Nn. 10639. Zaterdag 27 October A0. 1894. m feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 26 October. IDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Van 1 letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Grootera Voor het incasseeren bulten do stad De b\j velen bekende heer B. Van der Kaa, oud-élève van het Blinden-instituut te Amsterdam, zal in de Doopsgezinde Kerk alhier a. s. Maandag namiddag weer eene orgelbespeling komen geven. Dr. L. Van Elfrinckhof, eerst onlangs opgetreden als leeraar in de wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens alhier, heeft tegen 1 November a. s. eervol ontslag uit die betrekking gevraagd. De uitgave van „Het Morgenlicht", onder redactie van dr. L. H. Slotemaker, te Arnhem, is gestaakt. Ds. S. Kutsch Lojenga alhier zal beproeven de uitgave van een der gelijk dagschrift tot stand te doen komen. De heer J. C. Huysman Jr. (firma C. Kooyker) zal zich met de uitgifte er van belasten. Men schryft ons uit Zoeterwoude, dd. 25 Oct.: Nadat hedenmorgen onze burgemeester, mr. H. Hemmingson, de laatste gemeenteraads vergadering had gepresideerd, waarin de be grooting voor 1895 en meer zaken waren afgehandeld, nam hy het woord, om in eene welgekozen toespraak afscheid te nemen van de aanwezige gemeenteraadsleden, den secretaris, ontvanger en gemeente opzichter. Hy wees daarby op het lief en leed, hetwelk hy gedurende de dertien jaren, dat hy hier het ambt van burgemeester vervulde, had ondervonden. Der commissie uit den Raad werd vooral een woord van dank gebracht voor de vele moeiton, welke zy zich getroost had om hem op ;yn voornemen tot oi tslagneming terug te doen komen. Vervolgens werd den voormaligen secretaris (thans ontvanger) harteiyk dank gezegd voor de goede verstandhouding en den aangenamen omgang gedurende dit 13-jarig verbiyf in deze gemeente, in het byzonder voor de zoo accurate administratie en de zoo algemeene bekendheid van do gemeente. Den tegenwoordigen secretaris betuigde spr. eveneens zyn dank voor de zeer zorgvuldige waarneming van zijn secretariaat. Ofschoon deze slechts ongeveer twee jaar als zoodanig werkzaam was, had spr. hem leeren kennen als oen goed secretaris, en hy wenschte hem dan o jk eene opklimming in gemeentezaken toe. Da trna wenschte spr. den gemeente-opzichter in z'yne zoo mooilyke betrekking, in zulk eene uitgestrekte gemeente, nog vele jaren toe; dat by lust en kracht moge vinden die betrekking naar behooren te vervullen, ook hem tevens dankende voor de goede verstandhouding, wdke gedurende die jaren tusschen hen had bestaan. Voor allen hoopte spr. dat zy onder hooge- ren zegen de belangen van deze gemeente naar hunne beste krachten nog vele jaren zouden mogen blyven behartigen en hy beval zich in hun aandenken en vriendschap by voortduring aan. De oudste wethouder bedankte hierop den vertrekkenden burgemeester voor al het goede, dat hy alhier had tot stand gebracht en vooral voor wat hy altyd gedaan had voor de armen en behoeftigen dezer gemeente. Een der Raadsleden bedankte namens den Raad, terwyi ten slotte ook de heeren ont vanger, secretaris en gemeente-opzichter in harteiyke bewoordingen hunne waardeering betuigden voor de welwillende woorden, hun allen door den heer burgemeester toegesproken. Het saldo der inlagen en terugbetalingen by de Ryks-postspaarbank bedroeg te Oude- Wetering op 31 December 1892 ƒ1728.78. In 1893 werd Ingelegd ƒ3644.88 en terugbetaald 3796.36, saldo ƒ151.48, weshalve het saldo der inlagen en terugbetalingen op 31 Dec. 1893 bedroeg 1677.30. Op 31 Dec. 1892 waren 64 boekjes in omloop. In 1893 werden inge trokken 7 en uitgegeven 12 boekjes, saldo 6, zoodat op 31 Dec. 1893, 69 boekjes in