acc. te Zutfen B. H (J. F. Endtz, inspecteur der dir. bel. te Rotterdam (2de afd.); tot ontvanger der dir. bel. en acc. te Oude Tonge c. a. K Van Schouwen, ontvanger der dir. bel., invoerr. en acc. te Hontenisse c. a.tot ontvanger der dir. bel. en acc. te Wy'chen c. a. H. J. Hamer, ontvanger der dir. bel., invoerr. en acc. te 's-Hee- renberg; tot ontvanger der dir. bel. en acc. te Ameide c. a. U. Rtypma, ontv. derzelfde midd. te Nieuw-Buinen c. a.tot ontvanger der dir. bel., invoerr. en acc. te Avereest c. a. C. J. Tielenius Kruythoff, ontvanger der dir. bel. en acc. te Hardenberg c. a.; tot ontvanger der dir. bel., invoerr. en acc. te Workum c. a. E. Hemmes, ontvanger der dir. bel. en acc. te Vries c. a; tot ontvanger der dir. bel. en acc. te Vreeswijk c. a. J. Jorissen, ontvanger derzelfde middelen te "Waalwijk c. a.tot ont vanger der dir. bel. en acc. te Grootegast c. a. P. A. Van Andel, ontvanger derzelfde mid delen te Emmen. Benoemd voor den tijd van drie jaren, tot plaatsvervangers van den districtsveearts, wien Haarlem tot standplaats i6 aangewezen, de geëxamineerde veeartsen F. M. De Leur, te Weesp, en J. Wester, te Alkmaar. Praatjes oyer Kunst Vlokken, XXXVI. „Won dw&rrolende vlokken langzaam dalV Op ongerepte donzen sneeuw, dan tast er Een tolver witte wado zich op, en wast er Een kleed, zéó-puur van innig reine blankheid, dat d« kale Donkore aardo al geheel vergeten lijkt, Hoe anders, ala dit kristallen bevTOzen water, Altjjd door komend in gesmolten sneeuw. Niets van dio eigen reinheid kan bowaren, on later Op 't voor'ge hcongogaan'ne telkens weer bozwgkt. En, zoo zal ook in do voortvlocht'ge tijden, Van dag op dag, en jaar na jaar, van eeuw tot eenw, Elk óelo gedachte, dio niot valt in smctteloozcn grond Goboren zijn om weg to gaan, na strijd en lijden. Wol-wetend, dat zy 't meegevoelen nimmer vond." (Amsterdam 1881.) De eerste aflevering van het „Tweemaande- Hjksch Tijdschrift" heeft hare intrede in de wereld gedaan. Uit de „inleiding", by het prospectus ver zonden, citeerde ik hier reeds een en ander. Dit eerste nummer bevat, behalve die inlei ding: „Geleiders", Sonnetten van Henriette Van der Schalk. Feesten II (Jac. Van Looü), Vier Sonnetten (Albert Verwei)), De ontken ning der Moraal (dr. D. G. Jelgersma), Een Herinnering (Voor Isa&c Israëls) door (dr. A. Aletrino), Tweo Sonnetten (Jan Veth), Tooneel- kritiek (C. F. v. d. Horst). BoekbeoordeelingenI Poëzie: Verzen van Willem Kloos, (Albert Verwe(j). II Wijsbe geerte: Een suggestieve bladzijde (dr. Ch. M. v. Deventer), prof. Bolms, Spinoza (rar. M. C. L. Lotsy). III Geschiedenis: De Afscheids rede van prof. Fruin, (Albert Verweij). Kunst „Opstandigheid in Prenten" (Jan Veth), Het Mysteriespel (I) (André Jolles) en Nederland- scbe Bourgeoisie III (F. Van der Goes). Jammer vind ik het, dat dit eerste deel van het Tweemaandeiyksch Tijdschrift zich blijkbaar niet hoeft kunnen losmaken van de(n) „Nieuwe(n) Gids." Want én om „I" van Jac. Van Look's „feesten" te vinden, ön om „I" en „II" van Van der Goes' „Nederlandsche Bourgeoisie" te her lezen moet men to biecht komen bij de(n) NJeuwe(n) Gids. Ik betreur dit te meer, omdat 't my blijkt dat de tegenwoordige redacteuren van „Nieuwe Gids" en van 't„T weemaandelyksch Tijdschrift" allerminst heterogene bestanddeolen zijn. Eniin, de h. i. noodzakelijke scheuring blijft geschied. Het zal de vraag blijven of twee maandschriften, (m. i. „willend hetzelfde"), in ons kloino Nederland zullen