N. 10622.
October.
A0. 1894.
<§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Feuilleton.
LIEFDE OF PLICHT?
IEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. t r 1.10.
Franco per posts j t 1.40.
Afzonderlijk© Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Het Reservekader.
In de regeling van het reservekader z(jn
b\j kon. besluit eenige wijzigingen gebracht,
die uit het volgende overzicht blijken.
Het besluit bedoelt, zooals men weet, voor
het wapen der infanterie en dat der artillerie
teservekader op te leiden uit vrijwilligers.
Het gewijzigd besluit zegt uitdrukkelijk dat
dit als proefneming geschiedt.
Daartoe kan b\j de door den minister van
oorlog aan te wijzen regimenten dier wapens
tvroeger stond er „bij de corpsen") een door
dien minister te bepalen (vroeger „een onbe
paald") aantal vrijwilligers worden aangeno
men als adspirant-vaandrig.
Niet aangenomen wordt hij, die tot de
militie behoort (vroeger waren de miliciens,
wier eerste oefeningstijd niet is volbracht, en
de zeemiliciens uitgesloten).
De vrijwilliger, die toegelaten is tot het
reservekader nadat hij voor de militie is
ingeschreven (vroeger na deelneming aan de
loting) en bij de militie ingelijfd is, wordt
met den dag dier inlijving ontheven van zijn
vrijwillige verbintenis en is dus gehouden zijn
dienst bij de militie te volbrengen.
Onder de vakken, waarover het toelatings
examen zich uitstrekt, worden, behalve de
kennis van de Nederl., de Fransche, de Eng.
öf Hoogd. taal, de geschiedenis, de aardrijks
kunde, de wiskunde en den wapenhandel,
voortaan ook genoemd de eerste beginselen
der natuurkunde. De eischen van kennis en
bedrevenheid in die vakken worden nader bij
koninklijk besluit vastgesteld.
Geheele of gedeeltelijke vrijstelling van het
examen in die vakken kan volgens bij kon.
besluit te stellen regelen worden verleend aan
hen, van wie als leerling of oud leerling eener
inrichting van openbaar of bijzonder onderwijs
Of door eenig examen gebleken is dat hy de
vereischte kennis bezit. Wat hot examen in
den wapenhandel betreft, wordt voor vrij
stellingen gevorderd een militair getuigschrift,
uitgereikt volgens regelen, door den Minister
vastgesteld.
In elke gemeente, waar infanterie of vesting
artillerie garnizoen houdt, kan voorbereidend
onderwijs in den wapenhandel worden ge
geven (vroeger „vwrdt gegeven"). Evenzoo
wordt de gelegenheid tot opleiding voor reserve-
Onderofficier in gemeenten, waar eene kweek
school, hoogere burgerschool met 5-jarigen
cursus of een gymnasium is, facultatief gesteld.
Van belang is art. 13, dat met do bijge
voegde nieuwe slotbepaling c aldus luidt:
De vrijwilliger voor het reservekader ver
bindt zich*.
I. Voor den tyd van zes jaar ter beschik
king te staan van den Minister van Oorlog
tot het vervullen van alle diensten, die,
ingeval van oorlog, oorlogsgevaar of andere
buitengewone omstandigheden, bedoeld by art
185 der Grondwet, ten aanzien van 's lands
verdediging van hem gevorderd worden;
II. a. Zoo lang hy minder dan 8 maanden
in het leger heeft gediend, telkens wanneer
h(j door den Minister van Oorlog daartoe wordt
opgeroepen, gedurende het tijdvak van 1
Mei tot 1 October ten hoogste gedurende 3
maanden onder de wapenen te komen;
b. tot hij den graad van reserve-onderofficier
heeft bereikt, deel te nemen:
lo. aan ten hoogste 8 oefeningen per jaar
van het leger, elk van niet langer dan één dag
2o. ter plaatse, waar hij verblijf houdt, aan
de militaire oefeningen, die de Minister van
Oorlog hem aanwijst, ten hoogste gedurende
6 maanden per jaar en 3 uren per week;
c. zoo hij bevorderd wordt, hetzij tot reserve
onderofficier, hetzij tot vaandrigin het jaar
der bevordering of in het daarop volgende,
gedurende het tijdvak, onder a vermeld, deel
te nemen aan de militaire oefeningen, door den
Minister van Oorlog aan te wijzen, telkens
voor niet langer dan voor 6 weken.
