N°. 10627. Zaterdag 13 October. A0. 1894. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. De Loiobok-expeditie. LEILSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT i Yoor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1**0. Afzonderlyke Nommers°-05- PRIJS DER ADVERTENTTËN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer/" 0.17 J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. KOLONIËN. BATAVIA, 8 tot 11 September. De gisteravond door ons ontvangen mail ttit Oost-Indië bracht, geiyk te verwachten was, nog tal van détails omtrent den overval ▼an 25 op 26 Augustus. Wy laten tot goed begrip van het gebeurde hieronder weer eenige der voornaamste bijzonderheden vol gen, ontleend aan eene particuliere corres pondentie dd. 4 Sept. en opgenomen in de „Java-Bode" van 8 Sept. d. a. v. Te Ampenan. Op 24 Augustus aldus schrijft de corres pondent van de „Java-Bode" werden wij te Ampenan telegraphisch gewaarschuwd om de hoogst mogelyke waakzaamheid in acht te nemen.De nacht ging echter in onge stoorde rust voorbij. In den nacht van 25 op 26 Augustus, om streeks 12Va uur, werden wij gewekt door geschut- en geweervuur, dat uit de richting van Mataram en Tjakra werd gehoord. Gere gelde salvo's werden afgegeven en het geschut- ■vuur bleef aanhouden, zoodat men zich niet meer behoefde af te vragen wat er gaande was. Wij dachten terstond aan eene overvalling van de Baliérs in de bivaks en verheugden ons in het vooruitzicht te zullen vernemen, dat de Baliérs eene gevoelige les zouden heb ben gekregen. De telegraphische gemeenschap was intus8chen verbroken, zoodat wy den morgen geduldig moesten afwachten, om nadere berichten omtrent een en ander te vernemen. Intusschen waren wij ook op onze hoede, hadden ons zoo goed mogelijk versterkt in onze kampementen en bleven den geheelen nacht in alarmstelling staan. Aan ieder, die een geweer kon dragen en eenigszins daar mede kon omgaan, werd een geweer uitge reikt. De bezetting van Ampenan bestond toen slechts uit de twee achtergebleven com pagnieën van het 9do bataljon, de cavalerie en eenige artilleristen en geniewerklieden. Het vuur op Mataram en Tjakra-Negara bleef den geheelen nacht aanhouden en nam met het aanbreken van den dag met verdubbelde hevigheid toe. Aangezien den volgenden morgen geen enkel bericht ons bereikte, werd de cavalerie uit gezonden om na te gaan in hoeverre de com municatie was verbroken. Een kwartier van het bivak werd zy hevig beschoten en met opgeheven lansen bedreigd. Een paard werd by deze gelegenheid gewond. De cavalerie, die toen terugkeerde, bracht het bericht mede dat de communicatie geheel en al was afge broken en er niets te zien was van onze troe pen van Mataram en Tjakra-Negara. Alzoo bleef de toestand van die troepen ons ten eenenmale onbekend. Door de Sasaksche bevolking, die in den omtrek van Ampenan woonde, vernam men, dat, als het vuur te Mataram en Tjakra-Negara Ophield, dit het sein zou zyn om togen Ampenan op te rukken, en reeds noemden zy hoofden en leiders der Bailors op. In deze netelige omstan digheden werd aan den commandant van Hr. Ms. oorlogsschip „Emma" het verzoek gedaan om de landingsdivisie van de „Emma" en „Hendrik" te doen debarkeeren met 4 stukken geschut, aan welk verzoek spoedig werd voldaan. Den geheelen dag en verder den nacht bleven wy in de grootste spanning, nog hadden wy geen enkel bericht van den toestand der troepen van Mataram en Tjakra- Negara. In den morgen van Maandag 26 op 27 Augustus wisten 3 