De Lombok-expeditie. KOLONIËN. BATAVIA, 14 18 September. Van zyn particulieren correspondent ont vangt het „Bat. Nbl." uit Ampenan,dd. 12 Sept., weer een brief. De schryver betuigt zyn leedwezen over het feit, dat sommige correspondenten van dagbladen reeds nu het oogenblik gekomen achten om te critiseeren, terw\jl we thans juist de handen moeten ineenslaan om een drachtig de Baliers te straffen. Nog treuriger is het, dat er correspondenten z\jn, die zich niet ontzien om de schandelijlcste leugens te debiteeren. Onder anderen las ik in een der bladen, dat kapitein Christan zoo brutaal was geweest tegen den opperbevelhebber en hem gezegd had, dat het voorgevallene aan hem te wijten was; voorts, dat de mindere militairen geen respect meer hadden voor den generaal en hem uitjouwden! Hot is waarlijk immoreel om zulke van a tot z gelogen voorstellingen door middel van de pers te publiceeren. Het feit is, dat Christan, die tijdens het govecht binnen Tjakra-Negara de voorhoede commandeerde en op last van overste Van Pabst snel voorwaarts rukte, na het sneuvelen van den overste het verband met de achter hoede (de corapagnie-Lindgreen) verloor en wegens het hevig vuur geen kans zag dit te herstellen. Toen Christan na zwaar verlies te Ampenan arriveerde, begon hij zichzelven te verwijten, dat hij Lindgreen had achter gelaten on bood hij den generaal aan, Lind green met eene colonne van twee compagnieën te gaan ontzetten. De generaal wees dit aanbod echter van de hand en zeide: „Gij hebt goed geageerd." Daar iedereen ontevreden is over het nood lottig voorval, geeft men aan die ontevreden heid lucht door de personen, die als verant woordelijke commandanten van zelfstandige troopendeelen moesten optreden, te critiseeren en dikwerf af te breken. Dit is een treurig verschijnsel en pleit niet voor de officieren, die zich aan deze allesbehalve eervolle lief hebberij overgeven. Zoo hoorden wij ook al den kapitein Croutz Lochleitner miskennen. Deze officier, die steeds do orde en het ver band in zijne zwaar geteisterde colonne wist te handhaven en alleen om geeno gewonden in de handen des vljands te laten, telkens halt hield, zoodat hij zich meor dan twee uron in Tjakra ophield, bereikte Mataram met een verlies van ongeveer vijftig dooden en gewonden; behalve het lijk van den 2den luitenant Musquetier, moest men, wegens gebrek aan voldoende transportmiddelen, de dooden op den weg laten liggen; maar de gewonden, waaronder overste Van Bijlevelt, bracht men veilig binnen Mataram. Dat de colonne den vijand zwaar verlies toegebracht moet hebben, bleek duidelijk uit het feit, dat de vijand onzo in de dewa te Mataram vereenigde troepen den geheelen nacht ongemoeid liet. Buitendien bracht zij oene groote hoeveelheid reserve-munitie mede, die voor een groot deel aan hot 7de bataljon werd uitgereikt, dat zijne munitie in hot oor spronkelijke bivak had moeten achterlaten; en toen men den volgenden ochtend de dewa verliet, om naar Ampenan terug te trekken, bracht het door do colonne medegevoerd ge schut het vijandelijk vuur tot zwijgen, dat onmiddellijk heropend werd, toen onze troepen zich buiten de dewa begaven. Het is dus duidelijk, dat de hhrbodooldo colonne ook een belangrijk aandeel heeft in den geregelden terugtocht naar Ampenan, waarbij zij als achterhoede fungeerde, het laatst de dewa verliet en het verwonden van luitenant Ter Bruggen Hugonholz te betreuren had. Onaan genaam is het evenwel te moeten vermelden, dat nu enkele fameuze critici gaan boweren, dat die colonne „geboft" heeft, dat zij ook wol uiteengeslagen zou zijn, indien de vijand