N°. 10601. Donderdag 13 September. A0. 1894 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. LEIDSCH DAGBLAD tE itvtoww— PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leidon per 3 maanden. I I f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlyke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regol meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Van bevoegde en betrouwbare zijde werd dezer dagen aan de Eaagsche Courant ge schreven betredende de keuring voor de Cadettenschool: De Staats-Courant behelsde onlangs eene ibekendmaking van het ministerie van Oorlog, Inhoudende de namen dergenen, die tot cadet zullen worden benoemd. Dit geeft ons aan leiding, de aandacht te vestigen op eene om standigheid, waardoor eenige jongelingen ver hinderd zyn hunne militaire loopbaan te ver volgen. De eischen, waaraan do adspirant cadetten by de keuring moesten voldoen, waren volgens het gevoelen der geneesheeren te zwaar. Oor log en Koloniën stelden daarom eene wijziging in het reglement van keuring voor, welke wijziging door H. M. de Koningin-Weduwe- Regentes den 29sten Juni 1894 werd goed gekeurd, onder bepaling dat die wijziging in het Staatsblad zou worden geplaatst en in werking treden met den dag der afkondiging. Daarna werd bepaald, dat de adspiranten den lOden of llden Juli geneeskundig zouden onderzocht worden. In plaats dat de wyziging der keuring vóór dien tyd in de Staats Courafnt werd afgekondigd, kwam die wijziging eerst in de Staats Courant van 14 Juli, zoodat de keuring plaats had volgens de oude voor schriften. Hiordoor werden adspiranten afge keurd, die, ware de wijziging intijds vóór 10 Juli afgekondigd, goedgekeurd zouden zijn. De herkeuring werd vastgesteld op 16 Juli te Alkmaar. Een aantal afgekeurden wisten niet dat wijziging in de keuringsvoorwaarden had plaats gehad, en overtuigd, dat zij de ge breken hadden, waarvoor zij 10 en 11 Juli waren afgekeurd, kwamen zij niet ter her keuring op. Waren zy 16 Juli opgekomen, dan zouden ze, ten gevolge der wijziging in de keuringsvoorwaarden, wellicht zjjn goed gekeurd. De wijziging der keuringsvoorwaar den werd eerst bekend gemaakt in de Staats courant van Zaterdag 14 Juli, en de her keuring had plaats Maandag-ochtend 16 Juli, zoodat aan velen der afgekeurden de wijziging der keuringsvoorwaarden met intijds bekend was, om zich te kunnen laten herkeuren. Toen 'smorgens van den 16den Juli de commissie te Alkmaar kwam, om de afge keurde adspiranten te herkeuren, wees de vader van een der afgekeurde adspiranten den leden der commissie op de wijziging der keuriDg, zooals die in de Staats-Courant van 14 Juli stond. Een lid dier commissie ant woordde dat hij daarvan wel iets in de couranten had gelezen, maar deze wijziging voor hem niet gold, aangezien hij ze nog niet in den Recueil Militaire had gezien en aan de keurings-commissie daarvan geen kennis was gegeven. De vader van den af gekeurden adspirant gaf aan de keurings commissie de Staats-Courant van 14 Juli en wees er op, dat het besluit tot wijziging in werking trad met den dag van afkondiging. Aangenomen, dat de commissie overeen komstig het gewijzigde besluit heeft gekeurd, dan zijn, doordien het besluit tot wijziging der keuringsvoorwaarden, in plaats van vóór 10 Juli, eerst den 14den Juli is uitgegeven, verscheidene adspiranten, die, niets van de wijziging wetende, niet ter herkeuring waren opgekomen, in hunne loopbaan belet en kunnen geen officier meer worden. Ware wijziging der voorschriften voor de keuring intijds, dus vóór 10 Juli, afgekondigd, do voorschriften voor de keuring en her keuring zouden