N°. 10624. Woensdag ÏO October. A0. 1894. Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 9 October. Feulileton. LIEFDE OF PLICHT? LEIDSCH DAG-BLAD PRLJS DEZER COURANT: Voor Leidon per 3 maanden. f 1.10. Franco per post1-10. Afzonderlijke Nommers 0.05. PBIJS DEK ADVEKTENTIKN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17j. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Heden viel aan prof. dr. J. J. Prins het voorrecht te beurt, onder het genot van vol komen gezondheid en van vele blyken van belangstelling en vriendschap, zyn 80sten ver jaardag te vieren. Een rijke bloemenschat in allerlei vorm werd hem vereerd. Door den heer P. K. A. Meerkamp Van Embden, consul der Nederlanden te Manilla, zijn aan het Museum van Natuurlijke Historie te Leiden ten geschenke aangeboden drie exemplaren van eene zeldzame en merkwaar dige, op het eiland Mindoro levende buffel- soort, de Tamarao. Den schenker is daarvoor de dank der Regeering betuigd. Door den Raad van Administratie over het Invalidenhuis werd gisternamiddag de jaarlijksche aanbesteding gehouden van levens middelen, enz. ten dienste van die inrichting over het tijdvak van 1 November 1894 tot 31 October 1895. De minste inschrijvers bij die aanbesteding waren, voor: Rundvleesch en vet, L. A. Werner, ƒ0.53 per kgr.; spek, worst en reuzel, C. Van Haas teren, 0.64 per kgr.; boter, J. W. Boekwijt, ƒ1.14 per kgr.; bier, M. H. Van Waveren, ƒ0.05 per liter; groenten (gezouten), W. F. K. Buyteweg, ƒ0.10 per kilo; (versche) dezelfde en J. Segaar, ƒ0.05 per kilo; aardappelen, J. Segaar, ƒ2.28 p. hl.; steenkolen, W. F. K. Versteeg, 0.59 per hl.; zoetemelk, W. Van Steyn, ƒ0.0625 per liter; karnemelk, dezelfde, ƒ0.018 per liter; wittebrood, A. D. Laqgeveld, ƒ0.0824 per kgr.; krophfoodi-jlezolfde,/0.075 per kgr.; beschuit, dezelfde, ƒ0.61 de lOOst. Als gegadigden voor kruideniers- en grut terswaren zijn opgekomen de firma's J. W. Boekwijt, J. P. Fontein en W. B. Van Andel, welke voor de verschillende artikelen afwis selende prijzen bedongen. Voor het weghalen van den afval der menage was hoogste inschrijver M. Van der Westen, ad ƒ5.60 per maand. Aan het te garandeeren bedrag van 600 voor het intercommunale verkeer per telephoon voor onze gemeente ontbreekt nog een klein gedeelte. Tot 16 October blijft de inschrijving open; eenige firma's, die nog niet geteekend hebben, haasten zich dus! Met de leiding der vrijwillige oefeningen in den wapenhandel in deze gemeente wordt belast de eerste luit. Van Meurs, van het 4de reg. inf. Gisteren en heden werd over de 5de en 6de battery van het 2de reg. veld art. alhier eene inspectie gehouden door den kolonel Verschoor, commandant van dat regiment te 's-Gravenhage. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Nieuw-York, door middel van het stoomschip „Obdam", van Rot terdam vertrekkende. Ten postkantore al hier moeten de brieven, enz. uiteriyk heden avond om 10.40 bezorgd zyn. De wijze van verzending behoort duidelijk op het adres vermeld te worden. In de gemeente Zoeterwoude, waar de burgemeester, mr. H. Hemmingson, als zoo danig ontslag heeft aangevraagd, circuleert een adres aan de Koningin Regentes, om H. M. te verzoeken voor de vaceerende betrekking te benoemen den heer G. P. Van Outeren, wiens vader en grootvader ook burgemeesters van Zoeterwoude zyn geweest, en die in hooge mate de achting zyner medeburgers heeft weten te verwerven. De kerkeraad der Ned.