HI". 10634.
Maandag 33 October.
A0. 1894.
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
EEN MISSCHOT.
LEIDSCH
T) A PTBT. A T)
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
1.40.
- 0.05.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
PRIJS DER ADVEBTENTIEN'
Van 1 6 rogels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grooter»
letters naar plaatsruimte. Voor het incassoeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Het Am8terdam8che Dagblad, ondervraagd
omtrent het vrouwenkiesrecht, ver
klaarde zich vóór toekenning van het kies
recht aan de vrouwen, voor zoover ze
het begeeren.
Want het blad zegt „geen anderen grond"
voor de toekenning van kiesrecht te weten,
„dan den wensch, om het te bezitten."
Maar minstens evenveel vindt het Dagblad
te zeggen voor de verkiesbaarheid der
vrouw in de vertegenwoordigende colleges.
En dit niet, wijl de vrouwen, zooals beweerd
ie, „eene afzonderlijke politieke party" zouden
zijn, „maar wijl hare wijze van de zaken te
beschouwen, hare neigingen en hare capaci
teiten, eenig8zins van anderen aard dan die
van den man, eene onmisbare aanvulling
zullen geven, waar het doel is wetten te
maken, die voor de geheele burgerij, voor
mannen en vrouwen geldig zijn."
De minister van financien heeft bfi de in
diening der Staatsbegrooting medegedeeld, dat
de opbrengst der bedrijfsbelasting
stellig niet het bedrag zal bereiken, dat het
patent in de laatste jaren heeft opgebracht.
Een rijksontvanger deelt in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant omtrent zfin kantoor
oenige cijfers mede.
Daar is de opbrengst 41 pet. lager dan die
van het patentin ééne gemeente zelfs 58 pet.
De reden daarvan ia, dat van de vroeger
patentplichtigen thans gemiddeld 65 pet. zijn
vrijgesteld (maximum 73 pet.). Dan zijn
er nog 16 pet., bij wie de aanslag belangrijk
lager is geworden (25 tot 97 pet. verschil).
Gebaat z(jn dus 91 pet. der vroeger patent
betalers. Van de overige 9 pet. zijn er slechts
4, die belangrijk meer betalen. Daarbij komen
dan degenen, die geen patent te betalen had
den, maar nu bedrijfsbelasting moeten op
brengen (ambtenaren, enz.), die te zamen aan
genoemd kantoor voor 26 pet. in de nieuwe
belasting hebben bij te dragen (in éóne ge
meente zelfs 51 pet.)
De ontvanger kan nog mededeelen, dat het
verlies voor den fiscus grootendeels wordt
geleden op het platteland en op verre na
niet wordt vergoed door hoogere opbrengst
In steden met veel handel of vele ambtenaren.
In ééne inspectie is het verlies ongeveer 60
pot., in eene andere 70 pet. Hij vreest dan
ook, dat de opbrengst wel 1 a l1/, millioen
minder zal zfin dan die van het patent, de
heffing van de naamlooze vennootschappen
medegerekend, welke eerst in het volgend
voorjaar terechtkomt.
In Da Boodschapper betoogde dezer dagen
de heer De Waal Malefljt, dat vooral de
tappers zij spinnen bfi de afschaffing van
het patent.
Deze misstand ware z. i. weg te nemen
door eene verhooging van het minimum-ver
gunningsrecht met 10. Die bate zou dan
wel niet de Rijks-schatkist ten goede komen,
maar het zeker niet bedoelde voordeeltje voor
het bedrijf der kleine kroeghouders zou er
mee vervallen.
De ongunstige uitkomsten van de bedrijfs
belasting geven aan De Boodschapper voorts
het volgend advies in de pen:
„Het is vrij zeker, dat het niet terecht zal
komen, zoolang de gelijkstelling van platte
land on steden in de wet blijft gehandhaafd.