dezelfde zijn geweest. Ook De Tijd bevatte bovenstaand schry ven en ontving ten gevolge daarvan het volgende stuk Onder het opschrift „Eene onbillijkheid" trof ik in De Tijd een van „bevoegde en be trouwbare zyde" ingezonden stuk aan, waarin de ongenoemde schrijver de voorschriften, volgens welke het geneeskundig onderzoek der adspirant-cadetten dit jaar heeft plaats gehad, aan critiek onderwerpt, tegen welke critiek voor zooveel deze de herkeuring betreft ik, als gewezen voorzitter der her- keurings-commissie, protest aanteeken. Vooraf eene opmerking! De schrijver van bedoeld stuk doet het voorkomen alsof de Wijzigingen, by koninkiyk besluit van 29 Juni 1894 {Stsbl. No. 88) in het „Reglement op het geneeskundig onderzoek" aangebracht, uit sluitend met het oog op de keuring van adspirant-cadetten zyn vastgesteld maar dan vraag ik: aan wien of waaraan ontleent schryvor die wetenschap? Steller dezes toch meent op goede gronden te kunnen zeggen dat het dien criticus moeilHk zou vallen, zyne bewering met bewyzen te staven. Het is echter niet tegen die bewering, doch tegen het gestelde in de derde en ge- deelteiyk in de voorlaatste zinsnede van hot ingezonden stuk, dat ik met nadruk wensch op te komen. Dus ter zake! Toen de leden van de her- keuring8-commis8ie den 16Ien Juli 11. 'smor gens vroegtydig te Alkmaar waren aange komen, en wy ternauwernood in een hotel onzen intrek hadden genomen, Het de vader van een der te herkeuren adspiranten, de heer J., uit 's-Grmy om een onderhoud verzoeken, wat ik, hoe ongaarne ook, toestond. De heer J. deelde my alstoen mode dat zyn zoon by de eerste keuring voor den mili tairen dienst in de koloniën was afgekeurd,' maar, voegde hy er aan toe, „men" had hem aangeraden my te wyzen op het kon. besluit van 29 Juni 1894 {Stsbl. No. 88), opgenomen in de Ned. Staats-Courant van 14 Juli te voren, d. i. in de courant, die twee dagen vóór de plaats vindende herkeuring was verschenen. Daaruit immers zou my kunnen blyken dat het gebrek, waarvoor zyn zoon by het onder zoek in eerste instantie voor den dienst in de koloniën was afgekeurd, thans de aannemiDg voor dien dienst niet meer in den weg stond. Myn antwoord aan den heer J., die my de Staats-Courant van 14 Juli ter inzage aanbood, luidde: dat het Kon. Besl. in quaesüe der commissie wel is waar nog niet langs den offi- ciëelen weg (d. i. uit het Recueil Militaire) ter kennis was gekomen, doch het besluit haar niettemin bekend was - ten bewfjze waarvan ik den heer J. een uitknipsel uit een der dagbladen toonde, waarin dat besluit was overgenomen en de commissie besloten had, by de herkeuring daarmede rekening te houden. De schryver van het ingezonden stuk (zou den deze en de heer J. ook éón en dezelfde persoon kunnen zijn?) laat 't verder in het midden, en wil zelfs aannemeD, dat de her- keurings-commissio overeenkomstig het ge- wyzigd besluit gekeurd heeft. Ja, zeker, mynheer do criticus, de commissie heeft dienovereenkomstig gekeurd, en gy zelf kunt dit immers 't beste weten. Men oordeele! De zoon van den heer J. werd geneeskundig onderzocht, doch onge schikt bevonden, niet echter op grond van het gebrek, waarvoor hy in eerste instantie was afgekeurd (dit gebrek stond nu zyne aanneming voor den dienst in de koloniën niet meer in den weg), doch wegens andere gebreken, die by de eerste keuring wellicht minder duideiyk voor den dag waren gekomen. Als voorzitter der commissie van herkeuring heb ik daarop aan den heer J. duideiyk de redenen blootgelegd, die tot onge- scbiktverklaring van zyn zoon ge leid hadden. Of nu al de jongelieden, die by de eerste keuring ongeschikt