Leiden, 15 October.
der Baliërs gelegen zyn, en die, om de
erven van elkaar te scheiden, wederom door
muren in kleinere vakken verdeeld zyn. Alle
muron waren tydens het verraad van talryke,
kleine geweerschietgaten voorzien.
De tuinmuur van den vorst en do muren
van zyn verbiyf waren voorzien van étages-
gewys aangebrachte schietgaten. Toen het
verraad gepleegd werd, stonden 2 compagnieën
van het 6de, 1 compagnie van het 7de, vele
paarden der artillerie en de opperbevelhebber
met zyn staf in de open ruimte cl, waar zy
voornamdf\jk beschoten werden uit de schiet
gaten van het vorstelijk paleis en den vorste-
ïykon tuin en door de Baliërs, die over den
ten Z. van die ruimte gelege&iniuir vuurden.
De colonne-Van Byievelt van Praja volgde
eerst den zeer langen hoofdweg van Z naar N.,
maar sloeg vervolgens een zy weg in, die naar
Mataram voerde.
De colonne-Van Pabst volgde den hoofdweg
van O. naar W., maar weldra aag de voorato
compagnie zich genoodzaakt door een zyweg
naar het noorden uit te wyken, de achterste
compagnie bleef met do gewonden achter.
Hun, die belangstellen in myne later te ver
melden boschouwingen, verzoek ik beleefd het
liierby gevoegd schetsje met de daarop be
trekking hebbendo aanteekeningen te bewaren.
Daar ik my, van Ampenan uit, meermalen
naar Mataram en Tjakra begaf en zelfs ge-
ruimen tyd te Mataram vertoefde, ben ik vol
komen op de hoogte van de terreinen, waar
alles werd afgespeeld, en van de legering en
opstelling der troepen, zoodat ik zal kunnen
oordoelon zonder my schuldig te maken aan
feuten of vergissingen van beteekenis.
Djilantik van Ëuropce«ehe
afkomst.
Eenige dagen geleden namen wy uit de
„Loc." een bericht over, waarin betoogd werd,
dat Goesti Djilantik, de beruchte Balische
vorst, van Europeesche afkomst is.
Men schryft nu hieromtrent van bevoegde
zyde:
„Het boricht heeft xeer veel grond voor
waarscbynlykheid.
Is het waardan ben ik overtuigd, dat de
grootvader van Goesti Djilantik, zoo die nog
in leven is, De Kiover heet en nu 84 of 85
jaar oud moet zyn.
De Kiever was vroegor, toen ik hem kende,
luitenant ter zee. Destyds was hij zeer onte
vreden, omdat hy meende onbiliyk te zyn
bohandeld, toen men hem overplaatste by do
Koninklijke Nederlandsche Marine.
De eerste officier aan boord van de brik
„de Panter", in de jaren 1842 '43 wachtschip
te Soerabaia, was do luitenant ter zee lsto
klasse Viewég, eveneens een koloniaal officier.
Dezo raadde hem (D. K.) steeds aan om te
verzoeken by de land-marine (zooals die des
tyds heette) over te gaan.
Dit heeft hy ook gedaan, doch het verzoek
werd niet ingewilligdwel werd hom de raad
gegeven om als ziekenoppasser in dienst te
treden. Ik zie hem nog, op ontvangst van dit
bericht in tranen uitbarstende.
Hy kreeg daarna twee jaren verlof en voer
op eene Arabische brik, „De Goede Hoop",
varende tusscben Soerabaia en Ternate en
geladen met stukgoederen. De brik bereikte
nooit hare bestemming; zy viel in banden
van Balische zeeroovers en sedert vernam
men niets van haar, noch van hare beman
ning. Dat De Kiever zeeroover is geworden,
is niet zeker; wel, dat de hier bedoelde brik,
ik meen in de Laboean amok baai by Karan-
gassom is afgeloopen, en daarna tot zeeroo
vers-vaartuig bestemd.
Drie jaren lang is toen door de marine daar
gekruist, zonder dat men de roovers heeft
kunnen vatten.
De Kiever echter is later meermalen door
matrozen te Soerabaia gezien, waar by zyne
oude moeder, die in kampong Baroe over de
marino-werf woonde, bezocht; niemand wilde
hem echter vorraden.
Hy was een kranig officier, zooals zoovele
Indo's, die toentertyd van de cadettenschool
te Semarang afkomstig waren.