-Herv. gemeento te Lisse heeft, ter voorziening in de aanstaande vacature, toezegging van beroep gegeven aan ds. S. P. Meerburg, pred. te Capelle aan den IJsel. Met hem stonden op het drietal: dr. A. J. Van 't Hooft, pred. te Nootdorp, en ds. A. Van Geest, pred. te 's-Gravenzande. Omtrent de militaire loopbaan van wyien den kapitein luitenant-ter-zee S. T. Land, lid van de Tweede Kamer, kan het volgende worden medegedeeld: Den lsten October 1861 werd de heer Land benoemd tot adelborst 3de kl. by het Koninklijk Instituut van de Marine te Willemsoord. Van 1 Juli 1879 was hy luitenant ter zee 1ste kl. en zyne bevordering tot kapitein-luitenant ter-zee ontving hy den 21sten September 1891. Op verschillende bodems heeft hy ge diend o. a. op het wachtschip te Hellevoet- sluis en op het stoomschip „Amstel", indertyd bestemd voor de Kust van Guinea. Als officier kreeg hy vergunning de lessen aan de Poly technische School te Delft by te wonen en van zyne technische opleiding werd door de marine gebruik gemaakt om hem tydelyk te plaatsen aan het marine-établissement te Soo- rabaia, alwaar hy belast werd met de werk zaamheden van een der ingenieurs van het vak van scheepsbouw. De schitterende wyze, waarop Land alle examens voor hoogere rangen aflegde, deed op hem de aandacht vestigen voor verschil lende speciale diensten by de marine. De voor naamste daarvan was de betrekking van in structeur by het instituut der marine te Wil lemsoord. Zyne groote verdiensten als leeraar by die inrichting werden erkend door eene byzondere goedkeuring, welke hem ook ten deel viel voor zyne gehouden administratie aan boord van eene der kanonneerbooten. Eveneens mocht hy eene tevredenheidsbetui ging ontvangen ter zake van zyne gedragingen by het bieden van hulp by een brand te Helle- voetsluis. Trouwens, als zeeofficier onderscheidde hy zich in den oorlog tegen het ryk van Atjeh, ter zake waarvan hem het ridderkruis der Militaire Willemsorde 4de kl. werd verleend. Sedert Mei 1888, toen hy het lidmaatschap der Tweede Kamer aanvaardde, was hy op non-activiteit, welke na de ontbinding der Kamer in dit jaar voor korten tyd ophield en toen werd de heer Land in commissie gesteld te 's Gravenhage, ten einde rapport uit te brengen omtrent het ontwerp wetboek van Militair Strafrecht en het ontwerp van wet op de krygstucht, aan welke opdracht hy nog vóór zyne terugkomst in de Kamer heeft voldaan. Yan de te 's Gravenhage wonende ge pensionneerde hoofdofficieren is Zondag over leden de oud-kolonel der infanterie P. J. Straatman. Hy trad in 1851 als cadet in militairen dienst. Aanvankeiyk bestemd voor het wapen der artillerie in Nederlandsch-Indië, ging hy een paar jaar later by de infanterie van het leger hier te lande over. By een der regimenten diende hy ver volgens als luitenant, was van 1861 1867 luit.-adjudant by zyn corps, werd spoedig bevorderd tot kapitein, en hy werd. in dien rang overgeplaatst by het regiment grenadiers en jagers, welk regiment Straatman gedurende 17 jaren onder zyne officieren telde en hem in 1890 zag vertrekken om als kolonel het commando over het 8ste regiment infanterio te aanvaarden. In 1892 werd kolonel Straatman gepensionneerd. De overledene was officier in de Luxem- burgsche Orde van de Eikekroon en ridder van den Gouden Leeuw van Nassau. In Den Haag is op 36-jarigen leeftyd overleden de heer G. B. De Jong, ridder der 4de klasse Militaire Willemsorde, inspec teur der Ryksveldwacht, gep. 1ste luitenant der infanterie by het O.