waren verklaard, her keuring hebben aangovraagd, kan ik thans niet meer nagaan, doch wel weet ik, dat het aanvragen van herkeuring regel is, en eveneens dat sommigen onder de adspiranten, die voor hetzelfda gebrek, waarmede de zoon van den heer J. by het geneeskundig onder zoek in eerste instantie was afgekeurd, her keuring hadden aangevraagd, overeenkomstig het gewyzigde koninkiyk besluit voorden dienst in de koloniën geschikt zyn verklaard. Waaraan het is toe te schryven dat de wyziging in het keurings voorschrift niet vroeger dan 14 Juli in de Staats-Courant werd aangekondigd, kan ik niet beoordeelen, doch dat daardoor, zooals de schryver van het ingezonden stuk 't wil laten voorkomen, eenige jongelingen verhinderd zyn hunne militaire loopbaan te vervolgen, mag ik, in verband met het hierboven medegedeelde, volstrekt niet toegeven. U ziet, mynheer de redacteur, dat, wat de herkeuring der adspirant-cadetten betreft, op de gegevens, die u van „bevoegde en betrouwbare zyde" verstrekt werden, nogal een en ander valt af dingen, en by dat onder zoek de belangen der betrokken jongelieden niet uit het oog werden verloren. Het zou my aangenaam zyn, byaldien u aan het vorenstaande in uw blad eene plaats zou willen verleenen. Inmiddels, Uw Dw. W. Th. Philipsbn, Dirig. off. van gez. lste klasse. Amsterdam, 7 Sept. '94. Niet de heer J. heeft, - zooals dr. Philipsen meent ons de door ons gepubliceerde klacht toegezonden, zegt De Tijd. Wy ontvingen haar van een onzer gewone Haageche corres pondenten, die ons verzekerde dat zy tot hem gekomen was van bevoegde en betrouw bare zyde. De Delvenaar haügt een meewarig tafereel op van den overlast, de moeite en do schade, die onze landbouwers te ïyden hebben door de maatregelen tegen het mond- en klauwzeer. Vooral dat die maatregelen slag op slag veranderen, maakt den last zoo zwaar om te dragen; dat geeft er een zeer hinderlyken bysmaak van willekeur aan. De heeren veeartsen, die op dit terrein de lakens uit- deelen, schynen onuitputteiyk in het vinden van allerlei middelen tegen het kwaad; en die moeten dan maar tot eiken prys worden toogopast. Men hoore verder De Delvenaar „Een vorig jaar moesten allerwegen op de weilanden soldaten geposteerd en wachthuisjes en ontsmettingshuisjes gebouwd. De soldaten werden nota bene ingekwartierd by boeren, die gezond vee hadden, en toch: menschen brengen de besmetting over. Later weer lys- ten van 't zieke vee opgemaakt, gomerkt en geteld en politie aangesteld. Nu weer bewa kers van weiden. Alles wordt maar geprobeerd, 't Kost maar voortdurend geld en geld en nog eens geld. Het helpt allemaal niets. Juist dit weifelen van de veeartsenykundige wetenschap geeft aanleiding tot spot en ergernis. Dan weer worden weiden afgesloten, een andermaal ophokkmg van het vee bevolen. De districts- veeartsen verordenen maar wat zy willen, 't Heeft or ten minste allen schyn van. Ont smetten is vóór en na aan de orde en dit alles voor eeno doodeenvoudige ziekte, overeenko mende met de mazelen by de kinderen. Mond en klauwzeer is evenals de mazelen besmet telijk. Al deze weifelende en wisselende maatrege len geven eenvoudig niets, en al zoude men nog strengere maatregelen nemen, wij betwij felen zeer of men door al die menschelyke dwaasheden dö ziekte -zou „beteugelen". Al die voorschriften geschieden voor een deel volgens onbeschreven recht. En wy zagen juist hoe de rechter fijn van opvatting is in het beschreven recht. Dat klopt niet. Om lat in de geschreven wet staat, dat de districts-veearts voorschriften geeft, die de burgemeester moet opvolgen, is dit nog geene reden om