N°. 10619. Donderdag 4 October. A0. 1894. f 1.10. i r', 1.40. 0.06. feze <€oiirant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Moedige Leidsclie jongelingen. Leiden, 3 October. Feuilleton. LIEFDE OF PLICHT? LEIDSCH DAGBLAD. ■PT)T.TH DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers PRIJS DER ADVERTENTTËN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Officiëel© Kennisffevingen. l)o Burgemeester der gemeente Leiden, Gezien het beeluit van don Beer Commieearia dor Koningin in de provincie Znid-Holland, van den Hden September 1894 (Provinoiaal Blad No. 46), fcondeDde regeling van de loting voor de Nationale Militie, en waarbij den Burgemeesters der gemeenten, Waar de loting plaats heeft, o. m. wordt verzooht om al de hun ton dienste staande middelen aan te Wendon ter voorkoming van dronken- lohap by gelegenheid der lo'.ing; Noodigt de lotelingen dezer gemeente voor de liohting van het jaar 1895 ernatig en dringend uit, Eioh bg gelegenheid der loting goheel te onthouden v a n hetgebruik van eterken drank en daardoor zioh te vrg waren, niet alleen voor de feadeelige gevolgen van dronkensohap in het algemeen, Eiaar ook voor de straffen bg de Wet tut beteu geling ran openbare dronkeeschap bepaald, terwgl tevens met nadruk wordt gewezen op de Straf bepaling, bg art. 252, lo., van hot Wetboek van Strafrecht gesteld tegen het toedienen van be dwelmenden drank aan iemand, die in kennel^ken staat van dronkenschap verkeert. Leiden, De Burgemeester voornoemd, Oot. 1894.F. WA8. Tosn Leiden in 1674 door de Spanjaarden Werd belegerd, zaten de belegerden niet stil, Baar trachtten hun op alle mogelijke wijzen afbreuk te doon. Zelfs Jeugdigen van jaren trokken niet zelden mede uit. Onder hen, die Zich door ongemeenen moed onderscheidden, ■wordt inzonderheid een zestienjarig jongeling Vermeld, die om zijne dapperheid, roods in bet eerste beleg der stad aan den dag gelegd, zich den bijnaam had verworven van 't Leeuwtje. Op do gevaarlijkste plaatsen vertoonde hij Mich en menigen Spanjaard deed hij in 't zand hjjten. Vandaar dat zjj het op zijn leven ge munt hadden. Eens bij eene schermutseling lag hfl in 't gras op de loer, toen hfl door eenige Spanjaarden werd overvallen en gevan gengenomen. Op eene wreede wijze koelden aan dien onverschrokken jongeling, die Voorwaar een beter lot had verdiend, hunne Voede. Zjj sneden "hem namelijk neus en "t>oren af en hingen hem daarna aan een zijner ■groote teenen op. Ongemeen vlug, trachtte *<le jongeling zich uit zjjn benarden toestand [te bevrijden door met bet andere been om- ooog te klauteren, toen hij door 't moordend lood van een Spanjaard werd getroffen. Door menig voordeel, op den vijand behaald, Verd de strijdlust der belegerden dermate 'aangewakkerd, dat niet zelden zelfs kinderen %Ich onder degenen, die een uitval deden, "bevonden. Ofschoon de regeering de kloeke 'houding der burgers op hoogen prye stelde, vond zy het toch ongeraden, ten einde hunne brachten Diet te zeer te verzwakken, anders tïan op hoog bevel een uitval te doen. Ieder hen werd deswege vermaand zich daarnaar te gedragen. In geen geval mochten, van nu Voortaan, kinderen aan een uitval deelnemen, Vijl velen hunner reeds het slachtoffer hunner oekeloosheid waren geworden. Dit regeerings- besluit kan niet anders dan gebillijkt worden, want, hoe nuttig het ook mocht zjjn, de be legeraars door uitvallen in hunne bewegingen te storen of wel hun den behaalden buit weder te ontnemen, zoo was het nochtans aan groot gevaar onderhevig onberaden ten uitval uit te trekken. Wat hadden de jeugdigen van jaren er eene spijt van