N°. 10595.
Donderdag O September.
A°. 1894-,
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
De jaarmarkt te Leerdam.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon por 3 maanden1.10.
Franco per post
Afzonderlyko Nommers
1.40.
0.05.
PRUS DER AD VERTENTIEN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Groot6re
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseoren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
In „Brieven uit do Hofstad" aan de Am-
hemsche Courant lezen we o. m.:
Staan wy, Hagenaars, weder voor eene
aanstaande kentering in de publieke opinie
ten aanzien van oen onderwerp, waarover
tot nog toe allen het ééns schenen te zyn
de gr ach t dem p i n g? Het hoeft er inder
daad den schyn wel van. Met de lang niet
gemakkelijke vereeniging „Schuttevaor" -
het is natuurlijk dat schippers, die hun vak
in al zijne fijnigheden verstaan, niet gemak
kelijk zijn af te schepen - is 't begonnen.
Zy hebben een adres tegen de demping der
grachten by ons gemeentebestuur ingediend,
en eenige handeldrijvende en neringdoende
Hagenaars hebben dat voorbeeld al gevolgd,
't Is alsof men nu eerst gaat beseffen van
hoeveel waarde grachten z(jn voor het ver
keer in de steden, dat het ontworpen kanaal
tot aansluiting van de residentie aan let
groote geheel der Zuid-Hollandsche verkeers
wegen te water, de diensten van de water
wegen door de oude stad heen ln 't minst
nlot overbodig maakt. Het 20U mij waarlijk
niet verwonderen, zoo deze anti demping
beweging grooten omvang verkreeg. Want
zoo men tot nog toe altoos op het dempen
van de stinkende grachten aandrong, ge
schiedde dat uitsluitend omdat ze stinken,
niet omdat ze grachten zijn, en zoo men bij
de Haagsche bevolking de overtuiging vestigen
kan dat door don aanleg van een doelmatig
rioolstelsel de grachten, die nu niets meer
dan open riolen zijn vol onaangenaams voor
de zintuigen en vol gevaars voor de gezond
heid, zouden kunnen behouden blijven als
frissche, heldere waterkanalen, zeer gerieflijk
voor het verkeer, gelegenheid gevende tot
goedkoop transport van allerlei koopwaren,
verhuisboedels, enz., enz., dan denk ik dat
de geheele bevolking, althans van de oude
stad, adhaesie zal gaan betuigen aan don
door „Schuttevaer" geopenden kruistocht vódr
het behoud der grachten. Doode eindjes,
zooals de sloot langs den Paleistuin, konden
dan wel verdwijnen, zooals dit genoemd
eindje, waarlangs men nu al eene schutting
aan 't opslaan is, die met de gewone vlug
heid van onze fabricage vóór het einde dezer
eeuw stellig wel uit de rij der Haagsche
wateren zal verdwenen zijn.
Ik sprak daarovon reeds over de lijsten
van verjaardagsridders. Wanneer
men de talrijke kolommen met verleende
onderscheidingen in de couranten leest, gaat
men meenen dat, op dezen voet voortgaande,
welhaast de geheele meerderjarige, althans
de ambtelijke, bevolking van Nederland ridders
zijn zullen. Maar daarbij viel m(j voor dit
maal eene opmerking te binnen, die ik eens
van een oud heer vernam, dat de onbillijkheid
en onmogelijkheid van deze officióele onder
scheidingen niet zoozeer daaruit bleek, dat
personen zonder verdiensten gedecoreerd
werden, maar juist uit de ongedecoreerd
gebleven mannen vn.i verdienste. In do lijst
van Koningins verjaardag van 1894 kan ik
zoo dadelijk een tiental personen aanwijzen,
die al lang geleden aanspraak op oeno offlciêele
onderscheiding bezaten, en die in elk geval
veel hooger staan en veel meer voor 's lands
belang gopraesteerd hebben dan een aantal
hunner lotgo' ooten van dien dag.
Po „Haagsche Kroniek" der Nieuwe Gro
ninger Courant geeft het volgende te lozen
Hadden de Indische berichten in vele krin
gen rouw gebracht, de Staatscourant bracht
in zoovele andere weer vreugde door de lange
lijst van decoratlën, die tor gelegenheid
van den Koninginnedag zijn toegekend.
