N°. 10619.
Donderdag 4 October.
A0. 1894.
f 1.10.
i r', 1.40.
0.06.
feze <€oiirant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Moedige Leidsclie jongelingen.
Leiden, 3 October.
Feuilleton.
LIEFDE OF PLICHT?
LEIDSCH
DAGBLAD.
■PT)T.TH DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
PRIJS DER ADVERTENTTËN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Officiëel© Kennisffevingen.
l)o Burgemeester der gemeente Leiden,
Gezien het beeluit van don Beer Commieearia dor
Koningin in de provincie Znid-Holland, van den
Hden September 1894 (Provinoiaal Blad No. 46),
fcondeDde regeling van de loting voor de Nationale
Militie, en waarbij den Burgemeesters der gemeenten,
Waar de loting plaats heeft, o. m. wordt verzooht
om al de hun ton dienste staande middelen aan te
Wendon ter voorkoming van dronken-
lohap by gelegenheid der lo'.ing;
Noodigt de lotelingen dezer gemeente voor de
liohting van het jaar 1895 ernatig en dringend uit,
Eioh bg gelegenheid der loting
goheel te onthouden v a n hetgebruik
van eterken drank
en daardoor zioh te vrg waren, niet alleen voor de
feadeelige gevolgen van dronkensohap in het algemeen,
Eiaar ook voor de straffen bg de Wet tut beteu
geling ran openbare dronkeeschap bepaald, terwgl
tevens met nadruk wordt gewezen op de Straf
bepaling, bg art. 252, lo., van hot Wetboek van
Strafrecht gesteld tegen het toedienen van be
dwelmenden drank aan iemand, die in kennel^ken
staat van dronkenschap verkeert.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
Oot. 1894.F. WA8.
Tosn Leiden in 1674 door de Spanjaarden
Werd belegerd, zaten de belegerden niet stil,
Baar trachtten hun op alle mogelijke wijzen
afbreuk te doon. Zelfs Jeugdigen van jaren
trokken niet zelden mede uit. Onder hen, die
Zich door ongemeenen moed onderscheidden,
■wordt inzonderheid een zestienjarig jongeling
Vermeld, die om zijne dapperheid, roods in
bet eerste beleg der stad aan den dag gelegd,
zich den bijnaam had verworven van 't Leeuwtje.
Op do gevaarlijkste plaatsen vertoonde hij
Mich en menigen Spanjaard deed hij in 't zand
hjjten. Vandaar dat zjj het op zijn leven ge
munt hadden. Eens bij eene schermutseling
lag hfl in 't gras op de loer, toen hfl door
eenige Spanjaarden werd overvallen en gevan
gengenomen. Op eene wreede wijze koelden
aan dien onverschrokken jongeling, die
Voorwaar een beter lot had verdiend, hunne
Voede. Zjj sneden "hem namelijk neus en
"t>oren af en hingen hem daarna aan een zijner
■groote teenen op. Ongemeen vlug, trachtte
*<le jongeling zich uit zjjn benarden toestand
[te bevrijden door met bet andere been om-
ooog te klauteren, toen hij door 't moordend
lood van een Spanjaard werd getroffen.
Door menig voordeel, op den vijand behaald,
Verd de strijdlust der belegerden dermate
'aangewakkerd, dat niet zelden zelfs kinderen
%Ich onder degenen, die een uitval deden,
"bevonden. Ofschoon de regeering de kloeke
'houding der burgers op hoogen prye stelde,
vond zy het toch ongeraden, ten einde hunne
brachten Diet te zeer te verzwakken, anders
tïan op hoog bevel een uitval te doen. Ieder
hen werd deswege vermaand zich daarnaar te
gedragen. In geen geval mochten, van nu
Voortaan, kinderen aan een uitval deelnemen,
Vijl velen hunner reeds het slachtoffer hunner
oekeloosheid waren geworden. Dit regeerings-
besluit kan niet anders dan gebillijkt worden,
want, hoe nuttig het ook mocht zjjn, de be
legeraars door uitvallen in hunne bewegingen
te storen of wel hun den behaalden buit weder
te ontnemen, zoo was het nochtans aan groot
gevaar onderhevig onberaden ten uitval uit
te trekken.