voortaan binnen de veste te moeten blijven! Hoe verlangden zij groot te zijn, om te kunnen toonen, wat zij voor de ver dediging der stad over hadden! Zij gingen evenwel nu en dan naar de wallen, om van daar de belegeraars gade te slaan of wel de belegerden bJJ het doon van oen uitval met hunne van jeugdig krijgsvuur gloeiende blikken te volgen. Zelfs, toen in den nacht van den 2den op den Sden van Wijnmaand een stuk van den stadsmuur bi) de Koepoort instortte, was een kloek jongeling op de wallen er getuige van, dat de Spanjaarden uit de schans te Lammen togen. Hij herkende hen aan hunne brandende lonten en zag hen niet terugkeeren, waaruit hjj besloot dat zjj ook de vlucht namen. Zy wisten gelukkig niet, dat een stuk van den stadsmuur, wel ter lengte van zes en twintig roeden, was ingestort, anders zouden de be legerden, zoo zij storm hadden geloopen, be zwaarlijk by machte zyn geweest dien af te slaan. Zóó waren zij door den geleden honger krachteloos geworden, dat velen hunner met de grootste moeite voortstrompelden. De Spanjaarden dachten niet anders, of de beleger den maakten zich gereed weer een uitval te doen, nu Boisot met de vloot tot ontzet naderde. Uit vrees, dat zy van den eenen kant door de belegerden en van de andere zyde door Boisot en de zynen zouden wor den bestookt, besloten zy hun post te ver laten, te meer, daar hun opperbevelhebber Yaldez by zyn vertrek last had gegeven, tydig te vluchten, wanneer zy door eene macht, waartegen zy dachten niet bestand te zyn, werden aangevallen. Doch vooraf wierpen zy al hun geschut in den Vliet, niet verre van hunne legerplaats te Lammen, waarna zy nog vóór den dag met stille trom aftrokken, al hun leeftocht achter latende. Ijlings had de jongeling er in de stad gewag van gemaakt, dat de Spanjaarden waren heengegaan. Men bood hem zes gulden aan, als hy zich naar de schans to Lammen wilde begeven. Zonder eenig beraad nam de moedige jongeling dit aan. Geheel onverzeld toog hy er heen en er niemand vindende, wuifde hy met zyn hoed. Men vreesde nog, dat hy door den vyand tot het geven van ditteekon was gedwongen, waarom een man met een verrejagor werd afgezonden, die de schans ongehinderd voorbykwam en, al wadende door het water, by Boisot geraakte. Dezen kwam de tyding van het verlaten der schans onge- looflyk voor, tot hopman Gerrit Van der Laan met zyne vrybuiters uit de stad naar Lammen rukte en er de twee galeien vond, die de admiraal op verkenning had uitgezonden. Onder andere voorwerpen vond zekere Gyabert Cornelisz. Schaeck in de Spaansche legerplaats een pot met gekookt vleesch, uit welken hy en zyne nakomelingen, meer dan eene eeuw daarna, hunne vrienden elk jaar, op den dag van het Ontzet, op een gelyk gerecht plachten te onthalen. De Spanjaarden hadden, ten einde Boisot te verhinderen den Vliet in te varen, dit water door p \alwerk afgedamd. Het eerste werk van het bootsvolk, geholpen door de stadstimmerlieden, was het paalwerk uit te winden, waarna men ongehinderd naar de stad roeide, waar men Zondag 3 October, 's morgens te acht uren, aankwam. Wèl had die jongeling een grooten dienst aan zyno vaderstad bewezonImmors, hy was de oorzaak, dat men kennis droeg van het verlaten dor schans te Lammen, welke tyding sedert bevestigd werd, en den admiraal Boi sot de zekerheid verschafte, als hy dat punt was genaderd, geen tegenstand meer te duch ten was. Wie bescbryft naar waarheid de vreugde der Leidenaars, die zooveel gedurende het be leg hadden geleden en voor wie alle ellende ophield, toen Boisot, die de voor- en Adriaan Willemsz., die de achterhoede uitmaakte, door den