In die pers, welke met Piersons wet van
den aanvang af zeer ingenomen was, wordt
nu wel betoogd, dat de mindere opbrengst is
te wjjten niet aan den Minister, maar aan
de Kamer, die eerst den aanslag van ƒ600
bracht op ƒ650 en daarna nog de 28 opcenten
deed vervallen. Maar naar onze onverzwakte
overtuiging is daarin d e oorzaak niet te vin
den. Dat de aanslag van 600 op 650 werd
gebracht, was gansch natuurlijk en billijk
jegens do steden; en wel was dit nietnoodig
geweest voor het platteland, maar door de
gelijkstelling moest dezelfde schaal wel voor
steden en platteland gelden.
Onverklaarbaar is het, dat de Kamer eene
dergelijke gelijkstelling toeliet en het tarief
van den aanslag niet wijzigde naar de grootte
der gemeenten. Ware dit geschied, de belas
ting zou stellig, zoo niet hetzelfde bedrag als
het patent, dan toch weinig minder hebben
opgebracht.
Zou de minister Sprenger Van Eyk, die in
zijn blad Nederland indertijd ook tegen die
gelijkstelling opkwam, niet een goed werk
doen door te pogen die zeer ernstige fout
alsnog uit de wet te nemen?"
Het artikel van den heer Treub (op dit
artikel zelf kunnen we hier nu niet meer ter
herinnering terugkomen) in De Amsterdammer
over radicalen en radicaal-liberalen
wordt nog steeds druk besproken. Onder
scheidene leden der party hebben er hunne
meening over gezegd. Onverdeeld gunstig is
die niet en de meerderheid schynt op zich
zelf niet byzonder geneigd den heer Treub
te volgen. Sommigen, als mr. Z. Van den
Bergh, dringen aan op nadere verklaringen
en stellen de vraag of de heer Treub ook
eenige inlichting kan verschaffen over de
meening der liberalen, met wie men tot
samenwerking zou komen. Anderen zyn voor
samenwerking op enkele punten, maar tegen
samensmelting.
De heer J. Boer Hz., te Utrecht, toont zich
nog het meest ingenomen met hetgeen mr.
T. schreef. Hy vraagt wat er van de eerst
volgende kieswetstryd moet worden als allerlei
onderling krakeelende fracties van democra
tische richting staan tegenover de aaneengeslo
ten phalanx van conservatieven en beschouwt
het artikel als eene ernstige poging, door
mr. Treub aangewend om de verspreide demo
craten, voor zoover zy hun beginsel niet ont-
leenen aan een liberalistisch, katholiek of
socialistisch geloof, te verzamelen.
Deze laatste meening wordt ook gekoesterd
door den heer Becker, te Amsterdam, die
vroeger tot de radicalen behoorde, maar de
party verliet, omdat zy zich op een gewichtig
oogenblik de kieswet van Tak niet be-
alist heeft kunnen heenzetten over personeele
aspiraties. Iets meer zelfopoffering en iets
minder zelf-overschatting acht hy voor de
radicalen te Amsterdam wel noodig. Komt
de zaak der samensmelting niet tot stand
en spoedig ook dan dreigt eensdeels het
gevaar, dat de radicaal-liberale fractie, tot
krachtig optreden in hare bewegingen ge
hinderd, steun biyft zoeken naar rechts, ander
deels dat do radicale party zal afzakken naar
links, naar de soc.-democr. parlementairen.
Voor zoover niet by eene der kerkelyke par
tyen aangesloten, zal dan die breede stroom
der middelklasse verstoken zyn van de voor
lichting eener innerlyk krachtige party, waarin
zy vertrouwen stelt. Wie hiervan voordeel
zullen trekken, is niet moeilyk te gissen en
voor langen tyd zal een verwarde politieke
toestand bestendigd worden, waarvan de ge
volgen noodlottig kunnen zyn voor het alge
meen belang.