Waarom men Djilantik liet gaan.
Hot „Bat. Nbl." ontving het Agendo ant
woord op do vraag, waarom men Goesti
Djilantik heeft toegestaan naar Karangassem
over te steken:
Goesti Djilantik kan in Karangassem, als
hy werkeiyk verraad in don zin heeft, niets
anders doen dan zich versterken.
De omliggende vorstendommen Bangli,
Gianjar en Kloenkoeng zyn hem alle vijandig;
Kloenkoenj» bovenal, omdat vroeger Ka
rangassem een deel uitmaakte van dat ryk.
Hy is dus, al stookt hy verraad in zyn
landje, voor ons onschadelyk.
Het is waarscbynlyk deze overweging, die
er toe geleid heeft, dat men hem ongemoeid
heeft laten gaan; wellicht komt later, na
deze expeditie, voor hem de afrekening.
De ydcllicid van generaal Vetter.
In het „Sper. Hand." leest men o. m. het
volgende:
„K loetenzynoraadgevers zyn overtuigd van
onzo domheid en toegevendheid. De ervaring,
die zy daarvan hebben opgedaan, kan hen op
dat gebied alles doen verwachten. Vermoedelijk
dachten zy, toen zy hun laatsten briefschre
ven, nog aan zoo menig uurtje van gezellig
samonzyn. waarin zy volkomen als de gelyken
der opperbevelhebbers en onze hoofdofficieren
als hunne minderen werden beschouwd en be
handeld. Misschien dachten zy nog wel aan
do aangename stonde, waarin zy met do beide
generaals, resident Dannenbargh en de geheele
staf werden gecontorfeit. Zy weten te goed,
dat zy van generaal Vetter alles kunnen ver
krijgt n door een schyn van toegevendheid en
eenig ydel vriendschapsbetoon.
Zal men zich nu weder laten vangen in
denzelfden strik? Van generaal Vetter en resi
dent Dannenbargh kan men het verwachten;
van generaal Segov en directeur Schererniet.
De eerste is niet ydel, de tweede kont vol
doende den inlander, om to weten, dat hy
op hot terrein der diplomatie altyd onze meer
dere is. Maar wat geeft hun meerdere ervaring
en dieper blik, zoolang niet zy, maar generaal
Vetter, die geheel onder don invloed van
resident Dannenbargh schynt te staan, de
leiding der expedi ie behouden?"
BlyJj.ens mededeelingon van den redacteur zelf
van hot „Soer. Hbld." zou de verstandhouding
tusscben den generaal Vetter en den resident
Dannenborgh, zyn raadsman, eener-, den gene
raal Segov en den directeur Scherer andorzyds,
minder goed zyn. Dit lag voor de hand, zegt
de „J.-B." Deoersto dezer beide laatsten werd,
zegt men, door gen. Vetter ongeschikt ver
klaard voor bevordering en ontkwam zyner
pensionneering slechts, omdat men hem noodig
had. Do directeur Scherer kwam daar blykbaar
als dwarskyker.
Nieuw bombardement.
Do telegrammen, door ons in de vorige
mail aangetroffen, liepen tot 11 Sept. en ver
meldden o. a. de beschieting van Aroeng-
Aroeng en de uitwijking van Goesti Djilantik
naar Karang-Asem.
Den 12den ontving de „Java-Bode" depe-
ches uit Boeleleng, inhoudende, behalve laatst
genoemde mededeeling, de volgende tydingen
Wanneer het zware geschut aan den wal
is, zal tegen het ten zuidon van Mataram
gelegen Pasangan worden geageerd.
Mataram is ten gevolge van ons vuur zoo
goed als verlatende bevolking is naar Tjakra-
Negara en Goenoengsari gevlucht.
Dageiyks komen vermiste dwangarbeiders,
gewapende kettinggangers en officiers-bedien
den terug, zy worden gewantrouwd en daarom
terstond naar boord gebracht.
Een part. telegram aan het „Bak Nbl." uit
Boeleleng, dd. 12 S6pt., meldt het volgende:
,,Eene colonne onder generaal Segov rukte
tegen Rembega op, gelegen ten noorden van
Mataram, en beschoot met granaten Rembega,
waarna overal door de bevolking de witte
vlag word geheschen.
In Mataram is alles doodstil.
De vijand loste geen enkel schot.
