N°. 10598. Maandag XO September. A0. 1894. t§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit DRIE Bladen. Derde Blad. LOMBOK. Ï.-3MTIC,, 'laooean oaöa Feuilleton. Een familiedrama uit vroegere dageu. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post 1.10. Afzonderlijke Nommers 0.05- PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regels f 1.05. letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Iedero regel meer f 0.17J. Grooter. Voor het incasseeren bulten de stad De „Arnh. Ct."f releveerende dat de tegen woordige oorlog door onze regeering voor geen klein gedeelte ondernomen is om een einde te maken aan een ontrustenden binnen- landschen oorlog op een aan onze suzereiniteit onderworpen eiland, zegt dat het oorspron kelijke plan was den koning van Lombok in zyne oude regeering te laten en eene verzoe ning tu8schen hem en de Sasaks tot stand te brengen, waarbij waarborgen werden gegeven i dat dezen voortaan door hem behandeld wer- I den als onderdanen en niet langer als slaven, of, wat nog oneindig erger is dan wat men onder dat woord gewoonlijk verstaat, als vogelvrije wezens, nauwelijks beschouwd als menschen. Zeer zeker hebben geene inlanders te klagen over wreedheid of machtmisbruik der Neder- landsche overheorschers. Daar, waar de Neder- landsche vlag wappert, verkeert de bevolking in veel beteren politieken en maatschappeiy- ken toestand dan daar, waar eigen vorsten en hoofden, die eene onbeperkte macht bezitteD, naar willekeur handelen, regeeren naar hunne lusten, hunnen wil stellen in de plaats van wet, geen begrip schijnen te hebben van de banden, die recht en zedelijkheid opleggen. Ook op Lombok had men zeer zachtzinnige plannen, zoo zelfs, dat in de eerste dagen, toen alles voorspoedig scheen te gaan, van uit Indië de wensch werd te kennen gegeven, dat men den vorst van Lombok toch vooral niot meer zou laten betalen dan de kosten der expeditie 1 Wfi goloovon niet dat na het ge- b-ourde zyne Hoogheid daarmede vrij zal komen; in ieder geval hopen wij het niet, maar dat men hem ook zal laten betalen de pensioenen der gewonden en eene uit- keering aan de naaste betrekkingen der ge sneuvelden. Daarvoor zal h(j zy'n onderdanen geene schattingen behoeven op te leggen, hy is ryk genoeg om dat uit eigen middelen te betalen, en op die wijze zal zijn geld beter besteed zijn, dan dat by er geweren en munitie voor koopt om zy'ne geweldenaren na eenigen tyd te hervatten. Altyd, als men hem koning laat en Lombok niet geheel onder Nederlandsch gezag brengt. Dat ook zonder hulp der Sasaks de koning van Lombok en zyne vorsten het onderspit zullen delvon, daaraan valt wel niettetwyfe- len. De macht, die na den noodlottigen moord van uit Java naar Lombok is verzonden, kan op zichzelve voldoende geacht worden om het eiland te onderwerpen. Onze regeering vat de zaak volstrekt niet licht op, ook blykens de versterkingen, die nog in den loop van deze maand naar Java zullen vertrekken. Geene schaduw is mogeiyk zonder licht. Aan den oorlog op Atjeh hebben wy overvloedig tyd gehad gewoon te worden. De groote be langstelling in dezen is by de natie verdwener. De jongste gebeurtenissen op Lombok zullen mogelyk strekken tot vernieuwde deelneming in do belangen van het Nederlandsch Indische leger, en naar wy hopen ook niet zonder in vloed blyven op de wyze van oorlogvoeren, welke daar in de laatste helft dezer eeuw gevolgd is. Yan den in de gisteren medegedeelde tele grammen genoemden luitenant Yan der Plank zelf is te Amersfoort, waar bloedverwanten van hem wonen, een telegram ontvangen, waarin de terugkeer van het detachement Lindgrüen wordt bevestigd en waarin luit. Yan der Plank ook tot vreugde zyner familie mededeelt, dat hy volkomen gezond is. Het „Hbl." teekent verder het volgende aan De tyding, dat kapt. Lindgreen met zyne officieren en manschappen te Ampenan is