N°. 10607. Donderdaj,»: SO September. A0.1894, feze (§oürant wordt dagelijks, met uitzondering van <gon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. FE XJ IELE TON Leiden, 19 September. Feuilleton. LIEFDE OF PLICHT? LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 8 maanden. i Franco per post Afzonderlijke Nommers f 1.10. 1.40. 0.08. PRIJS DER ADVERTENTTËN: Van 1-6 rogeis f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. W(j vestigen de aandacht op het boetende FEUILLETON, waarmede beden in ons blad een aanvang is gemaakt. Offtciëele Kennleg©Tinff®«* Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien art. 8, late alinea, der wet van den 2den Juni 1875 (Staatsblad No. 95), tot regoling van het toezioht bg hot opriohten van inrichtingen, welke govaar, schade of hinder kunnen veroorzakon; Brengen bjj deze ter algemeene konnia dat door ben op heden vergunning ia verleend aan de wed. NICOLA geb. BOET, H. J. VAN BLAADEBEN •n F. J. VAN LUYKEN en O. VAN HAASTEREN en rechtverkrijgenden tot het uitbreiden van de Bakker^ in het perceel Donkoreteeg No. 7, het op riohten van eene Spekslagerij en Book erg in het perceel Haarlemmerstraat No. 183 en van eene Bookerg in het perceel Nieuwe Rgn No. 108. Burgemoeeter en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WA8, Burgemeester. 17 Sept. 1891. E. EIST, Secretaris. In ons vorig nommer hebben o. m. medegedeeld waaruit de bezwaren bestonden, welke de minister van binnenlandsche zaken had tegen de heffing van havengeld te dezer stede, in den vorm als door den gemeenteraad was vastgesteld, en welke wijziging de minister daarin verlangde alvorens die beffing goed te keuren, welke wijziging zou moeten bestaan in eene uitbreiding der in het Raadsbesluit opgenomen vrijstellingen, door daarbij te voegen de schepen en houtvlotten, die de gemeente passeeren in de richting Schrijvers- brug, Haven, Oude Vest en Qaigewater of omgekeerd en niet van de gemeentewateren ais k>8- of laadplaats of als verblijfplaats gebruik maken. Na deze beslissing der Regeering heeft het bij B. en Ws. alvorens z|j er toe over gingen den gemeenteraad voor te stellen om de vroeger vastgestelde Verordening voor bet heffen van havengelden te wijzigen echter een punt van ernstige overweging uitgemaakt in boever nu de handhaving dier Verordening wel wenschelijk bleef. Het heeft bij ons een punt van ernstige overweging uitgemaakt in hoever, na deze beslissing der Regeering, handhaving der Ver- Ordening wenschelyk bleef. De vrijstelling van de betaling van haven gelden voor de doorvarende schepen in de richting Galgewater, Schryversbrug en om gekeerd, derhalve juist voor die schepen, welke het finantiëel belang der gemeente bij de heffing van havengelden eenigszins beduidend cou maken, zal de opbrengst aanzieniyk doen dalen, terwyi de uitgaven by de gewysigde Verordening eer zullen toenemen dan ver minderen, omdat voortdurend eene strenge Contróle zal moeten worden uitgeoefend op Bchepen, die, als doorvarende by den ingang der gemeente geen havengeld betaald hebben, doch niettemin van de gemeentewateren als los-, laad- of verbiyfplaats gebruik maken, in welk geval zij geene vrijstelling genieten en havengeld verschuldigd zyn Kon men by de oorspronkelijke Verordening volstaan met 8 ambtenaren aan de 4 water- iDgangen der gemeente (Galgewater, Mare, Nieuwe Ryn en Vliet), terwijl aan de Schrijvers- brug de brugwachters aldaar met de inning van de havengolden konden worden belast, by de gewyzigde Verordening zal, mocht het niet gelukken eene meer eenvoudige contróle uit te denken, dit