Natuurlijk was ook die vreugde niet onver
mengd. Velen, die geene orde ontvingen en
er aanspraak ophadden of meenden te
hebben, zijn verstoord; velen ook ontevreden
met de hun toegekende onderscheiding en
'c zou mij niet verwonderen, als enkelen
hunne medaille zelfs opborgen in den achter
sten hoek van hun lessenaar. Het is ook nogal
vreemd, dat men sommige achtenswaardige
personen, van minstens even goeden stand
en positie als bijv. do hoofdonderwijzer te
Moerdyk, met oeno medaille hoeft afgescheept.
Ware hot nu nog eene broederorde van den
Ned. Leeuw, met de daaraan verbonden jaar
wedden en weduwe-uitkeering, zou menigeen
zich troosten, maar eene medaille zal voor
menig verdienstelijk man, op wiens borst ook
een kruis niet misplaatst ware geweest, eonn
bittere teleurstelling zijn geweest. Dat ook do
journalistiek ditmaal is gepasseerd en alleen
één oud-uitgever eoner courant is geridderd -
ga ik liever stilzwijgend voorbij. Langzamer
hand raakt do pers aan de miskenning haroi
verdiensten voor Vorstenhuis on Vaderland
gewoon. Het heeft mij ook getroffen, dat men
van deze gelegenheid geen gebruik beoft ge
maakt om oen in hooge mate miskend man
eene kleine voldoening te schenken. Ik bedoel
don gepens. hoofdingenieur der marine, den
heer Breloo, die als 't ware uit den dienst
is geduwd, om ja, waarom? en die thans
blijkt de oenige bouwmeester te zijn, dio ons
in do laatste jaren een goed oorlogsschip heeft
weten te verschaffen.
Voorts zegt de Haagsche briefschrijver dier
courant
Er is weinig of geen politiek nieuws. Alleen
heb ik dezer dagen uit eene zeer vertrouwbare
bron vernomen, dat in het weldra te openen
nieuwe parlementaire zittingjaar van eene
regeling van het kiesrecht niets zal komen.
Aan de gewestelijke besturen toch zjjn, nog
zeer onlangs, nieuwe en veelomvattende op
gaven gevraagd, waarvan de bewerking maan
den en maanden vorderen zal. Trouwens, oen
politiek medestander van mr. Van Houten
gaf m(j voor eenige dagen de verzekering,
dat de Minister van Binnonlandsche Zaken
zichzelven een termijn van twee jaren heeft
gesteld voor de indiening van zijne kiesrecht
regeling.
Daarentegen verwacht men bij do aan
staande Troonrede wel de aankondiging van
eene regeling der gemoente financiën,
dio dan ook dient voor te gaan, nu 't ge
meentelijk kiesrecht samengekoppeld wordt
aan het politieke.
Verder schrijft hij
Niet onwaarschijnlijk is het, dat de Lom-
hokgebeurtenissen op den loop der
politieke aangelegenheden van merkbaren In-
vlood zullen zijn. Alle partijen zullen met
kracht willen samenwerken om de Regeering
in dezen mooilijkon tijd te steunen en zoo is
't zeer wel mogelijk, dat men de groote staat
kundige strijdvragen zal laten rusten, om
alleen te overleggen op welke wijze ons ge
zag het best in Indié te handhaven. Voorts
mag men aannemen dat het hooge Marine-
budget, hetwelk der Kamers zal worden aan
geboden, in de gegeven omstandigheden geen
ernstig bezwaar zal uitlokken en zulks te
minder, omdat, naar ik vernam, do Minister
van Marino bij het doen zjjner voorstellen is
to rade gegaan met de specialiteiten in de
beide Kamers.
De Haagsche Courant schreef onder het
hoofd „Linljes":
Vermoedelijk zullen, vooral nu 't tegen
woordig by 244 tegeiyk gaat, velen geene
byzondere waarde meer hechten aan de
lintjes, die zooals De Boodschapper uit
drukte „by'wyze van onderscheiding" worden
uitgedeeld.
Zy, die aan H. M. den (o. i. niet verstan
diger) raad gaven, om er zoo gul mede te
zijn, hebben echter eene andere opvatting
daarvan, of onderstellen minstens dat de be
volking er eene andere opvatting van heeft.