-I. leger. De overledene was een verdienstelyk man en vooral de Ryksveldwacht verliest veel in hem. Door H. M. de Koningin-Regentes is aan den burgemeester der gemeente Alkmaar toe gezonden een bedrag van 25 als gratificatie voor de vaste agenten van politie, die op 27 Sept., den dag van bezoek van HH. MM. aan de stad, hebben dienst gedaan. De heer Schild te Amsterdam, thans opzichter by de Rykstelegraaf, is benoemd tot ingenieur by de telegraphie in de Transvaal, waarheen hy eerstdaags zal vertrekken. Aangaande den toestand van mevrouw Beersmans verneemt men, dat volstrekte rust noodzakeiyk is, zoodat van optreden vooreerst niets kan komen. De minister van marine heeft den luit. ter zee 2do kl. by de Koninkiyke Neder- landsche marine-reserve F. E. W. Van Dom- seler mot 16 October a. s. geplaatst aan boord van Hr. Ms. instructieschip „Gier". De gewone audiëntie van den minister van financiën zal op 11 dezer niet plaats hebben. Het stoomschip „Prins Willem I" arri veerde 8 Oct. van West-Indië te Nieuw-York; de „Sumatra", van Tjilatjap naar Amsterdam, arriveerde 9 Oct. te Suez. By koninkiyk besluit is aan don eervol ont slagen lichtwachter by 's Ryks kustverlichting te Scheveningen, P. Hulleker, een pensioen verleend van ƒ132 'sjaars. Aan J. A. Van Tienhoven, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als dykgraaf van den Vervoornepolder, prov. Noord-Brabant. Praatjes over Kunst. Vlokken. XL. Over de zeer belangryke zevende tentoon stelling van de „Nederlandsche Etsclub", die nu in „Pulchri Studio" wordt gehouden, zou, voor een criticus, zeker eene lyvige brochure te schryven zyn. Slechts even vestigde ik in dit blad de aandacht op deze expositie, in verband met de aanwezigheid van twee por tretten van Leidsche professoren. En „tot critiek onmachtig," zooals eene geliefkoosde, toch wol wat banale, uitdrukking luidt, zal ik dan ook alleeniyk myn gevoelen geven over enkele hier aanwezige artisten uitingen. De zes teekeningen van Steinler wil ik dan allereerst vermelden; een half-dozyn hoogst sober gedane ryke litho's. Jan Veth (die hier ook zelf merkwaardige proeven van zyne portretteerkunst geeft) ver telde in het „Tweemaandelyksch Tydscbrift" van een paar teekeningen door Steinler, onder den titel: „Opstandigheid in prenten". Dit artikel (opgedragen aan Aeg. W. Tim merman) bevat o. a. eene fraaie beschry ving van twee steendrukken, „Aujourd'hui" en „Demain" genoemd, waarvan thans alleen de eerste reproductie in „Pulchri" te zien is. „Het is op een akker by eene fabrieksstad en een riant kasteel, het trekken van een ploeg, waar een gekromde arbeider en zyne vrouw, die een kind vastklemt, aan een juk voorgespannen zyn, terwyl laatdunkend in een wit zomerpak en een panamahoed op, een dikke kerel er met een wandelstok naast loopt, eene sigaar in zyn hoofd en zyn neus in de lucht; type van den zwierig voldanen kapitalist. De week daarop verschoen „Demain". Dezelfde akker is verder beploegd, maar het juk is gebroken. Dezelfde rosse arbeider staat nu heroïek rechtop, en zonder woede noch leedvermaak, door niets dan de platte hand zwaar te laten neerkomen op het hoofd van den gezetten witg'as, wordt deze den grond ingenageld als een nuttelooze paal, als een steenen pop, die zelfs geene deernis wekt." En zoo zyn ook de overige uitingen van Steinler zeer belangwekkend. Maar, wat speciaal gereleveerd dient te worden, is dit: Van hl deze teekeningen gaat eene oprechtheid uit, niet alléén volkomen eerlyk van bedoeling, doch de artist-zelf heeft hier met zwaren