omloop waren. By de verkiezing van vyf stemgerechtigde lidmaten als gemachtigden voor het kiescollege i der Ned -Hervormde gemeente van Woubrugge, Iter vervulling der vacaturen, ontstaan door de periodieke aftreding van de heeren Joh. Van der Boon, J. Do Kwaasteniet en J. P, Engel, zyn genoemde heeren op 25 dezer herkozen, terwyl in de plaats van de heeren C. Verwey en P J. Gysman, die bedankt hebben, geko zen zyn de heeren Joh. Van der Laan en P. De Kwaasteniet. Bedankt is voor het beroep naar de Geref. gem. te Oudshoorn door den heer A. Van Dyken, predikant op het eiland Marken. Namens den minister van oorlog zyn de commandanten der schutteryen uitgenoodigd I tot invoering met 1 Januari 1895 van een i ten gebruike by de schietoefeningen dier acuutteryen by het departement vastgesteld I schietboekje, by de inrichting waarvan zooveel mogelyk rekening is gehouden met door ver schillende commandanten, betrekkeiyk een vroeger ontwerp gemaakte opmerkingen, en vooral gevolg is gegeven aan den wenk om voor de dienstdoende schutteryen geene bin dende bepalingen omtrent de schietoefeningen te maken, zoolaDg de wet van 11 April 1827 (Stsbl. N°. 27) nog van kracht is. Onder do nog altyd vigeerende schutterywet van 1827 is het niet mogelyk het voor de infanterie van kracht zynde schietreglement te volgen. Als beginsel is in de Algemeene Bepalingen voorop gezet dat het streven van de comman danten der dd. schutteryen moet zyn met de middelen, welke hun ten dienst staan, zoo veel mogelyk goede schutters te vormen. Het „Utr. Dbl." deelt het overiyden mede van mr. N. F. Van Nooten, die vele jaren in openbare betrekkingen het algemeen belang diende en als mensch de byzondere achting genoot van ieder, die hem leerde kennen en warme genegenheid inboezemde aan allen, die nader met hem verkeerden. Als raadsheer in het voormalig Prov. Gerechtshof van Utrecht en als lid van den gemeenteraad had hij grooto verdiensten. Eene treurige ziekte deed hem een tydlang uit het openbaar leven terugtreden, maar na zyn herstel vestigde hy zich te Utrecht als advocaat en wyddo vooral zyne diensten aan de belangen van armen en behoeftigen. Overal, waar hy nut stichten kon of goed kon doen, was hy te vinden. Het heengaan van den vriendeiyken, wel- willenden, achtenswaardigen grysaard zal door velen diep worden betreurd. De meer uitgewerkte plannen voor de wereldtentoonstelling, in het volgende jaar te Amsterdam te houden zy is gewyd aan het Hotel- en Reiswezen zyn verzonden. Een plattegrond doet zien dat het geheele terrein achter 't ryksmuseum te Amsterdam zal worden ingenomen. De hoofdingang is door 't museum, door de overdekte gang, thans nog niet in ge bruik voor het publiek. Links, aan de zyde van de P.-C.-Hooft-straat, zullen zich de ge bouwen uitstrekken, terwyl het overige deel door allerlei kiosken, enz. zal worden bezet. De oppervlakte bedraagt 160,000 M*. voor terreinen en 30,000 M*. voor gebouwen. Vóór 15 Nov. a. s. moet men kennis geven of men deel wil nemen aan de expositie. De huur der plaatsruimte is in de zalen voor kleine ruimten 30 per facade-meter, voor groote ruimten naar bevind van zaken. Er zal eene verloting aan de tentoonstelling worden verbonden tot een bedrag van minstens ƒ260,000 van voorwerpen, op de tentoonstelling gekocht. Natuurlyk zullen er congressen worden gehouden, terwyl voor feestelykheden wordt gezorgd. Beschermvrouw is H. M. de Koningin weduwe, Regentes der Nederlanden. Het comité-generaal is aldus samengesteld Eere-voorz. mr. S. A. Vening Meinesz, burge meester van Amsterdam. Eere-leden: mr. S. Van Houten, minister van binnonlandsche zaken; Ph. W. v. d. Sleyden, minister van waterstaat, enz.mr. J. P. Sprenger van Eyk, minister van financiën; jhr. mr. J. W. M. Schorer, Commissaris der Koningin in de provincie N.