personeel moeten worden uitgebreid met eenige ambtenaren, belast met de contróle binnen de gemeente. Ieder schip toch, dat binnen de gemeente wordt aangetroffen en van de gemeentewateren als los-, laad- of verbiyfplaats gebruik maakt, zal, zoo de schipper niet voorzien is van een bewys van betaalde havengelden, aan die be lasting alsnog onderworpen zyn. Uitbreiding van het personeel wordt daardoor noodzakelijk. Met het oog op de zeer zeker aanzieniyk mindere opbrengst en de groote uitgaven aan de inning van havengelden verbonden, was de vraag gewettigd, of het niet veel beter ware ter tegemoetkoming aan de bedenkingen der Regeering de Verordening geheel in te trekken. Toch hebben B. en Ws. na rype overwo ging gemeend, die vraag ontkennend te moeten beantwoorden, te meer, nu hun by onderzoek gebleken is, dat in de oorspronkeiyke Veror dening eene vrijstelling is opgenomen, waar voor noch met het oog op de bedenkingen der Regeering, noch met het oog op de billyk- heid voldoende reden bestaat. Zy bedoelen de vrystelling sub d in art. 5 van de Verordening van 25 Jan. 1894:„vaar- tuigen, die eene vaste ligplaats hebben." Deze vaartuigen zijn geene doorvarende sche pen. Voor zoover zy van de gemeentewateren alleen gebruik maken van de vaart tusschen Galgewater en Schryvorsbrug, z\jn zy ontheven van de betaling van bruggelden, welke in die vaart zyn opgeheven niet alleen voor door varende schepen, doch voor alle schepen, die zich in die vaart bewegen. Tot afschaffing van bruggelden ook voor die vaartuigen werd indertyd besloten niet om te voldoen aan de verbintenis, welke de ge meente tegenover de Provincie op zich had genomen immers, deze beoogde alleen den vryen doortocht der bruggen voor schepen, die de gemeente doorvaren zonder er aan te leggen doch alloen omdat het by de uit voering bezwaar zou opleveren by de heffing van bruggelden onderscheid te maken tus schen doorvarende en niet-doorvarende sche pen. Men vreesde dat die contróle al te moeilyk zou zyn. Er kan dus nooit sprake van zyn, dat in strijd zou gehandeld worden met de bedoeling van de overeenkomst, met de Provincie aan gegaan, als van vaartuigen, die de groote vaart niet doorvaren, doch meer dan andere van de gemeentewerken gebruik maken, een matig havengeld geheven wordt. Evenmin is die heffing in stryd met de billijkheid tegenover de eigenaars der vaar tuigen, die, voor zoover zy alleen gebruik maken van een gedeelte der vaart tusschen Galgewater en Schryversbrug, nu ontheven zyn van de betaling van bruggelden, en aan havengeld veel minder zullen hebben by te dragen dan vroeger aan bruggelden. B. en Ws. vertrouwen dat na opheffing van die vrystelling de opbrengst van de haven gelden genoegzaam zal zyn, om, behalve de kosten, op de inning vallende, aan de gemeente eene bate te verschaffen om te gemoet te komen in de jaariyksche uitgaven, ten dienste der scheepvaart veroorzaakt. By de Commissie van Financiën zyn geene bedenkingen gerezen tegen deze voordracht van B. en W». tot wyziging der Verordening voor het heffen van havengelden, enz. Zy geeft den gemeenteraad derhalve in over weging zich met die voordracht te vereenigen. Ook by den heer G. Los alhier is ver schenen een kalender, welke voor elk jaar goed is, nl. een voor verjaardagen. Hy draagt tot titel: .Denk aan my." De lithographische uitvoering mag zeer zeker netjes genoemd worden. De rangschikking der niet overheer- schende kleuren van het middelstuk getuigt van smaak. Daarnaast bevinden zich, aan elke zyde van den kalender, zes met bloemen geor- neerde vakken, om er de namen van