heviger gevuurd had. Zulke „onkameraad schappelijke en ondankbare veronderstellingen" moest men vóór zich houden en liever de meer waarschijnlijke onderstelling makon, dat de flinke en ordelijke houding van de officie ren en minderen der colonne en het aanhou dend door haar afgegeven artillerie- en infan terie vuur den vijand den lust benomen heeft, om al te veel te schieten. Na al hetgeen w\j geleden hadden, bracht een brief van het Legerbestuur weer leven in de brouwerijwe mochten weer eens lachen Verbeeldt u, dat ons Legerbestuur per deftige missive aan de officieren, die al hunne goederen in handen van den vyand moesten achterlaten, de golegenheid aanbood, om door de welwillende tusschonkomst van dat bestuur al het thans benoodigde by de Maatschappij „Onderlinge Hulp" tegen betaling te bostellen! Nu, de meesten onzer hadden alles reeds besteld, zoodat de brief van het Legerbestuur wel wat laat kwam. Had men het aanbod telegraphisch gedaan, dan zou de Maatschappij „O. H." er een aardig voordeeltje by gehad kunnen hebben. Naar ik verneem, zal de majoor-intendant nu aan den opperbevelhebber voorstellen om alle van hunne goedoren beroofde officieren eene maand voorschot op het traktement te ver- leenen, in de hoop, dat de Regeering dan later zeggen zal: Wy willen hot voorgeschotene niet terug hebben." Ik voor my keur dat voorstel volledig af. Men had ronduit en zonder omwegen moeten voorstellon, wat rechtvaardig en billyk was, nl. het vergoeden der geleden schade. De R9 geering zal toch zeker wel verstandiger zyn dan onzo chefs en inzien, dat zy aan bare dienaren de schade moet vergoeden, welke zij in en door den dienst beliepen. In tegenstelling met de schrielheid onzer chefs toonen de inwoners van Insulinde eene royaliteit, die we niet genoeg kunnen waar- deeren. Intusschen is „de expeditie naar Lombok" nog niet beëindigd! En het is zelfs zeer waarschyniyk, dat er nog eenige maanden zullen verloopen, alvorens we ons doel zullen hebben bereikt. We hebben thans drie versterkingen ten W. van Mataram opgericht. Te Aroeng-Aroeng liggen er twee, die elkaar flankeeren recht voor en op 400 M. afstand van de Mata- ramsche poort; 800 meters ten Z.-W. van deze sterkten ligt onze benteng Kaleh. De beide eersten zyn door 2'/2 compagnie infan terie bezet, de laatste door 2 compagnieën; 2 kanonnen van 12 cM. achterlaad on 2 mor tieren van 20 cM. staan te Aroeng Aroeng iü battery en zyn sedert drie dagen aan het bombardeeren; zy kunnen zelfs depoerie(het paleis) te Tjakra-Negara bereiken. De poerie te Mataram is eergisteren door eene marine- granaat in brand geschoten; die brand duurde ruim drie uren. Ook is een brandkogel juist op de versterkte poort van Mataram neergevallen, die daardoor grootendeels afgebrand is. De artillerie slin gert hare bommen, gTanaten, granaatkartetsen en hare brandkogels in allerlei richtingen voort. Mag men de ingekomen spionnenberichten gelooven, dan is Mataram reeds door alle vrouwen en kindoren verlaten; zy zyn naar Tjakra-Negara of naar het gebergte gevlucht, om aan de uitwerking van het artillerie-vuur te ontkomen, dat reeds vele personen moet hebben gedood of gewond. Ook zegt men, dat er oneenigheid is ontstaan tusschen den Kroonprins Ketoet en den ouden Radja en dat het meerendel der mannelijke bevolking Mataram verlaten heeft. Dit zyn echter slechts „on da's.''' Evenwel is het een feit, dat Djilantik van Karang-Asem met achterlating zyner gewa pende volgelingen naar Bali is overgestoken, zonder dat de marine iets heeft gedaan om dat te beletten. Men schijnt algemeen van oordeel te zyn, dat de bewuste