Het bombardement duurt voort, maar de
meeste vuurmonden zyn nog aan boord.
Zware branding en het gemis van een pier
maken de landing langzamerhand levens-
govaariyk."
Het „Bat. Nbl." teekent by dit telegram
het volgende aan:
„Het telegram geeft veel te denken. Eigen
aardig, dat de vyand geen enkol schot heeft
gelost en toen de colonne-Segov naar Rembega
opgerukt was en die plaats met granaten
beschoot, door de bevolking overal do witte
vlag word geheschen.
„Zouden wy hier niet in die uiting van
vrees van do zyde des vyands een nieuwen
truc moeten zoekenOnzes inziens kunnen wy
hier niet genoeg tot voorzichtigheid aansporen,
daar de ondervinding genoeg geloerd heeft
wy willen het ten minste hopen dat de
voetangels en klemmen op Lombok velen zyn.
„Verder vinden wij vermeld dat Mataram
doodstil is en valt hieruit te besluiten, dat
de plaats waarscbynlyk verlaten is.
„Zoolang de zware branding het lossen van
het geschut bemoeilykt, zal er van een krachtig
offensief optreden nog geen sprake kun
nen zyn."
Verdere operation legen den vyand.
Particuliere telegrammen van de „Deli-Grt."
van 15 September melden het volgende
Batavia, 14 Sept., (9 u. 20 m.):
Een telegram uit Boeleleng aan de „Java-
Bode" meldt het volgende:
Eene verkenning van twee sectiën uit
Kaleh word uit kampong Poema beschoten,
de vyand werd verdreven met verlies van
twee doodon en vier gevangenen. Onzerzyds
goene verliezen. Wapens werden buit gemaakt.
Do bezetting van Aroeng beschikt over
vier twaalf c.m. achterlaad kanonnen, twee
mortieren van 20 c.m. en twee veldstukken
Kaloh heeft vier veldstukken. Pasingahan,
Zuidwaarts van Mataram, is onder vuur ge
nomen. Heden (waarscbynlyk 13 September),
rukten u t het tweede, zevende en negende
bataljon, benevens bergartillerie, om Pasin
gahan to vermeesteren en te bezetten. Het
volk van Mataram is liier verzameld. De majoor
Rost van Tonningen is ziek.
Batavia, 14 Sept. (10 u. 5 m.):
Een tweede telegram aan de „Java-Bode"
luidt:
Pasingahan is door ons genomen. Wy
haddon twee dooden en vior gewonden. De
geheelo troep is den geheelen dag in het
vuur geweest. Het negende bataljon bezet
Dewa on Pasingahan.
Heden wordt verder geageerd De vyand
versterkt de kampongs vóór Matajam. De
andere troepen zyn weder to Ampenan terug.
Batavia, 14 Sept. (12 u. 41 m.):
De directeur Scherer biyft voorloopig te
Lombok. De staf denkt Mataram binnen eene
week te vermeesteren. De Sasaks, die de
Baliërs benoorden Mataram verwoed aanvallen,
verbranden Noenoengsari.
Batavia, 15 September: Volgens een
regeeringstelegram van gisteravond werd met
een bataljon met honderd dwangarbeiders uit
gerukt naar Pasangahan tot bevestiging van
dc positio aldaar. De troepen keerden 's avonds
in het bivak terug. Gesneuveld fuselier De
Meyer, 9de bataljon, zwaar [gewond kanon
nier Stoker, van de vyfde compagnie. De
Resident keerde gisteravond van Laboean
Hadjie terug en had te Mas Bagei eene samen
komst met de voornaamste Sasakhoofden ge
had, voorzoover dezen niet reeds Westelyk
waren opgerukt. De stemming der Sasaks was
zeer gunstig.
De Resident kwam 13 dezer ten anker voor
Laboean Tjarik, bezocht die dessa den volgen
den morgen en werd daar vriendschappeiyk
ontvangen. Van daar tot Lekok kwamen
hoofden van allo aan het strand gelegen dessa's
hunne opwachting maken aan boord van de
„Argus". Voorby Lekok hebben de dessa's
eene Baliueesche bevolking en zijn ingevolge
vertrouwelyke mededeeling versterkt.
Kan de oorlog op Lombok nog
lang duren?