Verder is art. 26 aangevuld met eene be
paling omtrent eene dagelyjlcsche toelage, zoo
dat dit artikel nu aldus luidt:
„Het personeel van het reservekader, be
neden den graad van vaaüdrig, wordt ge
wapend, gekleed en uitgerust voor rekening
van het Rijk, op gelijken voet als de gewone
vrijwilligersmet dien verstande, dat met af
wijking in zooverre van den Slaat A, behoo-
rende bij het Koninklijk besluit van 25 Augustus
1S88, No. 27, de vrijwilliger voor het reserve
kader beneden den graad van vaandrig, over
eenkomstig de regelenvoor de militie vast
gesteld, eene dagelijksche toelage voor de uit
rusting- en reserve-rekening geniet, gelijk aan
die van den onderofficier van het wapen.
Vervalleri is eindelijk art. 32, volgens hetwelk
de vaandrig kan worden toegelaten tot een
examen ter beoordeeling zijner geschiktheid
voor tweeden luitenant.
Gemengd Nieuws.
In eene sloot aan den Zoeter-
woudschen Singel geraakte hedenmorgen,
wegens het schrikken van een paard van
een grooten verhuiswagen, genoemde vier
voeter met het door hem getrokken voertuig
te water. Met veel moeite werd het paard
behouden weer op het droge gebracht, waarop
ook de wagen volgde.
Eet gerechtshof te 's-Gravenhage
heeft gisteren in de zaak van den landbouwer
en zijn arbeider, beklaagd wegens opzettelijke
brandstichting in eene aan den eerstbedoelde
toebehoorende hofstede te Rhoon, met ge
deeltelijke vernietiging van het vonnis der
rechtbank te Dordrecht, waarbij de landbouwer
vrijgesproken en de arbeider tot l*/2 jaar
gevangenisstraf veroordeeld werd, den
eerste schuldig verklaard aan het opzettelijk
uitlokken van brandstichting en veroordeeld
tot 5 jaren en de straf van den tweedo ver
hoogd tot 3 jaren. Bovendien heeft het Hof,
op requisitoir van den procureur generaal,
gisteren genomen, de onmiddellijke gevangen
neming van den nu veroordeelden landbouwer
(Jan Den Hollander) bevolen op grond van
vrees voor ontvluchting.
Ton gevolge van het gebruik
van ongekookte melk, afkomstig van kooien,
lijdende aan mond- en klauwzeer, doen zich
te Alkmaar enkele ziekteverschijnselen voor bij
overeenkomstige lichaamsdeelen van menschen.
Door de arrondissements-recht-
bank te Zutfen is een fabrieksarbeider uit
Aalten wegens opzettelijke beleediging, een
lid van het Koninklijk Huis aangedaan, bij
verstek veroordeeld tot 6 maanden gevange
nisstraf.
De Amerikaan s-c he spoorweg
beambten, die aan eene werkstaking hebben
deelgenomen, hebben groote moeite om elders
weer een dienst te vinden. De Maatschappijen
waarschuwen elkaar voor do werkstakers,
op eene manier, welke voor dezen lang ver
borgen is gebleven. Zoodra een werkman zich
ergens aanmeldt, wordt hom zijn getuigschrift
gevraagd, en ondanks de beste getuigschriften,
werden de werkstakers geregeld afgewezen.
Men is nu ten slotte achter den truc ge-
komon. Het papier van het getuigschrift was
voorzien van een watermerk in den vorm
van een kraanvogel. Is de kraanvogel in z\jn
geheel, dan wordt de man aangenomenont
breekt er de kop aan, dan is dit e6ne waar
schuwing, dat de man heeft deelgenomen aan
eene werkstaking, en neemt geene enkele
Maatschappij hem aan.
Nu hot geheime teeken is ontdekt, trachten
de maatschappijen er iets anders op te ver
zinnen.
Te Par ij s zyn proeven genomen
met een beschermend pantser, uitgevonden
door een Engelschman, een zekeren Lewis.