dwangarbeiders, die waren afgezonden, Ampenan te bereiken met een briefje, hetwelk inhield, dat het 6de en 7de bataljon en de artillerie zich verschanst padden ten zuiden van Mataram, dat zy zich inog slechts tot den volgenden morgen konden «taande houden, aangezien de voorraad munitie bp was, en dat zy trachten zouden over de «ftWdh Ampenan te bereiken en dat alle stukken In handen van den vyand waren gevallen. Spoodig na ontvangst van dit bericht rukten fran Ampenan twee compagnieën met de jboodige tandoes op, om gemeenschap te zoe ken en zoo noodig de terugtrekkende troepen Je ondersteunen. Des morgens omstreeks 11 uren werd ons geseind dat de troepen van Mataram en Tjakra- jjTegara langs het strand in aantocht waren &i dat er van de oorlogsschepen sloepen waren gezonden om de gewonden op te nemen. In Eten namiddag van den 27sten kwamon zy jpn, doch in welk een deprniswaardigen toe stand. Het gezicht van de vele gewonden en door vermoeienis en inspanning uitgeputte officieren en minderen ging alle beschrijving te boven. Te Ampenan vonden zy eindelijk lafenis en versterking, want er was door de intendance goed gezorgd. Wfe heeft het eerste schot gelost? De lezing, welke de correspondent geeft van het gevecht by het bivak te Tjakra Negara, waarbij, geljjk men zich zal herinneren, generaal Van Ham sneuvelde wijkt eenigs zins af van die, door de „Locomotief" gegeven en reeds door ons medegedeeld. Volgens den briefschrijver in de „Java-Bode" werd des avonds tegen kwart over elven door een schildwacht een schot gedaan op eene gedaante, die ongemerkt het bivak dacht te bekruipen, en dit schot beantwoord door een groot aan tal schoten der Baliörs, waarna het bloedige gevecht volgde, waarvan de détails onzen lezers reeds bekend zijn. Tot driemalen toe, deelt de correspondent voorts mede, deden de Baliörs een aanval op het bivak, doch telken male werden zy teruggeslagen. Halme houding Tan onze troepen. Terwijl de hierboven geciteerde correspon dent, die zelf niet by don terugtocht naar Ampenan tegenwoordig was, dezen terug tocht een sauve qui peut noemt, blykt toch uit een brief van een ooggetuige, dd. 30 Augustus, aan de redactie van de „Java-Bode" ter inzage gegeven, dat onze troepen hunne tegenwoordigheid van geest geen oogenblik hebben verloren. Aan den hierboven bedoel den brief is het volgende ontleend: Wel poogden onze troepen door een krachtig vuur den vijand uit zijne schuilhoeken te verdrijven, doch deze stond goed gedekt, zoo dat Onze salvo's weinig uitwerking hadden. In zijn overmoed plaatste de vyand toen ladders tegen do binnen/.yde der poeri, om ons van over de muren te beschieten, maar zy, die zich vertoonden, werden zóó warm door de onzen ontvangen, dat ook van derge lyke pogingen verder werd afgezien. Dit alles gebeurde in een stikdonkeren nacht. Onze troepen hadden eenige hoop, dat men by het opkomen der maan tegen half- drie wat meer van den vyand zoude te zien krygen, doch deze hoop was ydelde maan vormde toch slechts eene kleine sikkel en de lucht was zeer bewolkt. Onder al dit schieten hoorde men de Baliérs bovendien tegen den binnenwand van denpoeri- muur bonzen, waarschynlyk om meerdere schietgaten te maken. Aan de buitenzyde van dien muur stond eene loods voor de veroor deelden. Dezen, door dat slaan verschrikt, liepen schreeuwende uit die loods op onze troepen in, en werden daardoor een oogen blik voor vyanden aangezien, waardoor onze troepen op hen schoten en verscheidenen ver wondden en doodden. Werkelyk