Zy moeten er wél hooge waarde aan hech-
toii, of schynen te hechten.
En in dien gedachtengang nu is 't uiterst
bevreemdend en zelfs stuitend, te zien dat
23 officieion van hot Nederlar.dsche leger,
die gelukkig nooit geroepen zyn geweest
om in ornst hun beroep uit te oefeneD, voor
oen of ander kruis door hunnen minister
worden aanbovolen, en zelfs 6 schutter-offi-
cieren, maar slochts drie officieren van het
Indische leger. En dit ddo. 29 Augustus 1894,
toen Nederland eerst het dappere Indische
leger had toegejuicht voor don zegopralenden
intocht te Lombok en nu eerbiedig hulde bracht
aan de dapperen, die ten prooi waren ge
weest aan den aanval der Balineezen, waarby
ongetwyfeld door monigen militair heelwat
moor „moed" en „beleid" is aan den dag
gelegd, dan ooit van het geheele Nederland-
echo leger en do schuttery samen is gevergd.
Natuurlyk komen daarvoor later wel de
verdiende belooningen.
Maar 't maakt toch een pynlykon indruk,
juist op dit oogenblik te moeten opmerken,
dat de ministers weer zoo bitter weinig ge
dacht hebben aan het Indische leger.
Toen de opbrengst der vermogensbe
lasting met 18 ton tegenviel, werd al
spoedig de opmerking gemaakt, dat dan toch
vele vermogenden den fiscus om den tuin ge
leid hebben.
Dat dit gebeuren zou, was to donken;
oneeriykheid tegenover don fiscus wordt door
velen niet golykgesteld met diefstal, ofschoon
het feitelijk niets anders is dan diefstal, ge
pleegd ten nadeele van den Staat.
Maar, evenals de minister van financiën van
tyd tot tyd aangenaam wordt verrast met de
toezending van een postwissel of een aange-
teekenden brief met geldswaarde „wegons te
weinig betaald successierecht" komen er nu
ook van die bokoorlingon, dio door bodryfs-
en vermogensbelasting worden getroffen.
Zoo zond B. P., te A.> een bedrag van f 765,
wogens te weinig betaalde bedryfsbelasting
nogal geene kleinigheid! on N. N., te Am
sterdam, ƒ106.99 wegens verschuldigde ver
mogensbelasting ovor 1893.
Dat is een hoopvol begin!
Het volk noemt dat „bloed voor zyn hart
krygen."
't Is zeer wenscheiyk, dat aan de schatkist
meer zulke buitenkansjes ten doel vallen en
dat vele belasting-ontduikers „bloed voor hun
hart krygen." De publicoering van berichten
omtrent zulke berouwvolle zondaars kan voor
anderen heilzaam wolken meent De Delft-
sche Opmerker.
In het September nummer vau De Gids
bespreekt mr. N. G. Pierson de vraag, of
werkeiyk de koopkracht van het goud
gerezen issedert wanneer en hoeveelen
of de oorzaak der ryzing ligt by het goud,
by de goederen of by belde, m. a. w. of het
algemeene peil der pryzen is gedaald, omdat
het goud schaarschor werd, omdat de
goederen overvloediger werden tegenover do
vraag, of wel omdat het een en het ander
geschiedde?
De 6chryver komt o. a. tot de conclusie,
dat, daargelaten de periode 1871-'75, de
koopkracht van het goud in do jaren 1861
tot 1883 tamelyk standvastig is gebleven.
Daarop is eene ryzing gevolgd, die echter
voor 1884 1891 niet hooger kan worden
gesteld dan op 16 pet. ongeveer.
„Ik kan niet instemmen", zegt mr. P., „met
de voorstolling, die men ons geeft van het
algemeen beloop der pryzen, en van de oor
zaken, waardoor die loop is teweeggebracht.
Naar de volledigste opgaven, waarover wy
beschikken, i3, behoudens het abnormale tyd-
vak 1871 '75, het prijsniveau eerst na 1883
gedaald, en die daling is uit oorzaken, die
niet met het geld, maar met de goederen
verband houden, volkomen te verklaren. Wel
zyn In do laatste twintig jaren belangryke
goudbehoeften ontstaan, maar ook in de voor
afgaande periode ontstonden die, en evenals
toen werd daarin door nieuwen toevoer voorzien.