kunnen „blijven" bestaan. Interessant zeker het artikel van Verweij. „De Afschoidsrode van prof. Fruin." Hieruit citeer ik dit slot: „Professor Fruin, die de onpartijdigheid zelf is, zal m\j vergeven dat ik naast zijne alge- moonbeden deze van oen andere soort heb gesteld. Dat ik dit opstel begonnen ben met uiting te geven aan sympathische gevoelens, moet niet als een plichtpleging worden be schouwd. Zoolang het bestudeeren en rang schikken van de feitelijke geschiedenis met do Götho-aansche zachtvingerigheid en Kanti aansche breinvastheid gedaan wordt, die den heer Fruin kenmerkt, is er één bezigheid, waarin hij de meerdere ia van al zjjn tydge- nooten, ook van die hij zijn meerderen en voorgangers noemt, Groen van Prinsterer en Bakhuizen van den Brink. Het strenge brein van den eersten en de ruiuie geest van den anderen zijn mogelyk niet zoo zeldzaam als het fijne en vaste hoofd van hem zelf. Hij mag van dichters en kunstonaars alles wat hij wil beweren, zij hebben nog niet het recht hem iets anders als dankbaar te zijn. Dat ik desondanks de eigenschap van Jago naar den heer Fruin heb toegekeerd, hy zie er voor het eeno doel do beleefde zelfverdediging van eon dichter in, voor het andere de be zorgdheid, dat de middelmaat zich voortaan beroopon zou op de woorden van prof. Fruin. Albert Verweij Kloos, (waardeerend), roemt diens gedichten terecht, vooral: Er stroomt door mijn gemoed in stormend [klateren Een wilde zee, waarop ik rys en daal, Een drup oen englenblikmaar elke straal Schiet als het springen van bezeten sateren Ik hoor demonen uit de diepten schateren Schel door der serafijnen rein koraal, En helgeloei, dooréén met hemeltaal, Mengt zich in 't ziedende geklots der wateren O lust, daar over mij de branding slaat, By 't doffe razen der ontroerde baren, Te zien, hoe 't leven om my heen vergaat, Maar Liefde niet: en midden in het staren Op 't zieleflikkren van uw hel gelaat, Vereend met U, ter eeuwigheid te varen 1 Zooals daar ginds, aan stille blauwe lucht, Zilveren-zacht, de half ontloken maan Bloeit als een vreemde bloesem zonder vrucht, Wier bleeke bladen aan de kim vergaan, Zoo zag ik eens, in wonder-zoet genucht Uw half verhulde beeltnis voor my staan, Dan, met een zachten glimlach en een zucht, Voor myn verwonderde oogen ondergaan. Ik heb U lief, als droomen in den nacht, Die, na een eindloos heil van éönen stond, By de eerste schemering voor immer vloön; Als morgen rood en bleeke sterren-pracht, Iets liefs, dat men verloor en niet meer vond, Als alles, wat héél ver is en héél-schoon. Henriette Van der Schalk geeft in doze eerste aflevering van het Tweemaandeiyksch Tydschrift een 25 tal sonnetten „Geleiders"; „Tot duiding" (I), „Voor denken" (XII), „Voor 't hart" (XII). Mooi, hoog eeriyk dit eerste: „Tot dui ding." Men hoore: „Nu begeeft my myn hart, en de stem beeft die v/at hot opzendt, smeden gaat tot spreken, want zy, die stralend door de eeuw-wolken [breken hebben niet allen naar dit woord geleefd. En van de nu groote is er geen diestreeft geiyk te worde' aan 't beeld, dat ik hier teeken, ik, wie zy goden ware' en die my reken 'n geloof'ge, die geknield gelukkigst leeft. Maar hunne waarheid, die 'k niet gansch kon [deelen, maakt' my zóó begeerig haar zelf te aan schouwen, dat 'k tuurde inwendig, tot ze my verscheen haar mond stond mild, en in haars mantels [vouwen zag myn ontrust hart warmen schuil voor velen, en van haar zachtheid meld ik in myn reèn. En, ook dit sonnet is