N°. 10607.
Donderdaj,»: SO September.
A0.1894,
feze (§oürant wordt dagelijks, met uitzondering
van <gon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
FE XJ IELE TON
Leiden, 19 September.
Feuilleton.
LIEFDE OF PLICHT?
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 8 maanden. i
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.08.
PRIJS DER ADVERTENTTËN:
Van 1-6 rogeis f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Eerste Blad.
W(j vestigen de aandacht op het boetende
FEUILLETON, waarmede beden in ons
blad een aanvang is gemaakt.
Offtciëele Kennleg©Tinff®«*
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezien art. 8, late alinea, der wet van den 2den
Juni 1875 (Staatsblad No. 95), tot regoling van het
toezioht bg hot opriohten van inrichtingen, welke
govaar, schade of hinder kunnen veroorzakon;
Brengen bjj deze ter algemeene konnia dat door
ben op heden vergunning ia verleend aan de
wed. NICOLA geb. BOET, H. J. VAN BLAADEBEN
•n F. J. VAN LUYKEN en O. VAN HAASTEREN
en rechtverkrijgenden tot het uitbreiden van de
Bakker^ in het perceel Donkoreteeg No. 7, het op
riohten van eene Spekslagerij en Book erg in het
perceel Haarlemmerstraat No. 183 en van eene
Bookerg in het perceel Nieuwe Rgn No. 108.
Burgemoeeter en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WA8, Burgemeester.
17 Sept. 1891. E. EIST, Secretaris.
In ons vorig nommer hebben o. m.
medegedeeld waaruit de bezwaren bestonden,
welke de minister van binnenlandsche zaken
had tegen de heffing van havengeld te dezer
stede, in den vorm als door den gemeenteraad
was vastgesteld, en welke wijziging de minister
daarin verlangde alvorens die beffing goed te
keuren, welke wijziging zou moeten bestaan
in eene uitbreiding der in het Raadsbesluit
opgenomen vrijstellingen, door daarbij te
voegen de schepen en houtvlotten, die de
gemeente passeeren in de richting Schrijvers-
brug, Haven, Oude Vest en Qaigewater of
omgekeerd en niet van de gemeentewateren
ais k>8- of laadplaats of als verblijfplaats
gebruik maken.
Na deze beslissing der Regeering heeft het
bij B. en Ws. alvorens z|j er toe over
gingen den gemeenteraad voor te stellen om
de vroeger vastgestelde Verordening voor bet
heffen van havengelden te wijzigen echter
een punt van ernstige overweging uitgemaakt
in boever nu de handhaving dier Verordening
wel wenschelijk bleef.
Het heeft bij ons een punt van ernstige
overweging uitgemaakt in hoever, na deze
beslissing der Regeering, handhaving der Ver-
Ordening wenschelyk bleef.
De vrijstelling van de betaling van haven
gelden voor de doorvarende schepen in de
richting Galgewater, Schryversbrug en om
gekeerd, derhalve juist voor die schepen, welke
het finantiëel belang der gemeente bij de
heffing van havengelden eenigszins beduidend
cou maken, zal de opbrengst aanzieniyk doen
dalen, terwyi de uitgaven by de gewysigde
Verordening eer zullen toenemen dan ver
minderen, omdat voortdurend eene strenge
Contróle zal moeten worden uitgeoefend op
Bchepen, die, als doorvarende by den ingang
der gemeente geen havengeld betaald hebben,
doch niettemin van de gemeentewateren als
los-, laad- of verbiyfplaats gebruik maken, in
welk geval zij geene vrijstelling genieten en
havengeld verschuldigd zyn
Kon men by de oorspronkelijke Verordening
volstaan met 8 ambtenaren aan de 4 water-
iDgangen der gemeente (Galgewater, Mare,
Nieuwe Ryn en Vliet), terwijl aan de Schrijvers-
brug de brugwachters aldaar met de inning
van de havengolden konden worden belast,
by de gewyzigde Verordening zal, mocht het
niet gelukken eene meer eenvoudige contróle
uit te denken, dit personeel moeten worden
uitgebreid met eenige ambtenaren, belast met
de contróle binnen de gemeente.
