N". 10634. Maandag 33 October. A". 1894. <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Premie. DOOR AFRIKA'S WILDERNISSEN. JOH AN GRAM, De prijs van elk deel is 20 Gents. één. gulden. Leiden, 20 October. Feuilleton. EEN MISSCHOT. LEIDSCH DA&BIAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maandon. f 1.10. Franco per post. i 1.40. Afzonderlyko Nommers 0.05. PRUS DER ADVERTJbLN TUüN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17|. Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Aan de Abonnés op het Leidseli Dagblad wordt thans wederom eene premie aangeboden. De titel Dr. Carl Peters tocht, BEWEBKT DOOB duidt reeds grootendeels aan, hetgeen wij onzen lezers aanbieden. Het is een interessant boek, niet uitsluitend om van het begin tot het einde ineens door te lezen, maar ook en dit verhoogt o. a. de waarde om zoo nu en dan ter hand te nemen en door te bladeren. De talrijke platen, die zich in het boek bevinden, ver meerderen er zeer zeker het aantrekkelijke van en nu de lange winteravonden beginnen aan te breken, zal deze premie te meer eene wel kome aanbieding blijken te zijn! Het werk bestaat uit drie deelen. Dit wil echter niet zeggen, dat men daarom genood zaakt is ze alle drie aan te schaffen; want op verlangen worden ook afzonderlijke deelen verkrijgbaar gesteld. Wij meenden het voor Abonnés, die de drie deelen compleet wenschen te bezitten, ook gebonden te moeten verkrijgbaar stellen. Het vormt dan een prachtig geheel voor slechts Wy hebben ook thans een bezoek gebracht aan het magazijn Tan den heer H. F. HOO&EJIAN0, opdeBree- straat. Tal van huishoudelijke artikelen kochten wh daar, ten einde onze Abonnés in de gele genheid te stellen die te verkrijgen. Op welke wijze? Wel, op eene zeer eigen aardige I Achter de grooto spiegelruit van den heer HOOSEMANS, te midden der prijzen, staat eene vaas, gevuld metboonen Wie nu het juiste aantal raadt of het dichtst daarbij is, krijgt den eersten prijs, en zoo vervolgens I Men heeft het dus in eigen hand een prijs te verkrijgen 1 In den loop der volgende week zal de bon, waarmede het PREMIEBOEKWERK aan ons Bureel kan worden afgehaald, in ons blad worden afgedrukt. In elk deel vaa de premie zal een briefje worden gelegd, waarop men het te raden getal boonen, alsmede naam en woonplaats, moet schrijven. Elk briefje kan door den abonnó of een lid van diens gezin worden ingevuld, zoodat zij, die zich de drie afzonderlijke deelen aan schaffen, drie kansen hebben, evenals z\j, die het gebonden exemplaar wenschen. Twee deelen geven recht op 2 kansen en één deel op 1 kans. Men ga dus nu alvast maar aan het raden 1 Officieel© Kennisgevingen. Burgemeoeter en Wethouders van Leiden, Gezien do oirculaire van den heer Comraiuearis der EoDingin in deze provincie van den 2den October 1894 A No. 1859 (3do Afd.) Provinciaal blad No. 53, herinneren bij deze den ingezetenen dezer gemeeDte aan de bepalingen van de artt. 27 »n 42 der wet van den 29aten Maart 1>33 (Staatsblad No. 4) zoo&la die zijn gewijzigd en aangevuld brj de artt. 7 en 14 dor wet van den 9den April 18G9 (Staatsblad No. 59), behelzende bepalingen omtrent do op hen rustende verplichting tot het inleveren van sop- pletoire aangiften wegens het in gebruik nemen van perceelen of porccelsgedeelten of aansohaffing van belastingvoorwerpen naar de 5de en 6de grondslagen, terwgl