bleek kort daarop, dat de vyand het voornemen had nieuwe schietgaten te maken, ten minste, eenige oogenblikken later ontstond een groot gat, waaruit wy weer een krachtig vuur kregen. De artillerie, die echter hare schoten op deze opening richtte, bracht 's vyands vuur daar spoedig tot zwygen. Onder deze omstandigheden brak eindelyk de morgen aan, maar dit verbeterde den toestand niet; de vyand, die in den nacht meerdere schietgaten had gemaakt, stond steeds gedekt en had een beter oog op onze troepen. Daarom werd besloten om terug te trekken naar eene aan het bivak grenzende en door een muur omringde ruimte, waar men veilig was zoolang de vyand geene poging deed om die muren met ladders te beklimmen en ons alzoo van boven te beschieten. Om dit te voorkomen, werden door onze troepen spoedig eenige ladders gemaakt en de wanden van schietgaten voorzien. De vyand bleek echter ook nu te laf om uit zyne schuilhoeken te komen. Wel kwamen nu en dan eenige voor vechters tandakkende (inl. dans) op den weg, doch dezen werden allen neergeschoten. Ofschoon onze troepen nu goed tegen het vuur van den vyand beveiligd waren, kon aan biyven niet gedacht worden, omdat er slechts voor één dag eten en zoo goed als geen drinkwater aanwezig was. Daarom werd besloten tegen twee uren op te rukken en terug te trekken op het bivak te Mataram. Onder een hevig vuur van den vyand werd de terugtocht aanvaard, die slechts langzaam vorderde, vooral doordat het transport der gewonden onder het hevig vuur van den vyand veel tyd vorderde. Om hieraan een einde te maken, werden de gewonden op de stukken medegevoerd. In den aanvang van den terugtocht bleven de stukken in eene sloot steken, maar zy werden met behulp der troepen er weer uitgetrokken. Daar het terugtrekken langs den grooten weg hoogst gevaarlyk zoudo zyn, werd eene zuii- waartsche beweging gemaakt. Naby het bivak te Mataram word op den grooten weg gedebou- cheerd. Onmiddellyk bleek echter, dalhtt7de bataljon dit bivak, ook verlaten had on zich in een dewatempel op een sawah een weinig verder verschanst had. Eene compagnie rukte van daar uit om onze troepen op te nemen. Het terugtrekken op dien dewatempel had plaats onder een hevig vuur van den vyand. Hierdoor werden o. a. de paarden der artillerie schichtig en voordat men er iets aan kon doen, sloegen zy op bol en renden naar hunne stallen in het oude bivak terug. De gewonden hadden ternauwernood tyd yan die stukken af te springen. Zy konden echter nog allen opgeno men en in den dewatempel gevoerd worden. Kort hierop kwam een tweede troepje op den weg deboucheeren, waarop dadeiyk een detachoment uitrukte, om hen binnen te halen; hot bleek, dat generaal Van Ham zich onder hen bevond. Generaal Van Ham was namelyk by het ver laten van het bivak te Tjakra Negara onmiddel lyk zwaar gewond, had nog gepoogd zich een eind voort te sleepen, doch daar dit niet gelukte, moest men hem dragen, en daardoor geraakte men by den hoofdtroep ten achteren. Kort na aankomst te Mataram stierf generaal Van Ham kalm, on by werd dienzelfden nacht in alle stilte plechtig begraven* Hier werd^ verder vernomen, dat majoor Hamerster, die zich by de compagnie, welke by het terugtrekken de achterhoede vormde, be vond, en welke o. a. de te Tjakra Negara go- kregen gewonden onder hare hoede had, zulk een overstelpend vuur had gekregen, dat zy onmogelyk verder kon gaan zonder zware verliezen te lyden, tenziy .men de gewonden zoude achterlaten. Hieraan werd natuurlyk niet