allerlei vexatoire en voor den land bouw zeer schadelyke maatregelen te bevelen. Moet het door dik en dun, dan heeft het Neder- landsche volk recht, dat dio maatregelen in de wet zelve worden geschreven. Een districts-veearts heeft anders eene onbe grensde macht, die in het vrye Nederland niet aan een openbaar ambtenaar mag worden go- geven. Soms moet de boer bespoten worden en al zyne arbeiders, dan weer zyne handen wasschen met carbol met slootwater, dan weer moet de boer in oen schildwachthuisje opgo- sloten en byna stikken van de zwavellucht, dio er in gebrand wordt, dan weer moet een bewaker in een huisje van hout dagen nacht in regen en wind on guur weer door brengen ad ƒ14 per week. Het vee gaat vóór de menschen. Allerlei proefnemingen worden genomen op den boer; de boer is geen baas meer op zyn land, en toch, de ziekte laat zich niet bedwingen, zelfs niet in de 191e eeuw, door menschenkracht alleen. Ook de kraaien en andere vogels brengen de besmet ting over. De zieke koeien eten de koeken op het land en laten die vallen wegens de pyn aan den bek. Een kraai pikt het stukje koek op en brengt het in eene ander onbo smet weiland on weer een andere koe wordt besmet. Doe er wat aanOok de slooten worden by het drinken besmet. Al dat geloop rond de koeien doet de ziekte ook al toe nemen. Worden de veeartsen, die op alle erven komen, en ook de gezonde stallen be zoeken, zeiven ontsmet? Al de bood schapjes van de politie en het geloop van het werkvolk, dat de huisjes bouwt en later in gezonde stallen werken gaat, plant de be smetting voort." Een vorig jaar kostten al die maatregelen inderdaad tonnengouds, maar De Delvenaar pryst het in Minister Tak, dat hy zynerzyds deed wat hy kon, om de schade te beperken voor den landbouwer. En hst blad geeft aan Minister Van Houten den raad, om ook zoo te doen. Zeker, er moet iets gedaan worden voor het Buitenland, dat geeft de redactie toe, maar zy kan zich niet voorstellen, dat de velerlei wisselende en onzinnige maatregelen, die nu gevolgd worden, vertrouwen zullen wekken over de grenzen. „'t Is inderdaad te hopen," zegt het blad ten slotte, „dat de deskundigen uitscheiden met al die proefnemingen en dat de openbare ambte naren herinnerd worden aan het feit, dat in ons vrye vaderland niet geregeerd en „gemass- regelt" mag worden volgens onbe schreven wet. Verzetten mag men zich natuuriyk niet, maar over iedere willekeurige handeling beklage men zich by den Minister van Binnenlandsche Zaken." In „Brieven uit de Hofstad" aan de Arn- hemsche Courant lezen we o. a. Onze residentie is geheel in rep en roer gebracht door kolossale, veelkleurige plakkaten van de voorstellingen, te geven door de cowboys en Roodhuiden, onder bevel van Pawnee Bill, die eene tweede, kleinere editie schynt te zyn van den Buffalo Bill van een paar jaren geleden hier opgetreden op een terrein aan het verre Oosten, naby de Laan, waarvan de Gemeenteraad dezer dagen heeft goedgevonden den eeuwenouden naam van Nieuw-Oosteinde in „Nieuw-Oost-Indiü" te veranderen. Wanneer deze vertooningen maar voor een tieüde deel overeenstemmen met hetgeen daarvan op de biljetten wordt beloofd, zullen ze groote afmetingen hebben. Ik geloof echter dat de Amerikaansche hum bug in deze Amerikaansche onderneming zich niet onbetuigd laat. Ten minste de in schelle kleuren afgebeelde ontpakking van het twee- en viervoetig personeel der wild w e 8 t show, die a moral and instruc tive entertainment genoemd wordt, which travels in its own palace cars, wordt door den allesbehalve schitte renden toestand, waaronder het kwartier makend, vooruitgereisd deel van het