N*. 10586.
Maandag 2^ Augu»tus.
A". 1894.
t§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fpn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
F" euilleton.
Vertelling uit het jaar 1899.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PBIJS DEZKR COURANT:
Voor Leidon per 8 maanden. f 1.10.
Franco per post.
Afzonderlijke Nommer» 006'
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 1 6 regels f 1.05.
letters naar plaatsruimte,
wordt f 0.05 berekend.
Iedere regel meer f 0.17}. Grootere
Voor het incasseeren buiten de stad
Het is altijd verkeerd van iets te veel
te gebruikenvooral is dit echter met
fruit, al is het ook nóg zoo rUp, het geval,
inzonderheid evenwel in tijden van ziekten.
Eet Nieuws van den Dag maakt de vol
gende opmerking, welke niet uitsluitend voor
Amsterdam van nut is, nu overal peren en
pruimen voor een koopje (twee, drie centen
het pond) te krijgen zt)n
Zeldzaam groot is tegenwoordig de aanvoer
van pruimen. Dat ontwaart men het best
In onze achterbuurten, waar venters met
volgeladen handkarren elkander bfina ver
dringen. Z(j worden voor twee centen het pond
verkocht en natuurlek door de argelooze jeugd
overdadig gegeten. Als men dat half-rüpe
en half onrflpe fruit zoo roekeloos ziet ge
bruiken, dan huivert men bfl de gedachte aan
de cholera, die hier reeds enkele offers koos.
Onzo berichtgever herinnert zich, dat, toen
de cholera, een vijftig jaar geleden, voor het
eerst te Utrecht uitbrak, er ook belangrijk
veel fruit was. Het Gemeentebestuur liet
toen, zelfs bjj bekkenslag, tegen het roe
keloos gebruik van fruit waar-
Bchuwen; 't hielp niet, ook al zag men het
getal slachtoffers onrustbarend toenemen. Toen
werd de aanvoer van fruit streng verboden;
wat tuiniers uit den omtrek der stad trachtten
binnen te smokkelen, werd verbeurd verklaard
en naar de Stadsaschbelt vervoerd. Wijn
manden vol met de prachtigste perziken en
abrikozen uit de tuinen der particulieren,
werden, na ongenietbaar te ifln gemaakt,
met de vuilniskarren weggehaald.
En al is het gevaar nu nog niet zoo drei
gend, op de keurmeesters rust toch de plicht
om met nauwgezetheid op den aanvoer van
onrijp fruit toe te zien.
Aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant (we
hebben het in ons vorige overzicht gelezen)
word bericht dat de examens voor de
hoofdonderwijzers-akte te Breda
gemakkelijker zouden zijn dan in de andere
vijf steden, waar geëxamineerd wordt, zoodat
een onderzoek wel nuttig zou wezen.
De Amhemsche Courant schrijft dienaan
gaande
Men zal eerst dionen te vragen op welke
gronden de berichtgever der N. Rott. Ct. z(Jn
beweron uit. Uit het getal geslaagden zou
men de toegevendheid der Bredasche com
missie niet kunnen afleiden, daar te Breda
in doorsnede niet meer slagen dan te Am-
hem, Zwolle of Leeuwarden. Met evenveel
techt zou men een onderzoek mogen eischen
naar de hooge eischen der Haagsche en
Arasterdamsche commissie, daar het niets
vreemds is dat van ploegen van 14 of 15 te
Amsterdam en 's-Hage 9 a 10 worden afge
wezen.
Ook zonder dus bijzonder waarde te hechten
aan de opmerking in de N. Rott. Ct. gelooven
we toch, dat er een spoorslag voor de Ro-
geering in ligt om afwisseling te breDgen in
de samenstelling van het personeel der
examen-commissiën. Zjj ontgaat daardoor het
verwijt van eenzijdigheid. Wanneer by her
haling de commissio te Arnhem uit bijna
dezelfde personen bestaat, dan zoekt men daar
meer achter dan er misschien in gelegen is
en brengt men het zelfs in verband met de
godsdienstige belydenis der examinatoren.
Dezen schijn vooral dient eene Regeering te
mijden.