Wat hadden de jeugdigen van jaren er
eene spijt van voortaan binnen de veste te
moeten blijven! Hoe verlangden zij groot te
zijn, om te kunnen toonen, wat zij voor de ver
dediging der stad over hadden! Zij gingen
evenwel nu en dan naar de wallen, om van
daar de belegeraars gade te slaan of wel de
belegerden bJJ het doon van oen uitval
met hunne van jeugdig krijgsvuur gloeiende
blikken te volgen. Zelfs, toen in den
nacht van den 2den op den Sden van
Wijnmaand een stuk van den stadsmuur
bi) de Koepoort instortte, was een kloek
jongeling op de wallen er getuige van, dat
de Spanjaarden uit de schans te Lammen
togen. Hij herkende hen aan hunne brandende
lonten en zag hen niet terugkeeren, waaruit
hjj besloot dat zjj ook de vlucht namen. Zy
wisten gelukkig niet, dat een stuk van den
stadsmuur, wel ter lengte van zes en twintig
roeden, was ingestort, anders zouden de be
legerden, zoo zij storm hadden geloopen, be
zwaarlijk by machte zyn geweest dien af te
slaan. Zóó waren zij door den geleden honger
krachteloos geworden, dat velen hunner met
de grootste moeite voortstrompelden. De
Spanjaarden dachten niet anders, of de beleger
den maakten zich gereed weer een uitval te
doen, nu Boisot met de vloot tot ontzet
naderde. Uit vrees, dat zy van den eenen
kant door de belegerden en van de andere
zyde door Boisot en de zynen zouden wor
den bestookt, besloten zy hun post te ver
laten, te meer, daar hun opperbevelhebber
Yaldez by zyn vertrek last had gegeven,
tydig te vluchten, wanneer zy door eene
macht, waartegen zy dachten niet bestand
te zyn, werden aangevallen. Doch vooraf
wierpen zy al hun geschut in den Vliet, niet
verre van hunne legerplaats te Lammen,
waarna zy nog vóór den dag met stille
trom aftrokken, al hun leeftocht achter
latende.
Ijlings had de jongeling er in de stad
gewag van gemaakt, dat de Spanjaarden
waren heengegaan. Men bood hem zes gulden
aan, als hy zich naar de schans to Lammen
wilde begeven. Zonder eenig beraad nam de
moedige jongeling dit aan. Geheel onverzeld
toog hy er heen en er niemand vindende, wuifde
hy met zyn hoed. Men vreesde nog, dat hy
door den vyand tot het geven van ditteekon
was gedwongen, waarom een man met een
verrejagor werd afgezonden, die de schans
ongehinderd voorbykwam en, al wadende door
het water, by Boisot geraakte. Dezen kwam
de tyding van het verlaten der schans onge-
looflyk voor, tot hopman Gerrit Van der
Laan met zyne vrybuiters uit de stad naar
Lammen rukte en er de twee galeien vond,
die de admiraal op verkenning had uitgezonden.
Onder andere voorwerpen vond zekere
Gyabert Cornelisz. Schaeck in de Spaansche
legerplaats een pot met gekookt vleesch, uit
welken hy en zyne nakomelingen, meer dan
eene eeuw daarna, hunne vrienden elk jaar,
op den dag van het Ontzet, op een gelyk
gerecht plachten te onthalen.
De Spanjaarden hadden, ten einde Boisot te
verhinderen den Vliet in te varen, dit water door
p \alwerk afgedamd. Het eerste werk van het
bootsvolk, geholpen door de stadstimmerlieden,
was het paalwerk uit te winden, waarna men
ongehinderd naar de stad roeide, waar men
Zondag 3 October, 's morgens te acht uren,
aankwam.
Wèl had die jongeling een grooten dienst
aan zyno vaderstad bewezonImmors, hy was
de oorzaak, dat men kennis droeg van het
verlaten dor schans te Lammen, welke tyding
sedert bevestigd werd, en den admiraal Boi
sot de zekerheid verschafte, als hy dat punt
was genaderd, geen tegenstand meer te duch
ten was.
Wie bescbryft naar waarheid de vreugde
der Leidenaars, die zooveel gedurende het be
leg hadden geleden en voor wie alle ellende
ophield, toen Boisot, die de voor- en Adriaan
Willemsz., die de achterhoede uitmaakte, door
den Vliet de stad invoer!
