen.
De minister van binnenl. zaken heeft
ingetrokken zyne beschikking van 6 Sept. jl.,
waarby het houden van markten, verkoopingen,
tentoonstellingen en andere vereenigingen van
herkauwende dieren en varkens in de ge
meenten Spanbroek en Hilversum is verboden.
Dezelfde minister heeft A. C. L. P. F.
Hartman, gegageerd sergeant van het Neder-
landsch-Indische leger, met ingang van .1
November 1894, benoemd tot opzichter by
'sRyks Museum te Amsterdam.
De minister van marine heeft de luits.
ter zee 2de kl. A. A. Visser en J. Hofstede,
dienende aan boord van Hr. Ms. schoener
„Suriname", met 1 Nov. a. s. op non activiteit
gesteld en vervangen door de luits. ter zee
2de kl. W. Gaade en W. F. Gaymans.
De militaire attaché van het Duitsche
gezantschap, de ritmeester graaf Von Schwerin,
is naar Duitschland teruggekeerd om weer in
actieven dienst by het leger te treden.
In de gisternamiddag gehouden zitting
van den gemeenteraad te Utrecht, ter behan
deling der gomeente- en andere begrootingen,
is aangenomen de voordracht tot herziening
der verordening, regelende de inrichting der
gemeente politie. Voor den dienst zyn daar
door, behalve de hoofd-commissaris en de
commissarissen, werkzaam1 hoofdinspecteur
van politie; 1 adjunct hoofdinspecteur van
politie; 6 inspecteurs van politie; 7 hoofd
agenten van politie; 28 agenten van politie
lste kl.; 76 agenten van politie 2de kl.;
agenten van politie 3de kl., van wie het
aantal ten hoogste 72 bedraagt; agenten van
politie 4de kl., van wie het aantal door den
burgemeester wordt bepaald.
Ingevolge machtiging van den Raad
van Opsterland hebben B. en Ws. dier
gemeente zich in persoon tot Gedeputeerde
Staten van Friesland gewend, met beleefd en
dringend verzoek om in de critieke finantiöele
omstandigheden redding te verschaffen. Zooals
we vroeger mededeelden, weigerden Gedopu
teerde Staten de begrooting der gemeente
Opsterland over 1894 goed te keuren, omdat
voor buitengewone subsidie als noodlydendo
gemeente 16,000 te veel uitgetrokken was.
De Raad, overtuigd dat het aangevraagde
bedrag volstrekt noodzakeiyk is, ging in
hooger beroep by den Raad van State, welk
college zyne goedkeuring hechtte aan het
besluit van Gedeputeerde Staten.
B. en Ws. hebben nu gevolg gegeven aan de
machtiging van den Raad, en in persoon aan
heeren Gedeputeerden om raad en daad ge
vraagd. Het resultaat hiervan was, dat Gede
puteerden aan B. en Ws. in overweging gaven,
den Raad voor te stellen, ter voorziening in
den geldelyken nood Io. eene geldleening aan
te gaan van ƒ10,000, en Ho. den hoofdelyken
omslag met ƒ6000 te verhoogen. Met klim
mende belangstelling zien de belastingschul
digen het besluit van den Raad te gemoet,
want om de ingezetenen nog zwaarder te
belasten ('t water komt nu al aan de lippen),
daarvan kan geen sprake zyn.
Is de Raad niet genegen om den hoofdelyken
omslag met ƒ6000 te verhoogen en eene geld
leening van ƒ10,000 uit te schryven, dan zit
men spoedig zonder geld, en het armbestuur
zal niet meer kunnen bedeelen.
Het stoomschip „Conrad", van Amster
dam naar Batavia, vertrok 25 Oct. van Suez;
de „Kanzier", van Hamburg en Amsterdam
naar Oost-Afrika, arriveerde 24 Oct. te Napels;
de „Prinses Amalia", van Batavia naar Am
sterdam, vertrok 25 Oct. van Port Said; de
„Prins Willem III" vertrok 25 Oct. van Am
sterdam naar West-Indië; de „Amsterdam",
van Rotterdam naar Nieuw-York, vertrok 25
Oct. van Boulogne sur-Mer; de „Patroclus",
van Batavia naar Amsterdam, arriveerde 25
Oct. te Perim.