Aan De Telegraaf wordt hieromtrent ge
schreven
In sommige bladen wordt beweerd dat de
examen commissie voor de hoofdonderwyzers-
akte te Breda een weinig de hand zou lichten
met de eischen van het programma. Daar
eene zelfde beschuldiging ook ten vorigen jare
werd uitgesproken, kan het zijn nut hebben,
te wyzen op de volgende cijfers, opgemaakt
naar de officiöele opgaven der Regeering.
Aantal geslaagden by de examens voor de
akte van hoofdonderwyzer in 1893:
Amsterdam 36,5 pCt.
's-Gravenhage. 37,7
Breda37,8
Arnhem43,5
Deventer 48,— w
Groningen 50,—
Het verhaal van den correspondent der
N. Rott. Ct. wordt door de Bredasche Ct.
lasterlijk genoemd en de redactie beroept zich
ook op de hierboven gegeven olficiëele cijfers,
om verder nog op te merken:
„Als de berichtgever van de N. Rott. Ct.
doet zooals hy moet doen, dan zal by erken
nen, dat de „Bredasche akte" minstens even
veel waarde heeft als die in andere provinciën
en zfln leedwezen betuigen, dat hy geschreven
heeft zonder voorafgaand onderzoek; de zaak
is te gewichtig, om zoo maar te blyven."
Onder het hoofd „Gevaariyko mededeelin-
gen" citeert de Amsterdamsche Courant de
ook in ons blad opgenomen correspondentie
aan Eet Nieuwsblad voor Nederland uit
Soestdyk omtrent onze jonge Koningin
en zegt daarna:
Afgescheiden van de onwaarschyniykheid
dat een „scherpzinnig" 14-jarig kind ver
band zou zien tusschen den moord op Camot
en het werpen van strooibiljetten, moest een
volksblad zich van dergelyke mededeelingen,
die, indien ze al waar zouden zyn, van te
intiemen aard zyo, onthouden.
Dat is in de oogen van hen, die ons volk
beter kennen en maar al te goed weten, dat
onze Koninginnen in hun land vry en on
gemoeid kunnen uitgaan, zelfs te voet, spelen
met vuur.
Do gedachte, door dergelyke berichten op
gewekt, dat iemand laaghartig genoeg zou
zyn er aan te denken eene hand naar ons
Koninginnetje uit te steken, is in staat de
volkswoede gaande te maken tegen de socia
listen, die hier by namen genoemd worden.
Daarom moest men dergelyke berichten
niet publiceeron.
Vooral niet, nu iedereen met groote vreugde
de geestdriftvolle ontvangst onzer Koninginnen
door de Zeeuwen in de dagbladen leest en
zyne oogen vaak vochtig voelt worden by die
talryke en oprechte uitingen van liefde en
verknochtheid aan bet aloude Oranjehuis.
Vooral niet, nu Amsterdam zich nog meer
dan andere jaren opmaakt om den aanstaanden
14den jaardag van onze jeugdige Koningin
met opgewektheid te vieren I
Naar aanleiding van hot in het Eandelsblad
door den heer C. W. Janssen geopperde, aan
onze lezers bekende denkbeeld, om door
werkloozen voor werkloozen te
laten werken, schrijft kolonel Oliphant
van het „Leger des Heils" aan het Edbld.
o. a. het volgende:
„Het is zeer moeiiyk zoodanig werk aan
de hand te doen, dat niet anderen, dat niet
de industrie er onder lyden, en tevens
om zulk een handenarbeid te verschaffen,
die verricht kan worden door de personen,
oie werkloos zyn.
Ook wat dr. J. zegt omtrent de verplaat
sing van arbeid, is niet ongegrond. Toch moet
het my echter van het bart, dat A., wanneer
hem het ongeluk hoeft getroffen, werkloos
te worden, hetzy door eigen schuld, of geheel
zonder zyne schuld, evenzeer recht van bestaan
biyft behouden als B., die nog steeds werk
heeft; on dat A. daarom niet eerst behoeft
to vragen of door zyn pogen om werk te
vinden, B. ook misschien workloos zou kunnen
worden.
Zoolang echter de vraag naar werk grooter
biyfc dan de to verkrygen hoeveelheid werk,
zoolang zal dit wel een ouoverkomeiyk be
zwaar blyven.
Ook de werkverschaffing, voorgesteld door
den heer dr. J., bestaande in het gelegenheid
geven aan werkloozen' om kleedmgstukken,
schoenen on derg6iyke voorwerpen te ver
vaardigen voor audore behoeftige personen of
gezinnen, ruimt deze moeilykheid niet uit
den weg.