prachtig van expressie volle impressie. „Voor de Ouden." Aandoeniyk is het zacht-angstige van do gesletene levens, boe zy uitwyken gewillig, voor het völkomende ryke, jonge, dat dikwyis hen aanroert met handen zoo ruw omdat jeugd niet het denken aan de waarhodon liefheeft, die deze doen blyken: dat leve' en zee, van ziele' altoos en dyken iets wegknage' in het gedurig aanranden; dat hot lang Ifjden van de wisselingen zwaar maakt voor 't hart een geiykmoedig [wachten en do ervaring van véél leed bestaan ouden zoo angstig doet wake' in wind-nachten, luistrend naar 'n stap, die brenger droever [dingen hun schynt, vreezend of hy voorby zou gaan. Nog deze volgende drie gedichten van Hen- rietto Van der Schalk mogen hier wel eene plaats vinden, terwyi ik er by aantoeken dat deze sonnetten-cyclus, waarmede dit Tweo- maandeiyksch Tydschrift hare intrede in de literaire wereld doet, m. i. als „zeer gelukkig" mag worden begroet. Dit blyft echter een hier uitgesproken persooniyk gevoelen. Als een zeevaarder, die denkt te bewyzen, plantend zyn vlag in 't zand, het recht van [macht over 't onnooz'le volk waar zyne reizen hem tot hun onheil hebben heengebracht, zoo doet hy,die zyn machtwoord luid laatryzen, boven den wil van een geheel geslacht, vergetend dat gezamentlyke wyzen alleen, de schoonheid paren aan de kracht. Want koren worden gomakiyk gedragen door ruimten heen, waar éóne stem bezwykt, wyi alle stemme' in kore' elkander schragen. En wie alleen wil zingen, moet niet klagen wanneer zyn stem dan onwelluidend biykt, en niet zoo vèr, als in een koor, kan dragen. Ik wilde, dat woorden als handen waren, en ik ze kon vouwen om aan te duiden de veroering die in myn hart gaat luiden nu ik wil zegge' en liefdevol verklaren 't lachend-geiyke minneiyk gebaren van wie als 't mooiste, en moogiyke, ons [beduiden hoe, vèr van felheid, hoog bove' onbeduiden te leve', als door een effe lichtzee varen. Verwinnend straalt van die 't zachte gelaat, hun stem heeft zonder weten de bewogen deining, die zekerst naar het hart toegaat; en hunne handen, waarin streeling woont, stryken koelte over moede hoofde' en oogen met een gebaar dat voor veel liefs beloont. Het „hautaine" komt sterk uit in de beide volgende gedichten; De menschen zyn in getwyfel gevaDgen, 't gezicht van een god heeft de tyd gebleekt, nu kom ik ze vertroosten met gezangen van wat nooit wisselt en in niets ontbreekt. Ik kan bemoediging zyn voor de hangen, do klaro stem die altyd rustig spreekt, omdat myn hart, dat geen angstvallig hangen aan wolken kent, ziet wat door wolken breekt. Ik werd geboren met een aard die sterk van zelf gaat naar de kern van alle zaken. maar veel stond tusschen my in en myn werk. Groeiende, heb ik dat op zy gezet: het werd al lichter, alle duisters braken, en ik zag liefde als de levenswet. Bename' en ordenen geeft mensche' een vrede. Zy noemen 't „weten" en hun onrust paait zich, hun hart dat geen grond kon vinden draait zich toe naar vastheid van uiteriykheden. En woorden tot een stelsel saamgenaaid werpen ze om der wereld gewil'ge leden, denken te dooven door haar te bekleeden wind van mysterie die van uit haar waait. Stelsels, benamingen van mensche', onmachtig alle, te dringe' in 't wyzenlooze wezen zyn ze en myn hart is eindiyk des gewis. Eve', als een zon momentaan opgerezen,— eve' een voelen met alle dinge' eendrachtig, dat '8 't waarste weten wat voor menschen is. In de jongste „Vragen des Tyds" schryft de hoogleeraar Van