familie leden, vrienden of vriendinnen op teschryven, en elk vak is voorzien van een naam der twaalf maanden met aanwyzing der datums. Ongetwyfeld zal deze gemakkeiyke en keurige kalender door velen worden aangeschaft. Op Woensdag 10 October zal te Gouda de jaariyksche algemeene vergadering der „Nederl. Gustaaf-Adolf Yereeniging" worden gehouden, onder leiding van dr. H. G. Hagen, pred. te Leiden, voorzitter van het hoofdbe stuur. Des avonds te vpren zal ter inleiding der werkzaamheden in de Groote Kerk eene openbare godsdienstige samenkomst worden gehouden, waarin als sprekers zullen optreden de heeren L. Ten Bosch, pred. te Gouda, dr. C. H. Van Rhyn, hoogl. te Groningen, ds. P. M. Keiler van Hoorn, pred. te Dordrecht. Door het hoofdbestuur worden 168 gemeenten, waarvan 27 in Nederland, I in Oost en 1 in West-Indië, voorgedragen tot het toekennen van eene toelage, beloopende van 40 tot 300, tot een gezameniyk bedrag van ƒ14,359.80. De heer Pyttersen heeft bericht dat hy, in overleg met de Regeering, het door hem by de Tweede Kamer ingediende wetsontwerp tot instelling van Kamers van Arbeid intrekt. De minister van binnenlandsche zaken heeft door tusschenkomst van de Commissa rissen der Koningin in de provinciën aan de burgemeesters verzocht vóór 26 September te zenden eene opgavo van alle uitgaven gedaan ter bestryding van het mond en klauwzeer onder het vee, voor zoover die uitgaven, niet zyn bestreden uit ter goede rekeniDg ver strekte gelden en waarvoor ook nog geone declaratiön ten laste van dat departement zyn ingezonden. In die opgave zyn mede op te nemen de sommen, die geacht worden te zyn toe te kennen wegens schadeloosstelling voor het ophokken en opstallen van vee. Gistermiddag is te 's-Gravenhage aan gekomen de vice-admiraal jhr. J. A. Rëell, laatsteiyk commandant der zeemacht in Ned.- Indië en directeur der marine aldaar. Hy werd door zyne familieleden en den adjudant van den minister van marine, jhr. Van der Staal, by aankomst verwelkomd. De Tweede Kamer heeft gisternamiddag voor het voorzitterschap tot eersten candidaat gekozen mr. J. G. Gleichman, met 83 van de 89 stemmen; tot tweeden P. G. J. Van der Schrieck, met 48 van de 90 stemmen, en tot derden candidaat mr. W. H. De Beaufort (Amsterdam), met 41 van de 81 stemmon. De lyst zal aan H. M. de Koningin-Regentes worden aangeboden. De heer mr. W. Van Basten Batenburg, het voor Eist gekozen lid, werd toegelaten. De afdeelingen kozen tot hare voorzitters de heeren mr. W. H. De Beaufort (Amster dam), W. A. Viruly Verbrugge, jhr. mr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg, mr. H. Goeman Borgesiu8 en jhr. mr. A. P. C. Van Karnebeek. Tot leden voor de redactie van het adres van antwoord op de Troonrede de heeren mr. W. H. De Beaufort (Amsterdam), H. J. Boo), jhr. mr. A. F. De Savoraln Lobman, J. Van Alphen en mr. C. E. J. graaf Van Bylandt (Gouda). By de Tweede Kamer is ingekomen een wetsontwerp tot wyziging van de begrooting van waterstaat voor 1893, bevattende ver schillende verhoogingen op posten ten ge volge van noodzakeiyko overschryding van geraamde bedragen. Hiertegenover staan ver minderingen op andere posten. Een wetsontwerp is ingediend tot mach tiging van de Algemeene Rekenkamer tot verevening van het reeds uitbetaalde en verder uit te betalen pensioen aan P. "Winkster, gewezen opper-stuurman by de marine, tot een bedrag van 604. Naar wy vernemen, heeft zich eene Maatschappy gevormd, welke de concessie tot electrische verlichting van Batavia en Buiten zorg heeft overgenomen van den aanvan- keiyken concessionaris, den heer Polleman, te 's-Gravenhage. Reeds spoedig zal een aanvang met de werkzaamheden worden gemaakt. (Tel.) De Hooge Regeering heeft voor bet horstellen van den alouden toren der St.