Wanneer hier to lande de telegrammen
over Lombok lang wegblijven en ook wan
neer deze ten slotte komen, is een gewone
klacht, dat mon mot onze krygsoperaties zoo
langzaam vordert. In verband daarmee is van
het uiterste belang, wat een inzender, die
herhaaldelyk op Lombok on Bali heeft ver
blijf gehouden en do tosstanden daar nauw
keurig kent, schryft in het „Bat. Hbl."
In de eerste plaats deelt hy mode, dat de
algemeeno opinie onder de inlanders op Bali is,
dat Nederland in zyn strijd tegen Lombok
zal overwinnen, hoewel het waarscbynlyk
lang zal duren en groote bloedige en gelde-
lyke offers zal krsten. Deze opinie steunt op
het feit, dat onze regeering in staat is geble
ken om de mislukte eerste expeditie in een
oogwenk aan te vullen mot eene tweede,
waaruit valt af te leiden dat zy by machte
is om nieuwe verscho troepen aan te voeren
wanneer dit noodig mocht blijken, terwyl de
Sultan van Lombok hiertoe niet in staat is.
Verder doet deze schryver do volgende
belangryke mededcelingen
Zooals reeds gebleken is, moeten de verster
kingen der Sultansverblyven en der kampongs
achtereenvolgens genomen worden en is het
eenig daartoe dienstig middel, ze plat te schie
ten. De Sultansverblyven zyn drie in getal,
t. w.: Mataram, Tjakra-Negara en Goenoeng-
Sari. Deze zyn omgevon door achter elkander
met groote tusschenruimten gelegen muren
van steen, zoo vast en hecht, dat het gewone
veldgeschut er geen vat op heeft en zy met
grof geschut aangetast moeten worden.
Door de ondervinding geleerd, is men thans
hiermee bezig, maar dat het weken zalduron
eer tabula rasa gemaakt is, laat zich voorzien.
Zyn eenmaal do vorstelyke verblyven (poeries)
met den grond gelijk gemaakt dan nog zyn
zy niet onschadelyk, want onder allen loopen
gangen, met genoegzame ruimte tot het opne
men van legerafdeelingen, bestemd om ons op
het onverwachts te bespringen. Dat zy hier
en daar met dynamiet zouden zyn gevuld is
wel beweerd, maar niet bewezen mogelyk
is het echter. Die gangen zyr. stelselmatig
gebouwd om den Sultan en den zynen, in
geval van eventueelen opstand, een veilig
verbiyf te verzekeren en later een goed heen
komen te bezorgen.
Ongetwyfeld zullen do genoemde drie poeries
do centra van den oorlog worden, want do
Balinees, afkeerig van den oorlog in het open
veld, zal, wanneer by door het geschut uit zyne
woning is verdreven, derwaarts vluchten. Zijn
eenmaal de poeries plat geschoten, dan zullen
de sultan, alsmede zyne zonen en volgelingen,
ongetwyfeld hun heil trachten te zoeken in
het gebergte.
Gelukt hem dit, en kunnen de Sasaks hot
hem niet beletten, dan zullen onze troepen voor
een guerilla-oorlog staan, welke, al zou bij,
met het oog op het terrein en de getalsterkte
des vyands, nimmer die in Atjeh kunnen
evenaren, in duur, toch nog onze troepen
langer zou bezighouden dan te wenschen is.
Een pleidooi voor de Baliërs.
Toen in Indië pas de berichten omtrent
den overval bekend waren geworden, ging
er oen kreet van afschuw op over de snood-
heid en laagheid der Baliërs. Welke gruwelen
vindingryke menschen van hen wisten te
verziunon laat zich niet beschryven; op af-
schuwelyke wijze heetten zy de Europeanen
te verminken en met ontzettende wreedheid
te vermoorden.
Men zal zich herinneren, dat reeds dadeiyk
door den hoer Haakman in het „Bat. Hbld."
daarvoor gewaarschuwd werd.
Daarna kwam het bericht, dat kapitein
Lindgreen en de zynen waren vrygelaten en
zy geenszins onmenschelyk waren behandeld.
Dit feit doet den beer Eyssel in de „Soer. Ct."
betoogen, dat wy ons ook in dezen en de
Baliërs hebben vergist.