Ieder schip toch, dat binnen de gemeente
wordt aangetroffen en van de gemeentewateren
als los-, laad- of verbiyfplaats gebruik maakt,
zal, zoo de schipper niet voorzien is van een
bewys van betaalde havengelden, aan die be
lasting alsnog onderworpen zyn. Uitbreiding
van het personeel wordt daardoor noodzakelijk.
Met het oog op de zeer zeker aanzieniyk
mindere opbrengst en de groote uitgaven aan
de inning van havengelden verbonden, was
de vraag gewettigd, of het niet veel beter
ware ter tegemoetkoming aan de bedenkingen
der Regeering de Verordening geheel in te
trekken.
Toch hebben B. en Ws. na rype overwo
ging gemeend, die vraag ontkennend te moeten
beantwoorden, te meer, nu hun by onderzoek
gebleken is, dat in de oorspronkeiyke Veror
dening eene vrijstelling is opgenomen, waar
voor noch met het oog op de bedenkingen
der Regeering, noch met het oog op de billyk-
heid voldoende reden bestaat.
Zy bedoelen de vrystelling sub d in art. 5
van de Verordening van 25 Jan. 1894:„vaar-
tuigen, die eene vaste ligplaats hebben."
Deze vaartuigen zijn geene doorvarende sche
pen. Voor zoover zy van de gemeentewateren
alleen gebruik maken van de vaart tusschen
Galgewater en Schryvorsbrug, z\jn zy ontheven
van de betaling van bruggelden, welke in die
vaart zyn opgeheven niet alleen voor door
varende schepen, doch voor alle schepen, die
zich in die vaart bewegen.
Tot afschaffing van bruggelden ook voor
die vaartuigen werd indertyd besloten niet om
te voldoen aan de verbintenis, welke de ge
meente tegenover de Provincie op zich had
genomen immers, deze beoogde alleen den
vryen doortocht der bruggen voor schepen,
die de gemeente doorvaren zonder er aan te
leggen doch alloen omdat het by de uit
voering bezwaar zou opleveren by de heffing
van bruggelden onderscheid te maken tus
schen doorvarende en niet-doorvarende sche
pen. Men vreesde dat die contróle al te moeilyk
zou zyn.
Er kan dus nooit sprake van zyn, dat in
strijd zou gehandeld worden met de bedoeling
van de overeenkomst, met de Provincie aan
gegaan, als van vaartuigen, die de groote
vaart niet doorvaren, doch meer dan andere
van de gemeentewerken gebruik maken, een
matig havengeld geheven wordt.
Evenmin is die heffing in stryd met de
billijkheid tegenover de eigenaars der vaar
tuigen, die, voor zoover zy alleen gebruik
maken van een gedeelte der vaart tusschen
Galgewater en Schryversbrug, nu ontheven
zyn van de betaling van bruggelden, en aan
havengeld veel minder zullen hebben by te
dragen dan vroeger aan bruggelden.
B. en Ws. vertrouwen dat na opheffing
van die vrystelling de opbrengst van de haven
gelden genoegzaam zal zyn, om, behalve de
kosten, op de inning vallende, aan de gemeente
eene bate te verschaffen om te gemoet te
komen in de jaariyksche uitgaven, ten dienste
der scheepvaart veroorzaakt.
By de Commissie van Financiën zyn geene
bedenkingen gerezen tegen deze voordracht
van B. en W». tot wyziging der Verordening
voor het heffen van havengelden, enz. Zy
geeft den gemeenteraad derhalve in over
weging zich met die voordracht te vereenigen.
Ook by den heer G. Los alhier is ver
schenen een kalender, welke voor elk jaar
goed is, nl. een voor verjaardagen. Hy draagt
tot titel: .Denk aan my." De lithographische
uitvoering mag zeer zeker netjes genoemd
worden. De rangschikking der niet overheer-
schende kleuren van het middelstuk getuigt
van smaak. Daarnaast bevinden zich, aan elke
zyde van den kalender, zes met bloemen geor-
neerde vakken, om er de namen van familie
leden, vrienden of vriendinnen op teschryven,
en elk vak is voorzien van een naam der
twaalf maanden met aanwyzing der datums.
Ongetwyfeld zal deze gemakkeiyke en keurige
kalender door velen worden aangeschaft.