De goudproductie is tot 1883 verminderd,
dat valt niet tegen te sprokenmaar later is
zy toegenomen, en wel in zóódanige mate,
dat zy nu meer bedraagt dan ooit te voren.
En nog altyd is zy klimmendehet laat zich
voorzien, dat zy woldra het cyfer van 400
millioen zal bereiken, ruim een vyfde meer
dan gemiddeld van 1851'00 verkregen werd.
De rykdom der Zuid Afrikaansche mynen over
treft alle verwachtingen; men neemt aan dat
zy in 1894 4,000,000 doll, zullen opleveren en
dat eene roeks van jaren kan verloopen, eer
zy zyn uitgeput. Ock in West-Australië ont
wikkelt de goudproductie zich krachtig; in
1890 werd voor 86,000 pd. st. uitgevoerd, in.
1893 voor 421,000 pd. st., en men verwacht
nog veel hooger cyfers in de naaste toekomst.
Hoedanig ook de verhouding tusschen vraag
en aanbod tien of twaalf jaren geleden zjj
geweest, thans heeft stellig het aanbod da
overhand."
Het blykt dat mr. Pierson in dit artikol
hetzelfde standpunt verdedigt, als door hem
ingenomen in de onlangs te 's-Hage gehouden
meeting over het muntvraagstuk.
Met het streven naar eene bi metallieks
munt unie tusschen alle beschaafde landen
kan de schryver zich wel vereenigen; van
zulk een „bimetallisme" is hy nog steeds
een overtuigd voorstander. Maar de moeilyk-
heid acht hy gelegen in het vinden van den
bruikbaren grondslag:
„Do oude verhouding van 115'/, kan niet
moer dienen; want door eene bimetallieke
unio te sluiten op dien voet, zou men in ge
heel Azië, met uitzondering alleen van Neder-
landsch-Indië, eene appreciatie van geld teweeg
brengen van ruim 100 pet. (In Britsch-Indië
iets minder, daar sedort ruim een jaar do
Munten er voor het zilver gesloten zyn). Eeu
bimetallist, die zyn stelsel bepleit om geld-
appreciatie te koeren, is de laatste, die zoo iets
mag aanbevelen. Maar nam men, zich aan
sluitende by do feitelyke verhouding (132),
den grondslag van byv. 1 25, dan zouden
alle Staten met zilveren teekenmunt, die 06ne
lagere verhouding hebben, öf hun goudgeld
moeten verzwakken, èf hun zilvergeld in do
evenredigheid van 15'/j, 15s/e of 16 tot 25
moeten verzwaren. Natuurlyk komt alleen
dit laatste in aanmerking, maar is daaraan
een oogenblik te denken? Cyfer ik goed, dan
zou het aan Nederland kosten, ongerekend do
koloniën, ongeveer 42 millioen gulden; aan
Frankryk ongeveer 950 millioen franken. Do
Fransche minister van financiën moet nog go-
boren worden, die aan de Kamers durft voor
stellen eene leening te sluiten van byna een
milliard, om Frankryk te doen deelnemen aan
eene bimetallieke unie cp den grondslag van
1 tot 25."
Een middenweg zou volgons mr. Pierson
te vinden zyn, door ln Europa aan de cen
trale banken en in de Vereenigde Staten aan
de treasury de verplichting op te leggen
tot aankoop tegen vaste pryzen (hooger noch
lager) van beido metalen. De mooilykheden,
die een plan in dien trant zou opleveren,
acht mr. P. niet onoverkomeiyk. Maar om
drie redenen betwyfelt hy, of het veel fcyval
zou vinden. Ten eersto, omdat hot ingewik
keld en moeilyk te begrüpon zou zyn; dan,
omdat het voor do banken alleen aannemeiyk
zou wezen, als de regeeringen haar waar
borgden tegen allo mogelyke verliezen, uit
hot aankoopen van zilver voortvloeiende; ex
eindeiyk, omdat het teekengeld teekengeld
blyven en geen standaardmunt worden zou.
