N*. 10586. Maandag 2^ Augu»tus. A". 1894. t§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van fpn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. F" euilleton. Vertelling uit het jaar 1899. LEIDSCH DA&BLAD. PBIJS DEZKR COURANT: Voor Leidon per 8 maanden. f 1.10. Franco per post. Afzonderlijke Nommer» 006' PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 1 6 regels f 1.05. letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere Voor het incasseeren buiten de stad Het is altijd verkeerd van iets te veel te gebruikenvooral is dit echter met fruit, al is het ook nóg zoo rUp, het geval, inzonderheid evenwel in tijden van ziekten. Eet Nieuws van den Dag maakt de vol gende opmerking, welke niet uitsluitend voor Amsterdam van nut is, nu overal peren en pruimen voor een koopje (twee, drie centen het pond) te krijgen zt)n Zeldzaam groot is tegenwoordig de aanvoer van pruimen. Dat ontwaart men het best In onze achterbuurten, waar venters met volgeladen handkarren elkander bfina ver dringen. Z(j worden voor twee centen het pond verkocht en natuurlek door de argelooze jeugd overdadig gegeten. Als men dat half-rüpe en half onrflpe fruit zoo roekeloos ziet ge bruiken, dan huivert men bfl de gedachte aan de cholera, die hier reeds enkele offers koos. Onzo berichtgever herinnert zich, dat, toen de cholera, een vijftig jaar geleden, voor het eerst te Utrecht uitbrak, er ook belangrijk veel fruit was. Het Gemeentebestuur liet toen, zelfs bjj bekkenslag, tegen het roe keloos gebruik van fruit waar- Bchuwen; 't hielp niet, ook al zag men het getal slachtoffers onrustbarend toenemen. Toen werd de aanvoer van fruit streng verboden; wat tuiniers uit den omtrek der stad trachtten binnen te smokkelen, werd verbeurd verklaard en naar de Stadsaschbelt vervoerd. Wijn manden vol met de prachtigste perziken en abrikozen uit de tuinen der particulieren, werden, na ongenietbaar te ifln gemaakt, met de vuilniskarren weggehaald. En al is het gevaar nu nog niet zoo drei gend, op de keurmeesters rust toch de plicht om met nauwgezetheid op den aanvoer van onrijp fruit toe te zien. Aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant (we hebben het in ons vorige overzicht gelezen) word bericht dat de examens voor de hoofdonderwijzers-akte te Breda gemakkelijker zouden zijn dan in de andere vijf steden, waar geëxamineerd wordt, zoodat een onderzoek wel nuttig zou wezen. De Amhemsche Courant schrijft dienaan gaande Men zal eerst dionen te vragen op welke gronden de berichtgever der N. Rott. Ct. z(Jn beweron uit. Uit het getal geslaagden zou men de toegevendheid der Bredasche com missie niet kunnen afleiden, daar te Breda in doorsnede niet meer slagen dan te Am- hem, Zwolle of Leeuwarden. Met evenveel techt zou men een onderzoek mogen eischen naar de hooge eischen der Haagsche en Arasterdamsche commissie, daar het niets vreemds is dat van ploegen van 14 of 15 te Amsterdam en 's-Hage 9 a 10 worden afge wezen. Ook zonder dus bijzonder waarde te hechten aan de opmerking in de N. Rott. Ct. gelooven we toch, dat er een spoorslag voor de Ro- geering in ligt om afwisseling te breDgen in de samenstelling van het personeel der examen-commissiën. Zjj ontgaat daardoor het verwijt van eenzijdigheid. Wanneer by her haling de commissio te Arnhem uit bijna dezelfde personen bestaat, dan zoekt men daar meer achter dan er misschien in gelegen is en brengt men het zelfs in verband met de godsdienstige belydenis der examinatoren. Dezen schijn vooral dient eene Regeering te mijden. Aan De Telegraaf wordt hieromtrent ge schreven In sommige bladen wordt beweerd dat de examen commissie voor de hoofdonderwyzers- akte te Breda een weinig de hand zou lichten met de eischen van het programma. Daar eene zelfde beschuldiging ook ten vorigen jare werd uitgesproken, kan het zijn nut hebben, te wyzen op de volgende cijfers, opgemaakt naar de officiöele opgaven der Regeering. Aantal geslaagden by de examens voor de akte van hoofdonderwyzer in 1893: Amsterdam 36,5 pCt. 