arm zoo wondervol gehamerd. Van Alexander Verhuell herinner ik my nog goed oen steendruk met 't byschrift: „Wat uw schoothondje niet lust." Aan den voet van een boom is een restje spys neer geworpen door eene dienstbode van aanzien- ïyken huize. Een hond, een kraai en een vagebond, de laatste dreigend met een ge- spykerden stok, botwisten elkaar dit „middag maal". De „gedachte", die beiden, Steinler en Ver huell, deze teekeningen in de pen gaf, khn dezelfde geweest zyn, maar met wrevel bezie ik immer zoo'n prent van Verhuell, omdat deze nóch artist was, nóch „teekenen" kon. Van Steinler nu is hier een steendruk te zien, die ik onder de beste, de meest-expressio- volle, mag rekenen, die hy heeft voort gebracht. Aan het boveneinde van de plaat is een kranig verfijnd-brani-achtig zwart dames- hazenwindbondje afgebeeld, het neusje fier in de lucht gestoken, de tengere leden waardig- lyk beschermd door een omzoomd winter- kleedje, in de hoeken voorzien van een ge borduurd adelskroontje. Enin het beneden gedeelte ontwaart men een aantal kinderon, voedsel „zoekend" en „vindend' dit aar« elkander deelend, uit een vuilnisbak. Wel zelden zyn de misstanden onzer maal" schappy, in plastiek, duidelyker en artistieker uitgedrukt dan door Steinler. De kunstenaar, die zyne prenten in de „Chambard Socialists" met „Petit-Pierre" onderteekende, heeft Frank- ryk verlaten. „De wet gunt er niet langer de vryheid van getuigen en vermanen", schryft Veth terecht. Maar, al zou Steinler zelfs „wettig" worden verbannen uit alle wereld- deelen, met geene mogelykheid kan men toch de waardeering loswrikken uit het brein van hen, die den superben teekenaar van den „Gil Bias illustró", ook in zyne andere su blieme uitingen zoo intens bleven waardeeron en te genieten wisten. Voor uitvoerige beschouwingen is in dit blad geene plaats. Daarom dan hier alleen de vermelding, dat de namen van Isaac Israëls, Thorn Prikker, Haverman en Bauer aan de herinnering dezer „Pulchri"-expositie blyvend verbonden zullen zyn. „J'en passé, et (peul- être) des meilleurs l" (N. B. 14 October sluiting.) In de lokalen boven de Passage in Den Haag is er nu ook eene tentoonstelling van aquarellen en teekeningen der werkende leden van den „Haagschen Kunstkring" geopend, die, wat gehalte betreft, vroeger gehoudene stellig overtreft. Vertegenwoordigd zyn: Akkeringa, Van Andringa, Bastert, De Bock, Etienne Bosch, Breitenstein, Dankmeyer, E. Ekker, Mevrouw Ekker, G. A. O. Van Eck, Goteling Vinnis (f), Haverman, Van Hoytema, Hyner, D. I. R. Jordens, Jacobson, De Jos- selin de Jong, A. KoningM. Kamerlingh Onnes, A. Lange, Lapidoth, De Moor, Moulyn, Nas8au-Noordewier, Odé (beeldhouwwerk), Van Oosterzee, Mej. Ruysch, Rink, Mej. Schenk, L. Senf, F. Smissaert, H. Van Steenwyk, F. Verster, D. Wiggers en W. De Zwart. De thans gerestaureerde „Kunstzaal" van het Stedeiyk Museum „de Lakenhal" alhior is nu voor het publiek opengosteld. Ik weet niet of de heer Jan Veth zyno artikelen in het „groone" weekblad immer met veeren vederen schryft, maar uit zyn jongste antwoord aan den heer S. Muller Fzn. zou ik toch durven opmaken, dat, als hy zich van „stalen pennen" bedient, hy ook deze nu extra geslepen en,.... weinig ge-„swallow" ge-„dove-tail'd" heeft. In dit blad gaf ik een paar korte uittreksels van dagbladen, betreffende de Utrechtsche expositie, die allen vrywel afkeurend luidden. Ook de „Spectator" (G.) schryft thans: 29) Dat weinigje wereldsgezindheid, dat weinigje geblazeerdheid