IK 10583. Donderdag S3 Augustus». A0. 1894. feze (Courant wordt dagelijks, met uitsondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. leiden, 22 Augustus. Feuilleton. Uit het Mexicaansche landleven. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per S maandenf 1.10 Franco per post Afzonderlijke 1.40. 0.05. PRIJS DHR ADVERTENTIEN Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. - Grooter» letters naar plaatsruimte. - Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. i Het bestuur der Handelsbedienden-Vereeni- ging „Kennis is Macht" heeft tot directeur harer onderwijsinrichtingen benoemd den heer D. J. M. De Hondt. Voor de hoofdakte zijn toegelaten de heeren P. H. Van der Lelie, van Leiden, en O. J. Roebor8en, van Aalsmeer. Als eene by zonderheid dezer dagen wordt ons medegedeeld dat de heer F. Kaptein zijn 12'/i jarig jubilé als onderwijzer aan de open bare school van Benthuizen in den huiselyken kring van het hoofd dier school heeft herdacht. Men schrijft ons uit Woubrugge: Niet tegenstaande de regen bij stroomen nederviel, kwam eene groote schare Zondag j. 1., des avonds te halfzeven, in de kerk der Ned.- Hervormde gemeente alhier te zamen, om er met elkander het honderdjarig bestaan van het orgel te herdenken. Van heinde en verre was men gokomen, om by deze gelegenheid het orgel te hooren spelen, en aan tehooren eene toepasselijke rede, welke zou worden gehouden door ds. Bouthoorn, van Groot- Ammers. Voor deze gelegenheid bespeelde de zoon van den organist het orgel, die de schare by het binnenkomen der kerk met een orgelspel begroette; gespeeld werd „het Hallelujah uit den Messias" van Handel, waardoor een ieder werd getroffen. Nadat Psalm 150 gelezen Was, verzocht dsi Bouthoorn, na de aanwezigen op eene recht hartelyke wyze te hebben verwelkomd, met elkander aan te heffen Psalm 150 2, waarna de voorganger het doel dezer byeenkomst uiteenzette en met een kort gebed het samenzijn opende. Alsnu be gon de eigeniyke rede, waaraan Psalm 77 6 en 7a ten grondslag was gelegd: „Ik over dacht de dagen van eertyds, de jaren der eeuwen. Ik dacht aan myn snarenspel." In zeer korte trekken doorliep spr. de hooge waarde der muziek, zoo hoog in het Oude Testament geroemd en in het Nieuwe Testament voortgezet. Na deze uiteenzetting en na er by stilgestaan te hebben op welke wyze God door het schepsel op aarde wil verheer- lykt worden, en 's Heoren Naam in den Hemel zal worden groot gemaakt, bracht de heer H. C. Van Griethuizen, muziekonderwyzer te Alfen en organist der Ned.-Herv. kerk van Oudshoom „Mein Glaubige Herze, onz." van Bach ten gehoore. Daarna deelde ds. Bout hoorn mede, op welke wyze nu eene eeuw geleden, dit orgel door Vrouwe Vingerhoed, der gemeente ten geschenke werd gegeven, en met welk doel dit was geschied. Spreker wees hierby op de groote zeldzaamheid, dat in eene eeuw tyds slechts één organist was Overleden, n. 1. de vader van den tegenwoor- digen organist, den heer A. Van Griethuizen. Na dezen op eene zeer hartelyke wyze te hebben gelukgewenscht, werd hem door de gemeente biddende toegezongen Psalm 71 6, gewijzigd „Verwerp hem niet in hooger jaren, Laat by den ouderdom, Dien hy in uwe gunst beklom, Uw voorzorg over hem niet varen l Laat met de kracht van 't leven, Uw hulp hem niet begeven." Na dezen zegenwensch verzocht de 83-jarige organist, dat de gemeente met hem zou zingen Psalm 95: 1. De voorganger zette daarna zyne rede voort en nauwelyks had hy het „Amen" uitgesproken, of eene Fantasie der Kerstliederen: „Eere z\j God" van M. H. Van 't Kruis, werd van het orgel gehoord. Na dankgebed en zegenzang Psalm 72: 11, en het uitspreken van den zegen, zette zich de gemeente opnieuw, om nog een slotnummer van het