's-Gravenhage. 37,7 Breda37,8 Arnhem43,5 Deventer 48,— w Groningen 50,— Het verhaal van den correspondent der N. Rott. Ct. wordt door de Bredasche Ct. lasterlijk genoemd en de redactie beroept zich ook op de hierboven gegeven olficiëele cijfers, om verder nog op te merken: „Als de berichtgever van de N. Rott. Ct. doet zooals hy moet doen, dan zal by erken nen, dat de „Bredasche akte" minstens even veel waarde heeft als die in andere provinciën en zfln leedwezen betuigen, dat hy geschreven heeft zonder voorafgaand onderzoek; de zaak is te gewichtig, om zoo maar te blyven." Onder het hoofd „Gevaariyko mededeelin- gen" citeert de Amsterdamsche Courant de ook in ons blad opgenomen correspondentie aan Eet Nieuwsblad voor Nederland uit Soestdyk omtrent onze jonge Koningin en zegt daarna: Afgescheiden van de onwaarschyniykheid dat een „scherpzinnig" 14-jarig kind ver band zou zien tusschen den moord op Camot en het werpen van strooibiljetten, moest een volksblad zich van dergelyke mededeelingen, die, indien ze al waar zouden zyn, van te intiemen aard zyo, onthouden. Dat is in de oogen van hen, die ons volk beter kennen en maar al te goed weten, dat onze Koninginnen in hun land vry en on gemoeid kunnen uitgaan, zelfs te voet, spelen met vuur. Do gedachte, door dergelyke berichten op gewekt, dat iemand laaghartig genoeg zou zyn er aan te denken eene hand naar ons Koninginnetje uit te steken, is in staat de volkswoede gaande te maken tegen de socia listen, die hier by namen genoemd worden. Daarom moest men dergelyke berichten niet publiceeron. Vooral niet, nu iedereen met groote vreugde de geestdriftvolle ontvangst onzer Koninginnen door de Zeeuwen in de dagbladen leest en zyne oogen vaak vochtig voelt worden by die talryke en oprechte uitingen van liefde en verknochtheid aan bet aloude Oranjehuis. Vooral niet, nu Amsterdam zich nog meer dan andere jaren opmaakt om den aanstaanden 14den jaardag van onze jeugdige Koningin met opgewektheid te vieren I Naar aanleiding van hot in het Eandelsblad door den heer C. W. Janssen geopperde, aan onze lezers bekende denkbeeld, om door werkloozen voor werkloozen te laten werken, schrijft kolonel Oliphant van het „Leger des Heils" aan het Edbld. o. a. het volgende: „Het is zeer moeiiyk zoodanig werk aan de hand te doen, dat niet anderen, dat niet de industrie er onder lyden, en tevens om zulk een handenarbeid te verschaffen, die verricht kan worden door de personen, oie werkloos zyn. Ook wat dr. J. zegt omtrent de verplaat sing van arbeid, is niet ongegrond. Toch moet het my echter van het bart, dat A., wanneer hem het ongeluk hoeft getroffen, werkloos te worden, hetzy door eigen schuld, of geheel zonder zyne schuld, evenzeer recht van bestaan biyft behouden als B., die nog steeds werk heeft; on dat A. daarom niet eerst behoeft to vragen of door zyn pogen om werk te vinden, B. ook misschien workloos zou kunnen worden. Zoolang echter de vraag naar werk grooter biyfc dan de to verkrygen hoeveelheid werk, zoolang zal dit wel een ouoverkomeiyk be zwaar blyven. Ook de werkverschaffing, voorgesteld door den