Erkennen we eerlyk, dus schryft hy, nu
we beter weten, dat de onbeschaafde Balinees,
hoe geducht slim en bloeddorstig een vyand
hy zich by die slachting en hare voorbereiding
ook hebbe betoond, en hoezeer wy tot al te
bloedigen prys hebben moeten leeron dat we
verkeerd deden met hom zoo laag te schatten,
met alle teekenen, ook alle lessen der ge
schiedenis zoo moedwillig in den wind te slaan
en te verzuimen erkennen wy eerlyk dat
de onbeschaafde Balinees, die in deze geheele
zaak de onmiskenbare blyken heeft gegeven
van een organisatie en een discipline, zoo on
verwacht en buitengemeen; en die in de be
handeling zyner krygsgevangen vyanden niet
onder deed voor den meest beschaafden Euro-
peeër: dat hy niet, gelyk wy tot nog toe
slechts al te geneigd waren te meenen, moet
worden gelyk gesteld met eene horde wilde
roofdieren en hyena's, doch dat hy recht
heeft op hooger appreciatie van de zyde eens
vyands wien hy, onder welke byzondere om
standigheden dan ook, een zeer gevoelige
nederlaag toebracht niet alleen, doch wiens
machtig leger hy zelfs aan den rand va^ den
ondergang te brengen wist.
Bestryding, felle bestryding, verdelging over
hem, goed, uitstekend zelfs; dat is ons recht,
en niet slechts ons recht, ook onze plicht,
ware het slechts uit zelfbehoud.
Hoe geduchter tegenstander hy zich toonde,
hoe meer dit noodig is.
Maar achting komt hem toe, in plaats van
de minachting, welke we tot nog toe slechts
al te veel voor hom gevoelden. "Wat hy deed
om ons te vernietigen, de sluwheid van zyn
geveins, wie niet erkennen wil dat hy daartoe
het volle recht bezat, ook al deedhy het
met helsch volgehouden sluwheid voorkomen,
dat hy zich gewillig aan ons onderwierp; die
ziet door een scheeven bril, omdat wy in ons
onverstand de dupe waren van het Balinee-
sche spel. Meesterlyk heeft hy gebruik ge
maakt van de hem als iederen Oosterling
aangeboren kunst van veinzen, de kunst van
den diplomaat.
Ons om den tuin leidend met een scbyn-
bare onderwerpiüg, ons in slaap wiegend en
de meest elementaire militaire voorzorgen
verzuimen doend, ons meer en meer tot split
sing en verdeeling onzer troepen, dieper en
dieper het binnenland in, verleidend of to
brengen wetend was dat niet zyn recht,
waar wy overmachtig tn overmoedig hem
kwamon bestryden? Het zyn inderdaad alle
maal onze fouten, die togen ons getuigen,
waarover wy ons beklagen alsof het zijne
schuld was, dat wy zoo dom en verblind,
zoo ydel en hersenloos ons toonden, waar hy
van den aanvang af zyn spel meesterlyk
speoldo en geen zijner troeven losliet voor
hy zeker was van den slag. Erkennen wy dit
alles en misgunnen wy hem niet do eer, die
hom eerlijk toekomt, die hy zuur heeft ver
diend, zy hot ten onzen koste.
CU een ander oogpunt beschouwd.
Van bovoegdo zyde maakt men aan het
„Bat. Nbl." de opmerking, dat do ramp te
Lombok, hoe verschrikkelyk dan ook in hare
byzonderlieden, achteraf beschouwd nog be
trekkoiyk gelukkig is afgeloopen.
De onderhandtlingen liepen, toen de ver-
raderlyke overval plaats greep, op haar einde;
de telegraaf had reeds het bericht gebracht,
dat het contract gereed was en slechts op
vertaling en ondertcekeoing wachtte.
Het was dus maar een quaestie van eenigen
tyd, dat het grootste gedoelte der troepen
naar de garnizoenen zou teruggekeerd zyn,
volgens het plan, dat één bataljon voor de
handhaving der nieuwo bepalingen zou ach
terblijven. Ware het eenmaal zoo ver geweest,
en hadden toen do Baliërs met hun overmacht
het nog meer in slaap gewiegde legertje over
vallen: het ïydt geen twtyfel, dat de geheele
macht zou zyn gevallen, en met haar het
Europeesche contingent te Lombok (ambte
naren en particulieren).
Eeno nieuwe expeditie zou noodig geweest
zijn, waarby als nadeelen tegenover staan,
dat de vyand gedurende eenigen tyd gelegen
heid zou hebben gehad zich tot emstigen
tegenstand voor te bereiden.