Een aantal kogels uit revolvers, en uit het
Engelsche infanteriegeweer, drongen wel in,
maar doorboorden het pantser niet, terwijl
een persoon, die zijne hand er achter had ge
houden, slechts een zeer lichten schok had
gevoeld. Evenzoo bleek het pantser afdoend
te beschermen tegen dolkstooten.
De Bank van Engeland heeft
tegenwoordig een aantal dames in dienst en
de directeuren zijn over haar werk zoo tevre
den, dat zy besloten hebben nog meer vrouwe
lijke bedienden aan te stellen.
Een jeugdig vrouwelijk student in de artseny-
bereidkunde te Brussel, mej. Carpentier, heeft
by den universiteitswedstrijd den eersten prys
verworven.
Belgiö telt nu 43 vrouwelijke apothekers,
waarvan 13 met den allerhoogsten lof, 9 met
grooten lof, 13 met lof en 13 op voldoende
wijze het laatste examen hebben afgelegd.
Op het oogenblik volgen nog 30 dames de
lessen in de artsenijbereidkunde aan de ver
schillende hoogescholen.
Te Brussel zijn 5 apotheken, waar eene dame
aan het hoofd staat en vrouwelijke bedienden
zijn, Gent heeft er evenveel, Luik 2, Yerviers
en een aantal andere plaatsen één.
Een spoorwegongeluk In Engeland.
De sneltrein uit Edinburgh, waarmede lord
Tweedmouth en de heer Arnold Morley naar
Londen vertrokken, tot bijwoning van den
ministerraad, ontspoorde .bij het station
Northallerton, ten gevolge van eene botsing
met een kolentrein. Het ongeval liep nog
vry £°e(* af- Slechts zes personen werden
gewond, gelukkig niet doodelijk. Yele wagens,
zoowel van den sneltrein als van den kolen-
trein, werden beschadigd en natuurlijk duurde
het geruimen t(jd, voordat de weg weer
vr(j was.
De premier, lord Rosebery, was voorne
mens met denzelfden trein naar Londen te
vertrekken, maar hij koos den vorigen trein,
zoodat van de ministers, die naar Londen
gingen, alleen lord Tweedmouth en Arnold
Morley zich in den trein bevonden. De trein
vertrok Woensdagavond om halftwaalf uit
Edinburgh. Te Darlington werd een gedeelte
der wagens afgehaakt. Het voorste gedeelte,
bestaande uit 14 wagens, getrokken door
twee locomotieven, ging door naar North
allerton.
Om drie uren bereikte de trein Castle Hills
Junction by Northallerton. De lucht was
helder, maar over den grond hing een dikke
mist. De machinist bemerkte daardoor niet,
dat een kolentrein, van een zijspoor komende,
zich op de rails bevond. De sneltrein, welke
voort8toomde met eene snelheid van 40 a 50
mijlen per uur, reed toen in volle vaart tegen
de achterste wagens van den anderen trein.
Het signaal, dat de weg onveilig was, werd
behoorlek door den wegwachter gegeven,
maar ten gevolge van den mist werd dit
niet opgemerkt door den machinist van den
sneltrein.
De schok was natuurlek zeer hevig. De
beide locomotieven van den sneltrein werden
omgeworpen en de tender en de goederen
wagen, die achter de locomotieven volgden,
werden grootendeels vernield. Daardoor werd
echter de kracht van den schok gebroken,
zoodat de Pullman-wagen, die het eerste aan
de beurt kwam, er nog vry goed afkwam.
Er bevonden zich ongoveer 150 reizigers
in den trein, van wie de meesten sliepen.
Door den hevigen schok ontstond natuurlijk
groote ontsteltenis, doch van eene paniek
was geen sprake. De conducteurs ontstaken
licht en hielpen de gewonden, terwijl de
overigen de waggons verlieten en zich op
den weg vereenigden. Onder de reizigers
waren eenige geneesheeren. Z(j verleenden
terstond hulp aan de stokers en machinisten
der beide locomotieven, die ernstige kneuzin
gen hadden ontvangen.
De machinist van de eerste locomotief
was zoo ernstig gewond aan den rechterarm,
dat deze arm terstond moest worden afgezet.
