H\ 10586. Maandag 27 Augustus. A0. 1894. feze Courant wordt dagelijks, met aitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. fierste Blad. Leiden, 25 Augustus. Feuilleton. Vertelling uit het jaar 1899. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRUS DER AD VERTENTIÉN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17j. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten do stad wordt f 0.05 berekend. B(J het verslag van den toestand der gemeente Leiden over 1898, waaruit wfi reeds het een en ander mededeelden, is gevoegd eene l\jet van het aantal woonhuizen, welke op 1 Maart 1894 niet aan de Waterleiding zün aangesloten of waar niet van gemeente wege water verstrekt werd, met het getal der bewoners volgens het bevolkingsregister in Februari van dit jaar. Als men die lflut naziet, staat men er wer kelijk verbaasd over hoe er nog zooveel woningen gevonden worden, welke niet z(jn aangesloten, en waarvan dus de bowoners het bezit van duinwater moeten ontberen. Wfcj willen hier slechts enkele straten of stegen noemen. In de Bouwelouwensteeg zijn nog niet aan gesloten 12 perceelen met 65 bewoners. Caeciliastraat17 perc. met 65 bew. Oo8tdwarsgracht13 63 Geeregracht18 0 69 Gortestraat24 w w 125 Groenesteeg30 B 0 147 Haarlemmerstraat23 151 Ha verstraat13 B B 42 B Hoefstraat10 9 w 61 Hoogewoerd16 B 86 B St.-Jacobsgracht 6 48 B Jan-Pesijnshof 12 B B 15 Janvossonsteeg 11 B B 68 B St.-Jorissteeg 11 B B 57 B Koddesteeg en Koenesteeg ieder 9 resp. met 54 perceelen en 35 bewoners. Hofgracht12 perc. met 68 bew. Langebrug13 B 61 Langegracht38 B B 190 Levendaal 23 152 Looierstraat9 62 Meut.iesstoocr - 0< Middelstegracht. 34 n 218 B Minnebroersgracht12 62 B Morsch8traat7 B 9 47 B Nieuwstraat5 B 27 B Noordeinde8 44 Oranjegracht41 311 Paradijssteeg19 90 Raamsteeg12 9 B 56 Rapenburg7 9 B 23 B Zuid Kunderateeg 8 9 31 Oude Rijn19 97 Salvatorshof16 B 16 B Singelstraat11 D 43 Schagensteeg9 B 47 Uiterstegracht 55 308 Yestestraat43 230 0 Vliet12 64 Waardgracht92 9 B 520 B Zuidsingel26 B B 130 B Zijdgracht10 69 Op de Waardgracht is eene standpijp, waar togen betaling duinwater geleverd wordt. In het geheel zijn er 1211 woonhuizen met 6026 bewoners, welke niet aan de waterlei ding zijn aangesloten, of wanneer men de 6de Binnenvestgracht (Doelenachtergracht) met 11 perc. en 58 bew., de Lombardsteeg met 7 perc. en 23 bew. en de Zegerateeg met 9 perc. en 31 bew., te zamen 27 perc. met 107 bewoners, aftrekt, waar aan gedempte open bare putten drinkkranen zijn aangebracht, evenals in een aantal poorten en sloppen, dan blijft over: een getal van 1184 woonhuizen met 5919 bewoners, die in huis geen ander drinkwater dao regen- of wel zakwater (put water) hebben. Dat zijn zeker cijfers, dte sproken on den wensch doen koesteren dat daarin spoedig eene belangrijke verandering kome. Daarentegen waren aangesloten 252 percee len met 1260 bowoners, terwijl in 7 poorten (met 38 perc. en 146 bewoners) van gemeente wege water werd verstrekt, makende te zamen 290 perceelen met 1406 bewoners. Door den schoolopziener in het arron dissement 's Gravenhage, den heer Snouck Hurgronje, is aan den gemeenteraad voor gesteld, krachtens de hem by art. 29c der wet tot regeling van het Lager Onderwijs gegeven bevoegdheid, om den heer D. Boer, onderwijzer der 2de klasse aan de openbare school in de Roggeveenstraat, te ontslaan uit zijne betrekking van onderwijzer in deze gemeente. Dat voorstel is gegrond op de volgende overwegingen. In den „Volksonderwijzer" van Januari 1894 werden in een door genoemden onderwijzer geteekend stuk „Uit de Hofstad", den heer Hölscher, hoofd der burgerschool te Scheve- ningen, beschuldigingen toegevoegd. Deze beschuldigingen gaven den heer Hölscher aanleiding zich tot Burg. en Weths. te wenden met het verzoek een onderzoek te dier zake te willen instellen. Van dat verzoek was het gevolg de be noeming door B. en Ws. eener commissie, bestaande uit den Wethouder van onderwijs, den districts- en den