Uit dit oogpunt beschouwd is, het „Bat.
Nbl." geeft het toe, de Lombok-ramp zeker
niet zoo groot als zy had kunnen zyn. Niet
temin, zonder den bewonderenswaardigen moed
onzer troepen by de slachting, had deze even
goed grooter afmetingen kunnen nemen.
Do vraag is nu maar: in welken geest zal
er verder gehandeld worden. Het gisteren
ontvangen telegram spreekt van het uitsteken
van witte vlaggen door de bevolking, toen
Rambega beschoten werd, en uit de bloote
mededeeling van dit feit alleen, zonder dat
er iets naders bekend is, zou men allicht >-
sluiten, dat hierin aanleiding werd gevonden
haar ongemoeid te laten.
Het kan zyne goede zyde gehad hebben
dit by die demonstratie te doen, maar als
beginsel aarzelen wy niet dit af te keuren.
Lombok ligt, zooals wy reeds zeiden, vol
voetangels en klemmenevenmin als men in
de vlaggen-uitstekery een vredelievende ge
zindheid mo9t zien, is het bewijs geleverd,
dat onder dio vredelievenden niet de eersten
zyn geweest, die aan het verraad hebben
deelgenomen.
Men late zich toch vooral niet weder be
driegen.
Professor Zaayer opende heden zyne
academische lessen Maar niet op do gewone
wyze; de zaal, anders overvloedige ruimte
biedende, scheen thans te klein om allen te
bevatten. Wy zagen daar hoogleeraren, vele
oud assistenten eu assistenten, talryke belang-
stel'enden en ongeveer een honderdtal studen
ten aandachtig luisteren naar óe woorden
van den gevierden hoogleeraar en hoog-
geachten leermeester, die in het afsterven van
een man, die gedurende byn3 eene halve
eeuw de ontleedkunde heeft fceheerscht. aan
leiding vond om. by het openen van zyne
colleges, het beeld van dezen grooten man,
Joseph Hyrtl, te schetsen.
Joseph Hyril werd den 7den December 181Q
(of 1811) geboren in eeno liefolyke, wynryko
streek Yan Hongarye, te Eisenstadt, bekend
door hot met vorstelyke praal ingerichte slot,
de residentie van Vorst Esterhazy. Zyn vader
was een uitstekend musicus, die goruimen tyd
medespeelde in de kapel van Haydn, wiens
lieveling hy was; een zyner broeders was als
koperotser zeer goed bekend. Op twee jarigen
leeftyl reeds kwam Hyrtl te Weenen, waar
hy het Gymnasium bezocht en van 1831 -1835
in de geneeskunde studeerde; in dit laatste
jaar promoveerde hy aldaar met eene disserta
tie: Antiquitates anatomicae rarioresquibus
origoincrementa et status anatomes, apud anti-
quissimae memoriae gentes, historica fide illu-
strantur. Na het hem door de Hoogleeraren
Hildenbrand en Rosas aangeboden assistent
schap te hebben afgeslagen, werd hy reeds
in 1833 prosector onder den Hoogleeraar
Berres, van wien Hyrtl met groote achting
spreekt en aan wien hy, benevens aan
Czermak, zyn bovengemeld proefschrift op
gedragen her ft.
In 1837, twee jaren dus na de promotie,
werd aan den 26 jarigen man de betrekking
van Hoogleeraar in de ontleedkundo te Praag
opgedragen; hij bekleedde haar tot in 1845
en heeft zieh daarin, naar zfin eigen ge
tuigenis, recht gelukkig gevoeld, zoo zelfs,
dat hy niet dan op den sterken aandrang der
betrokken autoriteiten besluiten kon naar den
door den dood van Berres vacant geworden
leerstoel in de ontleedkundo te Weenen te
dingen.
Gedurende 29 jaren, lot in het jaar 1874,
heeft Hyrtl aldaar geschitterd als eene ster
van de eerste grootte; gevierd als docent,
als schryver van talryke werken bewonderd en
gehuldigd, als onderzoeker door deskundigen
zeer hoog gesteld, in en buiten Weenen met
eerbewyzen en onderscheidingen overladen.