sluwe Djilantik onschuldig is aan den Balischen sluipmoord en is zelfs geneigd aan te nemen, dat hy er niets van geweten heeft. Ik voor my deel deze „eigenaardige" opinie niot; do sluipmoord is nameiyk volvoerd, onmiddellyk nadat de uit de Balische voor posten naar Tjakra teruggekeerde hulptroepen van Djilantik te Tjakra verzameld waren, en nu schynt het my wel wat naiëf te gelooven, dat die honderden goed gewapende krygs- lieden van beroep, die zich tydens den sluip moord te Tjakra bevonden, maar doodleuk toegekeken en het beschieten van onze in den val gelokte troepen aan de inwoners van Tjakra en Mataram overgelaten zouden hebben. Neen, ofschoon uit de mededeelingen, door kapitein Lindgreen gedaan, duidelyk gebleken is, dat de oude Radja de man is, die alles doet en volstrekt niot suf of kindsch is, maar zich slechts zoo hield, ben ik do minder naïevo overtuiging toegedaan, dat Djilantiks troepen de hoofdrol in het drama hebben gespeeld. De vorst van Lombok geeft nu voor, dat hy het goed meent met do „kompenie" en in vrede met haar leven wildat hy aan het gebeurde geen schuld heeft, maar dat de „orang ketjil" boos zyn geworden, omdat de Resident zoo heftig aandrong op de „ringgits" en do „kompenie" het eerst begon te schieten! Het verzinnen van dergelyke voorwendsels is voor het van leugen en bedrog aan elkaar hangend Balisch vorstenhuis geen kunst, maar voor ons is het evenmin eene kunst om dit doorzichtig maskor te doorgronden. Wat de Baliërs thans in hun schild voeren, weet niemand. Het is moeilyk aan te nemen, dat zy zich doodkalm zullen laten vernietigen, en even onwaarschyniyk is het, dat zy zich op genade of ongenade aan ons zullen overgeven. Tot nog toe viel hunnerzyas geen enkel schot ter beantwoording van ons vuur; wel ziet men achter den moor dan duizend meters langen en van duizenden schietgaten voorzienen frontmuur van Mataram, die door eene naar voren uitge bouwde enorm lange borstwering geflankeerd wordt, nu en dan Baliërs loopeii, maar al ons vuur wordt slechts door eene doodsche stilte be antwoord, niettegenstaande het vyandeiyk gi- weer ons van uit Mataram zeer goed zou kunnen treffen. Ik voor my vrees, dat de Baliërs weer op andere middelen zinnen om ons opnieuw in een valstrik te lokken, en daarom hopen wy, dat onzo staf met de noodige omzichtigheid te werk zal gaan. Daar tegenwoordig alles zeer geheim behandeld wordt, weten wy wei nig van de plannen der „hooge ooms." Alleen is het bekend, dat er in de nabyheid van Pasingahan, ten z.-w. van Mataram, een meer vooruitgeschoven post door ons zal worden opgericht en dat men er over denkt om Ma taram van de zuidzyde te attaqueeren. Het feit is, dat de troepen zwaren arbeid en zwaren wachtdienst moeten prestoeren, dat de gevorderdo inspanning dikwerf nog verzwaard wordt door het ongeregeld uitgeven van allerlei bevelen en dat de te Ampenan aanwezige troepenmacht op verschillende tyd- stippen van don dag ontoereikend zou blyken om die omvangrijke sterkte tegen eene groote vyandelyke macht te verdedigen. Last not least begint de communicatie met de op de reede liggende schepen hoe langer hoe be- zwaarlyker te worden. Als men de taak der troepen niet spoedig door welgekozen maatregelen verlicht, dan zal het getal ziekon, dat toch al gestegen is, zeer belangiyk worden. En dan rekene men toch op de mogeiykheid, dat de Baliërs, door het bombardement gedwongen, een wanhopigen aanval op Ampenan zouden kunnen onder nemen, ten einde daarna onze posten in den rug te attaqueeren. Men schatte den Balischen vyand, die een beter geweer heeft dan wy, niet te licht en