arrondissements-school- «*>zienor, aan wie werd oDpftóracrAn onderzoefc in re stenen omtrent do vraag of de onderwijzer Boer in dienst der gemeente kan blijven. De commissie meende dat hü niet nood zakelijk tot ontslag behoefdo te worden voor gedragen, mits door hem alsnog werd erkend en door zijne onderteekening werd bevestigd dat hy verkeerd deed, dat hij zulks betreurt en deswege zijne verontschuldigingen aanbiedt in den vorm, door de commissie aangegeven. Aan hetgeen de commissie verlangde werd niet voldaan. B. en Ws. hebben zich met hare conclusie en hare ontwerp-verklaring niet vereenigd. In de Raadszitting van 26 Juni jl. werden de op deze zaak betrekking hebbende stukken aan don Raad overgelegd en deelde de voorzitter aan den Gemeenteraad alleen mede dat de lezing der stukken, zoo Burgemeester en Wethouders zich vleien, ook aan den Raad den indruk zal geven, dat er voor gemeld schreven m den „Volksonderwijzer" geen grond bestond. Aangezien de hierboven vermelde slotsom hunner overwegingen niet overeenkomt met de zienswijze van den schoolopziener, meent deze gebruik te moeten maken van de hem b(j de wet op het Lager Onderwijs gegeven bevoegdheid. Vóórdat hfl daartoe overging, heeft hy gemeend den onderwijzer Boer in de gelegenheid te moeten stellen om de ont werp verklaring, die de commissie van onder zoek vaststelde, doch die niet te zijner kennis werd gebracht, te teekenen. De heer Boer weigerde de verklaring te teekenen. Nu dus niet werd voldaan aan de door de commissie gestelde voorwaarden in den vorm, dien zij daarvoor vaststelde, of in eenigen anderen vorm, in strekking overeenkomende met den door haar gestelden, meent de school opziener don onderwijzer Boer tot ontslag te moeten voordragen, niet alleen echter omdat niet werd voldaan aan hetgeen de commissie heeft gemeend te mogen en te moeten eischen, maar ook omdat behalve de tegen den heer Hölscher gerichte beschuldigingen in den„ Volks onderwijzer" van Januari en van Februari veel te lezen is wat by niet aarzelt te noemen verdachtmaking, minachting van het gezag, aansporing tot verzet, waarbij wordt gewezen op middelen, wettige of onwettige. De „zeer ernstige beschuldigingen" zegt de schoolopziener werden neergeschreven op grond van losse praatjes en mededeelin- gen van een persoon, dien de schrijver ter nauwernood kent; geene poging wordt door hem gedaan om zich van de juistheid van het medegedeeldo te overtuigen; de schrijver weigert o. a. te verklaren dat hy betreurt den heer Hölscher in den „Volksonderwijzer" van Januari in een verkeerd daglicht te heb ben geplaatst, niettegenstaande hij het blijkt uit het rapport der commissie en uit zijne verklaring op 14 Maart overtuigd was van de onjuistheid van het gerucht, dat tot de eerste beschuldiging, en van de onjuist heid der opvatting, die hem tot de tweode be schuldiging leidden, niettegenstaande hij 14 h$j5Pl,ró\Sjufê$ gêructöloh" en" "verkla ringen. Daarenboven zegt de schoolopziener veroordeel ik de wijze, waarop de heer Boer is opgetreden, ten sterkste. Een onderwijzer toch is geroepen de belangen van het onder wijs; dat by dient, te bevorderen. Die belangen worden m. i. niet gediend, wanneer geene poging wordt gedaan langs anderen weg, dan dien hij koos, de toestan den, die by verkeerd acht, te verbeteren; wanneer niet wordt getracht, met alle ten dienste staande middelen, de waarheid van hetgeen ten laste wordt gelegd, te onderzoe ken. Door te handelen gelijk hy deed, schaadt hy de belangen, welker behartiging hem is toe vertrouwd, tast hy den goeden naam aan van bet hoofd eener gemeenteschool en daar door van de school, aan wier hoofd dit is geplaatst, bewyst hy meeningen te zyn toege daan, die in stryd zyn met den geest van ons openbaar lager onderwys en kan hy daarom niet gehandhaafd worden in de be trekking, waarin hy thans werkzaam is en waarin het hem plicht was na te laten wat hy deed. In verschillende bladen heeft het ge rucht gestaan, dat Scheveningen waarschijnlijk een nieuw post- en