gedacht, en daarom werd, in afwachting van hetgeen verder gebeuren zou, geen deel genomen aan den terugtocht. Tegen 5 uren in den middag van de aan komst te Mataram werd uit het Zuiden ge schutvuur vernomen, en kort daarop salvo's, die steeds nader kwamen. Voortdurend werden door de onzen signalen gegeven, om de aandacht te trekken, en weldra werden die signalen ook beantwoord, en zag men de colonne Van Byievelt op ons bivak aankomen. Hoewel deze colonne niet zoovele verliezen had geleden, had zy toch verscheidene gewonden, waar onder de overste Van Byievelt zelf zwaar gewond. Aan dezen brief, die later zal worden ver volgd, kan de redactie van de „Java Bode" uit haar door een anderen ooggetuige ver strekte gegevens nog de volgende kantteeke- ningen toevoegen: Terwyi de colonnes naar het binnenland moesten gaan, o. a. om de Baliérs van daar te doen terugkeeren, kwam iemand, die van Soekarara naar Tjakra-Negara ging, troepjes gewapende Baliörs tegen, die zich in de rich ting naar Soekarara voortspoedden, en zag hy een pas vermoorden Sasak op den weg liggen met een troep zwaar gewapende Baliérs er omheen. De nacht was niet alleen stikdonker, maar het bivak was ook niet verlicht, hetgeen al mede de oorzaak was, dat op de dwangarbeiders als op vyanden werd geschoten en vyftig hunner werden gedood of gewond. Onze kartetsen smoorden in de dikke klei muren en sprongen niet. Gedurende den terug tocht van Tjakra Negara naar Mataram stelde generaal Vetter, die voortdurend zyne bevelen bleef goven, zich telkens aan het hevigste vuur van den vyand bloot, zonder te trachten zich daartegen te dekken. De compagnie, by welke zich majoor Hamer- ster bevond en die zulk een overstelpend vuur kreeg, dat zy onmogelyk verder kon gaan, was die van kapitein Kamerman. Het detachement Tan Kapitein Lindgreen. Dat Lindgreen, Van der Plank en dr. Ujlaki met een 60 tal minderen, door de Baliérs ge vangengenomen, weder door dezen werden losgelaten en uitgeputte Ampenan aankwamen, werd den 7den aan de „Java-Bode" geseind, Den 88ten werd aan laatstgenoemd blad nog het volgende uit Soerabaia getelegrapheerd Het aantal minderen, te zamen met kapitein Lindgreen teruggekomen, bedraagt 69 valieden en 16 gewonden. Djilantik is niet door hen gezien. Eerst waren de gevangen dwangarbei ders by hen; later werden dezen afgezonderd. Gisteren zyn ook dwangarbeiders terugge zonden. Over deze onverwachte loslating is nog steeds een geheimzinnig waas biyven han gen. Do redacteur van de „Loc.", die, naar de „J.-B." opmerkt, „nogal spoodig eene over tuiging had omtrent de toedracht van het gebeurde op Lombok", verklaart eerlyk de Balineesche vorsten niet meer te begrypen. Zou het ook kunnen, vraagt laatstgenoemd blad, dat er verband is tusschen dat vryiaten en den vryen aftocht, dien generaal Vetter aan Goesti Djilantik heeft gelaten? Wonderdadige redding. Onder hen, die den Lombokschen bloednacht op wonderdadige wyze ontsnapt zyn, behooren de ritmeester Raay makers, een officier van de mariniers, de luitenant der infanterie Beem en de 2de luitenant-kwartiermeester H. K. A. Hamakers. De beide eersten waren dien avond op een hombretje genoodigd te Tjakra-Negara en zyn met den vluchtenden troep ongedeerd te Ampenan aangekomen. De derde kreeg een schot door de voorklep van zyn helmhoed, een tweede door de achterklep en een derde door den bol; vlak voor Ampenan verstuikte de heer Beem echter een zyner voeten. De heer Hamakers was by de colonne-Van Lawick van Pabst; toen hy