hun tevens wordt gewezen op de strafbe palingen van art. 35 der wet van 29 Maart 1833 (Staatsblad No. 4), voor zoover die zijn gewijzigd b(j art. 13 der wet van 9 April 18G9 (Staatsblad No. 59), en van art. 39 der wet van 29 Maart 1833 (8taatsblad No. 4), waaraan zij zioh bij nalatigheid in hot doen der aangiften zouden blootstellen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 19 Oot. 1894. E. KI8T, Seoretaris. Maandag, 22 dezer, zullen de heeren Messchaert en Röntgen hier in de Stadszaal een „Lieder avond" geven. De heer Daniel De Lange schreef omtrent het optreden der beide kunstenaars te Amsterdam o. a. „Eene eigenaardige belangstelling wekken altoos de avonden, waarop Messchaert en Röntgen te zamen liederen cyclussen van Schubert, Schumann, Brahms of andere com ponisten voordragen. Te verwonderen is dit niet. Ten eerste weet men, dat Messchaort en Röntgen altoos iets schoons als uitvoering te hooren geven, en ten tweede worden op zulke avonden meestal liederen en zangen voorgedragen, die voor een groot deel be kenden, dat wil zeggen lievelingen zfln van alles, dat zingt, en ook van alles, dat zich met muziek bezighoudt. Dit een merkwaardig verschijnsel en toont aan hoe groot de invloed van de instrumen tale kunst was op de muzikale ontwikkeling van het tegenwoordig geslacht. Het tegenovergestelde toch is volstrekt niet in dezelfde mate het geval; slechts be trekkelijk weinige zangeressen en zangers kennen de instrumentale kunstwerken. Wan neer dus instrumentale kunstwerken worden uitgevoerd, verdwijnt het grootste gedeelte der dames en heeren, dat zich speciaal met zang bezighoudt. En zal ik nu weder herhalen wat ik zoo menigmaal zeide, dat Messchaert een lieder zanger en liederzegger is van den allereersten rang, en dat Röntgen in de begeleiding eene geheele illustratie van den tekst levert? Ik mag aannemen, dat ieder weet hoe ik over dat kunstenaarspaar denk, en daarom zy my toegestaan, ditmaal niet in uitweidingen ta vervallen. De warmste toejuichingen dankten de uitvoerenden voor het vertolken dezer kunstwerken; ongetwyfeld zal ieder onder een indruk de zaal hebben verlaten." Jammer dat alhier deze Liederavond samen valt met eene voorstelling in den schouwburg l Uit de vroeger vermelde zestallen van predikanten, ter voorziening in de vacaturen, by de Ned.-Herv. gemeente alhier bestaande, zyn gisteravond de volgende drietallen gefor meerd (Yacature-Segers)ds. N. M. De Ligt, te Rhenen; ds. C. B. Oorthuys, te Katwyk aan Zee, en ds. K. W. Vethake, te Overschie. (Vacature-Gunning): ds. J. Krayenbelt, te Rotterdam; ds. C. J. Lammerink, te Sche- veningen, en ds. P. J. Van Melle, teNflkerk. De definitieve beroepingen zullen op Vrydag 26 October a. s. plaats hebben. Akte-examens (L. O.) Te 's Gravenhage werden toegelaten de heeren C. D. Colpa en H. Hillesum, beiden van Leiden. Tot leden van het college van zetters in de gemeente Woubrugge zyn door den Commissaris der Koningin in Zuid-Holland, ingaande 1 Januari 1895, voor 4 jaren, her benoemd de heeren A. Visser en Jan Van Dam, aldaar. „Toelichtingen op het algemeen reglement voor de polders, in de provincie Zuid Holland." Aldus luidt de titel van het dezer dagen by den uitgever Samsom, te Alfen, verschenen boekje. Een commentaar op of handleiding voor de Zuid-Hollandsche polderwet, alzoo. Geen noode- of nutteloos