aangekomen, zal algemeen met blydschap worden begroet. Wat den vorst van Lombok heeft bewogen de gevangenen vry te laten, wordt niet op gehelderd. Voor de hand ligt de opvatting, dat hy door een betoon van edelmoedigheid de gevolgen van zyn verraad wenscht te verzachten en daarom van de eerst vermelde voorwaarde der vrylating (vredesluiten en terugtocht onzer troepen) heeft afgezien. Maar dit schynt weder niet te rymen met hetgeen het telegram verder meldtdat de vorst voor nemens is de onzen aan te vallen en dus nog niet van onderwerping weten wil. Van der Plank seinde ook zoodanig, dat uit zyn telegram slechts volkomen redding kan worden gelezen. Voor de verklaring van het merkwaardig en althans heuglyk geval zal men geduld moeten hebben tot uitvoeriger berichten komen. Nu, behalve kapitein Lindgreen, over wiens lot men zich hier te lande reeds ernstig be zorgd maakte omdat men begreep, dat generaal Vetter niet op de voorwaarden, door den vorst van Lombok voor de uitlevering gesteld, zou kunnen ingaan tot de geredden ook behooren de als vermist opgegeven offi cier van gezondheid 2de klasse S. TJjlaki en de 1ste luitenant der artillerie A. v. d. Plank, die met zestig soldaten in handen van den vfiand waren gevallen, worden nu nog ver mist de 1ste luitenant der infanterie E. De Graaf en 35 minderen. Laat ons hopen, dat ook zy spoedig zullen terugkeerenl Nu men weet, dat de vyand eerst uit Mataram en thans ook uit Aroen, 1400 M. van eerstgenoemde plaats gelegen, is verdreven, heeft men zekerheid, dat het eerst door den vorst van Lombok te kennen gegeven ver langen naar vrede, na het gepleegde verraad, wordt beantwoord met een doortastend op treden onzerzyds. Tot dusver, merkt de „Tel." op, is het succes aan onzen kant. De operatie tegen Aroon, waarvoor de kampong Kale aan den zuideiyken oever der Antjer-rivier bezet werd met infanterie en veldartillerie, schynt goed te zyn geslaagd. Libcrr toeö/v (l-r-arr/ «5^, pi-awanq i a ft' d soélat i Kaartje van het Eiland Lombok. De mogeiykheid blyft nog over, dat er uit wisseling heeft plaats gehad, zooals wy reeds voor eenige dagen als een der kansen op de bevryding der gevangenen noemden. Geheel onwaarschyniyk achten wy het, dat de vrylating voorwaardelijk zou zyn geschied, als in de Romeinsche geschiedenis die van Regulus. In zulk geval zou immers enkel een der officieren zyn teruggezonden, maar al de overigen zouden gevangen zyn gehouden. Luit. Het „Nbl. v. Ned." schryft: Welk eene verademing! Ieder gevoelde dat het onmogeiyk was aan den onbeschaamden eisch van den Radja aftocht van al onze troepen als hy Lindgreen en zyne manschappen vryliet kon voldaan worden. Maar ieder gevoelde ook, hoe hard het was kapitein Lindgreen over te laten aan de genade van den om zyne wreedheid bekenden vorst. In elk geval is de vrye aftocht van onze dappere gevangenen eene zegepraal voor ons. Men ziet dat de uitlevering met vrygeleide niet is eene daad van verzoening, dat de Radja het hoofd niet in den schoot légt en hy, na het verraad, opnieuw offensief gaat optreden. Vermoedeiyk heeft generaal Vetter dit offensieve door den geslaagden aanval op Aroen opzettelyk uitgelokt. Het detachement suppletie-troepen, dat den 15den Sept. a. s., ter sterkte van 208 onder officieren en minderen, van het Koloniaal Werfdepot naar Batavia moet vertrekken, zal op plechtige wyze naar Rotterdam worden overgebracht. Op voorstel van den commandant van dat depot is door den minister van oorlog goed gevonden, dat het muziekcorps van het Werfdepot dat detachement van Harderwijk naar de inschepingsplaats uitgeleide zal doen. Er heeft zich te Goes eene zelfstandige commissie voor Noord- en Zuid-Boveland gevormd om geld byeen te zamelen, alleen tot ondersteuning van „Het Roode Kruis." De commissie bestaat uit de heeren rnr. J. G. De Witt Hamer, burgemeester, J. Fransen