al de paarden en hunne geleiders van den trein één voor één zag neerschieten, gaf by zyn paard de sporen en rende naar hot hoofd der colonne; zonder ongelukken bereikte hy het strand, niettegen staande het troepje voortdurend achtervolgd en beschoten werd. Een benauwde nacht. De „Locomotief" deelt uit een particulier schryven van 30 Aug. het volgende mede: Je weet dan dat ik er het leven afbracht. Vierhonderd officieren en soldaten zyn in die 24 uren neergelegd, waarvan 170 dood en vermist; de andere 230 gewond. Wat byna niet meer te denken was, gebeurde: Ik be reikte Maandag-avond den 27sten Ampenan en was ongekwetst. Daarmede was evenwel alle gevaar niet weg; integendeol, wy wisten allen, dat het binnen eenige uren met ons gedaan kon zyn. Ik heb je dat in myn vorigen niet zoo duideiyk geschreven, maar Ampenan was totaal onver- sterkt, onze soldaten doodelyk vermoeid, verzwakt, gedemoraliseerd en zóó zenuwachtig, dat ze als gekken schoten, als er maar een blad van een boom viel. Als in dien nacht van Maandag op Dinsdag 1000 Baliërs Ampenan hadden bestormd, dan was er niets van ons terechtgekomen. Dien ganschen nacht echter kwamen ze niet, maar wel schoten onze wacht ten en rukten telkens in het geweer en brulden er salvo's en schetterde de alarm trompet. Dit was evenwel alleen opgewonden heid van onzen eigen troep. De laffe vyand, die, achter muren veilig verscholen, ons wel als lammeren vermoorden durfde, heeft het hart niet in het open veld te verschynen of tegen ons op te rukken. Vannacht hebben we nog oen angstig uur gehad. Vlak by een uithoek van de ben ting was langzamerhand uit wat achtergebleven smeulend vuur een flinke brand ontstaan. De hoop balken, bamboes, paggers, klapperdoppen, ledige kisten, enz. die in een chaos dooreen lagen, raakten in brand, en er ontwikkelde zich spoedig een ontzettende gloed, waarvan de vonken over onze gebouwen vlogen. Hot gevaar dat het bivak in brand zou geraken, was inderdaad groot! Ware dat gebeurd, dan hadden wy al de munitie in zee moeten gooien en er zeiven ook in moeten springen. Het is echter gelukt den brand te stuiten na eenige uren zwaren arbeid. De brief eindigt met den volgenden, ka rakteristieken zin „Ik heb met myne revolver aan myn hoofd gezeten, om nauwkeurig te bepalen, hoe ik my op 't laatste oogenblik met de laatste patroon met zekerheid het leven zou moeten benemen." sterkte positie by Aroeng-Aroeng voltooid waren, is te ruim 2 uren van dien dag ge schutvuur tegen Mataram geopend uit twee mortieren van 12 centimeter en twee van 20 centimeter. Den daarop volgenden nacht en gisteren werd met vuren op Mataram voort gegaan en ook Tjakra Negara ondor vuur gonomen. Zoowel by het opwerpen der battery als later het de vyand niets van zich merken. Door Sasaks uit Batoe Klian zou slag geleverd zyn tegen Baliërs uit Tjakra-Negara benoorden Narmada, naby Poenikan, en een neef van Goeroe Bankol van Praja kwam gisterochtend mededeelen dat eenige duizenden Sasaks van Praja de streek bezuiden Tjakra en Mataram tot aan de zee bezet houden. Gezondheidstoe stand der troepen gunstig en toestand der gewonden te Soerabaia bevredigend. Eergisteren werd bericht ontvangen dat Goesti-Djilantik, die zich nog steeds met zyne troepen te Telok Kom ba bevond, in de hoop van te gelegener tyd van gouvernementswege met schepen naar Karang Asem overgebracht te worden, met een deel der zynen naar Karang Asem was overgestoken en aan de bevolking van Telok Komba, die bezig was versterkingen op te