Langs de boorden der vaart stond eene
hongerige menigte van allen ouderdom en bei
der kunne, die armen of handen, ja schouders
zelfs, uitstak, om brood, kaas, haring of andere
spyze, zoolang ontbeerd, die men hun aan
reikte of toewierp, te grypen, te grabbelen of
op eenige andere wyze machtig te worden.
Die nog krachten hadden, sprongen te water
en waadden er doorheen of zwommen den
schepen te gemoet. Velen, die iets bekomen
hadden, gingen, zoo gauw hunne voeten het
nog toelieten, onder het dankbaar geroep van
„Leiden is ontzet! Leiden is ontzet! Eeuwig
ziÓ de Heer geprezen!" naar hunne woningen,
om hunne zieke of van honger wegstervende
huisgenooten te verkwikken.
Eenigen, die te onmatig waren geweest,
moesten hunne gulzigheid met den dood be-
koopen, weshalve de regeering, Bnu men
overvloed had zoowel als toen de honger
neep" eene bepaalde hoeveelheid der inge
brachte levensmiddelen door gemachtigden
van stadswege liet uitdeelen, gelyk mede van
die mondbehoeften, welke spoedig aangekocht
werden van de liefdegaven, die, op 's Prinsen
last, te Delft, Gouda en elders ingezameld
waren.
Zoodra Boisot en de overige bevelhebbers
aan land waren gestapt, gingen zy met het
meeste scheepsvolk, regeeringsleden en burgers
naar de Pieterskerk, waar ds. Pieter Cornelisz.,
die in al de ollende der belegering gedeeld
had, de gemeente voorging, om den almach-
tigen God voor deze ongedachte uitredding
uit zoo'n grooten nood hartgrondig te danken.
By koninklyk besluit is aan den heer J.
De Visser, geneeskundige, thans te Leiden,
op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als
plaatsvervangend lid van den geneeskundigen
raad voor Zeeland en Westeiyk Noord Brabant.
Op de Antwerpsche internationale ten
toonstelling is dr. D De Loos, directeur der
hoogere burgerschool alhier, in de afdeeling
onderwgs, bekroond geworden met de gouden
medaille, voor het door hem geschreven werk
over het middelbaar onderwys hier te lande,
als eene voortzetting op dat van dr. Steyn
Parvé.
In de groep van scheepvaart en redding-
wezen verwierf de heer Alph. Degon alhier
de bronzen medaille.
Vorder werden bekroondin de groep voor
wevery en spinnery, met de zilveren medaille,
de firma Vervoorfc en Van Cranenburgh.
In de groep voor kleeding met de bronzen
modaille de heer O. H. De Jong.
In de groep voor voedingsmiddelen, klasse
sterke dranken, met de zilveren med., de
firma Wllh. Schüdel en Co.
In de groep voor kunstnyverheid, met de
bronzen med., de zeoreerw. heer L. A. G.
De Sonnavllle, te Katwyk.
De Raad der gemeente Huissen (Geld.)
heeft tot gemeente geneesheer benoemd den
heer J. Rutschy, te Leiden.
Er bestaat gelegenheid tot verzending
der correspondentie naar Atjeh, door mid
del van het stoomschip „Drente", van Rot
terdam vertrekkende. Ten postkantore al
hier moeten de brieven, enz. uiteriyk morgen
ochtend om 9.50 bezorgd zyn.
De wyze van verzending behoort duidelijk
op het adres vermeld te worden.
Aan het postkantoor te Leiden en de
daaronder ressorteeren de hulpkantoren werd
gedurende het 3de kwartaal 1894 ingelegd
f 75653.83'/*; terugbetaald f 59201.23'/2.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 9419.
Aan het postkantoor te Noordwyk werd ge
durende hetzelfde kwartaal ingelegd f 1533.02
terugbetaald f 3223.60.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 325.
Aan de ingezetenen der gemeente Sassen-
heim is bekend gemaakt dat gedurende de
a. s. wintermaanden weder herhalingsonder
wys zal worden gegeven. Zy, die van dit
onderwys gebruik wenschen te maken, moeten
rich op heden, Woensdag 3 October, des avond8
tussohen zes en zeven uren, aanmelden by
het hoofd der school, den heer J. Beumer.
In het aanstaand winterseizoen zullen
door het Leesgezelschap te Waddings veen
tweo feestavonden gegeven worden, nl. een
avond, waarop een gevierd spreker zal optre
den en een, die den naam zal dragen van een
eoirée musicale déclamatoire.