Eene dergelyke werkverschaffing is en
b 1 y f t toch niets anders dan liefdadig
heid on is eigeniyk niet dan het geven
van eene aalmoes.
Zoolang er gegoeden zfln, die hun hart en
hunne beurs willen openen om de werkloozen
op deze wfize nuttig bezig te houden, aldus
in hun levensonderhoud te voorzien en daarna
de gemaakte artikelen om niet weg te geven,
zoolang zou zulk eene werkverschaffing kunnen
worden voortgezet en daarna zouden de arme
werkloozen weer terugvallen in hun ellendigen
toestand.
En of het zoo gemakkeiyk zou gaan don
werkloozen in zoo korten tyd in zooverre het
kleermakers- of schoenmakersvak te leeren,
dat zy in staat zouden zyn een draagbaar
kleedingstuk te produceeren, staat ook te
betwyfelen.
Niet te sterk kunnen wy de aandacht van
het publiek vestigen op het feit, dat de werk
loozen geene aalmoes begeerenwat ze vragen
isw e r k I Werk, waardoor hun tevens ge
legenheid gegeven wordt weder den voet te
zetten op de onderste sport van de maat-
schappeiyke ladder, waarvan ze, zy het door
eigen schuld, door drank, door concurrentie
of door welke oorzaak ook, zyn afgevallen.
Geen enkel plan tot leniging en opheffing
der maatschappelyke nooden komt my echter
voor meer kans van slagen te hebben, dan
het plan, door generaal Booth uiteengezet in
zyn boek: „In Engelands donkerste wilder
nissen en de weg ter ontkoming," welk boek
vier jaar geleden het licht zag, en dat niet
slechts „plan" is gebleven, maar dat, in die
vier jaren, met aanmoedigend succes in vele
landen over de geheele wereld verspreid, in
practyk is gebracht en dat ook in Nederland
werkeiyk reeds vele goede vruchten heeft
gedragen en nóg draagt."
Het Finantiëcl Weekblad der Haagsche
maat8chappy „Geldbelegging" bevatte dezer
dagen eene krachtige waarschuwing tegen
speculeeren in effecten, in eene beant
woording van de vraag„Wat zyn Premie
affaires?"
De Premie-affaires zyn men vat wel £oor
welke „belanglooze menschenvrienden" in
practyk gebracht om het speculeeren in effec
ten zooveel mogeiyk aan te moedigen. Ieder
speculant in effecten stelt zich voor geld te
verdienen. Yoor elko speculatie is evenwel
geld noodig. Niet altyd heeft men dit direct
ter beschikking, en in zulke gevallen neemt
men doorgaans zyne toevlucht tot koopen op
prolongatie. Na te hebben uiteengezet hoe dit
toegaat, zegt het Weekblad vorder:
„De kosten voor het sluiten eenor prolon
gatie bedragen gewoonlyk f 1 per 1000 en
per maand, terwyi do rente zich regelt naar
de meerdere of mindere geldiuimte en (lik-
wyis variëert van V/-i tot 5 6 pet. By
eene lage prolongatie-rente zyn dus de onkos
ten, op zulk eene speculatie vallende, niet
groot. Tot deze soort van affaires nemen
klein-kapitalisten dan ook dikwyis hunne toe
vlucht. En toch is er voor klein-kapitalisten
geene gevaarlyker speculatie te bedenken dan
het koopen van effecten op prolongatie.
„Daalt nl. het op prolongatie aangekochte
fonds, dan wordt gy aangesproken om sur
plus, d. w. z. dan moot ge weer zooveel
geld bypassen, dat de tot zekerheid gestelde
som steeds geiyk biyft aan minstens 10 pet.
van het bedrag, hetgeen voor den primitie
ven aankoop der effecten vereischt werd.
Ontbreken u de daartoe benoodigde gelden,
dan worden de op prolongatie gekochte
effecten door den prolongatie-gever verkocht
en wordt hot nadeelig verschil verhaald op de
door u tot zekerheid gegeven 10 pet. surplus.
„Honderden en nog eens honderden zyn
door deze manier van speculeeren hun ver
mogen reeds geheel of godeelteiyk kwyt
geraakt.
„De zware verliezen, door de klein-kapita
listen geleden, werden oorzaak, dat do spe
culatiezucht eonigsziDs begon te verflauwen.