Een der stokers werd gevonden met een ge
broken been, een ander mot een ontwrichten
schouder, een derde met eeno wond aan bet
hoofd.
Behalve de vier stokers en machinisten
werden nog tweo reizigers gewond, maar
niet gevaarlijk. Lord Tweedmouth en de
heer Arnold Morley lagen in denzelfden coupé
te slapen. Door den schok zeer onzacht ge
wekt, kleedden de ministers zich inderhaast
aan en sprongen uit den waggon. Aan een
correspondent van de „Daily News", die Lord
Tweedmouth terstond na zijne aankomst
te Londen interviewde, zeide de minister:
„Ondanks het groote gevaar, waaraan zy
ontkomen waren, en ofschoon hot pikdonker
was, bleven de reizigers bewonderenswaardig
kalm. Men hoorde geen gejammer of angstge-
roep. Y7y hielpen elkaar de matrassen uit den
slaapwagen halen en daarop de gewonden
verplegen, waarbij pi fessor Annandale uit
Edinburgh krachtige hulp verleende."
De reizigers wandelden daarna naar het
station Northallerton. De gewonden werden
daar in het ziekenhuis opgenomen en de
anderen zetten met een anderen trein de reis
naar Londen voort. Het ongeval veroorzaakte
een oponthoud van twee uren, maar toch
kwamen de ministers nog vroeg genoeg te
Londen, om den ministerraad, die Donderdag
middag in Dowmngsstreet werd gehouden, te
kunnen bijwonen.
In den trein bevonden zich ook Lord Hind-
lip, een der bestuurders der „Great Northern
Railway Company", op welke lijn het onge
val voorviel, benevens de hertog en d# her
togin van Morny met gevolg. Esno Fianscha
dame, met hare kinderen, vluchtte onderden
indruk der eerste ontsteltenis in het veld.
Men vond haar, nadat er licht was gemaakt,
spoedig terug. Alle reizigers kwamen er dus
goed af, dank z(j den beiden waggons, achter do
locomotieven, die het geweld van den schok
braken. Het is te hopen dat ook de ma
chinisten en stokers, die het ergste gewond
werden, spoedig zullen herstellen. Yolgens
de „Daily News" is hun toestand tot dusver
bevredigend. (Tel.)
Venten van bladea.
In de gemeenteraadszitting te Nijmegen
kwam Zaterdag in behandeling het besluit van
Gedeputeerde Staten van Gelderland, waarbij
de Raad namens den minister van binnen-
landsche zaken werd uitgenoodigd in te trekken
de 16 Juni vastgestelde strafverordening op het
venten van stukken, ten einde hare vernieti
ging wegens stryd met de wet te voorkomen.
Verklaarden Gedeputeerden de verordening
in stryd met eene interpretatie, door den Hoogen
Raad van art. 7 der Grondwet gegeven, de
minister liet het arrest van dat rechtscollege
in het midden, doch berichtte dat z(j z. i.
strijdig was met art. 150 der Gemeentewei
(plaatselijke verordeningen treden niot in het
geen van algemeen Rijksbelang is), aangezien
het hem voorkwam, dat allo bijzondere bepa
lingen, die binnen de perken van art. 7 der
Grondwet ten aanzien van het drukken en
verspreiden van geschriften kunnen worden
gemaakt, door den Rykswetgever moeten wor
den vastgesteld.
Op voorstel van don voorzitter, mr. P. G.
Byleveld, werd besloten do verordening to
handhaven.
UITLOTINGEN. Paleis voor Volksvlijt. Prcmio-
leeumg 1867. Serieön: 738 1566 1620 1653 2493
2503 2545 2777 2940 3609 3669 3863. Premielrel;-
king 1 Nov. 1894.
3 pCt. Werkel. Schuld. SerieiiD: 19 81 1C3
538 612 643 833 1047 1085 1172 1232 1371 2201
2220 2269 2593 2914 2995 3509 3626 3828 394u.