men kieze tot aanvoerders der afdeelingen, die te zyner tyd tegen Ma taram zullen moeten oprukken, officieren, die practisch bekwaam zyn en met beleid en zaaJc- kennis weten te ageeren tegen de zware vuur- uitwerking der Baliërs. Met eerbied en vreugde sla ik onze soldaten gade; zy zyn tot alles bereid en, zoo ze goed aangevoerd worden, in staat om al datgene te doen, hetgeen de chefs hun zullen bevelen. Voorwaar, wat er ook nog gebeuren moge, den soldaat zal men niets te ver wy ten hebben. Maatregelen tegen Mataram. Hieromtrent ontvangt in de eerste plaats het „Bat. Nbl." de volgende particuliere tele grammen Boeleleng, 13 September (4 u. 37 n.m.) Morgen vangt het bombardement in het groot aan; Pasingahan wordt bezet, daarna wordt Poenia, in het Z.-W. deel van Mataram, dat door twee bataljons geattakeerd moet worden, onder vuur genomen. Do Generalo Staf oordeelt, dat men binnen 8 dagen meester van Mataram kan zyn. Boel el eng, 14 September (7 u. 20 m.) Heden is een deel van Pasingahan ten Zuiden van Mataram veroverd en bezet. De vyand trad verwoed op, maar werd overal teruggeworpen. Onzerzyds zyn twee minderen gesneuveld en vier minderen gewond. De Sasaks ten Noorden van Mataram heb ben Goenoeg Sarie verbrand en treden ver woed tegen de Baliërs op. Van een anderen correspondent Boel el eng, 14 September (7 uur 25 min.) Hedenochtend te zes uren begon het bombarde ment op Pagasingan en Poon ia ten Zuid westen en Zuiden van Mataram door vier stukken van 12 cM. achterlaad, twee mortieren van 20 cM., vier veld- en vier bergstukken. Reeds by het begin van het gevecht werden een korporaal en een sergeant gedood en eenige manschappen gewond. Do vyand bood hevigen tegenstand en was gedekt achter prachtig opgeworpen verster kingen. Het vuur was zeer hevig en ons artillerie vuur maakte betrekkeiyk weinig indruk. De troepen hielden zich kranig. Aan het gevecht namen dedl het tweede en het negende bataljon, zoomede een gedeelte van het zevende en van het zesde bataljon. Pesangahan, zuldelyk van Pegasangan', werd bezet. De troepen keerden eerst 7 uur 's avonds in de bivakken terug. Hr. Ms. „Tromp", „Emma" en „Borneo" bombardeeren sinds hedenochtend 6 uren zonder ophouden Mataram en Tjakra-Negara. Mataram staat over eene groote uitgestrekt heid in brand. De kampong Goenoeng Sarie, ten Noorden van Mataram, werd door de Sasaks in brand gestoken. De Baliërs vluchtton in grooten getale naar het gebergte ten Noorden van Mataram, terwyi de Sasaks voortdurend in massa opkomen om ons hulp te bieden en geweren te vragen. J)ezo werden hen ruimschoots verstrekt. Door tusschonkomst van den resident ont ving het „Bat. Nbl." den 14den September het navolgend Regeeringstelegram „Van generaal Yetter is het volgend bericht ontvangen „Gisterochtend is om zes uren uitgerukt tegen Pasingahan on Pagasangan met het tweede en negende bataljon en twee compag nieën van het zevende bataljon, een peloton cavalerie, eene sectie veld-, eene sectie berg en twee sectiën genietroepen. Beide desa's werden bezet gevonden door Baliërs, die na zware voorbereiding door artillerie-vuur ook uit Aroeng-Aroeng en de kali, by ons opruk ken, Pagasangan verlieten, doch in Pasingahan eenige punten bleven bezetten. Pagasangan werd bezet en aldaar in sterke positie achtergelaten: drie compagnieën van hot negende bataljon met twee stukken berg- artillerie. De overige troepen keerden gisteravond halfacht via Kalé in het bivak te Ampenan terug. Gesneuveld zyn twee, gewond zeven Euro- peesche minderen. De „Emma," de „Tromp" en eene battery te Aroeng Aroeng gingen voort met de be schieting