Vliet de stad invoer! Langs de boorden der vaart stond eene hongerige menigte van allen ouderdom en bei der kunne, die armen of handen, ja schouders zelfs, uitstak, om brood, kaas, haring of andere spyze, zoolang ontbeerd, die men hun aan reikte of toewierp, te grypen, te grabbelen of op eenige andere wyze machtig te worden. Die nog krachten hadden, sprongen te water en waadden er doorheen of zwommen den schepen te gemoet. Velen, die iets bekomen hadden, gingen, zoo gauw hunne voeten het nog toelieten, onder het dankbaar geroep van „Leiden is ontzet! Leiden is ontzet! Eeuwig ziÓ de Heer geprezen!" naar hunne woningen, om hunne zieke of van honger wegstervende huisgenooten te verkwikken. Eenigen, die te onmatig waren geweest, moesten hunne gulzigheid met den dood be- koopen, weshalve de regeering, Bnu men overvloed had zoowel als toen de honger neep" eene bepaalde hoeveelheid der inge brachte levensmiddelen door gemachtigden van stadswege liet uitdeelen, gelyk mede van die mondbehoeften, welke spoedig aangekocht werden van de liefdegaven, die, op 's Prinsen last, te Delft, Gouda en elders ingezameld waren. Zoodra Boisot en de overige bevelhebbers aan land waren gestapt, gingen zy met het meeste scheepsvolk, regeeringsleden en burgers naar de Pieterskerk, waar ds. Pieter Cornelisz., die in al de ollende der belegering gedeeld had, de gemeente voorging, om den almach- tigen God voor deze ongedachte uitredding uit zoo'n grooten nood hartgrondig te danken. By koninklyk besluit is aan den heer J. De Visser, geneeskundige, thans te Leiden, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als plaatsvervangend lid van den geneeskundigen raad voor Zeeland en Westeiyk Noord Brabant. Op de Antwerpsche internationale ten toonstelling is dr. D De Loos, directeur der hoogere burgerschool alhier, in de afdeeling onderwgs, bekroond geworden met de gouden medaille, voor het door hem geschreven werk over het middelbaar onderwys hier te lande, als eene voortzetting op dat van dr. Steyn Parvé. In de groep van scheepvaart en redding- wezen verwierf de heer Alph. Degon alhier de bronzen medaille. Vorder werden bekroondin de groep voor wevery en spinnery, met de zilveren medaille, de firma Vervoorfc en Van Cranenburgh. In de groep voor kleeding met de bronzen modaille de heer O. H. De Jong. In de groep voor voedingsmiddelen, klasse sterke dranken, met de zilveren med., de firma Wllh. Schüdel en Co. In de groep voor kunstnyverheid, met de bronzen med., de zeoreerw. heer L. A. G. De Sonnavllle, te Katwyk. De Raad der gemeente Huissen (Geld.) heeft tot gemeente geneesheer benoemd den heer J. Rutschy, te Leiden. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Atjeh, door mid del van het stoomschip „Drente", van Rot terdam vertrekkende. Ten postkantore al hier moeten de brieven, enz. uiteriyk morgen ochtend om 9.50 bezorgd zyn. De wyze van verzending behoort duidelijk op het adres vermeld te worden. Aan het postkantoor te Leiden en de daaronder ressorteeren de hulpkantoren werd gedurende het 3de kwartaal 1894 ingelegd f 75653.83'/*; terugbetaald f 59201.23'/2. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 9419. Aan het postkantoor te Noordwyk werd ge durende hetzelfde kwartaal ingelegd f 1533.02 terugbetaald f 3223.60. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 325. Aan de ingezetenen der gemeente Sassen- heim is bekend gemaakt dat gedurende de a. s. wintermaanden weder herhalingsonder wys zal worden gegeven. Zy, die van dit onderwys gebruik wenschen te maken, moeten rich op heden, Woensdag 3 October, des avond8 tussohen zes en zeven uren, aanmelden by het hoofd der school, den heer J. Beumer. In het aanstaand winterseizoen zullen door het Leesgezelschap te Waddings veen tweo feestavonden gegeven worden, nl. een avond, waarop een gevierd spreker zal optre den en een, die den naam zal dragen van een eoirée musicale déclamatoire. Er is to Waddings veen sprake van de oprichting van een zoogenaamd liefhebberij tooneel. Eerstdaags zullen dienaangaande be- langryke besluiten worden genomen. Het album, dat den oud-minister Tak van Poortvliet als huldebiyk van de werk lieden, voorstanders van finale kiesrecht-uit breiding, zal worden aangeboden, is ter bezichti ging gesteld in Den Haag. De heer J. A. Loebèr Jr., te Leiden, die het album vervaardigde, heeft een mooi stuk geleverd. Op den bruin lederen omslag prykt het naamcyfer van den heer Tak van Poortvliet op eon gulden schild. Het titelblad is karak teristiek. Het bevat het uitmuntend geiykend portret van den oud-minister, staande in de omgeving der plaats van den staatkundigen en parlementairen stryd. Zyne hand rust op eene over eene balustrade gelegde rol met het op schrift: ^Kiesrecht-hervorming". In de verte ziet men talryke werklieden-vereenigingen met banieren gegroepeerd, als 't ware eene hulde- betooging brengende aan den staatsman, wiens streven om ook den werkman in rui mer kring het kiesrecht te verzekeren do grondgedachte der voorgenomen ovatie vormt. Op do verschillende bladen van het album zyn de namen van de vereenigingen, die deel nemen aan dit huldebewys, gecalligrapheerd. Het boek, goud op snee, rust op eon leze naar van blank notenhout, gedragen door eene sieriyk gemodelleerde kolom, een fraai werkstuk. Met bjzondere plechtigheid is gisteren te Rotterdam de marine-reservevlag geheschen aan boord van het stoomschip „Spaamdam" der N.-A. S.-M., waarvan do gezagvoerder, E. H. Bonjer, de eerste buitengewone luite nant ter zee 1ste kl. is. Aan boord bevonden zich de chef van den marinestaf, de kapitein ter zee J. A. Schippers, als vertegenwoor diger van den minister van marine, en do hem toegewezen luitenant ter zee 1ste kl. A. C. Zeeman; voorts een tweetal commissa rissen en directeuren der N.-A. S.-M. Verdor was aanwezig kapitein Bonjer in de uniform, aan zyn nieuwen rang verbonden, en ton slotte verschillende genoodigden. Nadat de heer Wierdsma den kol. Schipperc welkom had geheeten, zette laatstgenoemde in breede trekken doel en totstandkoming der marine reserve uiteen, daarby gedenkende de medewerking, van verschillende stoomvaart- maatschappyen ondervonden, welke ook voer het vervolg gewenscht was. Nadat hy den wensch had uitgesproken, dat de band, die thans tusschen oorlogs- en handelsvloot gelegd was, ons land ten goede zou komen, werd onder de tonen van het Volkslied de vlag in top geheschen. Zy bestaat uit onze driekleur, in welker witte baan een gekroond anker van zwarte kleur is aangebracht. Daarna feliciteerde de hem Schippers kapi tein Bonjer met de eer, hem te beurt gevallen. De heer Wierdsma wenschte kapitein Bonjer geluk namens de handelsvaart. Met een „Leve do Koninginnen!" besloet hy zyne toe spraak, met welken kreet door do overigen mot warmte werd ingestemd. Nadat mr. M. Meet kapitein Bonjer ten slotte nog namens com missarissen had gelukgewenscht, dankte laatst genoemde de Maatschappij voor hare mede werking; te voren had hy kolonel Schippers reeds verzocht zyn dank, aan den minister over te brengen. In het hotel „Promenade", aan deL Scheveningschenweg, is overleden de heer A.N, Lint, Industriöel en lid van den gemeenteraad te Delft. De overledene had zitting in ver