was slechts een dun vernisje. Ze had altyd dwaze invallen, die door juffrouw Leiser steeds als buitensporig verwor pen werden. En toch was ze uitgelaten vroo- lyk, toen Henri haar by het wandelen langs de kermistenten een ratel kocht. Schaterend van lachen, zwierde zy voortdurend het kner pend instrument langs zyne ooren en den volgenden dag kwelde zy juffrouw Leiser en haren papa met het allesbehalve melo dieuze geluid. Eens, toen zy met Henri van eene zeer deftige visite huiswaarts keerde, greep zy met de in een fijn glacé handschoen gestoken hand in de sneeuw en wierp hem een sneeuw bal vlak tegen de borst. „Hoera 1" juichte ze, „precies je hart ge troffen. Hè, Henri ik wou ik een straat jongen was. Ik zou zoo gaarne eens naar hartelust met sneeuwballen gooien l" Henri lachte. Het was hem zoo zonderling te moede ge worden, toen hy den sneeuwbal zyn hart voelde raken. Het was hem, als bleef die koude sneeuw daar, ook nadat Adelheids vingers reeds elk spoor daarvan hadden weggeknipt, en haar mond hem met een kus om vergeving voor haren moedwil gevraagd had. „Wilt ge dit warme hart afkoelen, dat ge het met sneeuw bedekt?" trachtte hy schert send te zeggen. Den volgenden dag moest Henri er op uit, om cadeaux voor Adelheid te koopen voor het ophanden Kerstfeest. Met loomen tred ging hy langs de straten, om nu eens voor dit, dan weder voor dat magazyn stil te staan. Wat zou hy voor haar koopen? Had zy eenig verlangen te kennen gegeven? Neen, geen enkel. Zyn portret bezat zy reeds in allerlei houdingen en grootten; daar kon hy haar niet mee verrassen. Juweelen? Zy was nog te jong, om die te dragen, en die waren beter voor bruidsgeschenk geschikt. Een ander sieraad? Zy bezat alles, wat modeenrykdom slechts konden doen verlangen, en haar byouterie-kistje, dat zy eens voor hem uitge stald had, vertegenwoordigde een klein for tuin, ofschoon er nog geene juweelen in waren. In een juwelierswinkel echter, waar hy een armband voor juffrouw Leiser kocht, zag hy een stel van turkooizen, dat keurig be werkt was en dat hy voor Adelheid aller liefst vond. Hy vroeg naar den prys. Men noemde hem eene buitensporig groote som. Op Henri's verbazing verzekerde de winke lier, dat het zeer kunstig bewerkt was, en dat met het oog op de vele sieraden, waaruit het stel bestond een halssnoer, armban den, haarspelden, oorhangers en een kleinen bouquet, om den sleep van eene baljapon op te houden de prys inderdaad niet hoog was. Maar Henri wist niet zeker of Adelheid reeds turkooizen had en kon niet besluiten. Misschien kon hy wel wat anders vinden; er was ten minste keus genoeg. Hy bezon zich of Adelheid niet de eene of andere liefheb- bery had by eon zoo jong meisje kon er echter bezwaarlyk van eene ware lief- hebbery sprake zyn; deze regelde zich uit sluitend naar de mode. Vergeefs baar hart hing noch aan boeken, noch aan oude schil derijen voor Delftsch porselein, noch voor Italiaansche majolica gevoelde zy iets. Muziek Overtollig, want ten eerste vond men in den huize Imhof eene uitgebreide muziek-biblio- theek, en ten andere: het belang, dat Adel heid in muziek stelde, was gelyk nul. Sinds zy verloofd is, zingt ze niet meer, want met schrik heeft Henri het eigenaardige van hare schoone stem ontwaard en haar letteriyk ge smeekt, voortaan niet weer te zingen. Na het trouwen zal eene ernstige, degelyke studie onder zyne leiding trachten haar stemgeluid te vervormen, in de hoop dat zy nog eenmaal iets redeiyks ten gehoore zal kunnen