By koninkiyk besluit van 24 dezer zyn
met ingang van 1 Nov. a. 8.
lo. op pensioen gesteld, wegens langdurigen
dienst en meer dan vyftigjarigen ouderdom:
a. de vice-admiraal jhr. J. A. Röell, adjudant
in buitengewonen dienst van H. M. de Koningin,
op zyn verzoek, onder dankbetuiging voor de
vele goede en gewichtige diensten, door hem
aan den lande bewezen; b. de kapiteins ter
zee J. C. Joekes en W. A. Arriëns, eerstge
noemde op zfin verzoek, en hun toegekendaan
eerstgenoemde een pensioen van 3000 's jaars
en aan beide laatstgenoemden ieder een pen
sioen van 2100 's jaars, alsmede eene ver
hooging van het pensioen ingevolge art. 1,
c, der wet van 1 April 1875 onderscheideniyk
van 750, 975 en 1275 's jaars;
2o. bevorderd: tot vice admiraal, de schout-
by-nacht C. E. Uhlenbeck; tot kapitein ter
zee, de kapitein-luits. ter zee A. F. J. Frac-
kers en C. H. Comelissentot kapitein luit.
ter zee, de luits. lste kl. P. F. H. Yolcke en
J. A. H. Beek, en tot luit. ter zee lste kl.,
de duits. ter zee 2de kl. C. E. Dittlinger en
L. A. Royen.
Vergund: aan den lult. ter zee lste klasse
A. L. Boelen het aannemen der versierselen
van ridder 3de kl. der orde van het Borstbeeld
van den Bevryder van Venezuela; en aan den
kapitein jhr. A. L. F. T. Van der Wfick, van
het regiment grenadiers en jagers, het aan
nemen en dragen der versierselen van eere
ridder der orde van den H. Johannes van het
Hospitaal te Jeruzalem.
Met ingang van 4 Nov. a. s.1°. aan den
officier van gez. 2de kl. dr. G. J. Teljer, van
het personeel van den geneeskundigen dienst
der landmacht, op zyn verzoek, een eervol
ontslag uit den militairen dienst verleend2°.
die officier van gez. benoemd tot reserve-officier
van gez. 2de kl. by de landmacht.
Met ingang van 1 Nov. a. s. benoemd tot
directeur van het postkantoor te Markeloo,
P. C. Bondam, thans in gelyke betrekking
te Gulpen.
Lezing in 59I?niel?5.
Ook dezen winter zullen in het wykgebouw
„Pniël" alhier wederom zes van die lezingen
gehouden worden, welke men zou kunnen
noemen„Eene nalatenschap van dr. J. H.
Gunning". Aan hem toch komt de eer toe
het initiatief tot deze serieën genomen te
hebben, toen hy nog eene plaats onder de
Leidsche predikanten innam, en nu, nadat
hy van hier naar Utrecht is gegaan, blyven
zy voortbestaan, dank zy der commissie, die
zich met het organiseeren er van belastte,
dank zy vooral den inteekenaren op deze
lezingen, door een deel van Leidens christe-
lyke bevolking zoo gaarne bygewoond. En al
is het „nieuwtje" er af, al was het eerste
jaar (in de groote zaal van 't „Nut") het bezoek
cooreengenomen het drukst, dat ze ten onzent
nog in wezen zyn, deze lezingen, is voor
zeker een feit van beteekenis, en pleit, by de
wispelturigheid van alle menschenkinderen,
ongetwyfeld voor haar gehalte.