werk, inderdaad, dat de scbryver, de heer H. Le Coultre, secretaris van den Voorofschen Polder, ver richt heeft, want, voor zoover hem bekend, zegt hij in zyn voorwoord, is het werkje van den heer A. Chr Snel, van 1879, het eenige, dat over polderzaken van Zuid Holland handelt. De schryver meent dat zyn „bescheiden" arbeid, zoowel door Polderbesturen, als door hunne beambten, met vrucht zal kunnen wor den geraadpleegd. Gerust mag daarby gevoegd: ook en vooral door Ingelanden. Nood leert bidden niet alleen, maar ook nadenken en handelen. En zoo kwam 't in den laatsten tyd meer malen voor, dat bezuinigings maatregelen door Ingelanden-landbouwers werden voorgesteld, om de lasten, op hunne landeryeD drukkende, lichter te maken. Biykbare onbekendheid met wetteiyke bepalingen, maakte die voorstellen dikwerf öf niet vatbaar voor behandeling, óf deed ze by hoogere colleges schipbreuk lyden. Door zich het boekje van den heer Le Coultre aan te schaffen, kunnen zy dit bezwaar onder vangen, en met meer vrucht ter vergadering opgaan. Het bygevoegd alphabetisch register, ook op de gegeven toelichtingen onder de artikels, zal een ieder spoedig doen vinden, wat hy weten wil. Odé heeft eene buste in marmer uitge voerd van dr. E. Laurillard, welke, indien het „Vad." juist is ingelicht, bestemd zpude zyn voor het Ryksmuseum. De minister van marine bevindt zich sedert het begin dezer week buitenslands en wordt a. 8. Maandag te 's-Gravenhage terug verwacht. Naar men verneemt, zullen ruim 300 ambtenaren en- beambten van den Staatsspoor weg overgaan by de Zuid Afrikaansche Spoor- wegmaatschappy (Transvaal). In verband met den aanleg eener nieuwe lyn naar de Dela- goabaai is veel personeel voor laatstgenoemde maatschappy benoodigd. Naar in diplomatieke kringen wordt ver zekerd, zal eerlang benoemd worden tot Oos- tenryksch-Eongaarsch gezant by ons Hof, de heer A. Von Okolicsany d'Okolicsna, thans als zoodanig geaccrediteerd by het Hof te Stuttgart De heer Okolicsény was vroeger-gezant schapsraad te 's Hage tydens graaf Von Mü- linen hoofd der Oostenrfiksch-Hongaarsche missie was. Baron d'Anethan zal gedurende den tyd, dat hy nog in de residentie verbiyft, zfin intrek nemen in het hotel „Den Ouden Doelen." By Gebr. Belinfante, te's Gravenhage, is verschenen de eerste aflevering der vroeger aangekondigde „Aanteekoningen" van mr. T. M. C. Asser, betiteld: „Wet en praktyk." Daarin wordt o. a. een pleidooi geleverd voor wyziging van art. 1 der nieuwe faillissements- wet in den zin als mr. Pynappel heeft voor gesteld, of anders handhaving van het rechts middel van boedelafstand. Voorts wordt daarin een nieuw bedacht stelsel aanbevolen van „open brieven", waardoor men zich met behulp dor posteryen het dikwyis noodige bewys kan verschaffen, dat men zekere mededeeling of zekere toezending heeft gedaan. De minister van oorlog heeft bepaald dat de paarden van de corpsen der bereden artillerie in de garnizoenen gedurende de win termaanden zullen worden geplaatst op een rustbed van turfstrooisel met bovenbedekking van 8troo en gedurende de zomermaanden op een bed, alleen bestaande uit turfstrooisel. In verband daarmede wordt het ration stroo van bedoelde paarden gedeelteiyk door turfstrooi sel vervangen. Gedurende de wintermaanden kan een bed worden aangelegd, bestaande per paard uit 50 KG. turfstrooisel met 30 KG. stroo