schillende commissies en was c. a. onder voorzitter der Kamer van Koophandel. Hy b©- reikte den leeftyd van 66 jaren. De lste luit. W. A. Beukers, overge plaatst van het instructie-bataljon by het Isto reg. infanterie, is gedetacheerd bij de Cadet tenschool te Alkmaar. De heer Westenberg, gezant van Neder land te Rome, met verlof te 's-Gravenb.age, heeft de terugreis naar zyn post aangenomen. U-- '81) #Wie is Hélène Sauvage?" vroeg hy; „men ontmoet deze dame noch by de Meyerbachs Koch by de Dürenfelds, noch in eenigen anderen 'kring; ze kan dus onmogeiyk oene gepaste en gewenschte kennis voor Adelheid zyn." Adelheid antwoordde niet. „En wat had mynheer Friesen je wel te Vertellen?" vroeg juffrouw Leiser, het jonge taeisje scherp in de oogen ziende. „Hy heeft my gezegd dat hy my liefhad," Antwoordde Adelheid met bewonderenswaar dige kalmte en eenvoud. Juffrouw Leiser schrikte. Zy had dezen afloop helpen voorbereiden, ja gewenscht 1 Haar niet zoo overbid. Er was nog in het Binst geen tyd geweest om den heer Imhof voor te bereiden; ook had de heer Imhof öog niet de gelegenheid gehad den jongen Ban te aanschouwen in de wolk van wierook, die de Berltjnsche maatschappij ongetwijfeld Om hem zou doen opstijgen. „Adelheid," stamelde zy, „wat hebt ge hem 'geantwoord 7" „Dat hy morgen zou komen om myne hand te vragen en dat u en ik vandaag papa zoo kouden bewerken, dat hy j a zal zeggen," verklaarde Adelheid. „Ik - laat m y buiten spel," smeekte juf rouw Leiser. „Ik zal sr geen woord in mee treken." Daar snelde Adelheid op juffrouw Leiser toe en zette zich op haren schoot, terwyi zy de beide armon vleiend om haren hals sloeg. Eerst gaf ze juffrouw Leiser een kus, toen sprak ze haastig: „Och, kom nu, m'n lieve, beste juffrouw Leiser, u doet het, nietwaar? Ziet u, anders zal ik alleen voor myne zaak moeten stryden, en u begrypt: dan komen my alle wapenen te pas en is 't mjj ook vry onverschillig, welke ik gebruik, al waren zy zelfs tegen u gericht. Want ik zou papa, als bewys voor den ernst en de standvastigheid van myn gevoelen, ook bekennen, dat ik u reeds over myne liefde had gesproken, nog vóór ik vioolles kreeg. En dan, dan begrypt u, dan zal papa zyn onbegrensd vertrouwen, dat hy tot nu toe in u stelde, beschaamd zien. Dus, het is in uw eigen belang toe, lieve, beate juffrouw Leiser." Juffrouw Leiser kookte inwendig van drift op het gevaariyke, geslepen meisje, dat met een allerliefst gezichtje, met de innemendste gebaren dreigde, zóó, dat men niet wist of het naieveteit of berekening was. De gedachte aan de woorden, die de heer Imhof gesproken had, dat hy nameiyk eerst zyne dochter wenschte gehuwd te zien vóór hy aan zich- zelven kon denken, legde echter een pleister op de wonde en vertroostte haar. „Maar ge moet er zelve over beginnen, Adelheid", zeide zy. „Met den moed van een held, die voor zyn vaderland strydt", lachte Adelheid. Daar kwam papa Imhof binnen, goed ge mutst ale altyd, en vroeg hoe Adelheid zich by juffrouw Sauvage geamuseerd had. Met de handen op den rug liep Adelheid heen en weer langs den rand van hetgroote tapijt, zorgvuldig hare voetjes beschouwend, of zy ze wel precies naast den rand neerzette. „Uitstekend, papal Maar doet u my nu het genoegen dadeiyk te ontbyten, waDt ik moet u iets vertellen, dat u den eetlust wel eens zou kunnen bederven." „Zoo, ia het iets kwaads?" spotte mynheer Imhof, terwyi hy zyn schalks lachend kind aanzag. „Groots vreugde of enkel maar verwon dering kunnen ook wel den eetlust bederven." „Kunt ge misschien het „Carnaval de Venise" al op de viool spelen?" „Och toe, ontbyt u nu eerst." „Lieve