- Catharinakerk te Brielle ƒ18,000 toegestaan; evenwel op deze voor de gemeente zeer be zwarende voorwaarde, dat zy de ontbrekende f 12,000 voor hare rekening zal nemen. Morgen, Donderdag, wordt de prins Von Wied te Scheveningen in „Hótel Garni" verwacht. Na de Koninkiyke Academie te Breda zal ook do Cadettenschool de eer genieten van bezoek onzer Vorstinnen. Naar men ver Deemt, worden HH. MM. 27 dezer te Alkmaar verwacht. By koninkiyk besluit van 18 dezer is de heer C. A. Beukenkamp, burgemeester van Den Helder, benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. Hr. Ms. minister-resident te Bern, baron Gevers, i6 aangewezen als gedelegeerde der Nederlandsche Regeering op eene tö "Bern op 25 dezer te openen conferentie voor de op richting eener internationale unie tot open baarmaking der tusschen buitenlandsche mogendheden gesloten verdragen. (Sis. Ct.) Drie bestuursleden van de Vereeniging voor post- en telegraafambtenaren te Amster dam hebben een schry ven ontvangen van den directeur-generaal der posteryen en telegraphie, waarin hun verzocht wordt, mondeling hunne wenschen kenbaar te maken. Tot dat doel zyn zy naar Den Haag vertrokken. Zy zullon trachten eene betere regeling der traktementen te verkrygen en aandringen op een zesdaagsch verlof per jaar. Ook stellen zy zich voor, den directeur generaal te beweget verbetering to brengen in den Zondagsdienst. (Tel.) Naar men verneemt, zal de heer J. C. Van Marken, te Delft, den 7den October a. s. zyn vyf en-twintig-jarig huweiyksfeest vieren. Aanstalten worden gemaakt van do zyde van het personeel om den geachten patroon en diens echtgenoote op luisterryke wyze te huldigen. De heer Van Marken vertoeft thans in bet buitenland en geniet eene uitstekende gezondheid. Men 8chryft aan het „Utr. Dbl." uit Amsterdam: Juist, volkomen juist, is alles wat ik u heb geschreven en onjuist wat u door een ander uit Amsterdam wordt gemeld. De heer Tindal, en niemand anders, is eenig eigenaar van „De Amsterdammer". Hy zette zyn eigen dom in oene vennootschap om, van 600 aan- deelen van f 500, waarvan de akte van oprich ting in de Staatscourant heeft gestaan. De relatie van den heer Tindal met „De Amsterdammer" heeft misschien na het col lectief ontslagnemen der redactie opgehouden, voor den vorm; want de heer Tindal heeft van byna alle zaken, die hy oprichtte of ex ploiteerde, naamlooze vennootschappen ge maakt, zooals van de Electrische Drukkory, die hy met den heer Van der Weide stichtte, en van „De Telegraaf", die hy evenzoo van commissarissen voorzag. By „De Amsterdam mer" werden daartoe aangewezen de heeren Grothe, Stokos en Blussé. De heer Grothe vervult eene gelyke functie by de Electrische Drukkery; de heer Stokes is geëmployeerde by des heeren Tindals uitvinding: „Doozone- maatschappy", en de hoer Blussé is de zwager van den heer Simon, die weder by de Elec trische Drukkery en „De Telegraaf' commis saris is en ook betrokken by de zuivelfabrieken, die weder geheel of gedeelteiyk den heer Tindal behooren. Te ontkennen dat do heer Tindal de courant gekocht heeft van eene vennootschap, bew\jst alleen dat uw andere berichtgever van deze zaak nieta afweet. Dat de heer De Koe het niet langer vinden kon met de overige hoofden der party, is mede onwaar. Er is slechts één „hoofd", dat principiëele geschillen met hem heeft gehad, de heer Treub, die, meer naar de liberale zyde geneigd, by de