telegraafkantoor zou krygen, dat daar in de Badhuisstraat zou ge bouwd worden. Het „Haagsch Dagbl." spreekt dit gerucht tegen; elk najaar komt het opduiken, maar ook ditmaal is het onjuist. Intusschen komt een inwoner van Scheve ningen betoogen, dat voor een post- en tele graafkantoor moeiiyk eene betere plaats zal te vinden zyn dan de tegenwoordige. Hoe ook, schryft hy, de ingezetenen van Scheveningen de. noodzakelijkheid beamen van een post- telegraafkantoor, dat door meer dere en grootere lokaliteiten aan de vereischten kan voldoen, zoo is en blyft volgens ieders oordeel de straat, waar het tegenwoordige post- en telegraafkantoor gevestigd Is, wel de allergeschiktste. Immers, de Keizerstraat is het centrum van Scheveningen, een straat, door ioder particulier, vooral ook door de meeste handelaren en reeders, gemakkelijk te bereiken, doch, zoo de verplaatsing naar de Badhuisstraat een feit mocht worden, zou zulks voor zeer velen een waar ongerief kunnen genoemd worden. Voor de vreemdelingen, in de nabijheid van 't Kurhaus wonende, is genoegzaam gezorgd, doordat aan het Kurhaus zelf een post- en telegraafkantoor verbonden is, terwijl voor die vreemdelingen, dio in 't dorp wonen, de Keizer straat in de onmiddellyke nabijheid is. De Staatscourant van 25 dezer bevat de volgende lyst van onderscheidingen: By koninklyk besluit van 24 dezer zyn be noemd: lo tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw mr. E. Fokker, lid van de Eerste Kamer, secretaris der Kamer van koophandel en fabrieken te Middelburg, oud-griffier der Staten van Zeeland; mr. P. C. J. Hennequin, lid van de Tweede Kamer en van de Prov. Staten van Zeeland, burge- zltter' van het "üooratiestuur aer Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland; C. J. J. A. Van Teylingen, lid van Ged. Staten van Zeeland, voorzitter van het burgeriyk armbestuur te Middelburg; 2o. tot commandeur in de orde van Oranje- Nassau, jhr. mr "W. M. De Brauw, Commis saris der Koningin in Zeeland 3o. tot officier in de orde van Oranje Nassau mr. J. C. R. Van der Bilt, lid van Ged. Staten van Zeeland; jhr. mr. L. Schorer, burgemeester van Middelburg; 4o. tot officier in do orde van Oranje-Nassau met do Zwaarden: F. G. Sprenger, luit. kol., commandant der dienstdoende schuttery en lid van den gemeenteraad te Middelburg; 5o. tot ridder in de orde van Oranje-Nassau: mr. W. Polman Kruseman, griffier der Staten van Zeeland, secretaris van het Zeeuwsch Genootschap van WetenschappenE. L. baron Van Hardenbroek, burgemeester van Domburg, rentmeester van het Kroondomein; jhr. mr. A. A. Van Doorn, burgemeester van Veere en Vrouwenpolder; mr. A. P. Snouck Hurgronje, lid van den gemeenteraad van Middelburg, voorzitter van het bestuur der godshuizen aldaar; dr. H. Japikse, voorzitter van 't bestuur van het Zeeuwsch Genootschap van Wetenschappen. leoraar aan de Ryks- hoogere burgerschool tc Middelburg; A. Lysen, W. H. Hasselbach, onderwijzers aan de RjjkskweLkschool voot onderwijzers te Middelburg; J. A. Frederiks, bouwkundige, belast met het toezicht op de Gouvernementsgebouwen in do Abdy te Mid delburg; D. W. Van Bov\n gezagvoerder raa de Stoomvaartmaatschappij „Zeeland"; 6o. tot officier in de orde van Oranje Nassau, de majoor jhr. A. C. J. Wittert, van het 3de reg. inf., garnizoens commandant te Middelburg. Op deze lyst komt niet voor de naam raa den heer P. A. Tutein Nolthenius, burgemeestef van Vli8slngen. Dit is stellig eene vergiasmg, want men verneemt uit goede bron, dat by be noemd is tot ridder in de Oranje Nassau-orde. In aansluiting op een vroeger boriebt omtrent de viering van den verjaardag van H. M. Koningin Wilhelmina door Noord-Neder landers te Antwerpen op 31 Augustus, kan nog gemeld worden, dat tot Maandag 27 dezer circulaires en formulieren van deelneming aan het feestmaal te verkrijgen z\jn by den heei Willy Martens, Nederlandsch Regeeringscom missaris van schoone kunsten en lid van het inrichting8comitó, 127 Laan van Meerdervoort„ Den Haag Reeds