gezel schap hier aangekomen is, weinig bevestigd. Ik vernam daarvan een en ander dezer dagen van een ooggetuige, die my een treurig tafereel schilderde van de wyz?, waarop mannen, vrouwen, kinderen en paarden zonder eenige bescherming of bedekking op dat op9n terrein den nacht doorbrachten, waar ze juist de torrentiëele regenvlagen troffen, waarop het najaar ons onthaalt. En daar de hoofd troep later aankwam dan bepaald was, duurde het verbiyf van deze stakkers onder Gods blooton hemel in dit ellendig weder ook eon paar dagen langer. Do luitjes van het wild west kunnen meer verdragen dan de Haagsche heeren en dames, daar is geen twyfel aan, maar toch ging 't myn zegsman aan het hart, hoe het personeel, waarby vrouwen en kin doren gevonden worden, er uitzag. En ze hoboen reden over dat natte Haagsche weder dubbel te klagen, omdat het ook op het be zoek aan de voorstellingen wel van invloed zal zyn. Zelfs de gelegenheid om tevens een kykje te nemen op de herschepping, die de ovengenoemde Laan als hartader van een splinternieuw, op waarlyk grootsche schaal ontworpen stadskwartier, heeft ondergaan, zal, vrees ik, niet by machte zyn de Hagenaars in grooten getale uit de lokken tot eene expeditie naar dit ver afgelegen oord door de kletterende waterstroomen, om onder eeno beschutting, die lekker is dan de lekkere kermistenten, Jupiter pluvius te gaan trot- seeren. Alleen voor do paardenliefhebbers levert Pawnee Bill met de zynen eene ver vulling van de leegte, door het vertrek van Carré uit Scheveningen ontstaan. Eene echte, eigenaardige Haagsche goschie donis van den dag tot besluitIn eene familie, die in een groot huis in het oude gedeelte der stad woont, heerschte al sedort eenigen tyd zekere spanning, die dezer dagen tot eene uitbarsting gekomen is. De huisvrouw verdacht haren gemaal van andere sluip paden dan den grooten weg des huwelyks te bewandelen en gaf daarom aan een hunner kinderen, een tien- of twaalfjarig meisje, den last, pa op al zyno uitgangen te vergezellen, zonder zich door eenig middol te laten af brengen van die taak. De dochter gehoor zaamde dit consigne onverbiddoiyk, taartjes en andere aanlokselen, op baren leeftyd van zooveel invloed, bleven zonder effect, zoodat pa erg in zyne gebruikelyke wandelingen gehinderd werd. Na eenige huiseiyke scènes, die wel a la Pawnee Bill zullen geweest zyn, heeft hy wederkeerig den burgeroorlog aan zyne vrouw verklaard. Op het motief van eene dergelyke verdenking als hy te verduren had, vroeg en verkreeg hy hulp by onze erg zedelyke politie; er werden door het openbaar gezag dag aan dag een agent en door hem een besteller voor het huis geposteerd; de eerste moest noteeren welke personen van het manneiyk geslacht daar binnen gingen of daaromheen draaiden, de tweede moest dezen, voor zoover onbekend, nagaan om naam en woonplaats te ontdekken. Daarna verliet de waardige huisvader de echtelyke woning. Welk eene idyllische verhoudingWelk eene opvatting van het huwelyk, welk een wonder- lyk opvoedkundig inzicht, welk eene vreemde medewerking van het gezag! En toch zyn al die dingen, ofschoon niet normaal, in hunne j soort specifiek Haagsch. Naar aanleiding van de aan prof. dr. C. M. Kan, hoogleeraar in de aardrykskunde en de land- en volkenkunde van den iLdischen Archipel aan de Amsterdamsche Universiteit gegeven opdracht, H. M. de Koningin onderwys te geven in de aard rykskunde, schryft men aan Eet Nieuws van den Dag Zooals bekend is, bezit geene der Ryk3- Universiteiten een leerstoel in de aardryks kunde, zoodat voor de wetenschappelyke beoefening van dit leervak en de vorming van docenten