v. d. Putte, J. De Hoogh, Z. D. v. d. Bilt la Motte en M. A. Stieger. Dat de Radja voornemens is ons aan te vallen, mag eerder verbiydend dan onrust barend worden genoemd. Na het gebeurde zullen onze troepen zich zeker niet voor eene tweede maal uit hinder lagen laten aanvallen en beschieten. De vyand zal, om offensief te kunnen optreden, in het open veld moeten komen, waar by zonder twyfel het onderspit zal delven. Eene verpletterende nederlaag zy de straf voor het laaghartig verraad I Gelyk men weet, is door het ministerie van koloniën eene opgave gevraagd van 35 luite nants, geneigd zoo spoedig mogelyk voor 6 jaren gedetacheerd te worden by het O. I. leger. Van het 6de regiment infanterie gavon zich daartoe 15 luitenants op. De collecte, te Breda gehouden aan het einde der bijeenkomst, waarin aan de gevallenen hulde werd gebracht, heeft ten voordeele der nagelaten betrekkingen ruim ƒ277 opgebracht, j Bij de Koloniale Reserve te Nymegen zyn in de laatste dagen niot minder dan zestig man aangenomen. Voor dienstneming by het Indische leger meldden zich te 's-Gravenhage Donderdag ruim 40 en gisteren ongeveer 30 jonge mannen aan. Onder hen zyn vele manschappen van 1 het reg. gren. en jagers. Te Kralingen wordon pogingen aangewend tot het houden eener fancy fair ten behoeve van de nagelaten betrekkingen der gesneuvel den by de Lombok-expeditie. De fair zal vermoedelyk op 15 en 16 September in de Avenue Concordia gehouden worden. Het „Haagsche Dagblad" deelt mede dat aan de oproeping van den heer L. Den Beer Poortugael,om vrywilligers voor Lombok, reeds door ruim 200 personen is gehoor gegeven. Van de zyde van hen, die de in ons blad van 2 September opgenomen oproeping voor do Lombok expeditie aan de gepensionneerde Atjeh-stryders deden, wordt medegedeeld dat tot heden ruim 170 aanbiedingen zyn ontvan gen, waaronder die van vele gedecoreerden, o. a. een hoofdofficier en een kapitein. Mede- deeling daarvan is gezonden aan den minister van koloniën. Volgens by de familie ontvangen telegram is de toestand van den zwaar gekwetsten lsten luiteuant der infanterie T. J. Ter Bruggen Hugenholtz zoodanig, dat men hem als gered kan beschouwen. De 2de luitenant der artillerie J. E. Tim mer, die licht gekwetst was, moet, eveneens volgens een telegraphisch bericht aan de familie, een boen missen. De Staatscourant van heden bevestigt het heugiyk bericht, dat kapitein Lindgreen en zyne mannen weder by do onzen zyn terug gekeerd, en werpt licht op de oorzaak zyner gevangenschap en vrylating. Ook hieruit blykfc weder hoe weinig is staat te maken op beloften van den vorst van Lombok, daar deze zich niet ontzag zfin woord tegenover kapitein Lindgreen schandoiyk te breken. Dat de onzen zyn wedergekeerd, mag dan ook alleen worden beschouwd als eei e uiting van vrees, daar wel reeds gebleken zal zyn dat ons leger in staat is het gepleegde ver- raad te straffen. Wellicht hoopt de vorst uit het terugzenden van kapitein Lindgreen en zyne makkkers eenig voordeel te putten. Het Regeeringstelegram luidt als volgt: Gisteren (Donderdag), na het vuur uit zwaar geschut, werd Aroeng mot de borstweringen zonder tegenstand genomen. Vele geweren en andere wapens werden buit gemaakt. Vier schoten van Mataram uit onze (achtergelaten) veldkanonnen kwamen in zee terecht. Het Dewa Huis (Hindoe terqpel) te Aroeng werd door (overste) Swart bezet met twee com pagnieën en twee veldkanonnen. Terug zyn: kapitein Lindgreen, luitenant Van der Plank, officier van gezondheid Ujlaki; sergeant-majoor Van der Wyst, sergeants Van Lith en Wentzler, fourier Sablerolles, korporaals Michels en Frentzel, ziekenoppasser Loverink, (allen als vermist opgegeven in de Nederlandsche Staatscourant van 4 dezer) en 49 mindere militairen. De namen der minderen zyn gevraagd. De kapitein Lindgreen capituleerde wegens gewonden en gebrek, onder beding echter vaa vryen aftocht, mits overgave van wapens aan Anak Agoeng K'toet (den kroonprins van Lombok), doch werd daarna gevangengezet en eerst thans vrygelaten en naar Kalé gebracht. Hy liet daar achter sergeant (A) Schar (in de Nederlandsche Staatscourant van 4 dezer als gesneuveld opgegeven) en 15 inlandscho minderen, die allen gewond waren, en bracht een brief van den vorst mede, waarin do vrylating voorgesteld werd als een bewys van vriendschap. Deze brief is niet beantwoord. 