orgel te hooren, waarop enkele variatièn werden gespeeld van de volksliederen, ten dage der beroeringen in 1794 vervaar digd, door Derse, waardoor men zóó werd geboeid, dat na afloop een ieder wilde biy ven zitten, doch voor alles is een tyd; er is een tyd van komen en een tyd van gaan, en recht voldaan keerde een ieder huiswaarts. Alles liep in de beste orde af en onge- twyfeld zal nog langen tyd over dezen genot vollen avond worden gesproken, want men was door de boeiende rede teruggeplaatst in de dagen van vanouds, en door de muzieknum mers, die gespeeld werden, tot in het diepst der ziel geroerd over de gave en kunst, welke God den mensch heeft geschonken en toever trouwd. Kerkvoogden en notabelen gaven by deze gelegenheid aan het orgel ten geschenke de melodieën der Psalmen- en Lof- en Bede- zangen, door J. Worp, in 2 deelen. Ten slotte zfl nog vermeld, dat in dit 100 jarig tydvak 9 predikanten alhier het herdersambt bekleed hebben. De burgemeester der gemeente Aalsmeer heeft aan zyne ambtgenooten verzocht, in hunne gemeenten eene collecte te houden voor de slachtoffers van den hagelslag op 6 Augus tus te Aalsmeer, waarvan de schade door deskundigen is begroot op circa f 50,000. In de Maandag-avond gehouden vergadering van den Raad te Aalsmeer werd, na eenige discussie, met algemeene stemmen (één lid onthield zich van stemming) besloten, dit jaar geen kermis te houden, met bet oog op de door den hagelslag veroorzaakte schade. Deze vergadering was uitgeschreven op verzoek van drie Raadsleden. De burgemeester scheen, volgens de „Stand.," niet bereid, uit eigen beweging den Raad byeen te roepen. Hy verklaarde zich dan ook gedurende den loop der vergadering herhaalde malen een beslist voorstander van de kermis. Te Amsterdam is een geacht ingezetene overleden, volgens verklaring van den genees heer aan de gevolgen van loodvergiftiging, veroorzaakt door het verven van het hoofd haar met eene verfstof, welke loodbestand- deelen bevatte. Uit ae mededeeling in het „Hbl.", dat de commissaris van politie Stork aan loodvergif tiging is overleden, zou men opmaken, dat deze de geachte ingezetene is, die in boven staand bericht wordt bedoeld. De cadets K. W. H. Jeltes, A. Ruys en J. A. baron Van Heeckeren van Molecaten, allen van de Cadettenschool te Alkmaar en bestemd voor den dienst in Nederl.-Indiè, zyn overgeplaatst by het leger hier te lande. De heer V. Van der Willigen, majoor- commandant by de dd. schuttery te Kampen, heeft eervol ontslag aan H. M. de Koningin- Regentes uit die betrekking gevraagd. Te Harderwyk zal op den Koninginno dag tevens het 50-jarig bestaan van het Werf depot feesteiyk herdacht worden. Do 2de luit. W. Van der Koogh, van het 1ste reg. veld artillerie, zal van 16 Septem ber tot 16 October a. s. deelnemen aan een cursus ter opleiding van officier van wape ning, aan de werkplaatsen voor draagbare wapenen te Delft. Tot lid der Kamer van Koophandel te 's-Gravenhage is gekozen de heer A. J. H. Van Ryn, bierbrouwer, met 273 stemmen, tegen 183, die uitgebracht waren op den bankier Gebel. Naar het „Hbl." verneemt, heeft dr. C. Snouck Hurgronje, adviseur voor Oostersche talen en het Mohammedaansche recht te Batavia, bedankt voor het hem aangeboden professoraat aan de universiteit te Cambridge. Te Lekkerkerk zyn de onkosten voor het armwezen en voornameiyk voor hot onder- wys zóó gestegen, dat de hoofdelyke omslag dit jaar is verhoogd met 30 pCt. Er zyn dan ook in deze gemeente van 3500 zielen vier hoofden van scholen, één voor meer uitgebreid lager onderwys ea 16 onderwyzers en onderwyzeressen. De spuiïng8commi8sie te Delft heeft zich tot H. M. de Koningin-Regentes gewend met het verzoek de inwoners van Delft en een groot deel van