Dit laatste artikel is dus ook ten deele ge
richt tegen de liberalen, die tot dusver met
uitzondering van De Nederlander van weinig
ingenomenheid blyk geven met het plan. Het
Vaderland en de Arnhemsche Crtbeiden
krachtige voorstanders van de kieswet-Tak
en van de politiek door de liberalen: type-
Kerdyk, -Veegens en -Borgesius gevoerd, laten
zich ontwykend uit en kyken de kat eens
uit den boom
Nog zy vermeld dat het Dagblad het
Amsterdam8che na de vier artikelen, aan
de zaak gewyd, verder het stilzwy'gen heeft
bewaard. Het komt er nog wel op terug,
maar enkel om te verklaren dat er z. i. zel
den eene bodemloozer discussie is gevoerd
als die, welke thans in De Amsterdammer
gaande wordt gehouden. Elke begrenzing, elke
definitie ontbreekt. Men zou evengoed eene
woordenwisseling kunnen openen over de
vraag of een zekere, niet nader omschreven
hoed op al de hoofden van een evenmin nader
omschreven gezelschap paste. In 't oog van
het Dagblad geldt het voorstel van den heer
Treub eene vereeniging van de radicale party
met den geheel en zoogenaamden linker
vleugel der liberalen, en dat voorstel is ydelal
de tyd, er aan gewyd, is verspild. Is het echter
het oogmerk enkelen leden uit de linker-
zyde der liberale party, die waariyk de demo
cratie willen „dienen met volle toewyding",
hun overgang tot do radicale party gemak-
keiyk te maken dat men het uitspreke,
duideiyken met eene voor radicalen en radicaal
liberalen ondubbelzinnige principiëele toelich
ting, opdat men kunne komen tot een besluit
na een zakeiyk debat.
De nieuwe redacteur van De Amsterdammer,
de heer Van Loenen Martinet, heeft zich nog
niet in den stryd doen hooren en de directeur
van 't blad, de heer Kapteyn, heeft zich be
paald tot enkele opmerkingen, die omtrent
de meening der redactie nog weinig licht
verspreiden.
In het Handelsblad schryft een candidaat,
betreffende het bericht, dat het practisch
onderwijs te Utrecht (notabene de eenige
tandheelkundige leerstoel in Nederlandt
voor een onbepaalden tyd gestaakt is, omdat
de Regeering er niet voor wilde zorgen, een
fatsoeniyk gebouwtje beschikbaar te stellen:
„Is het niet ergeriyk, dat in een land, waar
de eischen van het examen minstens geiyk
staan met die van het buitenland, geene enkele
goede gelegenheid zal bestaan?
„Wat moeten de candidaten doen, die zich
niet naar eene buitenlandsche universiteit
kunnen begeven?
„En buitendien: zal in een land, waar geene
tandheelkundige school bestaat, niet de ge
heele tandheelkundige stand by het publiek
in mis crediet worden gebracht? Dus, tand
heelkundigen en candidaten, het is uw plicht
samen te werken om in den hacheiyken toe
stand, waarin op het oogenblik onze stand
geplaatst is, de zoo noodige verbetering te
brengen. Dat er haast by is, is overbodig
mede te deelen. Vele candidaten wachten op
onderwys, dat hun niet onthouden m a g en
kan worden."
Het eerste nummer is verschenen van
Onze Oildestemeen maandblad voor typo
grafen en aanverwanten, uitgegeven door den
„R. Katb. Volksbond".
Het belooft te zyn een orgaan voor de
vakgenooten, „hoofdzakeiyk van de Roomsch-
Katholieke richting, en daarom zal het zich
steeds bewegen op de banen der Roomsch-
Katholieke Kerk, optredende voor de belan
gen der Roomsch-Katholieke beginselen, waar
deze in verband zyn te brengen met hunne
persoonlyke belangen". De redactie plaatst
zich daartoe op het standpunt der Pauseiyke
encycliek „Rerum novarum".
Gemengd Nieuws.
Het echtpaar Yan den Broek,
behanger en stoffeerder op de Veemarkt te
Breda, werd gisterochtend wakker met een
zwaar gevoel in het hoofd. De deuren der
alkoof, waarin het echtpaar sliep, waren dicht,
niettegenstaande die 's avonds open waren
gebleven. De alkoof bevindt zich tusschen
twee kamers.
De he*r Yan den Broek stond op, wierp
de deuren open en zag het volgende: In de
achterkamer lagen allerlei vrouwenkleeren,
uit de kasten gehaald, op den grond. De
lessenaar, waarin voor ongeveer 260 aan
geld en bankpapier was geborgen, was open
gebroken en de papieren waren dooreenge-
woeld. Het geld was verdwenen. Het kind,
dat in die kamer zyne slaapplaats had, sliep
rustig.