Adelheid, ge maakt my door dat voortdurende heen en weer loopen zoo vree- seiyk zenuwachtig", klaagde juffrouw Leiser. Lachend viel Adelheid in een leunstoel neer, sloeg het eene been over het andere en Bpande de saamgevouwen handon over hare knie. Zy sloeg haren vader gade en vroeg na een poosje: „Is uw kopje leeg?" Hy knikte. Hy was altyd zeer gelukkig en verrukt, wanneer Adelheid zoo „origineel met hem omsprong", zooals hy het noemde. Adelheid ging rechtop zitten en sprak op ernstigen toon: „Papa, ik ben verliefd I" Toch niet op den Moor van prins Karl, hoop ik", antwoordde mynheer Imhof, even eens ernstig. „Papa, sn ik wil trouwen." „Wel, wel, zie ons kleine ding eens aan" riep mynheer Imhof, die er pleizier in kreeg. „Heeft luitenant Yon Window genade gevon den in je oogen?" „Neen, het is niet een krygsman, het ie een vereerder der muziek, dien ik bemin." „Wat zal dat beduiden?" „Dat ik Henri Frieeen liefheb; dat by my bemint en dat gy uwe toestemming geven moet", riep Adelheid hartetochteiyk uit, en wip, zat zy op haars vaders knie. Deze was geheel uit het veld geslagen. „Dien vioolspeler.stamelde hy. „Ja, papa. Zeg nu eens zelf: wat zoudt u er aan hebben, wanneer ik zoo'n armen tweeden luitenant trouwde; het geheels huishouden zou nog altyd door u moeten worden onder houden. Terwyi een beroemd kunstenaar, en Henri is beroemd, en hy zal door den tyd nog veel beroemder worden, terwyi een kun stenaar in weinig jaren tyds veel geld kan verdienen. Denk u maar eens aan professor Dalberg die wordt zelfs wel aan het Hof genoodigd." „Myn lieve kind", zeide mynheer Imhof op bezorgden toon, „men protégeert dergelyke lui, maar men trouwt ze niet. Die mynheer Friesen kan zulk eene carrière maken, als Dalberg gemaakt heeft. Maar wie waarborgt hem, dat het hem gelukken zal? En dan heb ben we precies hetzelfde geval als wanneer ge den luitenant trouwt: de man is van uw vermogen afhankelyk. Neen, het is zelfs nog veel minder, want een luitenant als Yon Window brengt u ten minste nog een adel lyken titel aan, en in ieder geval verschaft by u een zekeren stand in de maatschappy. Maar wat presteert een arm kunstenaar, zon der naam, die eene ryke vrouw trouwt 7 Men zal hem eenvoudig voor een golukzoekor houden. Bedaard ik zeg volstrekt .niet, dat hy het is, ik wil er n alleen maar op wyzen hoe verdrietig het op den duui zal zyn dat de wereld hem alezoodanig beschouwt." „Papa", snikte Adelheid, als om zyn hart te vermurwen, „hy heeft eene ryke lante, wier eenige erfgenaam hy is." „Komaan, ge schynt al goed op de hoogta te zyn", zeido mynheer Imhof lachend; „alfl die ryke tante maar niet alleen in zyne ver beelding bestaat. Dat komt moor voor." „Zoudt u niet denkon", merkte juffrouw Leiser op kalmen toon aan, „dat u het bost deedt, wanneer uzelf eens met dat jonge merisch sprak Met hem eenvoudig te woord te etaeu, verbindt ge u immers nog tot niets?" „Hy wilde morgen komen om met u te spreken", zei Adelheid, steeds snikkend. „Hm hoe eer hoe liever I Om tot mor gen met die onbestemde gedachten rond te loopen staat me volstrekt niet aan. Laat hem dan liever van middag maar komen, tusschen vyven en zessen. Maar vlei je nu niet met eene ydele hoopi Heb ik eenmaal met hem gesproken, dan wil ik aileB kalm en bedaard overleggen. Juffrouw Leiser, schrijf u hem een briefje, en verzoek hem van middag hier te komen. Mocht by dezen morgen trachten Adelheid te bezoekeD, ontvang hem dan als gewooniyk, om den melden geen erg te geven. En vertel me nu eens, lieve, hoe d..t alles ia z'n werk ie gegaan I" Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1