Men begon in te zien, dat de beste bsreke-
ningen konden falen en dal eene speculatie,
hoe goed ook berekend, toch altyd hoogst
ODzeker biyft.
„Om nu de speculatiezucht by de kleinbe*
zitters weer op te wekken, werden aan de
Amsterdamsche Beurs de Premie-affaires in
practyk gebracht."
Eene Premie-affaire nu is feitelijk eene
speculatie in effecten, waarby men zich door
het betalen van eene vaste premie vrijwaart
tegen de groote verliezen, die men kan be«
loopen by het verkoopen op prolongatie.
Het Weekblad maakt ook deze dobbel*
methode door een voorbeeld duideiyk, en
besluit daarna hot artikel als volgt:
„Premie-affaires zyn zeer zeker te verkiezen
boven eene speculatie op prolongatie.
„Hoewel Premie-affaires feitelijk in practyk
zyn gebracht om den kleia-kapitalist de ge
legenheid tot speculeeren te openen" (lees:
tot speculeeren te verlokken), „vinden wy voor
den klein-kapitalist allesbehalve raadzaam,
zyne spaarpenningen in deze soort speculatie
te wagen. Want wagen blijft het altyd.
Men begint al reeds met het bedrag der premis
te betalendit bedrag is men in ieder
geval kwyt. Beweegt de koorc zich ln
dalende richting, dan hebt ge die premie ge
heel verspeeld. Ryst de koers ©enigs
zins, byv. of 1 pet., dan verliest go
nog altyd. Alleen by eene ryzing boven
1 */a Pct* begint uwe winst.
„Tegenover uwe k a n a op winst staan
dus twee kansen op verlies, nl. algeheel
verlies van het bedrag der betaalde premie,
als de koers van het gekochte fonds daalt, en
gedeelteiyk verlies van dit bedrag, als de koers
onvoldoende ryst. Het eenige, wat eeno Premie
affaire vóór heeft boven iedere andere specu
latie in effecten, is dat men zyn verlies
tot een vooraf bopaald bedrag beperkt; dat
men vooraf weet het maximum verlies, dat
men kau lyden, ingeval de speculatie mislukt."
Programma van Muziek uitvoeringen.
MUSIS SACRUM. Zondag 26 Aug., to half&oht,
door het St&fmnziekoorpa der dienetdoonde SohutterJj.
Direoteur de Heer Joh. O. Geyp. Eerste sfdeeling:
No. 1. „Krönungs-Mareoh" uit de Opera „Dof
Prophet" (1ste Uitv.), G. Meyerbeer; 2. Onvertaro
„Z&mpa", p. Hérold; 8. „Oarnav&lsbilder", Wals
(lste Uitv.). J. Strauss; 4. Fantaiflio eor les Romanoeo
sans paroles de F. Mondelssohn Bartholdy (lste
Uitv.), Joh. O. Geyp. Tweedo afdeeling: No. 5.
Ouverture „Les Diamante de la Couronno" (leto
Uitv.), F. Aubor; 6 Pilgerchor und Lied uit „Tann-
h&user", B. Wagner; 7. o. Air uit do Suite (lste
Uitv.), J. 8. Baoh; b. „Entr* aote 8evellaD&" uit
„Don Oésar de Bazan" (leto Uitv.), J. M&ssenet;
8. „Un eoir au Oh&teau-Gaillard", Simphonio
Dram&tiquo, Ad. Beliomck; 9. „Faokeltana", G.
Meyerbeer.
ZOMERZOBO. Dinsdag 28 Aug., to haLf&oht,
Harmonie concert ven het Stafmuziekcorps van het
4de Regiment Inf&ntorie. Directeur: do heer W. Van
Erp. Eerste afdeeliDg: No. 1. Marsch a. d. Oper
„Tannhauser", Wagner; 2. Ouverture „Der Frei*
eohütz", v. Weber; 5. a. Frühllngalied, Gounod; b
Variations (arr. Mann), Haydn; 4. Grando Valse
Erill&nte, op. 18 (arr. Vink) (lste Uitv.), Chopin;
6. Fantaiaie sur „L'Afncaine", Meyerboer. - TwceJo
afdoeling. No. 6. Ouvorturo de l'Opéra „Mignoo"
(arr. Violt) (lste Uitv.), Thomas; 7. „Coemopolls",
DlvortijB8ement Allogono, Mann; 8. a. Zwoi Molodiëa
(arr. Oostelaar), Griegb. Maroho Hougroise9.