Geer iets over „Hooge kunst". Na do lezing hoop ik in my ne „Vlokken" hierop terug te komen. Voor den my toege zonden afdruk blyf ik intusschen hoogst dankbaar I C. V. Gemengd Nieuws. De „Pawnees", wier komst te dezer stede aan byna alle hoeken en straten met zulke ontzaglyk groote en veelkleurige aanplakbiljetten was aangekondigd, hebben hedenmorgen hier hun intocht gedaan en hunno tenten opgeslagen op het weiland naast „Zomerzorg." Om elf uron kwamen zy daar aan en om twee uren was het kamp gereed. De werkzaamheden daartoe vonden geene stoornis, want het weer liet by uitzonde ring van wat de troep elders ondervond niets te wenschen over, zoodat hier niet door den wind de schutting, toen deze reeds voor een groot deel gevorderd was, weder omwoei. Die schutting wordt gevormd door een zeildoek, dat het vry groote, langwerpige veld omgeeft. Er waren den geheelen tyd vele nieuws gierigen op het terrein, die de vlugge werk lieden gadesloegen. Qok de paarden, een kleine dertig, die onder eene groote zeildoeken tent gestald waren, haddon veel bekyks. Niet min der de beide buffels, waarvan de een met gouden ballen op de puntige horens en do andere met een ring in den neus prykt, ver- moedeiyk om hunne boosaardigheid aan te toonen. De beesten waron bedaard in het grasveld aan het kauwen, want, een man waarschuwde de jongens om zo met rust te laten, een raad, waarvoor do knapen, ook al hadden ze iets kwaads in den zin, veel eerbied betoonden. Ook de postkoets, eene oude staatsiekoets op riemen, waaraan geen ruit meer te ont- dekkon en wat de zitting en de verf betreft, de invloed van den tand des tyds te bespeuren was, lokte voortdurend een aantal toe schouwers. De „Indianen1' zyn flinke, lenig gebouwde mannen, die biykbaar gewoon zyn zich in het leven nogal te behelpen en zich spoedig door moeilyke omstandigheden been te slaan. Misschien zal een gedeelte van het gezel schap wel hier of daar in de stad logeeren, maar toch zyn er in het kamp nog eenige linnen tenten opgeslagen, waaruit nu en dan een Indianenhoofd door een opening kwam steken, soms in gezelschap van een ezel. Sommige mannen zien er in hunne lederen kleeding niet oneigenaardig uit; zoo ook de vrouwen in hun kostuum, van wie er echter ook Europeesche kleederdracht droegen. Byna alle paarden hebben nog litteekenen van vroegere kwetsuren en een dezer dieren vertoonde nog eene bloedende wond op de achterzyde van den rug. Hedennamiddag had de eerste voorstelling plaats, welke by hot ter perse gaan van dit nommer nog niet was afgeloopen. Hedenmorgen te zeven uren rukten de beide bataljons van het 4de reg. inf. wederom uit tot het houden van eene manoeuvre, thans in vereeniging met andere wapens, welke waren de 2 batterijen van het 2de reg. veld artillerie en 1 escadron van hot 8de reg. huzaren uit 's-Hage. Ook de zieken- kar, patrooncaissons en munitie pakpaarden volgden thans den troep. Ondersteld werd dat de eene party (zynde het 1ste en 2de bat. van het reg., benevens artillerie en cavalerie) onder bevel van den luit.-kolonel Krugers, van het 1ste bat., te "Wassenaar is aangeko men. Deze party rukt op naar het kanaal te Katwyk aan Zee en moet trachten den vyand, die het kanaal bezet houdt, daarover terug te werpen en de kanaal-overgangen voor eigen troepen open te houden en te beveiligen. De andere party, zynde het 3de en 4de bat., benevens artillerie en cavalerie, kenbaar aan do witte banden om de schako's, onder bevel van den luit.