De deuren van de achterkamer, de keuken
en de poort, uitkomende in de naar de straat
voerende gang, stonden open.
Het gas brandde in de kamer.
In de voorkamer achter den winkel was de
toestand niet beter. Alle kasten stonden open.
Goederen en kleeren lagen op den grond. Al
wat het echtpaar aan goud en zilver bezeten
had, o. a. twee gouden horloges, vier gouden
kettingen, oorbellen, ringen, enz., was ver
dwenen, alles te zamen ter waarde van pl.m.
ƒ400, dus met het gold pl.m. 660.
Op de tafel lag een doosje lucifers van
Belgisch maaksel. Eene flesch met drank stond
op de tafel en was duchtig aangesproken. Ook
had de dief (dieven 5 eieren zitten oppeuze
len, waarvan de schalen op tafel en op den
grond lagen.
Door de voordeur in den winkel werd biyk»
baar door den dief (dieven) het huis ver
laten. (N. B. C.)
Gisterochtend werd in het gast
huis te Alkmaar gerechteiyk geschouwd het
ïyk van zekeren K., te Limmen, die eer
gisteren, terwyi hy met twee anderen ter
jacht was, door een ongelukkig toeval een
schot hagel in den rug kreeg, aan de gevolgen
waarvan hy tien minuten later overleed.
Donderdagmiddag is op den straat
weg tusschen Amersfoort en Hoogland het
paard van den molenaar Kreeftenberg, to
Amersfoort, geschrikt en op hol geslagen.
In woeste vaart werd eerst een ezelwagen
omgereden en daarna een melkboer van
Amersfoort, zekere Machiel Hamers, een
69 jarig man, aangereden en, door het achter
been van het paard, zoo geweldig aan zyn
hoofd verwond, dat de dood reeds was inge
treden voordat geneeskundige hulp of geeste-
ïyke bystand kon worden verleend.
Gisternamiddag is de heer M. v. H.,
adjunct-commies ter prov. griffie te 's Bosch,
door een noodlottig toeval om het leven ge
komen.
Hij was sedert eenigen tyd ïydende aan
zwaarmoedigheid.
Te Maassluis is een matroos
van het loggerschip „Vertrouwen", die wegens
influenza door den gezagvoerder werd thuis
gebracht, den dag van zyne thuiskomst aan
die ziekte bezweken.
In Engelse h-Indiö neemt het
aantal slachtoffers van wilde dieren in den
laatsten tyd weer toe. De dood door slangen
beten staat boven aan de lyst. Het Indische
gouvernement meent dat de wijzigingen in
het stelsel van belooning voor het doodea
van wilde dieren oorzaak is dat niet mter
zooveel werk van de jacht op vergiftige slan
gen wordt gemaakt. De aanleiding tot deze
wijzigingen was dat de inlanders overal op de
slangenjacht gingen in bosschen en wilder
nissen, waar waarschyniyk nooit een mensch
door slangen zou gedood worden.
Het aantal slachtoffers van wilde dieren,
buiten hen, die aan slangenbeten stierven, was
in het afgeloopen jaar 2804, waarvan onge
veer duizend door tygers en 291 door luipaar
den gedood waren. De wolven maakten 175
slachtoffers, beren 121, olifanten 68, hyeni's
30 en verschillende andere dieren 1142. Van
het vee werden 90,253 dieren gedood, onge
veer 9000 meer dan in het vorige jaar.
In Duitschland is in den nacht
van Dinsdag op Woensdag de eerste sneeuw
in dit najaar gevallen, niet alleen in Thuringcn,
maar ook in Oost-Pruisen.
De stoomboct „Gaelic" is ver
trokken uit San Francisco met 750,000 dollars
in zilver aan boord, bestemd voor de Chineesche
regeering. De Chineesche soldaten zullen nu
spoedig weer soldy ontvangen.
Uit het Engelsch van MISS HUNGERFORD.