hebben eenige kunstenaars zich ter deelneming aangemeld. Gisteren is te 's Gravenhage aangekomen de generaal majoor Blo commandant dor 3de divisie te Arnhem. Heden en Maandag vertrekt van Den Haag de staf van de cavalerie met den in specteur van het wapen naar Lichtenvoorde tot leiding van de oefeningen der regimenten huzaren. Nu het dezer dagen gekomen is tot een formeel herstel der betrekkingen tusschen Venezuela en Nederland, als uitkomst van de onderhandelingen, gevoerd door generaal .weaeriana aigevaaruigu, met aon minister van buitenlandsche zaken hier te lando, is ook de weder-instelling van het Venezuelaansch gezantschap by ons Hof weldra te verwachten. De generaal Garcia, wien do betrekking van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister wordt opgedragen en laatstelijk gouverneur was van eene dor belangrykste provinciën der Staten van Venezuela, zal, naar wy vernemen, in persoon aan H. M. de Koningin Regentes te Soestdyk zyne ge loofsbrieven overhandigen. Daar het regel is, om; wanneer de Regentes zich niet in de residentie bevindt, Haar de geloofsbrieven van diplomatieke vertegen woordigers te doen toekomen door tusschen- kowst van het ministerie van buitenlandsche zaken, is de uitzondering, die ditmaal hierop ten opzichte van den gezant van het Ryk, waarmede byna 20 jaren de rechtstreeksohe diplomatieke betrekkingen waren afgebroken, te beschouwen als een bewijs van de meest vriendschappelyke gezindheid onzerzijds. De gezant zal Zaterdag 1 Sept. door H. M. in bijzonder gehoor te Soestdyk worden ont vangen en, in de residentie teruggekeerd, zyne opwachting maken aan de verschillende gezanten, aldaar verblijf houdende. 6) De volgende dagen brachten den armen professor Kühnemann de eene emotie na de andere. Hoe meer de noodlottige dag naderde, des te minder konden vele personen hunne ongerustheid beheerechen. Zyne verklaringen in de vergadering hadden zoo goed als niets gebaat, het was den menschen voldoende, dat üe mogelijkheid eener botsing niet geheel Uitgesloten was, om ruimte te geven aan de flesiykate voorstellingen. Ofschoon er niemand zoo dwaas was als in het jaar 1000 zyn ver mogen te verbrassen, om er nog op aarde genot van te hebben, waren er toch vrees achtigen genoeg, die zich reeds door de lava Van een vuurspuwenden berg bedreigd, door gloeiende dampen gebraden of door de komeet in het wereldruim weggevoerd en tusschen hemel en aarde zweven zagen. „De menschen zyn gek", riep professor Kühnemann, toen hy juist weer een „inge Zonden stuk" in het plaatselyke dagblad ge lezen had, waarin het geestige voorstel ge daan werd, dat de menschen zich allen op den morgen van den 13den November zoó Zinneloos moesten bedrinken, dat zy óf eerst den 14den November na de crisis weer tot bezinning kwamen, óf in hun bewueteloozen toestand door de catastrophe verrast werden. „Dasr heb je 't Al en van dat alles is die kwakzalver, die Grosser, de schuld I" Op dit oogenblik trad het dienstmeisje binnen en meldde dat eene dame den professor wenschte te spreken. „Wie is het?" vroeg Hahnemann. ,Zy noemt zich barones Von Halier, uit Posen." ,Laat haar binnenkomenI" Eene minuut later rulachte eene oude damo in een zeer elegant toilet in de kamer. De professor zette haar een stoel in denabyheid van zyn zetel en vroeg naar haar verlangen. „Ach, mynheer", bygde de eenigszins aethmatische oude dame, „ik wilde u eene Inlichting vragen. Ik sta toch voor professor Kühnemann, denzelfde, die het schoone werk over het vergaan der wereld geschreven heeft „Die ben ik." „Ik kom opzetteiyk van Posen hierheen, ofschoon het reizen my moeiiyk valt, om u persooniyk te vragen, professor, of g|J wor- keiyk Btellig weet, dat de wereld den 13den November niet vergaat." De professor fronste het voorhoofd. „Dan hadt gy u de reis kunnen besparen," zeide hy, half vroolyk, half ergerlyk, „zy vergaat zeer zeker niet." „Dus zeer, zeer zeker niet, professor?" „Neen, dat kan ik u achriftelyk geven." Het gezicht der barones begon