Er is to Waddings veen sprake van de
oprichting van een zoogenaamd liefhebberij
tooneel. Eerstdaags zullen dienaangaande be-
langryke besluiten worden genomen.
Het album, dat den oud-minister Tak
van Poortvliet als huldebiyk van de werk
lieden, voorstanders van finale kiesrecht-uit
breiding, zal worden aangeboden, is ter bezichti
ging gesteld in Den Haag.
De heer J. A. Loebèr Jr., te Leiden, die
het album vervaardigde, heeft een mooi stuk
geleverd.
Op den bruin lederen omslag prykt het
naamcyfer van den heer Tak van Poortvliet
op eon gulden schild. Het titelblad is karak
teristiek. Het bevat het uitmuntend geiykend
portret van den oud-minister, staande in de
omgeving der plaats van den staatkundigen en
parlementairen stryd. Zyne hand rust op eene
over eene balustrade gelegde rol met het op
schrift: ^Kiesrecht-hervorming". In de verte
ziet men talryke werklieden-vereenigingen met
banieren gegroepeerd, als 't ware eene hulde-
betooging brengende aan den staatsman,
wiens streven om ook den werkman in rui
mer kring het kiesrecht te verzekeren do
grondgedachte der voorgenomen ovatie vormt.
Op do verschillende bladen van het album zyn
de namen van de vereenigingen, die deel
nemen aan dit huldebewys, gecalligrapheerd.
Het boek, goud op snee, rust op eon leze
naar van blank notenhout, gedragen door eene
sieriyk gemodelleerde kolom, een fraai
werkstuk.
Met bjzondere plechtigheid is gisteren
te Rotterdam de marine-reservevlag geheschen
aan boord van het stoomschip „Spaamdam"
der N.-A. S.-M., waarvan do gezagvoerder,
E. H. Bonjer, de eerste buitengewone luite
nant ter zee 1ste kl. is. Aan boord bevonden
zich de chef van den marinestaf, de kapitein
ter zee J. A. Schippers, als vertegenwoor
diger van den minister van marine, en do
hem toegewezen luitenant ter zee 1ste kl.
A. C. Zeeman; voorts een tweetal commissa
rissen en directeuren der N.-A. S.-M. Verdor
was aanwezig kapitein Bonjer in de uniform,
aan zyn nieuwen rang verbonden, en ton
slotte verschillende genoodigden.
Nadat de heer Wierdsma den kol. Schipperc
welkom had geheeten, zette laatstgenoemde
in breede trekken doel en totstandkoming
der marine reserve uiteen, daarby gedenkende
de medewerking, van verschillende stoomvaart-
maatschappyen ondervonden, welke ook voer
het vervolg gewenscht was. Nadat hy den
wensch had uitgesproken, dat de band, die
thans tusschen oorlogs- en handelsvloot gelegd
was, ons land ten goede zou komen, werd
onder de tonen van het Volkslied de vlag in
top geheschen. Zy bestaat uit onze driekleur,
in welker witte baan een gekroond anker van
zwarte kleur is aangebracht.
Daarna feliciteerde de hem Schippers kapi
tein Bonjer met de eer, hem te beurt gevallen.
De heer Wierdsma wenschte kapitein Bonjer
geluk namens de handelsvaart. Met een
„Leve do Koninginnen!" besloet hy zyne toe
spraak, met welken kreet door do overigen mot
warmte werd ingestemd. Nadat mr. M. Meet
kapitein Bonjer ten slotte nog namens com
missarissen had gelukgewenscht, dankte laatst
genoemde de Maatschappij voor hare mede
werking; te voren had hy kolonel Schippers
reeds verzocht zyn dank, aan den minister
over te brengen.
In het hotel „Promenade", aan deL
Scheveningschenweg, is overleden de heer A.N,
Lint, Industriöel en lid van den gemeenteraad
te Delft. De overledene had zitting in ver
schillende commissies en was c. a. onder
voorzitter der Kamer van Koophandel. Hy b©-
reikte den leeftyd van 66 jaren.
De lste luit. W. A. Beukers, overge
plaatst van het instructie-bataljon by het Isto
reg. infanterie, is gedetacheerd bij de Cadet
tenschool te Alkmaar.
De heer Westenberg, gezant van Neder
land te Rome, met verlof te 's-Gravenb.age,
heeft de terugreis naar zyn post aangenomen.