Behalve de lezing van gisteravond, welke
vry goed bezocht was en gehouden werd door
dr. H. M. Van Nes, uit Rotterdam, zullen de
andere voordrachten plaats hebben op 22
November en 20 December van dit jaar en op
17 Januari, 14 Februari en 14 Maart van het
volgende en gehouden worden respectievelyk
door de heeren dr. F. Van Gheel Gildemeester,
van '8-Gravenhage; ds. G. H. Wagenaar, van
Aalsmeer; dr. F. E. Daubanton, van Amster
dam; dr. J. H. Gunning J.H.zn.van Utrecht,
en ds. A. J. A. Vermeer, van VGravenhage.
Zóó luidt ten minste de belofte op de keer-
zyde van de toegangskaarten tot deze lezingen,
waarvan de opbrengst ten goede komt van
het nog jonge gebouw, waarin ze plaats heb
ben, en welks stichtingskosten nog niet ge
heel zyn gedokt.
De spreker van gisteravond dan had tot
onderwerp van deze openingslezing gekozen:
„Ideaal en Werkelykheid", tot behandeling
waarvan hy overging na een welkom aan de
hoorderessen en hoorders uit naam van 't
bestuur der vereeniging „Pniël", alsmede
een wensch voor de strekking en resultaten
of uitwerkselen der ook nu weder te houden
lez'ngen.
Spreker begon met te herinneren aan den
bekenden regel, welke reeds is gaan behooren
tot de zoogenaamde „afgezaagde" 'uitdruk
kingen: „Onze tyd wordt beheerscht door
den hartstocht der werkelykheid", om daar
uit o. m. ook tot de vragen te komen of
het ideaal dan in onze dagen ten eenenmale
behoort tot do wereld der verouderde dingen en
of er eene onoverkomelyke klove ligt tusSchen
werkelijkheid en ideaal; of een verband tus
schen deze beiden volstrekt onmogelyk is;
welke vragen spreker zoodanig zou trachten
te beantwoorden, dat er uit biyken zou dat
het ideaal niet tot die wereld behoort, er
niet toe mag of moet behooren, dat er van
zulk eene klove geen sprake kan en mag
wezen, dat een verband als bedoeld zeer wel
mogelyk is en aanwezig is als het met den
mensch is, zooals het met hom zyn moet.
Wat „werkelykheid" is, weten we allen,
zeide spreker; daarby behoeven wo dus niet
stil te staan. Met het begrip „ideaal" is het
echter anders gesteld en allereerst zy ge
wezen op de schromeiyke begripsverwarring,
welke er bestaat tusschen „ideaal" en „illusie,"
hoewel we hierby met een groot verschil
rekening hebben te houden. Het ideaal toch
komt voort uit den gezonden mensch; de
illusie draagt een symptoom van krankheid
in zich om; het ideaal grondt zich op waar
heid, de illusie vindt haren oorsprong in de
leugen.
Onze tyd, het einde der negentiende eeuw,
kenmerkt zich door eene groote nuchterheid;
in zyn oog zullen alle idealen eenmaal blijken
te wezen illusiën, dus bedrog, droomen;
anders niet! Weg daarom met het ideaal!
Hy komt hiertoe onder meer vooral door de
niets sparende, scherpe critiek, door den
onderzoekingsgeest, welke overal en tot in
alles doordringt. De kinderen onzes tyds
hechten aan feiten alleen, vragen naar don
grond van al het bestaande en naar het
recht van dat bestaan. Die zucht naar
onderzoek, dat nuchtere van onzen tyd ver
dient geen verwyt, o neen, gewoonweg niet,
maar wel in die gevallen, waarin de waan-
wysheid der menschen zich gaat stellen boven
de wysheid Gods; want dan heeft men niet
meer te doen met de ware nuchterheid; deze
toch is het gedreven worden door den H. Geest!
En het onderzoek leidt helaas maar al te
veel tot loochening en ontkenning van wat
waar is, goed en schoon! Daardoor is onze
tyd geworden de tyd van het materialisme
by uitnemendheid; men leeft laag by den
grond, platvloers, en gelooft niet meer aan
verheffing. Wat blyft er onder zulke omstandig
heden over van het ideaal, van eene hoogere
wereld, van hoogere dingen, als men zich
enkel nog maar warm maakt met afbreken
van hetgeen vroeger geestdrift wekte, het
bloed eertyds sneller deed vloeien? En toch:
men heeft behoefte aan idealen; men brengt
daarom het ideaal terug in oen nieuwen vorm
i kan er niet buiten, sprekende thans
van symbool, stemming, enz.