3) Zyne trekken namen eene spottende uit drukking aan, toen hy nu opstond en, don door angst gefolterden blik van Wartenberg vfiandig ontmoetend, er by voegde: „Tusschen ons is geene uiteenzetting noodig wie zich voor het geval, dat Katharina op hare vlucht den dood vond, een verwyt te maken heeft. Gy waart het voorwerp van haren hartstocht, dien zy boeten moest." Daarmede keerde hy Wartenberg den rug toe, die als 't ware gebroken naar lichaam en ziel het slot verliet, om onvorwyld op eigen hand zyne nasporingen voort te zetten. Aan rondtrekkend dievengespuis was in dien tyd geen gebrek, maar slechts in zeld zame gevallen gelukte het aan de onmachtige justitie, de misdadigers in handen te krygen. Wel richtte de opperkanselier te Praag, Ruppa, by wlen de heer Von Wartenberg onmiddeliyk aangifte had gedaan, aanschryvingen aan de politie in het district, om Katharine's moor denaars op te sporen, maar alle maatregelen bleven vruchteloos. Zoo bleef de sluier van het geheim, die de misdaad bedekte, oncpgelicht. Grootere emoties en zorgen voor de voorbereiding van den stryd tegen de keizeriyke troepen, die onder Buquoi en Dampierre Boheme binnen rukten, beheerschten de gemoederen te zeer, aan dat men aan de misdaad, die slechte enkelen hard trof, langer dan dagen of weken dacht. Ook Albrecht Von Smirczicky scheen in de algemeene oorlogzuchtige geestdrift het verlies der zuster spoedig vergeten te hebben. Hij stond in het begin van Augustus aan het hoofd van het malcontentenleger voor Praag, welke stad, evenals Pilsen, den keizer trouw gebleven was. Weinige gevechten waren voldoende geweest, om maarschalk Dampierre van de muren van Praag to verdringen. Daarop begonnen de troepen der Boheemsche land- stenden in den herfst met de belegering van Pilsen, en Albrecht Von Smirczicky ontving reeds b(j den eersten aanval op de stad, den 7den November 1618, eene levensgevaarlijke verwonding. Hen transporteerde den zwaar gewonde naar het slot Chotielitz. Evenals zoo menig duister raadsel op het laatste bed zijne oplossing vond, zoo geschiedde het ook hier. Albrecht Von Smirczicky lag verlaten, slechts door een ouden bediende en zijn chirurg verpleegd, op het sterfbed. Niet alleen de ernst van het naderende doodsuur, ook andere omstandigheden, die het brekende hart van den yzeren man bestormden, wekten zjjn verlangen, zyn geweten vóór het ver- scholden te ontlasten. Het was in den nacht van den 18den Novem ber, toen Smirczicky's bediende in Dimokur toelating verzocht en graaf Wartenberg be zwoer, hem onmiddellijk naar Chotielitz, waar de stervende Smirczicky hem verlangde te spreken, te volgen. De schokkende indruk, dien Wartenberg by bet binnentreden der ziekenkamer ontving, deed zyn haat tegen den man, die nog op het laatste oogenbllk tot inkeer scheen te komen, spoedig verdwijnen. Met moeite stak de gewonde, die den stempel van den beginnenden doodsstryd op het voor hoofd droeg, hem de hand toe. „Heb dank, dat gy gekomen zyt," hygde hy. „Tevergeefs zond ik naar Salome, opdat zy by my zou komen, om nog vóór myn verscheiden weer goed te kunnen maken, wat ik aan Katharina misdeed. Zy heeft gewei gerd my nog eenmaal te spreken. Het is maar al to duideiyk zy wil het offer van myn toorn niet teruggeven Katharina moet tot de dooden behooren, opdat Salome de eenige erfgename van myne bezittingen biy vel Uitgeput sloot de zieke de