Nam men als de verhouding aan 22, cf zelfs
20, altyd zullen vier Nederlandsche ryksdaal
ders Intrinsiek nog veel minder waard zyn
8)
Jaren achtereen verliepen er tenminste,en
dit geheele voorval begon reeds in vergetel
heid te geraken, zelfs in die streken, welke
er het tooneel van geweest waren, en nog
hield een ondoordringbare sluier de byzonder-
hedon dezer misdaad voor het oog der ster
velingen verborgen. Reeds scheen het byna
onmogeiyk, dat ooit de daders van dezen
moord ontdekt konden worden. De gruwel
daad was in de eenzaamheid en in de duis
ternis van den nacht gepleegdniemand was
er getuige van geweest niemand dan de
Alomtegenwoordige alleen.
Doch wie ook den jongeling mocht hebben
vergeten, en schoon geene naaste betrekkin
gen een traan aan zyne nagedachtenis gewyd
hadden ik dacht nog dikwerf met eene
treurige gewaarwording aan hem terug, en
in menigen nacht tooverde myne verhitte
verbeeldingskracht my zyne gedaante in den
slaap weder voor oogen, geiyk ik haar voor
het laatst gezien had, bleek en koud uitge
strekt liggende, en met alle teekenen van
gewelddadig om het leven gebracht te zyn.
Eindelyk waren er omstreeks negen jaren
sedert dit voorval verloopen. De rampzalige
toestand, waarin destyds ons vaderland ver
keerde wegens de onophoudelyke onlusten,
ie er alom plaats hadden, en waarin schier
eik zelfs tegen wil en dank gewikkeld werd,
hadden ook myne gedachten reeds sinds ge-
ruimen tyd geheel afgetrokken van de ont
zettende gruweldaad, die ze zoolang onledig
gehouden had. Op het onverwachtst echter
werd ik er opnieuw aan herinnerd en ver
nam nu tevens, dat de daders ontdekt waren,
alsmede welke omstandigheden tot deze ont
dekking aanleiding gegeven hadden.
Een myner vertrouwdste vrienden woonde
to dien tyde te Leerdam, een klein stadje, in
het zuidoosteiyk gedeelte der provincie Hol
land gelegen. Dezen had ik, geiyk aan zoo
vele anderen myner bekenden, meermalen de
gebeurtenissen medegedeeld, die ik thans ver
haald heb, en zy waren hem dus tot in de
geringste byzonderheden bekend.
Daar zyne tegenwoordigheid dikwerf in
myne toenmalige woonplaats voreischt werd
en ook ik wederkeerig hem van tyd tot tyd
een bezoek bracht, gingen er zelden twee of drie
maanden voorby, dat wy elkander niet zagen.
Doch de hevige onlusten, waarvan ik zooeven
gewaagde, en die juist nu den hoogsten trap
bereikten, hadden ook hierin eene verandering
teweeggebracht, zoodat het meer dan een
halfjaar geleden was, dat wij elkander be
zocht hadden. Intusschen had het binnenruk
ken der Pruisische troepen en de daarop ge
volgde omkeering van zaken in de Republiek
plaats gehad. Meermalen had ik met myn
vriend gesproken over de treurige wanordeiyk-
heden, waaraan ons vaderland ten prooi was;
ja, schier altyd liep ons gesprek gedurende
de laatste tyden alleen over dit onderwerp.
Ik was dus zeer verlangend my eens in een
vertrouwelyk gesprek met hem te onderhou
den over de jongste omwenteling en de gebeur
tenissen, die haar veroorzaakt hadden. Op
zekeren avond het was in het begin van
October kwam myn vriend dan ook ein
delyk opdagen. Juist had men het bericht
ontvangen, dat de stad Amsterdam, hoewel
niet dan na vooraf kloekmoedig tegenstand
geboden te hebben, met den hertog van Bruns-
wyk eene overeenkomst getroffen en Pruisi
sche troepen binnen hare veste ontvangen
had. Dit bericht, ofschoon men het wel te
gemoet had gezien, had echter niet weinig
beweging verwekt en zweefde op aller tong.