laatste politieke verkiezing to Amsterdam mr. Borgesius wilde gecandideeid zien, wat door „De Amsterdammer" be- I streden werd, en met succes, daar dc kiep i) L Plicht is het richtsnoer voor onze handelingen; 't valle ons zwaar, 't valle ons lichtztjn wil dient gevolgd. Alleen de liefde stett den mensch in staat, dezen dwang goeds moeds te verdragen; gelukkig alzoo zy, die hunne phchten met liefde vervullen kunnen; ODgelukkig zy, die ze met weerzin vorvulien moeten diep ongelukkig zy, die hunne plichten ten eenenmale verwaarloozen. Eene dagelyksche aanwending van zedelyke kracht getuigt van grooter heldengeest dan een ruw vertoon van moed, die, in 't volle bewustzyn van stoffelyke kracht, vaak in gevaarvolle oogenblikken iets schynbaarbovenmenschelyks verricht; maar daar bestaat een zeer be scheiden heldenmoed, die veelal miskend wordt, doch nimmer onvergolden biyft. Want de plicht zegent stellig en zeker allen, die haar betrachten: hy, de steeds voorwaarts schre- dende, de nooit achter zich blikkende, de on verbiddel yke, de verhevene, de gebiedende, de Eene purperkleurige, half ontloken rooB viel op het blad papier, waarop hot bovenstaande met haastige pennestreken geschreven werd. En terwyi het bruingelokte vrouwenhoofd, dat over het papier gebogen was, zich verschrikt ophief, volgden nog enkele witte, gele en licht- foode rozen hare purperkleurige suster. - ,HennI" zy, die reeds urenlang yverig arbeidend aan hare schryftafel had doorgebracht, sprong op en, jubelend zyn naam uitroepend, sloeg zy de armen om den hals van den man, die ongomerkt de kamer binnengetreden was. ,Myno lieveling," zei hy op innig harte iyken toon, en kuste haren mond, haar voor hoofd, hare oogen. „Ben je al lang weer terug 1" stamelde zy, na een oogenblik zwygene. „O Henri - byna een halfjaar." En weder wierp zy zich in haren onstuimigen hartstocht aan zyne borst. „Gisteravond laat zyn we gekomen, beste Hélène. Maar wat beef je, kind, wat kyk je me ontsteld aan I Is dat nu myne teerbeminde Hélène, myne lieve, verstandige en bovenal gestrengo gouvernante?" „O Henri - een halfjaar zonder jou! Sinde zeven jaren zyn we verloofd, maar dit enkele halfjaar, waarin ik je byzyn heb moeten missen, heeft me geleerd wat ware liefde beteeken t." „Maar je wist toch, dat ik de wereld was ingegaan, uitsluitend om roem te oogsten en geld te verdienen, opdat we eindelyk, eindelyk in staat zouden zyn onze plannen voor de toekomst te verwezenlyken?" zeide hy op teederen, eenigszins bestraffenden toon. ,En dit doel heb je bereikt I Althans wat de roem betreft I Ik heb je zegetocht in de verschillende bladen gevolgd. Henri, kan onze illusie verwezenlykt worden „Zeer zeker 1 Maar hoe groot onze schat is, daar weet ik hoegenaamd niets van. Sophie heeft de beurs gehouden; zy heeft alles be dongen, bedisteld, bespaard. Ik geef je de verzekering, dat Wighart en ik menig ser moen van haar hebben moeten aanbooren. Wigbart en Sophie zullen zoo straks hier komen; dan zul je daaromtrent wel meer vernemen dan ik je vertellen kan." „Dan moet ik mama daar even op voorbe reiden", riep Hélène en yldo naar de deur. Henri hield haar tegen. „Dat is niet noodig! Mama deodmededeur open en toen heb ik haar meteon gezegd dat we met ons drieèn bleven soupeeren, met de kantbemerking, dat we, ofschoon op onze kunstreis wel een beetje verwend, in gezel schap van Hélène zelfs eene droge boterham voor lief zouden nemen. Maar vertel me nu eens, lieveling, wat heb je ln dien tyd uit gevoerd - hoe heb jy je de dagen gekort? Zeker met yverig werken 1 Het eeuwig ver langen heeft je