-kol. Hofstede, van het 3de bat., is te Katwyk aan Zee aangekomen en moet trachten de kanaal-overgangen bezet te houden met het oog op eigen troepen, die naar Den Haag moeten marcheeren en natuurlyk van deze overgangen gebruik moeten maken. De leider dezer manoeuvres was de kolonel commandant van het 4de reg. inf., terwyl als scheidsrechters optraden de luit.-kolonel Bierman, van het 2de reg. veld artillerie, en de luit.-kol. Mac Leod, van het 4de reg. inf. Twee kinderen, dio hedenmiddag alhier hand in hand op den walkant voort eineen vielen in den Ouden Riin over het Invalidenhuis. De heer Staats, kapper, liep in den waren zin des woords het water in, kon daarin met gemak biyven staan en aldus de kleinen redden. Gisteren hadden te Warmond, by gelegenheid der kermis aldaar, de door de harddraverij commissie uitgeschreven volks spelen plaats om zeer fraaie pryzen. Deze volksspelen bestonden ki tonnetjesteken, bard hoepelen voor meisjes, turfrapen voor jongens, tonryden voor jongens en touwtjespringen voor meisjes. De uitslag was voor tonnetjesteken: 1ste prys J. De Haas, 2de prys G. Kerkvliet, 3de prys E. Yan Winsen. Hardhoepelen1ste prys M. Van Kempen, 2de prys Z. Werkhoven, 3de prys C. Meskers. ■Turfrapen: 1ste prys P. Van der Mey, 2de prys T. Berg, 3de prys G. Yan der Mey'; Tonryden: lste prys K. Yan Mil, 2deprys G. Yan Leeuwen. Touwtjespringen: lste prijs M. Werkhoven, 2de prys M. Van Moorsel. Na afloop werden de pryzen door den presi dent, den heer C. C. Nederburgh, met een toepasselyk woord uitgereikt. Alles werd be gunstigd door fraai weder en ook liep alles in de beste orde af. Men kan zoo zien dat do Commissie ieder jaar meer eer van haar werk heeft en dat zy ook in hare pogingen tot het organiseeren van volksvermakelyk- heden telkens beter slaagt en gesteund wordt. Daarom wordt haar tot een volgend jaar een tot weerziens toegewenscht, en dat zy dan ook op denzelfden steun zal mogen rekenen, welke haar steeds, en voornamelyk dit jaar, mocht te beurt vallen. Door den plaatsvervangend districtsveearts is het mond- en klauwzeer geconstateerd by een vyftal koeien van den veehouder M. Van der Zon, te Lisse. Te Rypwetering (gem. Alkemade) is by den veehouder M. De Graaf ook het mond- en klauwzeer onder zyne runderen uitgebroken. Na zich in loco van die ziekte persooniyk te hebben vergewist, heeft de burgemeester aldaar onmiddellyk de voorgeschreven maatregelen tegen verdere verspreiding doen toepassen. Ook te Warmond is by verschillende land bouwers het mond- en klauwzeer geconstateerd. Nog steeds breidt te Aarlanderveen deze besmettelyke ziekte zich sterk uit. In den polder de Aarlanderveensche Droogmakerijis slechts één landbouwer, wiens vee noch aangetast noch besmet is. Ook in den Kortsteekter polder breidt de ziekte zich uit. In het ge heel is de ziekte by het vee van 37 ver schillende landbouwers. Behalve in Den Hoorn, is nu ook het mond en klauwzeer onder het vee van landbouwers te Gouwsluis uitgebroken, zoodat ook te Alfen de ziekte snel toeneemt. Van den verleden Maandag te Oud-Ade plaats gehad hebbenden wedstrijd in het „vogelschieten met de buks" was de uitslag als volgt: lste vogel: vlag, afgeschoten door A. v. d. Voort, kop en vleugel, L. v. d. Lans. staart, C. Verstraten, bout, N.L.Rodewyk. 2de vogel lste vleugel, afgeschoten door A. v. d. Geest. 