van Mataram, welke plaats gister avond te negen uren in lichterlaaie stond. Een particulier telegram aan het „B. N." uit Boeleleng, dd. 15 September (7 uur 40 minuten) meldt: By het openkappen van het terrein om den post Pasinga-an werden twee minderen gewond en één gedood. De vyand werd door onze troepen verlreven. Vele gesneuvelde Baliërs werden in het terrein gevonden. De Sasaks te Sekarbela vechten voort durend tegen do Baliërs. Van den algemeenen secretaris ontvingen de bladen door tusschenkomst van den resi dent, 15 September, het volgende Regeerings telegram Gisterochtend werd met een bataljon met 100 dwangarbeiders uitgerukt naar Pagasangan tot bevestiging onzer positie aldaar; men keerde '6 avonds in het bivak terugdaarbij is gesneuveld fuselier De Meyer van het negende bataljon. De resident keerde gisteravond van Lombok Hadji terug, had te Mas Bagei eene samen komst met da voornaamste Sasakhoofden ge had, voor zoover dezen niet reeds westeiyk waren opgerukt. De stemming der Sasaks is zeer gunstig. De resident kwam 13 dezer ten anker voor Labooan Tjarik, en bezocht die dessa den vol genden morgen en werd daar vriendschappelyk ontvangen. Van daar tot Lekok kwamen de hoofden van alle aan het strand gelegen dessas hunne opwachting maken aan boord „Argus". Voorby Lekok hebben de dessas eene Balische bevolking en zyn ingevolge vertrouwelyke mededeeling versterkt. Door tusschenkomst van den resident ont ving het „Bat. Nbl." den 15den September het volgend Regeeringstelegram: Vyftien September werd uitgerukt naar Sekarbela met vyf compagnieën infanterie en een sectie berg ten einde ten Zuiden van den grooten weg aldaar een positie in te richten voor een kanon van 12 centimeter voorlaad en een mortier van 20 centimeter tegen vyand in Pasingahan en Zuideiyk Pagasangan. Na opening van het vuur werd op verschil lende plaatsen brand geschoten, zoodat de vyand 's avonds vyf uren in het oostelijk ge deelte was teruggeweken. De artillerie-positie bleef goed versterkt, bezet door anderhalve compagnie infanterie. Do overige troepen keerden 7 uren 's avonds in het bivak terug. Tevens werd dien dag de positie in Noord-Pagasangan verbeterd en versterkt, waartoe hulp werd verleend door twee compagnieën infanterie en een sectie mortieren. Den 16den werd uit de positie Sekarbela voortgegaan met de beschieting van Pasingahan. De „Medan" en de „Pel" kwamen dien dag ter reede met drie compagnieën barisan, die omstreeks den middag debarkeerden. De ge zondheidstoestand blyft goed. Een telegram aan do „Loc." uit Ampenan dd. 15 dezer meldt o. m.: „Gistermorgen begaf de directeur Scherer, die de troepen naar Pagasangan vergezelde, vóór den aanval op bedoelde kampong zich met een geleide van slechts een paar cavale risten zuidwaarts, ten einde de Sasaks aan te sporen ons te steunen. Het moet hem gelukt zyn drie duizend gewapende Sasaks te ver zamelen, die tegen de Baliërs oprukken. Vol gens gisteren te Ampenan door Sasaks aan gebracht bericht, is Radja Anak K'toet in een kampong ten Noorden van Mataram met 500 volgelingen door de Sasaks ingesloten; ze zyn echter niet sterk genoeg om hem opge sloten te houden en vroegen daarom assistentie van onze troepen, die echter door de eigen actie niet kon worden verleend." Een ander draadbericht uit Bangkalan zegt „Heden vertrokken, via Sembilangan, drie compagnieën barissans, elk sterk 145 man. De bekendmaking der mobiel verklaring is met algemeene vreugde ontvangen. Het vertrek had plaats per ss. „Pel" en „Medan"; hot embarkement begon om halftien en was afge- loopen om halftwaalf. Alle autoriteiten