Op Woensdag 10 October zal te Gouda
de jaariyksche algemeene vergadering der
„Nederl. Gustaaf-Adolf Yereeniging" worden
gehouden, onder leiding van dr. H. G. Hagen,
pred. te Leiden, voorzitter van het hoofdbe
stuur. Des avonds te vpren zal ter inleiding
der werkzaamheden in de Groote Kerk eene
openbare godsdienstige samenkomst worden
gehouden, waarin als sprekers zullen optreden
de heeren L. Ten Bosch, pred. te Gouda, dr.
C. H. Van Rhyn, hoogl. te Groningen, ds. P.
M. Keiler van Hoorn, pred. te Dordrecht. Door
het hoofdbestuur worden 168 gemeenten,
waarvan 27 in Nederland, I in Oost en 1 in
West-Indië, voorgedragen tot het toekennen
van eene toelage, beloopende van 40 tot 300,
tot een gezameniyk bedrag van ƒ14,359.80.
De heer Pyttersen heeft bericht dat hy,
in overleg met de Regeering, het door hem
by de Tweede Kamer ingediende wetsontwerp
tot instelling van Kamers van Arbeid intrekt.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft door tusschenkomst van de Commissa
rissen der Koningin in de provinciën aan de
burgemeesters verzocht vóór 26 September te
zenden eene opgavo van alle uitgaven gedaan
ter bestryding van het mond en klauwzeer
onder het vee, voor zoover die uitgaven, niet
zyn bestreden uit ter goede rekeniDg ver
strekte gelden en waarvoor ook nog geone
declaratiön ten laste van dat departement zyn
ingezonden.
In die opgave zyn mede op te nemen de
sommen, die geacht worden te zyn toe te
kennen wegens schadeloosstelling voor het
ophokken en opstallen van vee.
Gistermiddag is te 's-Gravenhage aan
gekomen de vice-admiraal jhr. J. A. Rëell,
laatsteiyk commandant der zeemacht in Ned.-
Indië en directeur der marine aldaar. Hy werd
door zyne familieleden en den adjudant van
den minister van marine, jhr. Van der Staal,
by aankomst verwelkomd.
De Tweede Kamer heeft gisternamiddag
voor het voorzitterschap tot eersten candidaat
gekozen mr. J. G. Gleichman, met 83 van
de 89 stemmen; tot tweeden P. G. J. Van
der Schrieck, met 48 van de 90 stemmen, en
tot derden candidaat mr. W. H. De Beaufort
(Amsterdam), met 41 van de 81 stemmon.
De lyst zal aan H. M. de Koningin-Regentes
worden aangeboden.
De heer mr. W. Van Basten Batenburg,
het voor Eist gekozen lid, werd toegelaten.
De afdeelingen kozen tot hare voorzitters
de heeren mr. W. H. De Beaufort (Amster
dam), W. A. Viruly Verbrugge, jhr. mr. J.
W. H. Rutgers van Rozenburg, mr. H. Goeman
Borgesiu8 en jhr. mr. A. P. C. Van Karnebeek.
Tot leden voor de redactie van het adres van
antwoord op de Troonrede de heeren mr. W.
H. De Beaufort (Amsterdam), H. J. Boo), jhr.
mr. A. F. De Savoraln Lobman, J. Van
Alphen en mr. C. E. J. graaf Van Bylandt
(Gouda).
By de Tweede Kamer is ingekomen een
wetsontwerp tot wyziging van de begrooting
van waterstaat voor 1893, bevattende ver
schillende verhoogingen op posten ten ge
volge van noodzakeiyko overschryding van
geraamde bedragen. Hiertegenover staan ver
minderingen op andere posten.
Een wetsontwerp is ingediend tot mach
tiging van de Algemeene Rekenkamer tot
verevening van het reeds uitbetaalde en
verder uit te betalen pensioen aan P. "Winkster,
gewezen opper-stuurman by de marine, tot
een bedrag van 604.
Naar wy vernemen, heeft zich eene
Maatschappy gevormd, welke de concessie tot
electrische verlichting van Batavia en Buiten
zorg heeft overgenomen van den aanvan-
keiyken concessionaris, den heer Polleman,
te 's-Gravenhage. Reeds spoedig zal een
aanvang met de werkzaamheden worden
gemaakt. (Tel.)