2de A. v. d. Voort, kop, L. v. d. Lans. staart, N.L.Rodewyk. bout, C. Verstraton. Aan dezen wedstryd werd door achttien schutters (niet van de schuttery) deelgenomen. Er waren twee pryzen en twee premién te verdienen, welke bestonden in luxe-artikelen en geldsommen. Van het Volkszeebad te Sche- veningen, dat gisteren gesloten werd, is in 't geheel, sinds de opening, 15 Juli jl., ge bruik gemaakt door 7000 personen. Er werden 2463 vyf-cents-baden genomen. Omstreeks kwartier over twaal ven hedennacht brak te Rotterdam onver wachts een felle brand uit in het bovenhuis van pand No. 95 aan de Kipstraat, waarvan de eerste verdieping dient tot kleedingmagazyn en onbewoond is, terwyl de tweede en derde verdiepingen in gebruik zyn by W. Klunder, een man, die kostgangers houdt. De huurder der lste verdieping had deze te 10 uren gisteravond verlaten. De brand brak, toen men hem ontdekte, aan de achterzyde uit, ver- moedeiyk op de tweede verdieping, en had in den beginne een dreigend aanzien. W. Klunder redde zich met eene vrouw langs de trap, doch den twee kostgangers was het niet meer mogelyk denzelfden weg te nemen, daar, toen zy door den rook en het alarm- geroep gowekt werden, deze trap reeds in lichterlaaie stond. Eén hunner vertoonde zich daarop aan de straatzyde op de derde ver dieping en stond gereed van die hoogte op de straat te springen, toen men hem wist te beduiden dat hy wachten moest tot de red dingsbrigade, die zeer spoedig ter plaatse was, hare ladder had gesteld. Zyne redding gelukte dan ook. Zyn kameraad, die zich aan de achterzyde poogde te redden, had het geluk te worden opgemerkt door den heer Boekman, naast het brandende perceel wonende, die hem, met behulp van den jongenheer Van Dorp, met eene ladder redde van de derde verdieping, waar hy zich te midden van dikke rookwolken ophield. Inmiddels was de brandweer gealarmeerd, welke den brand spoedig meester werd, die daarop te l5/« uur geheel gebluscht was. De bovenverdiepingen zyn nagenoeg alle uitgebrand en de schade is vry aanzienlyk. Waterschade werd bovendien toegebracht aan het pakhuis van den heer J. Burghardt, dat zich beneden achter bevindt. Assurantie dekt a1 «ie schade Wat de oorzaak van den brand was, is nog niet met zekerheid te zeggen, doch door de brandweer werd eene petroleumlamp ge vonden naby de trap, leidende van de eerste naar de tweede verdieping. De stoombierbrou wery „De 3 boef- yzers", van den heer F. Smits van Waes- berghe, te Breda, is op de Antwerpsche tentoonstelling bekroond met een eere diploma, d. i. de hoogste onderscheiding. In de Rustenburgerstraat te Nieuwer Amstel ontstond gisteravond om acht uren een uitslaande brand in de beneden woning van perceel 54, bewoond door Jochem Leerdam. By het uitbreken van den brand was de man op zyn werk en de vrouw op eene boodschap uit; in hunne afwezigheid sprong een petroleumtoestel, waardoor het benedenhuis spoedig in lichterlaaie stond. De brand liet zich aanvankelyk ernstig aanzien,' vooral met het oog op de bovenbewoners; dezen konden zich echter bytyds in veiligheid brengen, zoodat er geene persoonlyke onge^ lukken voorgevallen zyn. De Nieuwer-Am* stelsche brandweer was spoedig ter plaatse en bluschte het vuur binnen een kwartier met 4 slangen. Al het verbrande was ver zekerd. De vele wandelaars, die naar de illuminatie van het gebouw van „De Amstel", wolke haar 20-jarig bestaan vierde, waren gaan kyken, stroomden allen naar den brand,1 zoodat het eene verbazende drukte was in d© nauwe Rustenburgerstraat. LOMBOK. Naar aanleiding van de opmerking van een hoofdofficier van het Indische leger, dat het