Fantaiaie de l'Opéra do WagDer „LohoDgrin", Mann.
8)
De kern der eerste komeet van 1866,
waarop het in ons geval aankomt, bevindt
tich, volgens het spectraalanalytiech onder-
Zoek van Huggine, in den toestand van
gloeiend gas; de vergiftige koolwaterstof
gassen, die naar het schijnt by alle kometeD,
dus ook by deze, in aanmerking komen,
kunnen dus .zeer goed de aardatmosfeer ver
giftigen en millioenen menechen vernietigen.
De botsiog zelve zou stellig een schouwspel
ten gevolge hebben, waarby de ondergang
van Herculanum en Fompeji kinderspel ge
noemd kan worden. Eene verschrikkelyke
aardbeving zou de bewoners van alle deelen
der aarde doen ontstellen, de aardkorst zou
op vele plaatsen verpletterd worden en de in
bet binnenste der aarde gloeiende vuurstof op
duizenden plaatsen naar buiten dringen. Doch
vreest niet, dames en hoeren, ik beweer alleen
de mogelykheid eener botsing, niet hare waar-
Bchyniykheid, en deze mogelykheid zullen al
de astronomen der wereld, ook wanneer zy
nóg zulke dikke boeken tegen my schryven,
tty niet kunnen betwisten."
„In dit geval - well" viel hier de stem
van professor Kühnemann hem in de rede.
„Dan verzoek ik u, het te beproeven, ge-
eerde collega", riep Grosser den ouden heer,
die zich opgewonden naar den katheder spoedde,
vriendeiyk toe. „Want ik ben met myne uit
eenzettingen klaar." Weer hoorde men, be
halve den by val der aanhangers, hier en daar
gesis, maar slechts zoo kort, dat professor
Kühnemann ongestoord de sprekersplaats
innemen en onmiddeliyk met zyn antwoord
beginnen kon.
„Geachte vergadering I De talryke deelne
ming bewyst de groote belangstelling in het
onderwerp op dezen avond. Ook is dit onder
werp waarscbynlyk interessant genoeg, maar"
hier verhief de professor zyne stem
„gewichtig en actuoel is het niet!
„Oho!" riep hier een van Grossers aan
hangers lachend.
„Zwyg, totdat go er iets van begrüpt",
voegde de spreker hem toe, daarmede allen
toehoorders, die daartoe niet genegen mochten
zyn, den moed benemend, hem verder in de
rede te vallen.
„Het ia belaas waar", ging Kühnemann
voort, „dat wy tot nu toe zeer weiDig van
de kometen weten. Maar dit kunnen wy be
slist beweren, dat eene botsing met zulk een
hemelvagebond voor de aarde en hare bewo
ners volmaakt zonder belang is. Zoo lang de
wetenschap reikt, geaebto aanwezigen, is door
eene komeet op de aarde nog geene kat om
het leven gekomen. Het is ais vry zeker aan
te nemen, dat de aarde in de jaren 1819 en
1823, zeer zeker echter omstreeks den lsten
Juli 1861, door komeetstaarten gegaan ie,
zonder dat men by het laatste geval meer
dan een zwak flikkeren van den hemel waar
genomen heeft. Ik wil er verder aan herin
neren, dat m het Jaar 1770 de komeet van
Lexell de aarde tot op den tienvoudigen af-
stand onzer maan genaderd is, zonder dat de
geringste verontrustende waarnomingen ge
daan werden. Qy moogt echter niet alleen
daarom onbezorgd zyn, dat de komeet by
botsing u leed zal doen, maar ook behoeft
gy u niet bang te maken voor de mogelyk
heid eener botsing. „Gelukkig", zegt de be
roemde astronoom Newcomb, „is do waar-
schpniykheid van zulk eene bot9ing zoo ge
ring, dat een blinde, die op goed geluk een
geweer afschoot, veel eerder een vogel zou
kunnen treffen, dan eene botsing van onze
planeet met eene komeetkem te verwachten
is." Van de tegenwoordige komeet is echter
niet eene de waarschyniykbeid geconstateerd,
dat zy by het doorsnyden der aardbaan in al
te groote nabyheid van onze planeet kan
komen. Neen, waarde medeburgers, wacht u
in 's Hemels naam voor domme kometen-