De Hooge Regeering heeft voor bet
horstellen van den alouden toren der St.-
Catharinakerk te Brielle ƒ18,000 toegestaan;
evenwel op deze voor de gemeente zeer be
zwarende voorwaarde, dat zy de ontbrekende
f 12,000 voor hare rekening zal nemen.
Morgen, Donderdag, wordt de prins Von
Wied te Scheveningen in „Hótel Garni"
verwacht.
Na de Koninkiyke Academie te Breda
zal ook do Cadettenschool de eer genieten
van bezoek onzer Vorstinnen. Naar men ver
Deemt, worden HH. MM. 27 dezer te Alkmaar
verwacht.
By koninkiyk besluit van 18 dezer is
de heer C. A. Beukenkamp, burgemeester
van Den Helder, benoemd tot ridder in de orde
van Oranje-Nassau.
Hr. Ms. minister-resident te Bern, baron
Gevers, i6 aangewezen als gedelegeerde der
Nederlandsche Regeering op eene tö "Bern op
25 dezer te openen conferentie voor de op
richting eener internationale unie tot open
baarmaking der tusschen buitenlandsche
mogendheden gesloten verdragen. (Sis. Ct.)
Drie bestuursleden van de Vereeniging
voor post- en telegraafambtenaren te Amster
dam hebben een schry ven ontvangen van den
directeur-generaal der posteryen en telegraphie,
waarin hun verzocht wordt, mondeling hunne
wenschen kenbaar te maken. Tot dat doel
zyn zy naar Den Haag vertrokken. Zy zullon
trachten eene betere regeling der traktementen
te verkrygen en aandringen op een zesdaagsch
verlof per jaar. Ook stellen zy zich voor, den
directeur generaal te beweget verbetering to
brengen in den Zondagsdienst. (Tel.)
Naar men verneemt, zal de heer J. C.
Van Marken, te Delft, den 7den October a. s.
zyn vyf en-twintig-jarig huweiyksfeest vieren.
Aanstalten worden gemaakt van do zyde van
het personeel om den geachten patroon en
diens echtgenoote op luisterryke wyze te
huldigen.
De heer Van Marken vertoeft thans in
bet buitenland en geniet eene uitstekende
gezondheid.
Men 8chryft aan het „Utr. Dbl." uit
Amsterdam:
Juist, volkomen juist, is alles wat ik u
heb geschreven en onjuist wat u door een
ander uit Amsterdam wordt gemeld. De heer
Tindal, en niemand anders, is eenig eigenaar
van „De Amsterdammer". Hy zette zyn eigen
dom in oene vennootschap om, van 600 aan-
deelen van f 500, waarvan de akte van oprich
ting in de Staatscourant heeft gestaan.
De relatie van den heer Tindal met „De
Amsterdammer" heeft misschien na het col
lectief ontslagnemen der redactie opgehouden,
voor den vorm; want de heer Tindal heeft
van byna alle zaken, die hy oprichtte of ex
ploiteerde, naamlooze vennootschappen ge
maakt, zooals van de Electrische Drukkory,
die hy met den heer Van der Weide stichtte,
en van „De Telegraaf", die hy evenzoo van
commissarissen voorzag. By „De Amsterdam
mer" werden daartoe aangewezen de heeren
Grothe, Stokos en Blussé. De heer Grothe
vervult eene gelyke functie by de Electrische
Drukkery; de heer Stokes is geëmployeerde
by des heeren Tindals uitvinding: „Doozone-
maatschappy", en de hoer Blussé is de zwager
van den heer Simon, die weder by de Elec
trische Drukkery en „De Telegraaf' commis
saris is en ook betrokken by de zuivelfabrieken,
die weder geheel of gedeelteiyk den heer
Tindal behooren. Te ontkennen dat do heer
Tindal de courant gekocht heeft van eene
vennootschap, bew\jst alleen dat uw andere
berichtgever van deze zaak nieta afweet.