alleen te Amsterdam gelegen heid bestaat. Duitechland, Frankryk, Engeland, Italië, Rusland en de meeste kleinere Staten van Europa hebben de aardrykskunde onder de vakken van hooger onderwys opgenomen. De Nederlandsche Staat blyft daarin nog steeds ten achteren en laat aan eene gemeente de zorg over voor dit tegenwoordig zoo be- langryk studievak. Moge de belangstelling, die H. M. de Koningin-Regentes voor dit leervak aan den dag legt, een prikkel zyn, om in dezen verkeerden toestand eene wyzigiog te brengen t INGEZONDEN, Geachte Eeer Redacteur In den laatsten tyd hoort men dikwyis van inbraken door opschuiving van ramen, enz. Maar aan wien dikwyis de schuld? Zoo kwam ik o. a. hedennacht omstreeks 12 uren ergens voorby en zag eene deur open, maar denkende dat de bewoner er pas was binnengegaan, ging ik verder. Maar na myne boodschap verricht te hebben, keerde ik op- zettelyk denzelfden weg terug, doch zag nu dat de deur geheel open stond. Dat kwam my verdacht yoor. Ik liep do straat op en ontmoette een politie agent, wien ik het geval meedeelde. Wy gingen terstond de bewoners wekken om te hooren of er onraad in bui3 was. Maar wat kregen wy voor een vrien- deiyk antwoord van een inwonend heer? „Zoo, staat zy open, sluit ze dan maarl" waarop een dito antwoord volgde: „Slui" ze zelf." Tegelykertyd echter komt de verschrikt© hoofdbewoner in nacht-tenue aanloopen, die, ziende dat er nu goed volk in huis was, zyn excuus maakte en de politie mij harteiyk be dankte. Daar liep de zaak nu mede af. Het had evenwel anders kunnen zijn en aan wien dan de schuld? Leiden, Uw Dw. Abonné, Sept. 1894. v. D. Oorzaken van Cholera. Niet minder belangstelling dan de mode- deelingen van Fransche en Duitsche geleer den over genezing en voorkoming van diphtheritis, wokten op het Hygiënisch Con gres te Buda Pesth do mededeelingen van een Russisch geleerde over cholera. Deze heet dr. Metschnikoff en is werkzaam aan Pasteurs Instituut te Parys. Hy toonde de juistheid aan, zoowel van de leer van prof. Koch omtrent de kornmabacillen, als die van prof. Pettenkofer omtrent de andere oorzaken, die tot het ontstaan van cholera moeten mede werken. Prof. Pettenkofer beweerde dat er drie omstandigheden of factoren moesten samen werken, die hy X, Y en Z noemde. X was de kommabacil; Z de „persooniyke en local© dispositie", waaronder de Münchener hoog leeraar voornamelyk verstond de gesteldheid van den bodem en het drinkwater, in verhand met die van het lichaam der personen, die op dien bodem woonden en dat drinkwater gebruikten. Naar Y zocht Pettenkofer tet dusver tevergeefs en dr. Metschnikoff meent dien factor thans gevonden te hebben. Hü boschryft hem als een splytzwam, die tot d© gistbacteriën behoort en dikwyis in de lucht of ook by vele menschen in de maag gevon den wordt en de ontwikkeling van den kom mabacil in het menscheiyk organisme in hoogo mate begunstigt. Dr. Metschnikoff had proe ven genomen op dieren en bevonden, dat dezen steed6 een typischen aanval van cholera kregen, wanneer hun met den kommabacil bedoelde splytzwam werd toegevoerd; daar entegen niet altyd, wanneer hun alleen do kommabacil werd toegevoerd. Daaruit trekt hy de conclusie, dat een mensch cholera krijgt, wanneer de besmetting door kommabacillon samenvalt met het aanwezig zyn van do bovenbedoelde splijtzwammen in de maag. Vandaar dan ook de verklaring, hoe prof. Pettenkofer, te München, prof. Strieker, te Weenen, en op hun voorbeeld andere geleer den, duizenden kommabacillen hebben kunnen innemen zonder noemenswaard schadelyk© crpvQlcrQp

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5