vrees! Gy zoudt daarmede terugzinken tot
het niveau der vreesachtigen van het jaar
1000, die ook den ondergang der wereld ge
komen waanden en van wie velen nog voor
dien tyd haastig hun geld verspilden, omdat
het toch niemand voordeel meer kon aan
brengen I De kometen waren altyd de schuld
van alles, en als zy op tyden verschenen,
waarin toevallig geene plaag de menschheid
bezocht, legde men haar in de verlegenheid
de belachelykete dingen ten laste. Laat u due
niet in den slaap storen, myne vrienden,
door zulke kometeneprookjeszy zyn geen
cent waard I"
Daarmede verliet de professor onder de
toejuichingen van Grossera tegenstanders den
katheder, welken Grosser nu weer besteeg,
om te repliceeren. „Slechts een paar woorden
tot repliek", begon by. „Iu de eerste plaats
reikt onzo wetenschap niet zoo ver, dat wy
met zekerheid kunnen beweron, dat het geval,
waarover wy nu spreken, nooit voorgekomen
is. In de tweede plaats zyn komeetstaarten
nog geene komoetkernen, ergo kan de door
gang der aarde door do eerste geen bewye
tegen myn betoog leveren. In de derde plaats
als zulk een geval inderdaad zoo waarscbyn
lyk is, dat bet volgens de waarscbynlyk-
heidsrekening slechts in een bilüoen jaren
voorkomt, wie staat ons dan borg, dat het
jaar 1899 niet juist het billioenste jaar is?
In de vleide plaatsdoor meteoorstsenen zyn
reeue uikwyis menschenlevens in gevaar ge
bracht, ja vernietigd 1 Zoo moeten in het jaar
823 in Saksen door een meteorietenregen
vele menschen gedood en 36 dorpen in brand
gestoken zyn. Daar wy nu in de meteorieten
waarscbynlyk verstrooid, gecondenseerd mate
riaal van kometen voor ons hebben, mogen
wy uit de werking der meteorietenregeDB wel
die der kometen afleiden. Bedenkt bovendien,
waarde toehoorders, dat ik alleen de moge
lykheid eener botsing, niet echter hare waar-
schyniykheid, beweerd heb!"
„Maar dat laatste la voldoende, om de
menschen noodeloos te verontrusten", riep
professor Kühnemann met alle kenteekenen
van klimmende woede van zyne plaats.
„Ik weet niet, dat ik door myne beschou
wingen hiertoe aanleiding gegeven heb", ant
woordde Grosser kalm. „ia verdedig myne
wetenscbappelyke overtuiging, andere niets 1"
„Zoo? Anders niets?" bulderde detooiRjgq
kleine heer, „anders niets I Het is misbruik
der wetenschap, waartegen ik protesteer I"
„Leve Grosseri" klonk het uit de verga-
doring. „Leve Kühnemann I" antwoordden do
aanhangers van dezen geleerde.
Professor Grosser stond bleek, maar uit
wendig volkomen kalm op zyne plaats.
„De achting voor den leeftyd en do kennis
van myn collega, alsmede myne maatschap
pelyke denkbeelden, verbieden my in den
zelfden toon te spreken", zeide hy. „Ik laat
het aan ieder over zich een eigen oordeol In
deze zaak te vormen."
Professor Kühnemann werd intusschen door
zyne collega's en vrienden half mot geweld
op zyn stoel getrokken, waar hy nog eeno
poos heftig bleef praten en gesticuleeren.
Tegelykertijd echter rustten twee lieve oogen
dankbaar en bewonderend op het ernstige
gezicht van den spreker van dezen avond;
die van Anna, wie een steen van het hart
viel, toen de geliefde de beleedigingen van
haren vader niet beantwoordde.
n.
Reeds onderstelde men, dat de vergadering
afgeloopen wae, toen er eensklaps eene leven
dige beweging ontstond. De oorzaak daarvan
was een man, die zich haastig door de dichte
ryen drong, torwyl by berhaaldeiyk naar de
bestuurstafel riep:
„Ik vraag het woord 1"
„Wie?" vroeg de voorzitter.
„Ik, Roderich Zöllner, de uitvinder van h&k
bestuurbare luchtschip."
iWordt vervolgd.'