Dat de heer De Koe het niet langer vinden
kon met de overige hoofden der party, is
mede onwaar. Er is slechts één „hoofd", dat
principiëele geschillen met hem heeft gehad,
de heer Treub, die, meer naar de liberale zyde
geneigd, by de laatste politieke verkiezing to
Amsterdam mr. Borgesius wilde gecandideeid
zien, wat door „De Amsterdammer" be-
I streden werd, en met succes, daar dc kiep
i)
L
Plicht is het richtsnoer voor onze
handelingen; 't valle ons zwaar, 't valle ons
lichtztjn wil dient gevolgd. Alleen de liefde
stett den mensch in staat, dezen dwang goeds
moeds te verdragen; gelukkig alzoo zy, die
hunne phchten met liefde vervullen kunnen;
ODgelukkig zy, die ze met weerzin vorvulien
moeten diep ongelukkig zy, die hunne
plichten ten eenenmale verwaarloozen. Eene
dagelyksche aanwending van zedelyke kracht
getuigt van grooter heldengeest dan een ruw
vertoon van moed, die, in 't volle bewustzyn
van stoffelyke kracht, vaak in gevaarvolle
oogenblikken iets schynbaarbovenmenschelyks
verricht; maar daar bestaat een zeer be
scheiden heldenmoed, die veelal miskend wordt,
doch nimmer onvergolden biyft. Want de
plicht zegent stellig en zeker allen, die haar
betrachten: hy, de steeds voorwaarts schre-
dende, de nooit achter zich blikkende, de
on verbiddel yke, de verhevene, de gebiedende,
de
Eene purperkleurige, half ontloken rooB viel
op het blad papier, waarop hot bovenstaande
met haastige pennestreken geschreven werd.
En terwyi het bruingelokte vrouwenhoofd, dat
over het papier gebogen was, zich verschrikt
ophief, volgden nog enkele witte, gele en licht-
foode rozen hare purperkleurige suster. -
,HennI"
zy, die reeds urenlang yverig arbeidend
aan hare schryftafel had doorgebracht, sprong
op en, jubelend zyn naam uitroepend, sloeg
zy de armen om den hals van den man, die
ongomerkt de kamer binnengetreden was.
,Myno lieveling," zei hy op innig harte
iyken toon, en kuste haren mond, haar voor
hoofd, hare oogen.
„Ben je al lang weer terug 1" stamelde zy,
na een oogenblik zwygene. „O Henri - byna
een halfjaar." En weder wierp zy zich in
haren onstuimigen hartstocht aan zyne borst.
„Gisteravond laat zyn we gekomen, beste
Hélène. Maar wat beef je, kind, wat kyk je
me ontsteld aan I Is dat nu myne teerbeminde
Hélène, myne lieve, verstandige en bovenal
gestrengo gouvernante?"
„O Henri - een halfjaar zonder jou! Sinde
zeven jaren zyn we verloofd, maar dit enkele
halfjaar, waarin ik je byzyn heb moeten
missen, heeft me geleerd wat ware liefde
beteeken t."
„Maar je wist toch, dat ik de wereld was
ingegaan, uitsluitend om roem te oogsten en
geld te verdienen, opdat we eindelyk, eindelyk
in staat zouden zyn onze plannen voor de
toekomst te verwezenlyken?" zeide hy op
teederen, eenigszins bestraffenden toon.
,En dit doel heb je bereikt I Althans wat
de roem betreft I Ik heb je zegetocht in de
verschillende bladen gevolgd. Henri, kan
onze illusie verwezenlykt worden
„Zeer zeker 1 Maar hoe groot onze schat is,
daar weet ik hoegenaamd niets van. Sophie
heeft de beurs gehouden; zy heeft alles be
dongen, bedisteld, bespaard. Ik geef je de
verzekering, dat Wighart en ik menig ser
moen van haar hebben moeten aanbooren.
Wigbart en Sophie zullen zoo straks hier
komen; dan zul je daaromtrent wel meer
vernemen dan ik je vertellen kan."
„Dan moet ik mama daar even op voorbe
reiden", riep Hélène en yldo naar de deur.
Henri hield haar tegen.
„Dat is niet noodig! Mama deodmededeur
open en toen heb ik haar meteon gezegd dat
we met ons drieèn bleven soupeeren, met de
kantbemerking, dat we, ofschoon op onze
kunstreis wel een beetje verwend, in gezel
schap van Hélène zelfs eene droge boterham
voor lief zouden nemen. Maar vertel me nu
eens, lieveling, wat heb je ln dien tyd uit
gevoerd - hoe heb jy je de dagen gekort?