-Holland; A. C. Wertheim, mr, L. P. M. H. baron Michiels van Verduynen en jhr. mr. C. J. Den Tex. Uitvoerend comité: mr. N. A. Calisch, president; W. Schut, mr. A. H. v. Nierop, G. v. Mesdag, H. "Warndorff, N. Le Grand, W. C. De Vos, Evert Breman, K. A. Van der Weide, mr. F. Foekens, secretaris; Evert Breman, architect; N. Le Grand, commissaris van exploitatie, en P. A. J. M. Geselschap, directeur. De flnantiëele commissie bestaat uit de heeren mr. N. A. Calisch, N. Le Grand, W. De Vos, Evert Breman en K. A. Van der Weide. Evenals zulks de laatste keeren is ge schied, zal ook Zaterdag a. s. do muziek van het corps Koninklyke Scherpschutters te Rot terdam de afdeeling-aanvullingstroepen tot aan boord van de „Ardjoeno" uitgeleide doen, die op dien dag ter sterkte van 4 officieren en 193 minderen van het Kol. Werfdepot naar Rotterdam en van daar per genoemd stoom schip naar Batavia zal worden overgebracht. De gemeenteraad te Zaandyk besloot in begiüsel tot invoering van electrische straatverlichting. Burgemeester en Wethouders hebben het onderzoek naar de flnantiëele uitvoerbaarheid voort te zetten. Ook werd besloten tot beplanting van den Stationsweg. Op de aanbeveling voor ontvanger der ge meente Schiedam zyn geplaatst de heeren E. Vincent, te Enschedee, en H. Reeling Brouwer, te Harlingen. De minister van binnenl. zaken heeft ingetrokken zyne beschikking van 6 Sept. jl., waarby het houden van markten, verkoopingen, tentoonstellingen en andere vereenigingen van herkauwende dieren en varkens in de ge meenten Spanbroek en Hilversum is verboden. Dezelfde minister heeft A. C. L. P. F. Hartman, gegageerd sergeant van het Neder- landsch-Indische leger, met ingang van .1 November 1894, benoemd tot opzichter by 'sRyks Museum te Amsterdam. De minister van marine heeft de luits. ter zee 2de kl. A. A. Visser en J. Hofstede, dienende aan boord van Hr. Ms. schoener „Suriname", met 1 Nov. a. s. op non activiteit gesteld en vervangen door de luits. ter zee 2de kl. W. Gaade en W. F. Gaymans. De militaire attaché van het Duitsche gezantschap, de ritmeester graaf Von Schwerin, is naar Duitschland teruggekeerd om weer in actieven dienst by het leger te treden. In de gisternamiddag gehouden zitting van den gemeenteraad te Utrecht, ter behan deling der gomeente- en andere begrootingen, is aangenomen de voordracht tot herziening der verordening, regelende de inrichting der gemeente politie. Voor den dienst zyn daar door, behalve de hoofd-commissaris en de commissarissen, werkzaam1 hoofdinspecteur van politie; 1 adjunct hoofdinspecteur van politie; 6 inspecteurs van politie; 7 hoofd agenten van politie; 28 agenten van politie lste kl.; 76 agenten van politie 2de kl.; agenten van politie 3de kl., van wie het aantal ten hoogste 72 bedraagt; agenten van politie 4de kl., van wie het aantal door den burgemeester wordt bepaald. Ingevolge machtiging van den Raad van Opsterland hebben B. en Ws. dier gemeente zich in persoon tot Gedeputeerde Staten van Friesland gewend, met beleefd en dringend verzoek om in de critieke finantiöele omstandigheden redding te verschaffen. Zooals we vroeger mededeelden, weigerden Gedopu teerde Staten de begrooting der gemeente Opsterland over 1894 goed te keuren, omdat voor buitengewone subsidie als noodlydendo gemeente 16,000 te veel uitgetrokken was. De Raad, overtuigd dat het aangevraagde bedrag volstrekt noodzakeiyk is, ging in hooger beroep by den Raad van State, welk college zyne goedkeuring hechtte aan het besluit van Gedeputeerde Staten. B. en Ws. hebben nu gevolg gegeven aan de machtiging van den Raad, en