Delfland door Hr. Ms. bemid deling thans en in do toekomst van den treurigen toestand, waarin het grachtwater verkeert, te willen hevryden. Het Noderlandsch comité tot voorberei ding voor het derde internationale weten- schappeiyk congres, te houden te Brussel op Dinsdag 4 September a. s. en volgende drie dagen, deelt mede dat reeds velen de oproe ping tot deelneming hebben beantwoord. Uit alle ryen der geostelykheid zyn vertegen woordigers opgekomen. Ook de katholieke leeken hebben in ruime mate van hunne be langstelling doen blyken. Zoo o. a.jhr. mr. Ruys van Beerenbroek, Commissaris van de Koningin; de heeren jhr. Leo Van Nispen, Pyis, jhr. Verheyen, Cremers, leden van de Eerste Kamer; de heeren Kolkman, Borret, Jan Truyen, Van Viymen, leden der Tweede Kamer; de heeren J. J. v. Meerbeke, raads heer in den Hoogen Raad, A. F. X. Luyben, Staatsraad in buitengewonen dienst, Victor De Stuers, referendaris by binnenl. zaken; de heeren A. Hendrichs, voorzitter van de K. v. K. te Amsterdam, mr. W. S. J. v. Water schoot v. d. Gracht. By koninkiyk besluit van 10 dezer, opge nomen in de Staatscourant van 22 dezer, is op do voordracht van den minister van w., h. en n. bepaald dat, nu de Patentwet is in getrokken, tot tydeiyke voorziening in de regeling van het kiesrecht voor de Kamers van Koophandel en Fabrieken, art. 9 sub 2 eerste lid van het reglement betreffende die Kamers, te rekenen van 1 Nov. a. s., aldus wordt gelezen: „dat men, om kiezer te zyn, ter zake van eenig bedryf van handel of fabriekswezen, over het dienstjaar 1893/94 in het patentrecht moet zyn aangeslagen ge weest voor eene door Ons, het gemeente bestuur en de Ged. Staten gehoord, voor elke Kamer bepaalde som." Tevens is bepaald dat dit besluit vóór 1 Juni 1896 wordt herzien. Een en ander geschiedt In afwachting van eene definitieve regeling van het kiesrecht voor die Kamers. Betreffende het bezoek der Koninginnen aan Den Helder op den 12den September, schryft men uit 's-Gravenhage van vertrouw bare zyde dat HH. MM. te Helder niet zullen overnachten en er zelfs niet eens zullen dineeren. (Held. Gt). De minister van marine beeft den luit. ter zee 1ste kl. R. Posthumus Meyjes, uit Oost-Indiö in Nederland teruggekeerd, op non activiteit gesteld. Door den minister van koloniën zyn de heeren B. J. Swart, B. Coops, J. Polak, A. M. Hens, D. C. L. Wolterbeek Muller, L. J. Schippers, A. J. H. Eyken, A. A. Burgdorffer, J. F. Hildering, J. P. Rambaldo, J. H. Rering, J. R De Jong, J H. De Sitter, H. T. Damstó, H. F. Yan Os, N. J. Van den Brandhof, T. C. Rappard, W. F. Van der Schalk, L. Thomas, J. Breukink, A. J. C. Kroosen, J. A. Vriesman, L. M. F. Plate, L. C. Ouwerling, D. J. Cramer N.zn. en B. C. A. J. Van Dinter gesteld ter beschikking van den gouverneur generaal van Nederlandsch Indiö, om in administratieve be trekkingen daar te lande te worden geplaatst. Het stoomschip „Admiral," van Oost- Afrika naar Vlissingen en Hamburg, vertrok 19 Aug. van Napels; de „Salak" arriveerde 21 Aug. van Batavia te Rotterdam. By koninkiyk besluit is benoemd J. K. Swaters, te Alkmaar, met ingang van 1 Sept. a. s., tot leeraar aan de Ryks-hoogere burger school te Bergen-op-Zoom. Op hun verzoek, eervol ontslag verleend: lo. met ingang van 1 Sept. a. s. aan J. J. Van Tienhoven van den Bogaard, als burge meester van Werkendam, met dankbetuiging voor de langdurige diensten, door hem bewe zen; 2o. met ingang van 15 Sept. a. s., aan A. M. E. Des Tombe, als burgemeester van IJ8elstein. Verleend aan den kapitein jhr. F. A G Beelaerts van Blokland, van het regt. gren. en jagers, op zyne aanvrage, een pensioen van 1560 'sjaars en hem de rang verleend van majoor. Benoemd, by het wapen der inf., by het lste regt. tot luit.