capituleeren van kapitein Lindgreen een cenlq feit is in de Indische krijgsgeschiedenis -•-]! ontving het „N. v. d. D." het volgende schre ven van den heer R. A. Oosterhout „Kent niemand dan den naam van Toontje Polandhet ware type van den oud-Indischen soldaat, zooals zy toenmaals nog met den baton de maróchal in hun ransel dienst namen; herinnert geen dier militairen zich dan, da*. Toontje Poland, toen nog kapitein, meen ik,' op Sumatra's Westkust gedurende den oorlog met de padries het fort Amerongen aan don vyand overgaf, doch vryen aftocht voor zicfr en het garnizoen bedong? „En dit werd niet toegestaan om byzondere consideraties, maar alleen, omdat Toontje Polands moed zelfs by den vyand eerbied en ontzag had weten af te dwingen. „Men schynt dit vergeten te zyn en mis schien ook dat Toontje op den terugtocht, welke toch onder dreigend gevaar plaats had, door zyne huishoudster, eene Javaansche vrouw," schier een geheelen dag werd gedragen, toen de vyand berouw had gekregen over zyn* grootmoedigheid en den gewonden officier ver volgde. pyniyk doet de lezing aan van het volgende} uit een brief, geschreven vóór het verraad „Ter eere van den vorst, stond eeno com pagnie Europeesche fuseliers aan deoverzyde van den breeden weg in het gelid, en aan den commandeerenden officier werd gelast, eenige exercitièn of handgrepen te laten uit voeren. Met een scherpen blik en vol ver bazing en verwondering zag inzonderheid Goesti Djilantik die oefeningen aan en kon telkens, leunende op den arm van generaal Van Ham, dien hij verklaarde meer lief te hebben dan zijn eigen vaderniot nalaten hardop te lachen en uit te roepen: awahl awah! Het grappigste vond hy het commando; velt geweer! dat dan ook herhaald werd. Over de andere commando's: legt aanI vuurl of wel vooral: snelvuur 1 het voorste gelid half gekDield en het achterste gelid staande,' kon hy niet genoeg zyne verwondering to kennen geven." Aan den president der Nederlandsche Bank,' mr. N. P. Van den Berg, is het volgend tola- gram gezonden uit Batavia: „Eene Lombok-commissie is hier gevormd tot het geven van onderstand aan verminkten en aan de nagelaten betrekkingen van ge-^ sneuvelden. „Tracht in Nederland medewerking daartoe op te wekken". Het telegram was onderteekend door d? heeren F. C. J. Kroesen, oud kolonel vaq het Indische leger; H. P. J. Van den Berg, directeur der „Javasche Bank", Th. J. Var» Haren Noman, hoofdagent van de „Nederl.. Indische Handelsbank; mr. D. Fock, advocaat,' en A. D. J. PenD, commandant van do Bata- viasche schuttery, secretaris van de „Bata- viasche Handels vereeniging". Het telegram was den 6den September verzonden, doch kwam gisteren eerst in handen van den heer Van den Berg, by zyn terugkeer uit Mariënbad in Bohemen. Gistermiddag had de redactie vanhet„Rott- Nbl." het genoegen den heer A. A. Hoos,1 tegonwoordig te Rotterdam, die van 1882 tot 1885 resident van Bali en Lombok was, ta interviewen over de zaak, die op dit oogenblik de belangstelling heeft van geheel Nederland. Met eene byzondere welwillendheid stond de heer Hoos haar te woord, hy gaf inzago van officieele stukken, den toestand op Lom bok betreffende, hy liet talrijke voorwerpen zien, die van het eigenaardige volksleven der Sasaks en der Balineezen getuigen, en vulde de aaneengesloten reeks van bijzonderheden aan met een schat van persoonlyke herinne ringen en ervaringen. Wv ar" tAo v-ofti; da rAdarl'o u"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2