werpen, bevolen had daarmede op te houden en de witte vlag te hyschen by de komst onzer troepen. Drie compagnieën barisan (Madoereesche soldaten) van Bankalan worden naar Lombok gedirigeerd. Voorts kan worden gemeld, dat volgens bericht van den gouverneur van Celebes ook de vorst van Sidenring ons hulptroepen voor Lombok aanbood. Haatregelen Tan reTanche. De „Java-Bode" ontving uit Boeleleng, d.d 9 September, telegraphisch bericht, dat de door de Baliërs bewesten Mataram opgewor pen versterking Aroeng-Aroeng door hen was verlaten, omdat zy het daarin niet konden uithouden vanwege ons geschutvuur. Door onze troepen is daarin stelling ge nomen, luidt het slot der depeche. Inmiddels was op 5 September het 7de en 88te bataljon infanterie uitgerukt naar Kaló, Z.-O. van Ampenan, om ook die plaats te nemen en in te richten tot goschutstelling voor de artillerie. Kaló werd zonder verliezen genomen, waarna 2 compagnieën van het 9de bataljon naar Ampenan terugkeerden. Het bombardement van Mataram geschiedde mot veld- en berg geschut. VercTerlng Tan Aroeng-Aroeng. Omtrent de verovering van Aroeng-Aroeng werd aan het „Soer. Handelsblad", dd. 7 Sept uit Boeleleng nog het volgende geseind 5 September 's avonds zyn twee 12 c. M. achterlaad gebracht naar de Oostelyke grene van Mataram. 6 September zyn onder generaal Vetter, kolonels Swart en Demoulin uitgerukt het 2de bat. en de twee compagnieën van het 9de bataljon infanterie, de veld artillerie en cavalerie naar Aroeng-Aroeng op 300 meter van Mataram, noordwaarts van den weg vaa Ampenan naar Mataram gelegen. Na eene he vige beschioting uit de 12 centimeters werd Aroeng bestormd en zonder verlies onzerzyds genomen en bezet. Mataram wordt nu beschoten uit Aroeng- Aroeng en Kaló en door de „Tromp." De granaten der Marine komen zeer juist aan. De gezondheidstoestand laat niets te wen- schen over; er zyn in het hospitaal te Ampenan geene gewonden meer, die behoeven te worden, geëvacueerd. De geest der troepen is uitstekendallen verlangen naar een beslissenden stryd. Djilantik heet nog altyd te Telok Komba op ongeveer 2 paal ten noorden van Ampenan te zyn. Aan zyn verzoek om overvoer naar Bali mag op last der Regeering geen gevolg worden gegeven. Het bivak te Ampenan is nu beveiligd voor een coup do main en wordt bezet door het 6do bataljon infanterie en 240 man landingsdivisie van de „Hendrik" en de „Tromp". Er zyn mitrailleuses en getrokken mortieren aangevraagd. 7 September heeft de Radja een brief gezon den, waarin hy generaal Vetter gelast Ampenan te verlaten op straffe van met het geheele leger in zee te worden gedrongen. Bombardement Tan Hataram. Een volgend telegram uit Boeleleng meldt dat, van Aroeng-Aroeng uit, Mataram wordt beschoten. Van de Regeering ontving de „Java-Bode" denzelfden dag het volgend bericht: Nada* Zaterdag-middag batterijbouw en ver Eene Dagorder. Aan het „Bat. Nbld." wordt geseind dat do opperbevelhebber der expeditionnaire troepen op Lombok de volgende dagorder heeft laten afgaan „Officieren, onderofficieren en mindere mili tairen In de laatste dagen is veel van u ge vergd geworden om de eerste stappen te kun nen doen, ten einde hot verraad, door do Baliërs tegen onze troepen te Tjakra-Negara en Mataram gepleegd, te straffen. Ik betuig u myne tevredenheid voor uwe toewyding en plichtsbetrachting gedurende die dagen betoond. Nog veel zal van u gevergd moeten worden, doch ik ben er overtuigd van. dat het u niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5