En niettegenstaande dat alles, kon hy door
vermeende of wezeniyke tegenwerking en
teleurstelling zelfs in den werkkring, die hem
zoo lief was, geene bovrediging vinden. Zoo
heeft Hyrtl zich, reeds vóór den wettelyken
tyd, uit het openbare leven teruggetrokken
en zich te Perchtoldsdorf by Wetnen metter
woon gevestigd. Daar heeft hy nog 20 jaren
geieefd en in de eerste 10 jaren, door het
uitgeven van hoogst belangryke geschriften,
blyken gegeven van zyn helderen geest en
van zyne onverminderde werkkracht. Zyne laat
ste levensjaren bracht hy' in blindheid door
en ten slotte verminderde ook de scborpto
van bet eenmaal zooveel omvattend hoofd.
Gelyk Gladstone op hoogen leefiyd de
krachten staalt door het omhakken van hoo
rnen, zoo oefende Hyrtl zich door liet kruien
van steenen in zyn tuin. Dit deed hy nog,
in goeden weistand, den dag vóór zyn dood
op de gewone wyze. In den morgen van den
17den Juli werd hy met de armen gekruist
op de borst en met gesloten oog op zyne
legerstede gevonden. Alles duidde aan dat zyn
uiteinde zacht geweest was.
Dit is in korte trekken het leven geschetst
van den geleerde, wiens genialiteit en reus
achtige werkkracht standaardwerken van
blyvende waarde hebben gewrocht.
In zyne eigenaardige, aangename wyze van
spreken toonde «professor Zaayer daarop aan
dat-deze standaardwerken, in de zaal tentoon
gesteld, Hyrtl voor een deel zoo beroemd
hebben gemaakt en schetste hem daarna als
mensch, die zyn vermogen naliet aan liefdadige
instellingen.'
Langdurige, enthusiastische betuigingen
van hulde waren de dank aan het einde van
zyne rede den hoogleeraar gebracht vanwego
het talryke auditorium.
Naar aanleiding van de dosbetreffendo
ingekomen verzoeken geven B. en Ws. na
ingesteld onderzoek in overweging:
1°. Aan de Leidscho Duin wat ermaatschappy
vergunning te verleenen om voor de in aan
bouw zynde fitters woning aan de Havorzaklaan
eene stoeptrede te leggen breed 35 centimeters,
hoog löcentimeters.overeenkomstig aanwyziDg
van Rooimeesters;
2°. aan de firma J. Parmentier en Zn. ver
gunning te verleenen tot het plaatsen van een
yzeren paal voor het perceel Mare N°. 3, ver
bonden met eene ijzeren staDg in dien gevel
op afstand van ten hoogste 50 centimeters
van dien gevel, tegen betaliog van de ver
schuldigde recognitie.
Hierdoor zal worden voorkomen dat de
wagens, welke van de brug vóór deLeidsche
Broodfabriek afryden, den gevel van het perceel
van adressanto beschadigen.
- Na overleg met de Commissie van Fabri
cage geven B. en Ws. in overweging aan het
Bestuur der Leidsche Bouwmaatschappy tot
wederopzeggen, behoudens toestemming van
de Gedep. Staten, vergunning te verleenen
om eene brug te leggen over de zand6loot
voor het perceel kadaster Sectie E No. 1541,
gemeente Oegstgeest, alsmede eene gas- en
waterleidingsbuis naar de te bouwen huizen,
onder voorwaarde:
1°. dat adressant tydig schriftelyk kennis
geeft aan den Gemeente Architect van hot
tydstip, waarop met het werk begonnen wordt,
ten einde de juiste plaats der brug te bepalen
2°. dat door de gemeente het noodige hout
gewas wordt weggenomen en de berm in
ordo wordt gebracht, alles voor rekening van
adressant;
3°. dat de brug in voortdurend goeden staat
en iD goede aansluiting met den berm ten
genoegen van Burg. en Weths. wordt onder
houden;
4°. dat eene jaarlyksche recognitie wordt
betaald van één gulden.
Onder verwyzing naar achterstaande
advertentie van de Leidsche Tooneelvereeni-
ging „Jacob Cats", kunnen wy nog mede-
deelen dat, by gelegenheid van het twintig
jarig bestaan der Vereeniging, den 18den
November a. s., in den Schouwburg o. a. zal
worden opgevoerd: „Eerloos", drama in drie
bedrijven van W. G. Van Nouhuys.
Behalve de goede krachten, dio de Ver
eeniging zelve bezit, heeft zy bovendien
eenige dames, voor wie de „planken" verre
van vreemd zyn, aan zich weten te ver-