4012 4120 4240 4270 4469 4528 4548 4597 4C16
4635. Betaalba&r 1 Nov. 1894
26)
En eene heilige kracht sterkte haar. De
■woorden, die Henri eenmaal in twijfel ge
trokken had, kwamen haar in de gedachte,
en dankbaar riep zij uit:
„Ik had gelijk. Plicht gaat bovenal, plicht
is het richtsnoer I Alleen de gedachte aan
haar verheft en sterkt den moed duizendmaal
meer dan de tijd, die alles doet slijten."
De tijd heelt de wonden der zwakken,
plichtsbetrachting troost de sterken. En Hélène
ia sterk.
De oude, beangste vrouw mag gerust zijn:
haar kind is een teedere boom, die wel, door
een stormwind aangegrepen, beeft en buigt,
maar ook eon boom, die vastgeworteld is en
niet uit den gezonden bodem gerukt zal worden.
De stille gelatenheid der beide vrouwen
werd weldra gestoord.
Het mocht even na achten zijn, toen Hélène,
die aan het venster Btond, Wighart de straat
zag oversteken. Het kon haar niet bevreemden
integendeel, zij vond het zelfs zeer natuurlijk,
dat hij haar reeds op dit vroege uur zocht.
Want z(j wist het, dat geene harten teederder
foor haar klopten dan die van Wighart en
Sophie.
Maar er lag iets in zijne houding, in zyn
haastigen tred, dat van nog iets treurigere
Sprak, dan wat reeds geschied was. Schuw
en gejaagd, als voortgezweept door een be
klemmend, beangstigend gevoel, schreed hij
op het huis toe.
Hoorbaar klopte Hélènes hart en allerlei
angstige voorgevoelens maakten zich van haar
meester. Zij had den moed niet hem binnen
te laten en verzocht hare moeder de deur
voor hem te openen.
En daar stortte hy het vertrek binnen,
trad op haar too, en zonk, hij, do krachtige
man, als een machtelooze knaap aan hare
voeten neder, zijn gelaat op hare handeD, die
hy smeekend gegrepen had, verbergend.
„Hélène", jammerde hy, „ik ben zyn
moordenaar."
„Wighart", stamelde zy ontsteld, „wat is
er gebeurd? Spraakt ge van Henri?"
„O, Henri
„Is hy dood?" vroeg zy schier ademloos.
„Erger dan dat; het ongeluk is grootor
grooter, Hélène 1 Ik ik heb hem de linker
hand doorschoten."
„O Wighart 1"
Zy waDkelde en drukte beide handen vast
tegen hare borst.
Hy sprong op.
„Hélène", sprak hy Bnel en op vasten toon,
„sinds ik hoorde, wat hy u had aangedaan,
haatte ik hem. Beseft ge wat het beteekent,
wanneer men in zyn geheele leven nooit,
nergens een vyand gehad heeft, wanneer
onder Gods eindeloozen hemel geen sterveling
was, wien men iets kwaads toewenechte, en
wanneer dan plotseling de haat aan het hart
kDaagt en dan nog wel een haat jegens hem,
die myn broeder wasl Ik had hem met eigen
hand kunnen verworgen I En ik zei hem, dat
hy myn doodsvyand was en dat ik hem zou
neerschieten. Maar toen, Hélène, brak de
volgende morgen aan de traag verloopen
uren hadden myne woede reeds in smart doen
verkeeren. Ik haatte hem nog, maar ik was
weder mensch gewordeu. En toen stond hy
tegenover my in het bosch, en ik zag zyne
oogen, die oogen, steeds zoo tintelend van
levensmoed en vol gloed, waarmee hy my nu
zoo gelaten en zoo weemoedig aanstaarde. Toen
had ik kunnen schreien als eene vrouw,
Hélène, en ik had het pistool wel weg willen
werpen en tot hem zeggen: Ga, gy zyt my
vreemd, myn Henri is dood, op u wil ik
niet schieten. Maar toen de secondanten
trachtten ons te verzoeneD, zag ik u weder en
ik gevoelde, dat ik daar niet stond voor my,
maar voor u, en daarom mocht ik niet terug.