met den resident waren aanwezighet stoomschip „Sedajoe" onderhield de communicatie. Is Mataram zoo sterk? De tot nu ontvangen telegrammen bobben aanleiding gegeven tot de vraag, of Mataram zoo'n sterke vesting is, dat de generale staf oordeelt, dat er acht dagen noodig zullen zyn om die plaats te vermeesteren. Voorts sprak men er zyn verwondering over uit, dat het geschutvuur weinig indruk op den vyand heeft gemaakt. Het eerste, zegt bet „B. Nbl.", laat zich ten deele verklaren uit het feit, dat de muren van Mataram zeer dik en grootendeels uit leem zyn samengesteld, waardoor do uitwerking van hot geschutvuur veel van hare waarde verliest. De kogels toch dringen er wel door heen, doch zonder groote vernieling aan te brengen, terwyi de granaten (als reeds vroe ger werd gezegd) in leem smoren. Eene andere vraag is, of er thans niet vol- doendo geschut op Lombok aanwezig is om, byv. door voortdurende beschieting, betere resultaten te verkrijgen. Eene verklaring voor het feit, dat het ge schutvuur weinig indruk maakt, is hier moeilyk te geven. Een bovenstaand telegram meldt, dat wy het verlies van eenige minderen hebben te betreuren, en toont tevens, dat de Sasaks, onze bondgenooten, slechts op het teeken van onze zyde hebbon gewacht, om den stryd tegen hunne overheerschers wederom en met te meer verbittering te hervatten. Voor onze operatiën zyn de Sasaks dus van niet geringe hulp. Mataram door dynamiet ondermijnd. In de Indische pers is wederom de moge- ïykheid ter sprake gebracht, dat de Lom- boksche vorst de hoeveelheden dynamiet, welke hy moet bezitten, zou benutten om, wanneer Mataram eenmaal gevallen is en onze troepen er binnengerukt zyn, dezs plaats in de lucht te doen springen. Zelfs is beweerd dat Mataram ondermynd zou zijn door ver schillende gangen, waarbinnen de ontploffings- stoften liggen opgehoopt. Hoewel zekerheid omtrent deze mededee lingen niet is verkregen, heeft het toch zyn nut tot groote voorzichtigheid aan te sporen. Blykt het later dat deze mededeelingen slechts op vermoedens berustten, zooveel te beter! Vóór men de zekerheid heeft, dat er niets is, zy men echter op zyne hoede. Verdere operaties. Een telegram uit Boeleleng, dd. 16 Sep tember (5 u. 20 m. 'snamiddags) meldt: By eene schermutseling op het voorterrein te Pasingaan werd een mindere gewond. Een ben ting werd opgericht en bezet te Sekar- Bela. Poenia en Mataram zyn grootendeels verlaten. De radja heeft met eene groote macht de kampong der Sasaks ten Noorden van Mataram aangevallen; de Baliërs plun deren en moorden daarin. Het oorlogsschip „Bah" is naar de Noord* kust vertrokken om de voorraadschuren met ryst van den radja te vernielen. De Sasaks te Praja brachten den Baliërs zware verliezen toe en namen een voornaam Balisch hoofd gevangen. Mamisapian (een Sasaksch hoofd) van Praja is heden te Am* penan aangekomen. Van een tweeden corresponded.) B o e 1 e 1 o n g, 18 September (7 uren.) Heden is Pasingahan door het tweede en negende bataljon, onder hevig vuur en na hard- nekkigen tegenstand, ingenomen. Vele repeteergeweren en een oud stuk ge-» schut werden buitgemaakt. De vyand liet vele lyken en gewonden achter," Aan onze zyde kregen wy acht gewonden, waarvan één zwaar. Uit Tjakra-Negara werden eenige kanon schoten op de troepen gedaan, doch zonde? succes. Op den noordoostelyken hoek van Pasin gahan worden morgen eenige stukken van 12 cM. opgesteld, omdat men van daar uit de wegen naar Mataram en Tjakra-Negara mot het geschut kan bestryken. Acht Baliërs zyn krygsgevangen gemaaktj Wat is Peslngahanf Pasingahan, dat blykens bovenstaand tele