in persoon aan heeren Gedeputeerden om raad en daad ge vraagd. Het resultaat hiervan was, dat Gede puteerden aan B. en Ws. in overweging gaven, den Raad voor te stellen, ter voorziening in den geldelyken nood Io. eene geldleening aan te gaan van ƒ10,000, en Ho. den hoofdelyken omslag met ƒ6000 te verhoogen. Met klim mende belangstelling zien de belastingschul digen het besluit van den Raad te gemoet, want om de ingezetenen nog zwaarder te belasten ('t water komt nu al aan de lippen), daarvan kan geen sprake zyn. Is de Raad niet genegen om den hoofdelyken omslag met ƒ6000 te verhoogen en eene geld leening van ƒ10,000 uit te schryven, dan zit men spoedig zonder geld, en het armbestuur zal niet meer kunnen bedeelen. Het stoomschip „Conrad", van Amster dam naar Batavia, vertrok 25 Oct. van Suez; de „Kanzier", van Hamburg en Amsterdam naar Oost-Afrika, arriveerde 24 Oct. te Napels; de „Prinses Amalia", van Batavia naar Am sterdam, vertrok 25 Oct. van Port Said; de „Prins Willem III" vertrok 25 Oct. van Am sterdam naar West-Indië; de „Amsterdam", van Rotterdam naar Nieuw-York, vertrok 25 Oct. van Boulogne sur-Mer; de „Patroclus", van Batavia naar Amsterdam, arriveerde 25 Oct. te Perim. By koninkiyk besluit van 24 dezer zyn met ingang van 1 Nov. a. 8. lo. op pensioen gesteld, wegens langdurigen dienst en meer dan vyftigjarigen ouderdom: a. de vice-admiraal jhr. J. A. Röell, adjudant in buitengewonen dienst van H. M. de Koningin, op zyn verzoek, onder dankbetuiging voor de vele goede en gewichtige diensten, door hem aan den lande bewezen; b. de kapiteins ter zee J. C. Joekes en W. A. Arriëns, eerstge noemde op zfin verzoek, en hun toegekendaan eerstgenoemde een pensioen van 3000 's jaars en aan beide laatstgenoemden ieder een pen sioen van 2100 's jaars, alsmede eene ver hooging van het pensioen ingevolge art. 1, c, der wet van 1 April 1875 onderscheideniyk van 750, 975 en 1275 's jaars; 2o. bevorderd: tot vice admiraal, de schout- by-nacht C. E. Uhlenbeck; tot kapitein ter zee, de kapitein-luits. ter zee A. F. J. Frac- kers en C. H. Comelissentot kapitein luit. ter zee, de luits. lste kl. P. F. H. Yolcke en J. A. H. Beek, en tot luit. ter zee lste kl., de duits. ter zee 2de kl. C. E. Dittlinger en L. A. Royen. Vergund: aan den lult. ter zee lste klasse A. L. Boelen het aannemen der versierselen van ridder 3de kl. der orde van het Borstbeeld van den Bevryder van Venezuela; en aan den kapitein jhr. A. L. F. T. Van der Wfick, van het regiment grenadiers en jagers, het aan nemen en dragen der versierselen van eere ridder der orde van den H. Johannes van het Hospitaal te Jeruzalem. Met ingang van 4 Nov. a. s.1°. aan den officier van gez. 2de kl. dr. G. J. Teljer, van het personeel van den geneeskundigen dienst der landmacht, op zyn verzoek, een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend2°. die officier van gez. benoemd tot reserve-officier van gez. 2de kl. by de landmacht. Met ingang van 1 Nov. a. s. benoemd tot directeur van het postkantoor te Markeloo, P. C. Bondam, thans in gelyke betrekking te Gulpen. Lezing in 59I?niel?5. Ook dezen winter zullen in het wykgebouw „Pniël" alhier wederom zes van die lezingen gehouden worden, welke men zou kunnen noemen„Eene nalatenschap van dr. J. H. Gunning". Aan hem toch komt de eer toe het initiatief tot deze serieën genomen te hebben, toen hy nog eene plaats onder de Leidsche predikanten innam, en nu, nadat hy van hier naar Utrecht is gegaan, blyven zy voortbestaan, dank zy der commissie, die zich met het organiseeren er van belastte, dank zy vooral den inteekenaren op deze lezingen, door een deel van Leidens christe- lyke bevolking zoo gaarne bygewoond. En al is het „nieuwtje" er af, al was het eerste jaar (in de groote zaal van 't „Nut") het bezoek cooreengenomen het drukst, dat ze ten onzent nog in wezen zyn, deze lezingen, is voor zeker een feit van beteekenis, en pleit, by de wispelturigheid van alle menschenkinderen, ongetwyfeld voor haar gehalte. Behalve de lezing van gisteravond, welke vry goed bezocht was en gehouden werd door dr. H. M. Van Nes, uit Rotterdam, zullen de andere voordrachten plaats hebben op 22 November en 20 December van dit jaar en op 17 Januari, 14 Februari en 14 Maart van het volgende en gehouden worden respectievelyk door de heeren dr. F. Van Gheel Gildemeester, van '8-Gravenhage; ds. G. H. Wagenaar, van Aalsmeer; dr. F. E. Daubanton, van Amster dam; dr. J. H. Gunning J.H.zn.van Utrecht, en ds. A. J. A. Vermeer, van VGravenhage. Zóó luidt ten minste de belofte op de keer- zyde van de toegangskaarten tot deze lezingen, waarvan de opbrengst ten goede komt van het nog jonge gebouw, waarin ze plaats heb ben, en welks stichtingskosten nog niet ge heel zyn gedokt. De spreker van gisteravond dan had tot onderwerp van deze openingslezing gekozen: „Ideaal en Werkelykheid", tot behandeling waarvan hy overging na een welkom aan de hoorderessen en hoorders uit naam van 't bestuur der vereeniging „Pniël", alsmede een wensch voor de strekking en resultaten of uitwerkselen der ook nu weder te houden lez'ngen. Spreker begon met te herinneren aan den bekenden regel, welke reeds is gaan behooren tot de zoogenaamde „afgezaagde" 'uitdruk kingen: „Onze tyd wordt beheerscht door den hartstocht der werkelykheid", om daar uit o. m. ook tot de vragen te komen of het ideaal dan in onze dagen ten eenenmale behoort tot do wereld der verouderde dingen en of er eene onoverkomelyke klove ligt tusSchen werkelijkheid en ideaal; of een verband tus schen deze beiden volstrekt onmogelyk is; welke vragen spreker zoodanig zou trachten te beantwoorden, dat er uit biyken zou dat het ideaal niet tot die wereld behoort, er niet toe mag of moet behooren, dat er van zulk eene klove geen sprake kan en mag wezen, dat een verband als bedoeld zeer wel mogelyk is en aanwezig is als het met den mensch is, zooals het met hom zyn moet. Wat „werkelykheid" is, weten we allen, zeide spreker; daarby behoeven wo dus niet stil te staan. Met het begrip „ideaal" is het echter anders gesteld en allereerst zy ge wezen op de schromeiyke begripsverwarring, welke er bestaat tusschen „ideaal" en „illusie," hoewel we hierby met een groot verschil rekening hebben te houden. Het ideaal toch komt voort uit den gezonden mensch; de illusie draagt een symptoom van krankheid in zich om; het ideaal grondt zich op waar heid, de illusie vindt haren oorsprong in de leugen. Onze tyd, het einde der negentiende eeuw, kenmerkt zich door eene groote nuchterheid; in zyn oog zullen alle idealen eenmaal blijken te wezen illusiën, dus bedrog, droomen; anders niet! Weg daarom met het ideaal! Hy komt hiertoe onder meer vooral door de niets sparende, scherpe critiek, door den onderzoekingsgeest, welke overal en tot in alles doordringt. De kinderen onzes tyds hechten aan feiten alleen, vragen naar don grond van al het bestaande en naar het recht van dat bestaan. Die zucht naar onderzoek, dat nuchtere van onzen tyd ver dient geen verwyt, o neen, gewoonweg niet, maar wel in die gevallen, waarin de waan- wysheid der menschen zich gaat stellen boven de wysheid Gods; want dan heeft men niet meer te doen met de ware nuchterheid; deze toch is het gedreven worden door den H. Geest! En het onderzoek leidt helaas maar al te veel tot loochening en ontkenning van wat waar is, goed en schoon! Daardoor is onze tyd geworden de tyd van het materialisme