Er zyn, om hot zoo uit te drukken, twee
soorten van idealen: in den lageren zin die
het dagelyksch streven en zwoegen, by
den eenen mensch zich veel verder uitstrek
kend dan by den anderen en onderling zeer
verschillendin den hoogeren zin, hier in 't kort
gezegd: het vurig verlangen naar hetgeen
Boven is. Dat ideaal, do woordvorming reeds
duidt het aan, gaat uit naar, slaat op iets
rkelyks, het eigenlyke wezen der zaak
op dat ideaal zy hier, by deze overdenkingen,
boofdzakelyk ons oog gericht! Met het lagere
kan en behoeft de mensch nu eenmaal geen
vrn te hebben; de drang naar het hoogere,
dat scbynbaar onbereikbare, dat evenwel wer-
keiyk te bereiken is, liegt niet. De groote
vraag is evenwel boe de mensch het land van
het ideaal zal bereiken.
Dat (en in de moedgevende beantwoording
dezer vraag was spr. vooral in zyne kracht)
het kan, daaraan is geen twyfel; er is geen
onoverkomelyke hinderpaal, geen scheidend
meer, als waarvan Schiller spreekt, waarvoor
de pelgrim hopeloos moet blyven staanwai t
er is een God, Die bereid is te helpen een
iegeiyk, die Hom liefheeft; Christus ook, men
bedenke het, is de weg, de waarheid en het
loven, en: het Woord is immers Vleesch go-
worden, m. a. w. het hoogsto ideaal is werke
lykheid geworden! Die twyfelen aan het be
reikbare van dat groote ideaal, zy stellen hun
ideaal te laag. Ook hoogmoed is vaak een
beletsel het te bereiken (Lessings keuze).
Het Christeiyk geloof is juist dat hooge
ideaal te hebben en er aan vast te houden;
dat ideaal, hiet door menschen gegeven en
dus niet ydel, maar door God, en derhalve
waar. De hartstocht nu brengt ons tot het
ideaalwe keeren het den rug niet toe, als
we weten dat we ons niet overgeven aan
eene leugen. En al moge dan de naaste toe
komst, zonder ideaal, behooren aan de duister
nis, de laatste toekomst behoort aan het licht,
als Jezus Christus verschynt op de wolken.
Het goede zal het kwade overwinnenWas
er alleen zonde, dan was er geen ideaal; er
is echter ook genade, dus een ideaal in de
hoogste realiteit. Voor den geloovigen Christen
is Christus het ideaal op elk gebied, van het
schoone, ware en goede.
Het Koninkryk Gods, met Christus als
hoeksteen, de Apostelen en Profeten als
fundamenten en doorstroomd van den H. Geest,
is de ideale wereld, open en bereikbaar voor
elk, óók voor den arme van geest, den onbe
schaafde, den.zondaar.
Dit zyn natuurlyk slechts de hoofdgedachten,
't beenderenstelsel, uit deze eerste lezing; 't zou
ons te ver voeren, zoo we nog melding maakten
van door den spreker aangehaalde citaten,
(van Hellwald, Ibsen, Goethe, Schiller, Voltaire,
enz.) beelden ter opheldering en vergeiyknj
en de overgangsgedachten, het vleesch om hot
zoo eens te noemen, welke de lezing maakten
tot het door menigeen zeer gewaardeerde en
met aandacht gevolgde geheel.
„Die drel IHolIHnderlnDen."
Indien ik in een verslag over een concer
den recensent, sprekende over eene zangeres
of andere soliste, hoorde zeggen„Mej. X hoeft
een lief voorkomen, een bevallig ulterlyk o*
wat daarmede synoniem is", dan vond ik
eene dergelijke uitlating in den regel onkiesch
zulk eene opmerking, die met de waarde van