gram na hardnekkigen tegenstand werd ge- nomen, is een versterkte post der Baliërs ten noorden van Pagasangan, dat eenige dagen geleden werd vermeesterd. Met Pasingahan is eon der sleutels, om Mataram en Tjakra te winnen, genomen. Van daar uit toch kan met het zware geschut ook de weg Tjakra Negara-Mataram worden be streken, waardoor de communicatie tusschen die twee plaatsen voor den vyand zeer ge^ vaariyk wordt. Nu de posten aan do Noord- en Zuidzyde in onze handen zyn (Rembega ten Noorden, Pagasangan en Pasingahan ten Zuiden, Poenia, het Z.-W. deel van Mataram, is verlaten) staat den vyand geen andere weg meer open dan die naar het binnenland, alwaar hem even eens heftige tegenstand wacht van Sasak- sche zyde. Onze positio tegenover den vyand is du zeer sterk; de insluiting van de twee hoofd zetels is zoo goed als gereed en, nu de barisans van Madura gearriveerd zyn, Z6gt het „Bat. Nbl.", zal wel spoedig met de geheele macht kunnen worden geageerd. Een niet gering voordeel tegenover de betera bewapening des vyands met de repeteerge weren hebben wy in ons geschut, waarmede hy alleen in zyne stellingen kan worden be stookt. Dit zal wel de reden zyn, waarom tot dusver niet tot een directen aanval op de versterkingen is overgegaan aangezien de vyand daarachter voor geweervuur veilig is. By do geringe uitwerking, die het geschutvuur heeft, is het niet te verwonderen, dat men acht dagea dacht noodig te hebben voor de vermeestering van Mataram, te meer, daar wy geheel niet op de hoogte zyn van de sterkte der Balisoho troepen. Het op 17 Sept. behaalde succos is niet gering te achten. Uit het achterlaten van de dooden en gewonden valt op te maken, dat de Bahëre een overhaaste vlucht hebben moeten nemen. De acht krygsgevangenen kunnen ons mis schien de inlichtingen verschaffen omtrent de positiën en versterkingen, doch raadzaam zou het zyn, hen niet daartoe te bezigen, daarzfy uit den aard der zaak onbetrouwbaar zyn. De kanonschoten uit Tjakra-Negara zyn misschien afkomstig van het geschut, dat onze troepen er achterlieten, doch uit vorige berichten is ook reeds gebleken, dat de vyand de bediening der stukken niet kent en zy voor onze troepen weinig gevaar kunnen opleveren. Bombardement van Mataram. Door tusschenkomst van den resident ont vingen de bladen van den algemeenen secre taris 18 Sept. navolgend regeeringstelegram: Generaal Vetter seint: Zeventien dezerd6s ochtends 6 uren uitgerukt met het tweede en negende bataljon en twee compagnieën van het zesde bataljon, een peloton cavalerie, twee sectiën berg-artillerie en twee sectiën genie, met het doel geheel Pasingahan en het nog nietveroverd deel van Pagasangan te nemen. Na eene korte voortgezette voorbereiding van het geschut uit de positie Sekarbela rukta het negende bataljon uit; het tweede en half zesde uit het Westen en na gemeenschap met elkaar verkregen te hebben beide naar het oosten op. Te elf uren voormiddags waren de beide dessa's in ons bezit. De vyand koos in ver schillende richtingen do vlucht, na heftigen tegenstand en met achterlating van vele doo den. Aan onze zyde werden gewond: zwaar de inlandsche fuselier Todikromo, licht da Europeesche sergeant Wyna; de inlandsche fuseliers Kromowediaja en Sokario, benevens een dwangarbeider. Het verdere gedeelte van don dag werd met beschikbare krachten en behulp van Sasaks gewerkt om steenen muren, huizen en verdere terreinhindernissen zooveel mogeiyk op te ruimen, om vry uitzicht te verkrygen in veroverde desa's en verdei nestelen des vyands aldaar te verhinderen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 8