als bovenbedekking; deze laatste kan dageiyks met 1.5 KG. stroo per paard worden aange vuld. Gedurende de zomermaanden kan eon bed worden aangelegd, bestaande uit 62.5 KG. turfstrooisel per paard, terwyi de aan vulling alsdan 3 KG. turfstrooisel per paard en per dag kan bedragen. Te Utrecht is gisteren tot arts bevorderd de heer L. C. H. F. Van Turenhout; tot semi-arts de heeren L. J. J. Muskens en F. F. H. Westerman. Door de heeren D. H. Van der Goot en W. J. Van der Scheer is te Groningen met goed gevolg het eerste gedeelte van het arts-examen afgelegd. Door den minister van koloniën zyn mej. A. M. Van Santwyk, A. W. Monteban en S. C. Van Leersura gesteld ter beschikking van den gouverneur generaal van Nederlandsch- Indië, om te worden benoemd tot hulponder- wyzeres by het openbaar lager onderwas voor Europeanen en met dezen geiykgestelden Id Nederlandsch-Indië. Sts.Ct Het stoomschip „Bellerophon," van Am sterdam naar Java, vertrok IS October van Liverpool; de „Prinses Sophie," van Batavia naar Amsterdam, vertrok 19 October van Padang; de „Sumatia," van Tjilatjap naar Amsterdam, passeerde 19 October Gibraltar. By koninkiyk besluit is vergund aan mr. E. Zilcken, secretaris-generaal van het dep. van buitenl. zakeD. het aannemen der versierselen van ridder-grootkruis der orde van Frans Jozef. Voor den tyd van drie jaren gedetacheerd by de landmacht in West-Indië, de 2de luit. N. Van Wingen, van het 2de reg. iuf. Benoemd by bet wapen der infanterie, tot tweeden luit.: by het lste reg. de sergn.-vol. K. Van Drunen, J. Feitsma, J. Steen en J. W. M. Diekhof, allen van het 4de reg., zoomede de sergn. S. Heimei, van het corps, en H. G. Koster, van het 5de reg.; by het 2de reg. de sergn.-vol. W. Van der Vlerk en H. H. Bila, beiden van het 4d6 reg., zoomede de serg. H. Van der Zee, van het lste reg.; by het 3de reg. de sergn.-vol. J. Gouwe en G. Haenen, beiden van het 4de reg., zoomede de serg. J. A. F. Froeling, van het 8ste, en J. M. C. G. Majoie, van het 6de reg.; by het 4de reg., de sergn.-vol. J. Leyds, J. L. M. Van den Brandhof en M. E. Grefe, allen van het corps, zoomede de serg. V. J. Klynsma, eveneens van het corps; bij het 5de reg. de sergn.-vol. C. J. Bruyn en M. G. Labree, beiden van het 4de reg., zoomede de serg. H. J. Inden, van het 3de reg., P. Donk, van het reg. gren. en jagers, W. Froger, van het corps, J. J. Korndörffer, van het 8ste, A. Van Willigen, van het 6de, H. C. J. M. Berkeljon, van het lste reg., en F. H. W. Do Quartel, van het corps; by het 6de reg. de sergn.-vol. L. Van de Pol en W. H. L. Vogel, beiden van het 4de reg., zoomede de serg. H Mulder van het 3de reg., en C. S. Gomm, van hut reg. gren. en jagers; by het 7de reg. de serg.-vol. H. C. B. Schregardu8 en E. De Kruyft, beiden van het 4de reg.; by het 8ste reg. de serg.- vol. H. Van Dam, H. G. M. Mathol De Jongh en G. R. Fauchey, allen van het 4de reg., zoomede de serg. M. W. Vieweg, van het 5de reg. Benoemd by het wapen der art., tot twee den luit.: by het lste reg. vesting art., de serg.-vol. K. E. Oudendyk; by het 2de reg id. P. A. Van Leeuwen en H De Ranitz; by het 3de reg. id. H. Harmsen en H. M. E. Brodhaag; by het 4de reg. id. P. Bakker; allen van het 2de reg. vesting-art. Benoemd by het personeel der militaire adm., tot tweeden luit.