heer dr. J., bestaande in het gelegenheid geven aan werkloozen' om kleedmgstukken, schoenen on derg6iyke voorwerpen te ver vaardigen voor audore behoeftige personen of gezinnen, ruimt deze moeilykheid niet uit den weg. Eene dergelyke werkverschaffing is en b 1 y f t toch niets anders dan liefdadig heid on is eigeniyk niet dan het geven van eene aalmoes. Zoolang er gegoeden zfln, die hun hart en hunne beurs willen openen om de werkloozen op deze wfize nuttig bezig te houden, aldus in hun levensonderhoud te voorzien en daarna de gemaakte artikelen om niet weg te geven, zoolang zou zulk eene werkverschaffing kunnen worden voortgezet en daarna zouden de arme werkloozen weer terugvallen in hun ellendigen toestand. En of het zoo gemakkeiyk zou gaan don werkloozen in zoo korten tyd in zooverre het kleermakers- of schoenmakersvak te leeren, dat zy in staat zouden zyn een draagbaar kleedingstuk te produceeren, staat ook te betwyfelen. Niet te sterk kunnen wy de aandacht van het publiek vestigen op het feit, dat de werk loozen geene aalmoes begeerenwat ze vragen isw e r k I Werk, waardoor hun tevens ge legenheid gegeven wordt weder den voet te zetten op de onderste sport van de maat- schappeiyke ladder, waarvan ze, zy het door eigen schuld, door drank, door concurrentie of door welke oorzaak ook, zyn afgevallen. Geen enkel plan tot leniging en opheffing der maatschappelyke nooden komt my echter voor meer kans van slagen te hebben, dan het plan, door generaal Booth uiteengezet in zyn boek: „In Engelands donkerste wilder nissen en de weg ter ontkoming," welk boek vier jaar geleden het licht zag, en dat niet slechts „plan" is gebleven, maar dat, in die vier jaren, met aanmoedigend succes in vele landen over de geheele wereld verspreid, in practyk is gebracht en dat ook in Nederland werkeiyk reeds vele goede vruchten heeft gedragen en nóg draagt." Het Finantiëcl Weekblad der Haagsche maat8chappy „Geldbelegging" bevatte dezer dagen eene krachtige waarschuwing tegen speculeeren in effecten, in eene beant woording van de vraag„Wat zyn Premie affaires?" De Premie-affaires zyn men vat wel £oor welke „belanglooze menschenvrienden" in practyk gebracht om het speculeeren in effec ten zooveel mogeiyk aan te moedigen. Ieder speculant in effecten stelt zich voor geld te verdienen. Yoor elko speculatie is evenwel geld noodig. Niet altyd heeft men dit direct ter beschikking, en in zulke gevallen neemt men doorgaans zyne toevlucht tot koopen op prolongatie. Na te hebben uiteengezet hoe dit toegaat, zegt het Weekblad vorder: „De kosten voor het sluiten eenor prolon gatie bedragen gewoonlyk f 1 per 1000 en per maand, terwyi do rente zich regelt naar de meerdere of mindere geldiuimte en (lik- wyis variëert van V/-i tot 5 6 pet. By eene lage prolongatie-rente zyn dus de onkos ten, op zulk eene speculatie vallende, niet groot. Tot deze soort van affaires nemen klein-kapitalisten dan ook dikwyis hunne toe vlucht. En toch is er voor klein-kapitalisten geene gevaarlyker speculatie te bedenken dan het koopen van effecten op prolongatie. „Daalt nl. het op prolongatie aangekochte fonds, dan wordt gy aangesproken om sur plus, d. w. z. dan moot ge weer zooveel geld bypassen, dat de tot zekerheid gestelde som steeds geiyk biyft aan minstens 10 pet. van het bedrag, hetgeen voor den primitie ven aankoop der effecten vereischt werd. Ontbreken u de daartoe benoodigde gelden, dan worden de op prolongatie gekochte effecten door den prolongatie-gever verkocht en wordt hot nadeelig verschil verhaald op de door u tot zekerheid