te verhel deren. „O, dan ga ik gerust," lispelde zy, terwyi zy opstond. „Nietwaar, de aarde staat op dien dag op eene geheel andere plaats van hare baan dan de komeet?" Volgens myne berekeningen komen de beide lichamen inderdaad vry dicht by elkaar „Ach!" De oude dame zonk verschrikt op don stoel neer. „Haar paeseeren elkaar ln elk geval op zóó grooten afstand, dat nog meer planeten by dezelfde tusBchenruimte zonder botsing zouden kunnen paeseeren," ging Kühnemann voort. „Maar, professor," zuchtte de barones, „nog meer planoten, wat wil dit zeggen - dat zyn immers maar zeer kleine sterretjes, waarvan een dozyn aan den hemel nog geene halve el beslaan?" „Gy begrypt my niet, mevrouw. Ik zal u de zaak duideiyk maken. Neem eens aan, dat gy de aarde zyt „Ja." „En ik ben de komeet." „Goed." „Nu stelt gy u voor, dat gy in Posen wan delt en ik hier." Ja." „Gelooft gy, dat wy dan met elkaar in botBing kunnen komen?" „Neen." „Welnu, aarde en komeet zullen nog meer dan duizendmaal zoo ver van elkander ver- wyderd zyn, als wy beiden. Is u dat vol doende?" „Het stelt my volkomen gerust, professor. Ontvang myn hartelyken dank voor uwe ▼nendelykbeid. Dus een afstand meer dan duizendmaal zoo groot als van hier naar Posen o, maar dan valt er aan geene bot sing te denken 1 Goeden morgen, professor 1" Zy ruischte de kamer uit; de professor echter schudde van bet lachen. „Neen, zulk eene domheid 1" meende hy vergenoegd, „die reisde expresseiyk van Posen naar hier en met zulk eene slechte borst. Het is al te zot I" Zyn volgende bezoeker wae de schoenmaker Kleeberger. „Nou, Kleeberger, wat wil je?" „Ach, professor moet het maar niet kwalyk Demon, ik „Heb je geld noodig? Je weet dat ik by het kwartaal betaal." De man draaide verlegen met zyne pet. „Ach ja, professor, dat weet ik, maar onder de tegenwoordige omstandigheden „Wat heb je dan wel voor omstandigheden „Ik ik niet, ik bedoel maar, dat, wanneer de wereld nu eens werkelyk verging „Nu?" „Dan zou het toch niet geheel ODmogeiyk zyn, dat een van one daarby om het leven kwam, en als u nou hoe zou ik dan „Het geld krygen, meen je?" „Eigenlyk ja, professor!" Kühnemann sprong woedend van zyn zetel op. „Ben je gek, man?" donderde hy, ,of ben je werkelyk zoo dom, dat je aan den onzin gelooft? Haak oogenblikkeiyk dat je wegkomt, en waag het met, my vóór den 14'den November weer onder de oogen te komen. Als jy dan nog niet tot bry gekookt, in stukken gescheurd, in de lucht gevlogen, door een rotsblok verpletterd, tot asch ver brand, tot koffie geroosterd of vergiftigd bent, zul jy je geld hebben. Adieu l" De gevreesde dsg brak eindeiyk aan, een ruwe, stormachtige Novemberdag. De 13de November bad zeker nog nooit, zoo lang men zich heugen kon, do bewoners der aarde zoo opgewonden. Daar het toevallig Maandag was: was de Zondag te voren tot een waren feest dag gemaakt en de restaurateurs maakten zulke beste zaken, dat zy met lachondo ge zichten hun leedwezen to kennen gaven, dat zy nog maar zoo kort genot van het ontvao gen geld konden hebben. Duizenden uien wer den dien laatsten Zondag over de komeet en onze aarde getapt en menig lichtzinnig jon geling of dorstig echtgenoot dronk een paar glazen te veel, omdat men zich toch voor het avontuur „sterken" moest. Er waren echter ook angstige gemoederen, die zich aan die dingen ergerden, de komst van den jong- sten dag profeteerden en hun medemenscheti duideiyk poogden te maken, dat de komeet de tuchtroede voor hunne zonden was. In de meest opgewekte stemming vinden wy op den noodlottigon morgen professor KUhnetnann met zyne familie aan de koffie tafel, schertsend over do heerschende paniek en de staartster. „Maar zy biedt nu werkelyk een angst- wekkenden aanblik", merkte mevrouw Kühne mann op. „Men kan haar byna op heider- lichten dag zien, hare staart overspant den halven horizon en zy schittert als eene spook achtige reuzen fakkel." „Dat komt, omdat zy zoo naby is", meende Kühnemann. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1