Zeker met yverig werken 1 Het eeuwig ver
langen heeft je zeker niet gestoord je hebt
dus vrpwat kunnen uitvoeren. En nu, het
zalig bewustzyn, dat je me dezen avond weer
in je nabyheid zoudt hebben, het heeft je
blykbaar evenmin gestoord jy kondt onge
hinderd voortwerken. Zeg eene, Hélène, zou
er wel iets ter wereld bestaan, dat jou uitje
gewone doen zou kunnen brengen Ik geloof
hot niet."
En hy lachte zoo opgeruimd mogelyk.
„Als ik je niet beter kende, zou ik denken,
dat je me er een verwyt van maakte, dat ik
me met alle krachtsinspanning tracht te schik
ken in de omstandigheden, die ons nu een
maal door bet lot zyn voorgeschreven", zeide
Hélène.
„De Hemel beware mei" riep Henri uit;
„maar ik kom er rond voor uit, dat het my
aangenamer aangedaan zou hebben, wanneer
je, zooals my dit steeds overkomt, alles ver
geten kondt wat op arbeid gelykt, waar het
vreugd of leed geldt. Laat ons eens lezen in
welke beschouwingen je kalmte hebt kunnen
vinden, toen je wist dat je Henri binnen
weinige uren van oene halfjarige kunstreis
boven water zou komen."
Hy boog zich over de schryftafel, de han
den rechte en links op het blad papier
steunend, terwyi Hélène de rozen by elkaar
raapte.
„O weo", zei ze, „die rozen waren vochtig.
Zie eens, nu is de inkt gevloeid en ziet myn
scbryven er uit alsof iemand er tranen op
gestort had."
Henri las aandachtig voort, terwyi zy de
rozen tot een bouquet verzamelde.
Zy waren twee menschen, waarvan mon
nooit gezegd zou hebbendat's een paar, dat
voor elkaar geschapen is. Hy, middelmatig
groot en zeer slank, met een figuur en eene
houding, die men eer aan een militair dan
aan een kunstenaar zou toekennen; zy, nau-
welyks kleiner noch slanker dan hy, met zulk
eene kalmte en vastberadenheid in hare ver
schyning, dat zy, althans naast dezen -man,
niet den indruk maakte, als had zy leiding
noodig. Hare gladgestreken kastanjebruine
haren, de ernstige blik, die uit hare donkere
oogen sprak, gaven haar het aanzien, als had
zy reeds een gedeelte van den levonsstryd
afgestreden.
Henri's uiterlyk daarentegen droeg den
stempel van ondernemingszucht, van jacht
naar geluk, van begeerte naar roem, kortom
van levenslust in den volston zin des woords
Geen knevel noch baard verborg zyne frissche
gelaatskleur; zyn ietwat vooruitspringende
gebogen neus gaf iets geniaals aan zyn ge
laat, terwyi een paar diepe trekken om den
mond daaraan eene spotachtige uitdrukking
gaven. Zyn donkerbruin haar was van ach
teren kort geknipt, doch van de kruin tot
aan het voorhoofd zwaar en krullend, en hy
had de gewoonte van tyd tot tyd met de
hand het was de langvingerige, blanks,
doorschynende hand van een violist door
deze haren to woelen.
Hy las, schudde het hoofd en glimlacbto.
„Wat zyn jelui, voerders van de pon, toch
altyd byzonder verheven, wannoer jelui in
de heilige eenzaamheid aan je schryftafel zit
en werkt. 01 Hélène, hoe vaak leert het
werkelyke leven, dat al wat jelui schryft
oDzin is, dat voor elk individu, dat ondor
Gods blauwen hemel rondloopt, eene afzon-
deriyke levensbeschouwing moest gechroven
worden. Alleen het zinnelyke wordt door
iedereen begrepenal wat daarbuiten ligt
echter verstaat ieder op zyne manier, wordt
door ieder naar zyne opvatting verklaard.
Wat je daar van den plicht schryft, kind, is
ksnneiyk voor „velerlei uitlegging vatbaar. Jou
kleine wysbeidde menschenkinderen, die hun
plicht ten eenenmale verwaarloozen, zyn er
inderdaad niet zoo erg aan toe als jy je wel
voorstelt: doorgaans zyn juist die menschen
do meest benydenswaardige, de meest fideele
lui, die den dag van morgen laten sorgen.
(.Wordt vervolgd.)