Ik wilde het gesprek dus terstond op dit
onderworp en op de overige belangryke ge
beurtenissen der laatste dagen brengen; doch
myn vriend viel my in de rede, my te kennen
gevende, dat hy my vooraf iets mede te
deelen had, dat hy vertrouwde dat myne be
langstelling in geene geringe mate zou wek
ken. Toen ik hem eene nadere verklaring
dienaangaande verzocht, verhaalde hy my
het volgende:
„Gy kunt nog niet vergeten zyn, dat gy
my een- en andermaal eene ontmoeting hebt
medegedeeld, die gy vóór acht of negen jaren
met een jongmensch gehad hebt, die weinige
dagen daarna op zulk eene treurige wyze om
het leven kwam. Tevergeefs werd het nauw
keurigst onderzoek naar de personen, die
dezen ongelukkige verraderiyk vermoord had
den, in het werk gesteld; zy bleven geheel
onbekend. Men kon omtrent de daders slechts
gissingen maken, die bovendien nog op zeer
zwakke gronden steunden. TAans echter is
pp eenmaal de sluier opgelicht, achter welken
de omstandigheden van dezen moord zich
verborgen, hielden en de daders daarvan zyn
niet alleen ontdekt, maar hebben ook reeds
de welverdiende straf hunner gruwelen
ontvangen."
Myne nieuwsgierigheid werd door deze
woorden ten hoogste gespannen, en myn
vriend draalde niet lang daaraan te voldoen.
„Het zal vier of vyf jaren geleden zyn",
dus vervolgde hy, „dat zich zeker vreemdeling,
Christoffel Bleeker genaamd, in ons plaatsje
nederzette en aldaar een winkel in kruide
nierswaren en dergelyke noodwendige be
hoeften oprichtte. Het was een man nog in
den bloei zyner jaron, doch van een norsch
en allerhatelykst voorkomen. Eeuwig in zich
zelven gekeerd en, voor zoover zyn beroep
dat toeliet, alle verkeering met zyne mede
burgers vermydende, zag men hem hoogst
zelden huiten zyne woning, uitgezonderd in
de kerk; want de openbare godsdienstoefe
ningen verzuimde hy nooit. Bovendien woonde
hy met den meesten yver eonige zoogenaamde
oefeningsgezelschappen by, waar hy steeds
hevig uitvoer ook tegen de onschuldigste ver
maken zyner nieuwe stadgenooten. Men kan
begrypen, dat zulk een ongozellig wozen als
„grimmige Stoffel", zooals hy in de wandeling
genoemd werd, onder ons niet zeer gezien
was en, geiyk dat in kleine plaatsen niet
zelden het geval is, aanvankeiyk tot allerlei
gesprekken aanleiding gaf. Ook werd er nie
mand gevonden, die bepaald wist op te geven,
uit welke landstreek Bleeker eigenlykafkom
stig wa», en welke zyne kostwinning was ge
weest, eer hy zifih te Leerdam gevestigd had.
Dit alleen was bekend, dat by inzonderhe a
door toedoen van den Erfstadhoudor, aan wien
do stad en het graafschap van Leerdam in
eigendom toebehooren, de vergunning verkre
gen had, zich onder ons neer te zetten, h6t'.
geen anders wellicht eenige zwarigheid zotf
hebben opgeleverd. Daarom waren sommigen
van meening, dat hy vroeger in de eene cf
andore betrekking aan het stadhoudorlyfce
hof dienstbaar geweest was, terwyi anderen
daarentegen volhielden en vele omstan
digheden schenen doze meening als het meost
met de waarheid overeenkomstig te doec
voorkomen dat hy vroeger in zeedienst
geweest was, den slag by Doggersbank bygs-
woond en zich daardoor de voorspraak en
bescherming van den Prins verworven had.
Dit alles waren echter Blechts gissingen, want
Bleeker zelf had zich nooit met een enkel
woord over zyn vroegeren levensloop uitgelaten?'
Omstreeks een jaar was er verloopen sedert
hy zyn verbiyf onder ons gevestigd had, toen
van tyd tot tyd een ander vreemdeling, die
zich Roelf Zeegors noemde, in ons stadje
verscheen. Hy was van beroep paardonkooper
en scheen niet onbemiddeld te zyn, althans
hy dreef een vry aanzienlyken handel. Daar
nu, gelyk u bekend is, onze landstreek uiter
mate geBChikt is tot het aanfokken van paar
den, hetgeen eene voorname bron van bestaan
voor de ingezetenen uitmaakt, was het niet
te verwonderen dat Zeegers, wiens beroep dit
medebracht, op alle markten, 100 te Leerdam
als in de nabuurschap, gevonden werd.
1 Vervolg ommezijde.)