1)
Zy zat in een grooten armstoel voor het
vuur, in gedachten verdiept, tot plotseling
een geluid van schieten in de verte haar uit
haar gepeins wekte. De knappende houtblok
ken waren langzamerhand geheel opgebrand
en er waren nu niet anders dan enkele
gloeiende kolen over in den haard.
Langzaam rees zy op van haar lievelinge-
plekje, om zich naar het raam te begeven.
Er was ergens in den omtrek eene jachtpartij
geweest; wellicht waren zy nu in het kreupel-
hout by Iddersley. Lord Hexton was voorby
komen rijden en op de Manor waren ook
nieuwe bewoners gekomen, die zeker even
eens van de party waren. Maar, het interes
seerde haar zoo weinig; zy kwam immers
nergens meer na den dood van haren gelief
den vader?
Iddersley grensde aan Brunchill, waar Isabel
Bruns, een tenger, bleek meieje, met een paar
mooie, donkere, fluweelen oogen en raven
zwart haar, op het oogenblik meesteres was.
Zouden zy eene goede jacht gemaakt hebben,
dacht zy, terwyi zy daar in de gryze scheme-
Wng van een winterdag stond. Welk een
Voortreffelyk jager was haar vader geweest;
welk een juiat schot had hy altijd I Dien
laatsten dag van zyn leven nog, toen zy hem
zag wegryden....
Goede Hemel 1 Wat was er gebeurd?
Wat kwam daar de laan af? Zy wierp het
venster open en, ongevoelig voor den scher
pen oostenwind, leunde zy uit het raam.
Eén - twee drie vier mannen, telde
zy, en wat droegen zy in hun midden?
Haastig sloot zy het raamde stoet kwam
nu regelrecht op het huis af. Er was zonder
twyfel een ongeluk gebeurd; maar hoe kon
den zy dien dooden man hier brengenZy
huiverde en trok zich naar het midden der
kamer terug. Het volgende oogenblik echter
had zy haren schrik overwonnen; de dooden
waren immers veel minder lastig dan de
levenden, en haar huis was toch het dichtstby;
dus was het heel natuurlyk, dat zy het lpk
hierheen 'brachten.
Reeds hoorde zy do voetstappen der man
nen, die de baar droegen.
Miss Brune trok aan de bel en alsof zy
de oproeping reeds verwacht had, op hetzelfde
oogenblik trad er eene oude vrouw binnen.
Het was een leeiyk oud vrouwtje, maar haar
gemis aan uiterlyk schoon werd byna geheel
vergoed door hare keurige, byna nuffige
kleeding en hare blykbare liefde voor bare
jonge meesteres.
„Ach, hebt gy het al gezien, lieve?"
vroeg zy reeds in de deur, terwyi zy hare
armen over hare zwarte zyden japon kruiste.
Dit haren toon sprak familiariteit en harte-
iykheid tegelyk. Zy was reeds kindermeid
geweest by de moeder van hare tegenwoor
dige meesteres; geen wonder dus, dat zy in
hare manier van spreken niet altyd even
ondergeschikt wasl
„Neen, ik heb niets gezien," antwoordde
Isabel, terwyi zy Bnel eenige schreden naar
de deur deed, alsof zy blyde was gezelschap
te hebben.
„Is er een ongeluk gebeurd?"
„Ja, lieve, een groot ongeluk! Tom kwam
het daar juist zeggen. Daar komen zy al
aan met het ïykl Biyf hier, miss Isabel, ter-
wyi ik even ga kyken. Morgen zal hy wel
vervoerd kunnen worden; tot zoolang moeten
ze hem maar in de kapel leggen. Hy was
zeker op het kasteel gelogeerd."
„O, zy hebben hem in de vestibule gebracht
hoort gy wel?" En het jonge meisje kroop
nog dichter by de oude vrouw.
„Gy zyt een weinig van streek, lieve; het
duurt zeker nog vyf minuten eer zy hier zyn."
Maar de ooren der jeugd hoorden beter dan
die van den ouderdom, want op hetzelfdo
oogenblik stak de hofmeoster zenuwachtig
het hoofd om de deur.