zeker niet gestoord je hebt dus vrpwat kunnen uitvoeren. En nu, het zalig bewustzyn, dat je me dezen avond weer in je nabyheid zoudt hebben, het heeft je blykbaar evenmin gestoord jy kondt onge hinderd voortwerken. Zeg eene, Hélène, zou er wel iets ter wereld bestaan, dat jou uitje gewone doen zou kunnen brengen Ik geloof hot niet." En hy lachte zoo opgeruimd mogelyk. „Als ik je niet beter kende, zou ik denken, dat je me er een verwyt van maakte, dat ik me met alle krachtsinspanning tracht te schik ken in de omstandigheden, die ons nu een maal door bet lot zyn voorgeschreven", zeide Hélène. „De Hemel beware mei" riep Henri uit; „maar ik kom er rond voor uit, dat het my aangenamer aangedaan zou hebben, wanneer je, zooals my dit steeds overkomt, alles ver geten kondt wat op arbeid gelykt, waar het vreugd of leed geldt. Laat ons eens lezen in welke beschouwingen je kalmte hebt kunnen vinden, toen je wist dat je Henri binnen weinige uren van oene halfjarige kunstreis boven water zou komen." Hy boog zich over de schryftafel, de han den rechte en links op het blad papier steunend, terwyi Hélène de rozen by elkaar raapte. „O weo", zei ze, „die rozen waren vochtig. Zie eens, nu is de inkt gevloeid en ziet myn scbryven er uit alsof iemand er tranen op gestort had." Henri las aandachtig voort, terwyi zy de rozen tot een bouquet verzamelde. Zy waren twee menschen, waarvan mon nooit gezegd zou hebbendat's een paar, dat voor elkaar geschapen is. Hy, middelmatig groot en zeer slank, met een figuur en eene houding, die men eer aan een militair dan aan een kunstenaar zou toekennen; zy, nau- welyks kleiner noch slanker dan hy, met zulk eene kalmte en vastberadenheid in hare ver schyning, dat zy, althans naast dezen -man, niet den indruk maakte, als had zy leiding noodig. Hare gladgestreken kastanjebruine haren, de ernstige blik, die uit hare donkere oogen sprak, gaven haar het aanzien, als had zy reeds een gedeelte van den levonsstryd afgestreden. Henri's uiterlyk daarentegen droeg den stempel van ondernemingszucht, van jacht naar geluk, van begeerte naar roem, kortom van levenslust in den volston zin des woords Geen knevel noch baard verborg zyne frissche gelaatskleur; zyn ietwat vooruitspringende gebogen neus gaf iets geniaals aan zyn ge laat, terwyi een paar diepe trekken om den mond daaraan eene spotachtige uitdrukking gaven. Zyn donkerbruin haar was van ach teren kort geknipt, doch van de kruin tot aan het voorhoofd zwaar en krullend, en hy had de gewoonte van tyd tot tyd met de hand het was de langvingerige, blanks, doorschynende hand van een violist door deze haren to woelen. Hy las, schudde het hoofd en glimlacbto. „Wat zyn jelui, voerders van de pon, toch altyd byzonder verheven, wannoer jelui in de heilige eenzaamheid aan je schryftafel zit en werkt. 01 Hélène, hoe vaak leert het werkelyke leven, dat al wat jelui schryft oDzin is, dat voor elk individu, dat ondor Gods blauwen hemel rondloopt, eene afzon- deriyke levensbeschouwing moest gechroven worden. Alleen het zinnelyke wordt door iedereen begrepenal wat daarbuiten ligt echter verstaat ieder op zyne manier, wordt door ieder naar zyne opvatting verklaard. Wat je daar van den plicht schryft, kind, is ksnneiyk voor „velerlei uitlegging vatbaar. Jou kleine wysbeidde menschenkinderen, die hun plicht ten eenenmale verwaarloozen, zyn er inderdaad niet zoo erg aan toe als jy je wel voorstelt: doorgaans zyn juist die menschen do meest benydenswaardige, de meest fideele lui, die den dag van morgen laten sorgen. (.Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1