oogen, terwyi Wartenberg zyne handen vatte en geschokt uitriep „Ga voort, by alles, wat heilig is spreek 1 Leeft Katharina? Waar is zy? Wek uwe levensgeesten op!" Nadat de chirurg den stervende eenige lepels wyn gegeven had, keerde zyn bewustzyn terug en kreeg hy de noodige kracht, om zyne bekentenis te voleindigen. Ofschoon hot afgebroken zinnen waren, die aan zyn stuip- Irekkenden mond ontsnapten, kregen Warten berg en de beide verplegers van den graaf toch een duidelyk beeld van alles, wat voor gevallen was. Katharina's halsstarrigheid had Smirczicky's despotische scherpzinnigheid tot het uiterste geprikkeld. Met al de boosheid, welke alleen de jaloerschheid en de gekrenkte liefde in de borst eener vrouw vermogen te wekken, had Salome den haat van haren broeder tegen Katharina weten te verscherpen. Aan de laatste was elke poging, Wartenberg te schry- ven, afgesneden. Na een heftig tooneel tus schen Albrecht en Katharina, waarby deze met trots van hare voorgenomen vlucht naar Wartenberg gesproken en Smirczicky haar met onterving gedreigd had, had de in woede ontstoken graaf, door Salome's arglistige in blazingen opgestookt, inderdaad zyn testament geschreven, waarin hy Katharina oods en voor altyd als onterfd verklaarde en Salome tot universeele erfgenamo benoemde. Op denzelfden dag, waarop vervolgens Salome de hour hart koud latende verbintenis met baron Slavata sloot, waren Katharina's heimelyke toebereidselen voor do vlucht ont dekt. Onder anderen had eene dienstbode van bet slot de gravin kostbaarheden en goud stukken in een kistje zien inpakken. In overleg nu met Salome en den eveneens ingewyden baron Slavata, had Albrecht, door eene aan waanzin grenzende verbittering over mand, eene gewelddaad voorbereid. Met het vallen van den avond werd door den graaf een overdekt wagentje, schynbaar met uitrustingsgoederen voor Salome beladen, naar het kruispunt van wegen gezonden, dat Katharina by hare vlucht naar Dimokur nood- zakelyk moest passeeren. Opdat in de eerste plaats de sctayn van eene overrompeling door roovers gewekt zou worden, was aan de beide bedienden van Slavata, die het schelmstuk moesten volvoeren, opgedragen, het kistje, dat Katharina by zich had, open te breken en het geledigd op de plaats der overrompeling achter te laten, Katharina echter spoedig den mond te stoppen, haar in den overdekten wagen te worpen en met de gevangeoe den weg naar Schlunitz en van daar onmiddeliyk naar het slot Koschumberg voort te zetten. Tegen middernacht hadden bedienden do gravin zien wegsluipen. Alles was vervolgens naar wensch gegaan. Daarby moet de onvoor ziene omstandigheid, dat Katharina zich togen hare aanvallers verweerd had en den oen met een dolk een steek in den arm toebracht, zeer gelegen gekomen zyn. Door de achter; gelaten bloedsporen was de illusie, dat eens aanranding door roovers plaats gevonden had, volkomen bereikt. „Dus wordt Katharina heimeiyk in het slot Koschumberg door Salome gevangen- gehouden?" vroeg graaf Wartenberg, toen graaf Albrecht, uitgeput, zpn bericht afbrak. De zieke neigde bevestigend het hoofd. „En wat was uw voornemenvroeg War tenberg verder, „wildet gy uwe zuster levens-' laug in den kerker laten smachton?" „In myne toomelooze woede was ik niet in staat helder te donken," fluisterden Albrechts lippen, „zoodat ik my niet afvroeg, wat verder van Katharina zou worden. Alleen dit eene wilde ik voor onbepaalden tyd verhinderen, dat zü u toebehoorde. Thans, nu ik ga sterven, deins ik huiverend voor den waanzin van myn haat en voor zyne gevolgen terug. Katharina is nu geheel in Salome's on moe- doogenlooze handen. Zweer my, dat gy den kerker mynor zuster opent roep de wetten van ons land te hulp - myn testament, ik gaf het aan Salome op den dag van haar huweiyk, het mag niet blyven bestaan!" (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 7