gegeven 10 pet. surplus. „Honderden en nog eens honderden zyn door deze manier van speculeeren hun ver mogen reeds geheel of godeelteiyk kwyt geraakt. „De zware verliezen, door de klein-kapita listen geleden, werden oorzaak, dat do spe culatiezucht eonigsziDs begon te verflauwen. Men begon in te zien, dat de beste bsreke- ningen konden falen en dal eene speculatie, hoe goed ook berekend, toch altyd hoogst ODzeker biyft. „Om nu de speculatiezucht by de kleinbe* zitters weer op te wekken, werden aan de Amsterdamsche Beurs de Premie-affaires in practyk gebracht." Eene Premie-affaire nu is feitelijk eene speculatie in effecten, waarby men zich door het betalen van eene vaste premie vrijwaart tegen de groote verliezen, die men kan be« loopen by het verkoopen op prolongatie. Het Weekblad maakt ook deze dobbel* methode door een voorbeeld duideiyk, en besluit daarna hot artikel als volgt: „Premie-affaires zyn zeer zeker te verkiezen boven eene speculatie op prolongatie. „Hoewel Premie-affaires feitelijk in practyk zyn gebracht om den kleia-kapitalist de ge legenheid tot speculeeren te openen" (lees: tot speculeeren te verlokken), „vinden wy voor den klein-kapitalist allesbehalve raadzaam, zyne spaarpenningen in deze soort speculatie te wagen. Want wagen blijft het altyd. Men begint al reeds met het bedrag der premis te betalendit bedrag is men in ieder geval kwyt. Beweegt de koorc zich ln dalende richting, dan hebt ge die premie ge heel verspeeld. Ryst de koers ©enigs zins, byv. of 1 pet., dan verliest go nog altyd. Alleen by eene ryzing boven 1 */a Pct* begint uwe winst. „Tegenover uwe k a n a op winst staan dus twee kansen op verlies, nl. algeheel verlies van het bedrag der betaalde premie, als de koers van het gekochte fonds daalt, en gedeelteiyk verlies van dit bedrag, als de koers onvoldoende ryst. Het eenige, wat eeno Premie affaire vóór heeft boven iedere andere specu latie in effecten, is dat men zyn verlies tot een vooraf bopaald bedrag beperkt; dat men vooraf weet het maximum verlies, dat men kau lyden, ingeval de speculatie mislukt." Programma van Muziek uitvoeringen. MUSIS SACRUM. Zondag 26 Aug., to half&oht, door het St&fmnziekoorpa der dienetdoonde SohutterJj. Direoteur de Heer Joh. O. Geyp. Eerste sfdeeling: No. 1. „Krönungs-Mareoh" uit de Opera „Dof Prophet" (1ste Uitv.), G. Meyerbeer; 2. Onvertaro „Z&mpa", p. Hérold; 8. „Oarnav&lsbilder", Wals (lste Uitv.). J. Strauss; 4. Fantaiflio eor les Romanoeo sans paroles de F. Mondelssohn Bartholdy (lste Uitv.), Joh. O. Geyp. Tweedo afdeeling: No. 5. Ouverture „Les Diamante de la Couronno" (leto Uitv.), F. Aubor; 6 Pilgerchor und Lied uit „Tann- h&user", B. Wagner; 7. o. Air uit do Suite (lste Uitv.), J. 8. Baoh; b. „Entr* aote 8evellaD&" uit „Don Oésar de Bazan" (leto Uitv.), J. M&ssenet; 8. „Un eoir au Oh&teau-Gaillard", Simphonio Dram&tiquo, Ad. Beliomck; 9. „Faokeltana", G. Meyerbeer. ZOMERZOBO. Dinsdag 28 Aug., to haLf&oht, Harmonie concert ven het Stafmuziekcorps van het 4de Regiment Inf&ntorie. Directeur: do heer W. Van Erp. Eerste afdeeliDg: No. 1. Marsch a. d. Oper „Tannhauser", Wagner; 2. Ouverture „Der Frei* eohütz", v. Weber; 5. a. Frühllngalied, Gounod; b Variations (arr. Mann), Haydn; 4. Grando Valse Erill&nte, op. 18 (arr. Vink) (lste Uitv.), Chopin; 6. Fantaiaie sur „L'Afncaine", Meyerboer. - TwceJo afdoeling. No. 6. Ouvorturo de l'Opéra „Mignoo" (arr. Violt) (lste Uitv.), Thomas; 7. „Coemopolls", DlvortijB8ement Allogono, Mann; 8. a. Zwoi Molodiëa (arr. Oostelaar), Griegb. Maroho Hougroise9. Fantaiaie de