brengen. In zyne vertwyfeling trad Henri eindeiyk een café binnen, om achter een plat-du-jour met zichzelven te overleggen, wat wel het geschiktst zou zyn. Maar zyne gedachten dwaal den af. Hy dacht aan het Kerstfeest van het vorige jaar, en hoe hy toen toevallig in het zelfde café op hetzelfde plaatsje gezeten had, altyd weer van voren afaan het bedrag na rekenend, dat hy beschikbaar had, om Hélène eene verrassing te bereiden, en hoe ook toen de keus hem zwaar gevallen was, niet omdat Hélène reeds zooveel bezat, maar door de menigte van zaken, die hy wist, dat haar genoegen zouden verschaffen. Met het mes in de eene en de vork in de andere hand, zat hy voor zich uit te staren en stond ten slotte op, zonder iets gebruikt te hebben. Aan de deur vroeg de kellner den welbekenden gast: „of mynheer straks mis schien terugkwam." Henri betaalde en ging regelrecht naar den juwelier, om toch het turkooizen stel te koopen. De hooge prys was voor hem geen beletsel! Terwyl hy met het kostbare sieraad naar huis ging, maakte zyne fantaisie eene lyst op van al wat hy, zoo goed by kas als dit jaar, al niet voor Hélène had kunnen koopen. Of zy, ouder gewoonte, weer oen Kerstboom zou aansteken? Dit jaar kon "Wighart niet met een cadeau „alvast één huwelyks- geschenk" aankomen. En de turkooizen in Henri's zak begonnen hem hoe langer zoo zwaarder te wegenHenri sleepte zich letter iyk naar huis. Op den eersten Kerstdag zou voor hem een gewichtig uur slaan: de dokter zou het laatste verband van de genezen wonde afnemen en had hem aangeraden om de vingers, die tot nu toe styf tegen elkaar gezwachteld waren geweest, dageiyks langzaamaan in de beweging te oefenen, om zoodoende de styfheid te doen verdwynen. „Zoudt u niet denken," vroeg Henri angstig, „dat de vingers integendeel verlamd zullen zyn? De kogel heeft van buiten naar binnen de palm van de hand doorboord." „Dan zouden in elk geval hoogstens die twee vingers kunnen verlamd zyn, tusschen welker wortelen de kogel heenstreek," troostte de dokter. „Hoogstens twee vingers? O één zou reeds genoeg zyn, om myne geheele hand voor de viool onbruikbaar te maken," zei Henri verbleekend. „Moed, moed," riep de oude joviale heer, terwyl hy over zyn bril heen op de bewe gingen zyner eigen handen lette, die Henri's linkerhand van de zwachtels ontdeden, waar mede vingers en handpalm styf omwonden waren. „Moed, moedl Als zoo'n malheur nu eens een armen duivel trof, die vrouw en kinderen door zyn vioolspel onderhouden moet? Onlangs hebben we nog zoo'n geval gehad; ik weet niet, of u Dolders kent hy speelt de eerste viool in de Zantensche kapel. De kerel valt en breekt zyne hand. Daar had den we de poppen aan 't dansen! Vrouw en zeven kinderen jammerden al z'n best. Maar wat er aan te doen? Ik was met. al myne kunst niet in staat den armen Dolders overigens een oppassende kerel de beweeg lijkheid van zijne hand terug te geven. Nu, Friesen, wat zeg je er van? Je hand is zoo gaaf mogoiyk behalve dat kleine litteeken, is er niets te zien. Je hebt de schoonste mannenhand, die ik ooit gezien heb. Doet je dat pyn? Probeer het zelf eens." Onder het praten had de dokter de hand ontzwachteld, hield ze gestrekt, probeerdo langzaam de vingers afzonderiyk heen en weer te bewegen, zonder ze te buigen, en lette daarby scherp op Henri's gezicht. Daar deze van pyn de lippen op elkaar perste, mom pelde hy „Hm toch sty ver dan ik dacht! Buig de j vingers eens." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1