U--
'81)
#Wie is Hélène Sauvage?" vroeg hy; „men
ontmoet deze dame noch by de Meyerbachs
Koch by de Dürenfelds, noch in eenigen anderen
'kring; ze kan dus onmogeiyk oene gepaste
en gewenschte kennis voor Adelheid zyn."
Adelheid antwoordde niet.
„En wat had mynheer Friesen je wel te
Vertellen?" vroeg juffrouw Leiser, het jonge
taeisje scherp in de oogen ziende.
„Hy heeft my gezegd dat hy my liefhad,"
Antwoordde Adelheid met bewonderenswaar
dige kalmte en eenvoud.
Juffrouw Leiser schrikte. Zy had dezen
afloop helpen voorbereiden, ja gewenscht 1
Haar niet zoo overbid. Er was nog in het
Binst geen tyd geweest om den heer Imhof
voor te bereiden; ook had de heer Imhof
öog niet de gelegenheid gehad den jongen
Ban te aanschouwen in de wolk van wierook,
die de Berltjnsche maatschappij ongetwijfeld
Om hem zou doen opstijgen.
„Adelheid," stamelde zy, „wat hebt ge hem
'geantwoord 7"
„Dat hy morgen zou komen om myne hand
te vragen en dat u en ik vandaag papa zoo
kouden bewerken, dat hy j a zal zeggen,"
verklaarde Adelheid.
„Ik - laat m y buiten spel," smeekte juf
rouw Leiser. „Ik zal sr geen woord in mee
treken."
Daar snelde Adelheid op juffrouw Leiser
toe en zette zich op haren schoot, terwyi zy
de beide armon vleiend om haren hals sloeg.
Eerst gaf ze juffrouw Leiser een kus, toen
sprak ze haastig:
„Och, kom nu, m'n lieve, beste juffrouw
Leiser, u doet het, nietwaar? Ziet u, anders
zal ik alleen voor myne zaak moeten stryden,
en u begrypt: dan komen my alle wapenen
te pas en is 't mjj ook vry onverschillig,
welke ik gebruik, al waren zy zelfs tegen u
gericht. Want ik zou papa, als bewys voor den
ernst en de standvastigheid van myn gevoelen,
ook bekennen, dat ik u reeds over myne liefde
had gesproken, nog vóór ik vioolles kreeg.
En dan, dan begrypt u, dan zal papa zyn
onbegrensd vertrouwen, dat hy tot nu toe in
u stelde, beschaamd zien. Dus, het is in uw
eigen belang toe, lieve, beate juffrouw Leiser."
Juffrouw Leiser kookte inwendig van drift
op het gevaariyke, geslepen meisje, dat met
een allerliefst gezichtje, met de innemendste
gebaren dreigde, zóó, dat men niet wist of
het naieveteit of berekening was. De gedachte
aan de woorden, die de heer Imhof gesproken
had, dat hy nameiyk eerst zyne dochter
wenschte gehuwd te zien vóór hy aan zich-
zelven kon denken, legde echter een pleister
op de wonde en vertroostte haar.
„Maar ge moet er zelve over beginnen,
Adelheid", zeide zy.
„Met den moed van een held, die voor zyn
vaderland strydt", lachte Adelheid.
Daar kwam papa Imhof binnen, goed ge
mutst ale altyd, en vroeg hoe Adelheid zich
by juffrouw Sauvage geamuseerd had.
Met de handen op den rug liep Adelheid
heen en weer langs den rand van hetgroote
tapijt, zorgvuldig hare voetjes beschouwend,
of zy ze wel precies naast den rand neerzette.
„Uitstekend, papal Maar doet u my nu
het genoegen dadeiyk te ontbyten, waDt ik
moet u iets vertellen, dat u den eetlust wel
eens zou kunnen bederven."
„Zoo, ia het iets kwaads?" spotte mynheer
Imhof, terwyi hy zyn schalks lachend kind
aanzag.
„Groots vreugde of enkel maar verwon
dering kunnen ook wel den eetlust bederven."
„Kunt ge misschien het „Carnaval de
Venise" al op de viool spelen?"
„Och toe, ontbyt u nu eerst."
„Lieve Adelheid, ge maakt my door dat
voortdurende heen en weer loopen zoo vree-
seiyk zenuwachtig", klaagde juffrouw Leiser.