l'Opéra do WagDer „LohoDgrin", Mann. 8) De kern der eerste komeet van 1866, waarop het in ons geval aankomt, bevindt tich, volgens het spectraalanalytiech onder- Zoek van Huggine, in den toestand van gloeiend gas; de vergiftige koolwaterstof gassen, die naar het schijnt by alle kometeD, dus ook by deze, in aanmerking komen, kunnen dus .zeer goed de aardatmosfeer ver giftigen en millioenen menechen vernietigen. De botsiog zelve zou stellig een schouwspel ten gevolge hebben, waarby de ondergang van Herculanum en Fompeji kinderspel ge noemd kan worden. Eene verschrikkelyke aardbeving zou de bewoners van alle deelen der aarde doen ontstellen, de aardkorst zou op vele plaatsen verpletterd worden en de in bet binnenste der aarde gloeiende vuurstof op duizenden plaatsen naar buiten dringen. Doch vreest niet, dames en hoeren, ik beweer alleen de mogelykheid eener botsing, niet hare waar- Bchyniykheid, en deze mogelykheid zullen al de astronomen der wereld, ook wanneer zy nóg zulke dikke boeken tegen my schryven, tty niet kunnen betwisten." „In dit geval - well" viel hier de stem van professor Kühnemann hem in de rede. „Dan verzoek ik u, het te beproeven, ge- eerde collega", riep Grosser den ouden heer, die zich opgewonden naar den katheder spoedde, vriendeiyk toe. „Want ik ben met myne uit eenzettingen klaar." Weer hoorde men, be halve den by val der aanhangers, hier en daar gesis, maar slechts zoo kort, dat professor Kühnemann ongestoord de sprekersplaats innemen en onmiddeliyk met zyn antwoord beginnen kon. „Geachte vergadering I De talryke deelne ming bewyst de groote belangstelling in het onderwerp op dezen avond. Ook is dit onder werp waarscbynlyk interessant genoeg, maar" hier verhief de professor zyne stem „gewichtig en actuoel is het niet! „Oho!" riep hier een van Grossers aan hangers lachend. „Zwyg, totdat go er iets van begrüpt", voegde de spreker hem toe, daarmede allen toehoorders, die daartoe niet genegen mochten zyn, den moed benemend, hem verder in de rede te vallen. „Het ia belaas waar", ging Kühnemann voort, „dat wy tot nu toe zeer weiDig van de kometen weten. Maar dit kunnen wy be slist beweren, dat eene botsing met zulk een hemelvagebond voor de aarde en hare bewo ners volmaakt zonder belang is. Zoo lang de wetenschap reikt, geaebto aanwezigen, is door eene komeet op de aarde nog geene kat om het leven gekomen. Het is ais vry zeker aan te nemen, dat de aarde in de jaren 1819 en 1823, zeer zeker echter omstreeks den lsten Juli 1861, door komeetstaarten gegaan ie, zonder dat men by het laatste geval meer dan een zwak flikkeren van den hemel waar genomen heeft. Ik wil er verder aan herin neren, dat m het Jaar 1770 de komeet van Lexell de aarde tot op den tienvoudigen af- stand onzer maan genaderd is, zonder dat de geringste verontrustende waarnomingen ge daan werden. Qy moogt echter niet alleen daarom onbezorgd zyn, dat de komeet by botsing u leed zal doen, maar ook behoeft gy u niet bang te maken voor de mogelyk heid eener botsing. „Gelukkig", zegt de be roemde astronoom Newcomb, „is do waar- schpniykheid van zulk eene bot9ing zoo ge ring, dat een blinde, die op goed geluk een geweer afschoot, veel eerder een vogel zou kunnen treffen, dan eene botsing van onze planeet met eene komeetkem te verwachten is." Van de tegenwoordige komeet is echter niet eene de waarschyniykbeid geconstateerd, dat zy by het doorsnyden der aardbaan in al te groote nabyheid van onze planeet kan komen. Neen, waarde medeburgers, wacht u in 's Hemels naam voor domme kometen- vrees! Gy zoudt daarmede