-kwartiermeesterby het lste rog. inf., de serg. P. De Vries, van het 7de reg. inf.; by het 5de reg. inf, do serg. L. J. H. Heyman, van het 7de reg. infby het 88te rog. inf., de serg. D. J. Jager, van het 5de reg. inf.; by het lste reg. veld-art., de serg. W. H. Eerdbeek, van het reg. gren. en jagers; by het 3de reg. vesting art., de serg. J. Veenendaal, van het 2de reg. ves ting-art. 8) „Neen, zelfzucht ken ik goddank niet, maar uwe tante sukkelt zoo met die sneeuw. Wilt gy toch vooral aan den knecht zeggen, dat hU mUne stoof goed heet maakt?" „Arme oom Reggyl" zeide Isabel spottend. „Ja, nu zal niemand my toch van egoïsme kunnen beschuldigen; in zulk een weer hier te komen, alleen voor uw goeden naam!" „Maar, wat geeft nu dit korte bezoek, oom, ale gU toch weer teruggaat?" „Weet gU wat: pak uw koffer en ga met mi) medel" „En myn gast hier alleen laten 1 Neen, dat zou al te erg zUnl" „Neem hem dan mee," raadde haar oom, wanhopend. „De dokter zegt dat hU met deze koude niet buiten mag komen." „Kom, onzin, ik geloof niet aan dokters praatjes." „Ja, wU kennen dat, oompje, tot gy zelf ziek zUt. Hoeveel hebt gU er dit voorjaar wel gehad bU dien hoest, die maar niet weg wilde?" Isabel 1" vermaande oom Reggy streng. „Eene vrouw met eene scherpe tong is een van de leelykste dingen op de wereld." „Kom, oom, ga maar naar huis en vertel eens aan tante hoe elecht gU m(J behandelt Dkt zal dan uwe straf zijn." „Haar, lievo kind, het is het allerbeste, dat ik doen kan. Ik geloof dat het hoe langer hoe harder gaat sneeuwen; als die arme paarden mU nog maar veilig thuiB kunnen brengen! Hebt gU gezegd dat het water voor mUne straf goed heet moet zUn? En geef mü nog eene dikke plaid, lieve, en o ja, ik wilde u nog iets vertellenweet gU dat uw gast geëngageerd is? Met een meisje uit Jersey of Schotland, of zoo ergens vandaan." „Geëngageerd I" „Ja, dus zal hy u wel niet het hof maken, gelukkig." „Niemand zal hem daarvan kunnen be schuldigen," merkte zU trotsch op. „Het is maar eene aardigheid. Nu, vaarwel, lieve; etuur hem maar zoo spoedig mogeiyk weg. Ik wilde dat ik maar kon blyven, om u wat gezelschap te houden. Het is eene vervelende geschiedenis voor u, maar. zooala ik reeds zeide, uwe tante „Ja, ik weet het al," antwoordde Isabel, wel een weinig onbeleefd. Goddank, eindelijk was h|j wegl ZU keek het rytuig na, dat langzaam door de mulle sneeuw voortreed. Daarna begaf zy zich met vluggen tred naar de bibliotheek, waar een heerluk vuur brandde, waarvoor haar ongenoode gast behaagiyk in een grooten stoel lag uitgestrekt. Hjj keerde zich nieuwsgierig om, toen de deur openging, alsof hy iemand verwachtte, en toen hy haar zag, wierp hy zyn boek op het haardkleed. Hy maakte eene beweging alsof hy haar tegemoet wilde gaan. „Biyf stil zitten," zeide zy, niet onvriende- lyk, en toch voelde de jonge man dat er iets in haren toon veranderd was. Er kloDk iets hards in. „O, ik ben nu sterk genoeg." „Dat doet my genoegen." Zy wa3 langzaam naderby gekomen en begon nu met alle kracht in het vuur te pokeD. Dat arme vuur! Haar had het toch geen kwaad gedaan, en aan haar leed had het vuur toch geene schuld, maar zoo zyn de vrouwen: zy wreken zich gewooniyk op den verkeerde. „Dan zult gy spoedig weder uwe vryheid herkrUgen." Haar blik rustte even op hem. „Als dat alles is, wat myne beterschap my geeft, wenechte ik nog lang zwak te blyven." „Nu, van uwe zwakheid hebt gy zelfs ge