Lachend viel Adelheid in een leunstoel
neer, sloeg het eene been over het andere
en Bpande de saamgevouwen handon over
hare knie. Zy sloeg haren vader gade en
vroeg na een poosje:
„Is uw kopje leeg?"
Hy knikte. Hy was altyd zeer gelukkig en
verrukt, wanneer Adelheid zoo „origineel met
hem omsprong", zooals hy het noemde.
Adelheid ging rechtop zitten en sprak op
ernstigen toon:
„Papa, ik ben verliefd I"
Toch niet op den Moor van prins Karl,
hoop ik", antwoordde mynheer Imhof, even
eens ernstig.
„Papa, sn ik wil trouwen."
„Wel, wel, zie ons kleine ding eens aan"
riep mynheer Imhof, die er pleizier in kreeg.
„Heeft luitenant Yon Window genade gevon
den in je oogen?"
„Neen, het is niet een krygsman, het ie
een vereerder der muziek, dien ik bemin."
„Wat zal dat beduiden?"
„Dat ik Henri Frieeen liefheb; dat by my
bemint en dat gy uwe toestemming geven
moet", riep Adelheid hartetochteiyk uit, en
wip, zat zy op haars vaders knie.
Deze was geheel uit het veld geslagen.
„Dien vioolspeler.stamelde hy.
„Ja, papa. Zeg nu eens zelf: wat zoudt u
er aan hebben, wanneer ik zoo'n armen tweeden
luitenant trouwde; het geheels huishouden
zou nog altyd door u moeten worden onder
houden. Terwyi een beroemd kunstenaar, en
Henri is beroemd, en hy zal door den tyd
nog veel beroemder worden, terwyi een kun
stenaar in weinig jaren tyds veel geld kan
verdienen. Denk u maar eens aan professor
Dalberg die wordt zelfs wel aan het Hof
genoodigd."
„Myn lieve kind", zeide mynheer Imhof op
bezorgden toon, „men protégeert dergelyke
lui, maar men trouwt ze niet. Die mynheer
Friesen kan zulk eene carrière maken, als
Dalberg gemaakt heeft. Maar wie waarborgt
hem, dat het hem gelukken zal? En dan heb
ben we precies hetzelfde geval als wanneer
ge den luitenant trouwt: de man is van uw
vermogen afhankelyk. Neen, het is zelfs nog
veel minder, want een luitenant als Yon
Window brengt u ten minste nog een adel
lyken titel aan, en in ieder geval verschaft
by u een zekeren stand in de maatschappy.
Maar wat presteert een arm kunstenaar, zon
der naam, die eene ryke vrouw trouwt 7
Men zal hem eenvoudig voor een golukzoekor
houden. Bedaard ik zeg volstrekt .niet,
dat hy het is, ik wil er n alleen maar op
wyzen hoe verdrietig het op den duui zal
zyn dat de wereld hem alezoodanig beschouwt."
„Papa", snikte Adelheid, als om zyn hart
te vermurwen, „hy heeft eene ryke lante,
wier eenige erfgenaam hy is."
„Komaan, ge schynt al goed op de hoogta
te zyn", zeido mynheer Imhof lachend; „alfl
die ryke tante maar niet alleen in zyne ver
beelding bestaat. Dat komt moor voor."
„Zoudt u niet denkon", merkte juffrouw
Leiser op kalmen toon aan, „dat u het bost
deedt, wanneer uzelf eens met dat jonge merisch
sprak Met hem eenvoudig te woord te etaeu,
verbindt ge u immers nog tot niets?"
„Hy wilde morgen komen om met u te
spreken", zei Adelheid, steeds snikkend.
„Hm hoe eer hoe liever I Om tot mor
gen met die onbestemde gedachten rond te
loopen staat me volstrekt niet aan. Laat hem
dan liever van middag maar komen, tusschen
vyven en zessen. Maar vlei je nu niet met
eene ydele hoopi Heb ik eenmaal met hem
gesproken, dan wil ik aileB kalm en bedaard
overleggen. Juffrouw Leiser, schrijf u hem
een briefje, en verzoek hem van middag hier
te komen. Mocht by dezen morgen trachten
Adelheid te bezoekeD, ontvang hem dan als
gewooniyk, om den melden geen erg te geven.
En vertel me nu eens, lieve, hoe d..t alles ia
z'n werk ie gegaan I"
Wordt vervolgd.)