-kol. de majoor jhr. H. L. A J. Bowier, van het corps; tot kapt. de lste luit. A. W. Noorduyn, van het regt. gren. en jagers; by het 2de regt. tot kapitein de lste luit. J. F. N. Van Bunge, van het in structie-bat tot lsten luit. do 2de luit. R B. A. N. De Quay, van het 4de regt.by het 4de regt., tot majoor, de kapitein jhr. J. P. Bloys van Treslong; tot kapitein, de 1st© luit. adj. R. Froger, beiden van het regt. gren en jagers; tot lsten luit., de 2do luits. J, Thomas, M. J. Doppenberg en E. J. Van Bel, allen van het corps; by hot 5de regt., tot kapitein, de lste luit. R. H. Luber, van den staf der inf., leeraar by den hoofdcursus; bij het 6de regt, tot majoor, de kapitein G. N. De Wendt, van het regt. gren. en jagers ;tci lsten luit., de 2de luits. F. Köhlbrugge en J. P. M. Soer, beiden van het corps; by hel 8ste regt. tot kapt. de lste luit. F. H. Donaer, van het regt. gren. en jagers, thans gedeta cheerd by de hoogere krygsschool; tot lsten luit. de 2de luits. J. H. Albrecht en H. G. Post, beiden van het corpsin hun rang overgeplaatst by het regt. gren. en jagers de kapte. E. Van Ryssen, van het 4de, en D. Pe Ronde Bresser, van het 6de regt. inf. Met ingang van 1 Sept. a. s. benoemd tot directeur van het post- en telegraafkantoor te Alfen T. J. Meyer, thans in golyke be trekking te Rysen. Met ingang van 1 Sept. a. s. benoemd tot directeur van het telegraafkantoor te Venloo C. Zfclstra, thans commies der telegraphi© lste klasse. 0e Koninginnen In Zeeland Eene deputatie van vijftien officieren, in functie by de marine directies Amsterdam, Willemsoord en Hellevoetsluis, is naar Vlis singen vertrokken, om tegenwoordig te rijn by de heron thulling van het standbeeld van De Ruyter. Aan de werklieden op de fabriek or My. „De Schelde", te Vlissingen, is Donderdag vrijaf gegeven met behoud van hun Ioob tot een gezameniyk bedrag van /"1800. De graaf van Vlaanderen heeft aldaai syr. intrek genomen by den burgemeester. Do bur gemeester gaf eergisteren een diner in hc'; „Grand Hotel" aan h.h. officieren der aldaar gedetacheerde oorlogsvaartuigen. Te Rozendaal waren gisteren het Dage- lyksch Bestuur der gemeente en de beide koninklijke harmonieën op het perron van het station aanwezig, om H.H. M.M., op hun tocht naar Middelburg, hulde te bewijzen. Terwjjl de koninklyke trein het station langzaam voorbyreed, speelden de harmonieën het „Wien Neerlandsch bloed" en wuifde de menigte de Koninginnen hartelijk toe Dos morgens op den bepaalden tyd kwamen HH. MM. de Koninginnen te Middelburg aan. De Commissaris der Koningin, jhr. mr. W. M. Do Brauw, was HH. MM. tot Rilland-Bath tegemoet gereisd, om haar op Zeelands grond gebied te ontvangen. By de aankomst van den koninklijken trein stonden de Koninginnen op het balkon van den salon wagen. De Koningin Regentes was in zwarte zyde; de Koningin, die er frisch en opgewekt uitzag, droog een wit geribd zydon kostuum, waar over eene pelerine, met witte veeren gegar neerd, en een stroohoed, eveneens met witte veeren. De beide Koninginnen inspecteerden de eerewacht der schuttery, die de geweren Slot.) Juan Larga kendo zijn vak en op de hacienda van myn vriend was msn daarom van oudshor gewoon, op do jachten eenvoudig alles goed te keuren, wat de oude iager goed achtte te doen. ,Nu, don Cosme", zeideMariano, „gy schynt ïiet ingenomen met ons voornemen?" En inderdaad, don Cosme was niets minder dan ingenomen met het kampeeren op de kots onder den blooten hemel. Hy maakte de 'eene tegenwerping over de andere, maar moest tot zyne ergernis ondervinden, dat de "oude berenjager, die van verlangen naar eene voortzetting der vervolging brandde, de eene na de andere weerlegde. „Nu, nu", trachtte Mariano den pruttelaar