„Miss", begon hy, om plotseling weer op
te houden.
„Ja, Turby, ik weet het al. Hy is dood,
nietwaar, de arme man; en zy hebben zyn
lyic hier gebracht. Er moet iemand naar zyne
familie gezonden worden. Wie is hy, Turby?"
„Ik weet het waariyk niet; ik kan niet
zien dat hy op iemand lykt."
„Gy moet zien te weten te komen, wie
zyne familie is; wat zullen zy schrikken 1"
„Zoudt u denken?"
„O, Turby", zeide Isabel, hem vol verwyt
aanziende. Waarom sprak Turby zoo cynisch
over dien armen man? Had hy ooit Iets ten
zynen nadeele gehoord?
„Hy moet van nacht in de kapel liggen,"
vervolgde zyne meesteres.
„O, welk eene koude 'p'aats voor hem I"
„Niet zoo koud als hyzelf is," fluisterde
de oude kindermeid.
„Ja, dat zal hem niet meer deren," zeide
miss Brune haastig, en zy rilde alsof zy de
doodskoude reeds voelde.
„Nu, het ie zoo goed als iemand vermoorden,"
zeide de hofmeester langzaam, waarop de oude
vrouw een onderdrukten kreet van verontwaar
diging uitte en Isabel een paar pas achteruitweek.
„Moord? Het was immers een ongeluk met
schieten?" vroeg zy ernstig.
„Wat dat betreft, ja; maar ik meen dat
het Uggen in de kapel hom vermoorden zal;
het is om dood te vriezen."
„Maar wat zal de koude nu een dood
mensch doen, Turby?"
„Ja, maar hy is
„Gy wilt toch niet zeggen, dat by leeft,
Turby? En hebt gy dan niet dadelykomden
dokter gezonden?"
„Tom is hem gaan halen. Waar moet ik
hem leggen, miss?"
„In de kamer aan den westkant; die is
het minst koud en het best voor ziekekamer
geschikt. Waarom hebt gy my toch niet
dadeiyk gezegd dat hy nog leefde? Maggie,
haal gy spoedig lakens en dekens, terwyi ik
naar dien armen man ga zien."
„Laat ik liever gaan; gy zyt nog veel te
jong om zooveel ellende te aanschouwen."
„Onzin!" antwoordde Ieabel, haar schoon
gevormd hoofd op hare eigenaardige manier
in den nek werpend
„Maar, liefje, denk toch ec-nsl" riep de
oude vrouw, haar volgend.
„Gy zyt heel alleen en nog zoo jong en als
de menschen dit hooren of uw oom.
„Het toeval heeft hem tot myn gast ge
maakt," zeide Isabel, een weinig hoog, „cn
zoolang hy in myn huis is, zal ik er op toe
zien dat het hem aan niets ontbreekt. Hom
mede, Maggie; misschien kunt gy my helpen."
Zy hadden den gewonde in de vestibulo
op eene geïmproviseerde rustbank neergelegd,
bestaande uit eene deur van een der naaste
hutjes, op vier stoelen gelegd. Isabel trad er
moedig op toe. Men had haar verzekerd dat
hy niet dood was; maar waarom lag by dan
zoo bewegingloos uitgestrekt?
De mannen, die hem gedragen hadden,
weken eerbiedig terug, toen zy miss Brune
zagen.
Maggie trok do reisdeken weg, die hem
gedeeltelyk bedekte, en staarde angstig op
het doodsbleeks gelaat. „Is hy dood of slaapt
by?" vroeg Isabel zicbzelve af. Haar vader
had er geheel anders uitgezien, toen hy ge
storven was; maar deze man was nog jong.
Het was een fraai gelaat, waarop Isabel
Brune nederzag. Eensklaps, zonder dat zy er
op verdacht was, bewoog hy zyne lippen en
opende hy de oogen. Zy begon van schrik te
beven.
„O, dus gy leeft toch werkeiyk fluisterde
zy zenuwachtig.
„Ja, ik geloof bet ten minste," antwoordde
hy glimlachend.
„Maar waar ben ik?"
(Wordt vervolgd.)