terugzinken tot het niveau der vreesachtigen van het jaar 1000, die ook den ondergang der wereld ge komen waanden en van wie velen nog voor dien tyd haastig hun geld verspilden, omdat het toch niemand voordeel meer kon aan brengen I De kometen waren altyd de schuld van alles, en als zy op tyden verschenen, waarin toevallig geene plaag de menschheid bezocht, legde men haar in de verlegenheid de belachelykete dingen ten laste. Laat u due niet in den slaap storen, myne vrienden, door zulke kometeneprookjeszy zyn geen cent waard I" Daarmede verliet de professor onder de toejuichingen van Grossera tegenstanders den katheder, welken Grosser nu weer besteeg, om te repliceeren. „Slechts een paar woorden tot repliek", begon by. „Iu de eerste plaats reikt onzo wetenschap niet zoo ver, dat wy met zekerheid kunnen beweron, dat het geval, waarover wy nu spreken, nooit voorgekomen is. In de tweede plaats zyn komeetstaarten nog geene komoetkernen, ergo kan de door gang der aarde door do eerste geen bewye tegen myn betoog leveren. In de derde plaats als zulk een geval inderdaad zoo waarscbyn lyk is, dat bet volgens de waarscbynlyk- heidsrekening slechts in een bilüoen jaren voorkomt, wie staat ons dan borg, dat het jaar 1899 niet juist het billioenste jaar is? In de vleide plaatsdoor meteoorstsenen zyn reeue uikwyis menschenlevens in gevaar ge bracht, ja vernietigd 1 Zoo moeten in het jaar 823 in Saksen door een meteorietenregen vele menschen gedood en 36 dorpen in brand gestoken zyn. Daar wy nu in de meteorieten waarscbynlyk verstrooid, gecondenseerd mate riaal van kometen voor ons hebben, mogen wy uit de werking der meteorietenregeDB wel die der kometen afleiden. Bedenkt bovendien, waarde toehoorders, dat ik alleen de moge lykheid eener botsing, niet echter hare waar- schyniykheid, beweerd heb!" „Maar dat laatste la voldoende, om de menschen noodeloos te verontrusten", riep professor Kühnemann met alle kenteekenen van klimmende woede van zyne plaats. „Ik weet niet, dat ik door myne beschou wingen hiertoe aanleiding gegeven heb", ant woordde Grosser kalm. „ia verdedig myne wetenscbappelyke overtuiging, andere niets 1" „Zoo? Anders niets?" bulderde detooiRjgq kleine heer, „anders niets I Het is misbruik der wetenschap, waartegen ik protesteer I" „Leve Grosseri" klonk het uit de verga- doring. „Leve Kühnemann I" antwoordden do aanhangers van dezen geleerde. Professor Grosser stond bleek, maar uit wendig volkomen kalm op zyne plaats. „De achting voor den leeftyd en do kennis van myn collega, alsmede myne maatschap pelyke denkbeelden, verbieden my in den zelfden toon te spreken", zeide hy. „Ik laat het aan ieder over zich een eigen oordeol In deze zaak te vormen." Professor Kühnemann werd intusschen door zyne collega's en vrienden half mot geweld op zyn stoel getrokken, waar hy nog eeno poos heftig bleef praten en gesticuleeren. Tegelykertijd echter rustten twee lieve oogen dankbaar en bewonderend op het ernstige gezicht van den spreker van dezen avond; die van Anna, wie een steen van het hart viel, toen de geliefde de beleedigingen van haren vader niet beantwoordde. n. Reeds onderstelde men, dat de vergadering afgeloopen wae, toen er eensklaps eene leven dige beweging ontstond. De oorzaak daarvan was een man, die zich haastig door de dichte ryen drong, torwyl by berhaaldeiyk naar de bestuurstafel riep: „Ik vraag het woord 1" „Wie?" vroeg de voorzitter. „Ik, Roderich Zöllner, de uitvinder van h&k bestuurbare luchtschip." iWordt vervolgd.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5