by uitnemendheid; men leeft laag by den grond, platvloers, en gelooft niet meer aan verheffing. Wat blyft er onder zulke omstandig heden over van het ideaal, van eene hoogere wereld, van hoogere dingen, als men zich enkel nog maar warm maakt met afbreken van hetgeen vroeger geestdrift wekte, het bloed eertyds sneller deed vloeien? En toch: men heeft behoefte aan idealen; men brengt daarom het ideaal terug in oen nieuwen vorm i kan er niet buiten, sprekende thans van symbool, stemming, enz. Er zyn, om hot zoo uit te drukken, twee soorten van idealen: in den lageren zin die het dagelyksch streven en zwoegen, by den eenen mensch zich veel verder uitstrek kend dan by den anderen en onderling zeer verschillendin den hoogeren zin, hier in 't kort gezegd: het vurig verlangen naar hetgeen Boven is. Dat ideaal, do woordvorming reeds duidt het aan, gaat uit naar, slaat op iets rkelyks, het eigenlyke wezen der zaak op dat ideaal zy hier, by deze overdenkingen, boofdzakelyk ons oog gericht! Met het lagere kan en behoeft de mensch nu eenmaal geen vrn te hebben; de drang naar het hoogere, dat scbynbaar onbereikbare, dat evenwel wer- keiyk te bereiken is, liegt niet. De groote vraag is evenwel boe de mensch het land van het ideaal zal bereiken. Dat (en in de moedgevende beantwoording dezer vraag was spr. vooral in zyne kracht) het kan, daaraan is geen twyfel; er is geen onoverkomelyke hinderpaal, geen scheidend meer, als waarvan Schiller spreekt, waarvoor de pelgrim hopeloos moet blyven staanwai t er is een God, Die bereid is te helpen een iegeiyk, die Hom liefheeft; Christus ook, men bedenke het, is de weg, de waarheid en het loven, en: het Woord is immers Vleesch go- worden, m. a. w. het hoogsto ideaal is werke lykheid geworden! Die twyfelen aan het be reikbare van dat groote ideaal, zy stellen hun ideaal te laag. Ook hoogmoed is vaak een beletsel het te bereiken (Lessings keuze). Het Christeiyk geloof is juist dat hooge ideaal te hebben en er aan vast te houden; dat ideaal, hiet door menschen gegeven en dus niet ydel, maar door God, en derhalve waar. De hartstocht nu brengt ons tot het ideaalwe keeren het den rug niet toe, als we weten dat we ons niet overgeven aan eene leugen. En al moge dan de naaste toe komst, zonder ideaal, behooren aan de duister nis, de laatste toekomst behoort aan het licht, als Jezus Christus verschynt op de wolken. Het goede zal het kwade overwinnenWas er alleen zonde, dan was er geen ideaal; er is echter ook genade, dus een ideaal in de hoogste realiteit. Voor den geloovigen Christen is Christus het ideaal op elk gebied, van het schoone, ware en goede. Het Koninkryk Gods, met Christus als hoeksteen, de Apostelen en Profeten als fundamenten en doorstroomd van den H. Geest, is de ideale wereld, open en bereikbaar voor elk, óók voor den arme van geest, den onbe schaafde, den.zondaar. Dit zyn natuurlyk slechts de hoofdgedachten, 't beenderenstelsel, uit deze eerste lezing; 't zou ons te ver voeren, zoo we nog melding maakten van door den spreker aangehaalde citaten, (van Hellwald, Ibsen, Goethe, Schiller, Voltaire, enz.) beelden ter opheldering en vergeiyknj en de overgangsgedachten, het vleesch om hot zoo eens te noemen, welke de lezing maakten tot het door menigeen zeer gewaardeerde en met aandacht gevolgde geheel. „Die drel IHolIHnderlnDen." Indien ik in een verslag over een concer den recensent, sprekende over eene zangeres of andere soliste, hoorde zeggen„Mej. X hoeft een lief voorkomen, een bevallig ulterlyk o* wat daarmede synoniem is", dan vond ik eene dergelijke uitlating in den regel onkiesch zulk eene opmerking, die met de waarde van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1