Wy schoten. Eerst hy, toen ik. Zyn kogel
floot langs myn oor, de myne sloeg boven
zyn hoofd in den tak van een pynboom. Toen
nog eens. Ik trilde als een blad. Wederom
schoothy langs my heen. „Armzalige comedie",
dacht ik, „zyn wy dan dwazen? Knaap, ge
hebt eene tuchtiging verdiend; ge zult die
niet ontgaan." Ik ben een goed schutter
nooit mis ik myn doel. Ik geloof dat ik hem
ergens eene kleine, niet gevaarlyke wond
wüdo toebrengen duizenderlei gedachten
warrelden door myn hoofd ik kan niet
zeggen, wat ik wildeI Maar dat, wat ge
beurde, wilde ik niet. Hy stond niet stil
hy maakte eene beweging met de hand op
hetzelfde oogenblik, dat ik aftrok misschien
zag hy den haat opnieuw in myne oogen
flikkeren o, Hélène, wy begrypen eikaars
gedachten, ook al zwygen wy een kreet
van hem, beantwoord door oen kreet van
my, toen ik zag wat ik gedaan had. Hélène,
kunt gy my vergeven?"
Zwaar drukten zijne handen op hare schou
ders, terwyi hy haar berouwvol aanstaarde.
„Wighart", zei ze zacht, „ik richt niet."
„Hoe doelloos zal voortaan zyn loven zyn",
mompelde Wighart.
„Dat zal het", zei Hélène droevig, „want
hy heeft niet den troost, dien ik gevonden
heb. De keten van het onheil, waarvan hyzelf
de eerste schakel gesmeed heeft, doordat hy
zyn plicht verzaakte, deze keten zal steeds
zwaarder en steeds langer worden, totdat zy
hem met hare yzeren schalmen omknelt."
„En ik, zyn kunstgenoot, ik moest hem
voor altyd ongeschikt maken, de kunst te
dienen", riep Wighart op smartvollen toon
„ik wilde u wreken, hem straffen en ik be
roofde een volk. Want, Hélène hy was
door God met een groot talent gezegend."
„Misschien", troostte Hélène zichzolve en
hem, „misschien geneest de wond goed en
worden de vingers weer geschikt om de
snaren te grypen. Hoe het ook zy, Wighart,
gy waart slechta het werktuig, door Hooger-
hand gekozen."
„God, die in myn hart leest, weet dat
myn toorn rechtvaardig, maar myne bedoe
ling niet moedwillig was", zeide Wighart
gelaten.
En ook dit ernstig uur verliep. En de eerste
dag des nieuwen levens ging voorby. Des
avonds verwonderde Hélène er zich over, dat
de dag reeds voorby was; met moer moed
bezield voor den volgenden, legde zy zich te
rusten. Zoo volgdon alras dagen, dan weken
op elkander, sinds hy haar verlaten had, die
gedurende zeven jaren het middelpunt haror
gedachten was geweest. Nooit werd zy'n naam
door haar uitgesproken. Alsof do dood hom
weggenomen had, zoo waa hy aan haar loven
ontrukt. Wat Wighart en Sophie nog met
hem te verrekenen hadden, was door tu.
schenkomst van een vertrouwd bekende go
schied. Hélène vroeg niet of zyno hand go-
nezen was, of hy met Adelhoid verloofd was,
of by, in hot bezit van het geërfde geld, do
kunstenaarsloopbaan vaarwel gezegd had.
Hare smart en haar trots veroorloofden haar
niet daar zelfs aan te denken hy was dood
voor haar. En alleen, wanneer zy aan hem
dacht als aan een gestorvene, kon zy zyn
verlies beweenen.
Wighart was sedert dien ongeluksdag merk
baar veranderd. Hy was in Hélènes byzyn
somber en teruggetrokken, en Hélène, die dit
aan een verontrust geweten toeschreef, was
meer voorkomend jegens hem dan ooit, om
hem te doen gevoelen, dat zy hem datongo-
lukkige schot niot euvel duidde. Vergeefs
Wigharts omgang met haar was niet metr
zoo vertrouweiyk als vroeger.
Waar Hélène en Wighart steeds stiller
werden, moest het des te meer bevreemding
wekken, dat by Sophie eene verandering in
geheel tegenovergestolden zin had plaats ge
grepen. Zy, do altyd volyverigo, had vor-
scheidene plano-lessen afgezegd.
Wordt vervolffó.',