bruik gemaakt, vryheden te nemen." „Ja, reeds veel te veel; ik weet waarlyk niets ter myner verontschuldiging in tebren gen; had men mU slechts naar Iddersley ge dragen, dan zou u al die last bespaard zyn geweest." „Dus de schuld ligt aan de lieden, die u hier brachten?" „Ik begin het hoe langer hoe erger te vinden, dat ik u zooveel moeite heb ver oorzaakt." „Gy zyt ondankbaar I" En toen, na eenig zwygen, ging zy verder: „Ik heb myzelve beschuldigd dat ik eene onbeleefde gastvrouw geweest ben. Ik heb er niet aan gedacht dat gy niet schryven kunt en wie weet hoe menigeen er is, die naar tyding van u ver langt. Gy kunt byv. schryven dat gy op een akelig, vervelend bulten beland zyt." „Welk buiten meent gy?" „Gy zyt al te vriendelyk," antwoordde zy en haalde eene schryfportofeuille te voorschyn. „Mag ik uw secretaris nu eens zyn?" „Gaarne," zeide hy, eenigszins verwonderd. „Hoewel ik niemand op de wereld weet, wien het iets kan schelen of ik dood of levend ben." „Gy bedoelt dat gy liever zelf achryft?" „Volstrekt niet; het zou my zelfs eene groote eer zynKom, wat beduiden die oonventioneele praatjes eigeniykik meen dat ik de gelukkigste mensch zou zyn, als gy werkeiyk iets voor my doen wildot." „Ik ben eene slavin der conventie, moet ik u waarschuwen," zeide zy met een koel lachje. „Ik kan u dus niet van dienst zyn?" „Er is iets in uw toon van spreken, dat ik niet begryp, zoo geheel anders dan „Er is niets." Zy stond op. „Ik heb my vergiet, dat is allesals uwe vrienden niet om u geven, waarom zou ik het dan doen?" Zy deed eenige schreden en trok aan do bel. „Ik zal nog wat hout laten brengen! Ik hoop dat men u goed bedient?" „Uitstekend." Zy maakte eene lichte buiging en wendde zich naar de deur. Hy stond op van zyn stoel, om haar te volgen, maar had buiten zyne zwakte gerekend. „Voorzichtig, pas op!" riep zy. „Er is iets voorgevallen; heb ik u belee- digd? Neen, gy behoeft niets te zeggen; ik weet genoeg uit den toon uwer stem; gy zyt beleedigd." Door dit te zeggen maakte hy, onwetend, de zaak natuuriyk nog veel erger. „My beleedigd!" nep zy, bleek wordend. „Zonder twyfol moet ik u ergens mee beleedigd hebben; wist ik maar waarmede!" „Gy hebt niets te weten; waarom beeldt gy u toch zoo iets in? Hoe kunt gy, een vreemde, my nu beleedigen?" „Isabel!" riep hy eensklaps. Zyne vroegere kracht scheen plotseling terug te keeren; hy liet de tafel los en kwam r6cht op liaar toe, terwyi hy het zachte, witte handje greep, dat slap langs hare zyde hing. „Laat my even uitspreken, ik weet dat wy vreemd tegenover elkaar staan, naar de meening en de begrippen der wereld, maar my is het alsof ik u altyd, myn leven lang, gekend heb. Misschien mag ik zoo spoedig nog niet spreken?" „Neen, dat moogt gy zeker niet!" „Maar, waarom dan niet?" vroeg hy onge duldig. „O, mynheer 1" En zy trok hare bovanlip verachteiyk op, „bedenk toch eens „Dat ik in uw huis ben en dat ik uw gast ben en dat het „Ach neen, dat alles meen ik niet, dat heeft er niets mede te makenmaar ik wilde dat gtj niet aan my, maar liever aan anderen dacht." Zy had niet den moed het woordje „anderen" in het enkelvoud te gebruiken. „Het schynt my juist toe alsof de anderen in de wereld my niets aangaan." Hy hield nog steeds hare hand vast, die zy al eenigo malen getracht had los te krygen. Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1