te sussen, „wees toch verstandig, Cosme. Eigöniyk is het ook veel te donker om naar huis te gaan; wy hebben er minstens twee tiren voor noodlg en de maan gaat niet voor tniddemacht op. Evenals wy zult gy zeker honger hebben, en honger maakt mismoedig maar na ons avondmaal zult gy Juan Largo's voorstel beter waardeeren." Cosme bromde zoo iets als; „Juist hier is de mooiste bodem voor cascabelesl" [ratel slangen) en in den grond der zaak had hy geen ongelyk, want een steenachtige bodem met onderaardsche gaten en holen is eene ïoer geliefkoosde schuilplaats voor slangen van allerlei aard, en met name voor de in Durango nog veelvuldiger dan in het overige Mexico voorkomende kleinere, grysbruinach- tige ratelslangen, die in toeBtand van rust van hunne legerstede eerst te onderscheiden zyn, als men op ze trapt, en zy iemand sis send en met de staartkransen ratelend in de leeren broekspypen byten. De oude herenjager glimlachte half spottend, half goedig. „Maak u niet ongerust, don Cosme", zeide hy, „het slapen hier in de open lucht heeft geen gevaar. Zie, mynheer, dat doet men zoo: ik verwyder alle ateenen van de plek, die voor dezen nacht uw bed zal wezen, precies zooals ik het voor de andere heeren doe, en leg dan dit touw om het bivak. Binnen dit touw zult gy even goed slapen alB in de armen uwer moeder." Don Cosme s woede over dezo satirische opmerking was zeer vermakelijk om aan te zien en Juan Largo's ernstig gezicht niet minder. Ik vroeg don Mariano zacht, of het ver haal van het touw eene jagersui was. „O neen", fluisterde myn vriend terug, juist toen Largo den heer Cosme het touw in de hand drukte, waarop deze terugdeinsde, alsof hy in distels had gegrepen en met een vloek op den rustig en eerbiedig staan biy- venden jager losdonderde: „Schnrk, wat moet dat?l" „Dat moet u, don Cosme, geruststellen voor de slangen. "Want don Cosme ziet nu zelf, dat geene slang over zulk een op den grond liggend paardeharen touw zal kruipen. U mag zelf zeggen, of het een genoegen is, met den buik over de honderdduizend kleine styve haarspitsen van den cabriesto teglyden 1" Wy lachten allen, behalve don Cosme en Juan Largo, en gebruikten hierna het avond maal, dat de mozos intusschen uit de voor raden onzer valiezen en de haastig boven een met hout en takken gevoed vuur gebraden en met roode peper afgewreven antilopen- harten bereid hadden. Inderdaad, ook ik overtuigde my, dat zulk een paardeharen touw eene zeer goede ver zekering tegen slangen moest zyn, daar de gevoeligheid van den weeken buikkant der slang elke poging, om over de scherpe, als stekels opstaande haarspitsen te kruipen, ver ydelen moest. Alle jagers en veldarbeiders leggen dan ook zulke, ook nog tot vele andere doeleinden dienende touwen om hunne leger stede, als zy gedwongen zyn, in de open lucht te overnachten. Welnu, wy genoten ons avondmaal met een goeden eetlust, zaten toen nog eene poos te praten en te rooken om ons vuur en rolden ons ten slotte in onze zarapa's (Mexicaansche reisdekens), om te gaan slapen. Ondanks de struikon, waarover onze mozos de dekens uitgespreid hadden, was het een hard bed; ik sliep echter zóó vast, dat ik den volgenden dag door Juan Largo eerst flink geschud moest worden, voordat ik wakker genoeg was, om te beseffen, dat ik niet in myn bed lag, maar op de bonte zarapa in de open lucht. Ook Mariano scheen zeer vast geslapen te hebben, want toen ik Juan Largo nakeek, hoe hy zyn tusschen twee groote rotsblokken als in eene ateenen kamer liggenden heer ging wekken, zag ik, dat in zyno deken haast geene plooi gekomen was en het touw nog precies in hetzelfde ovaal om het bed lag als gisteravond. Na den eersten morgengroet, dien wy ge wisseld haddon, meende don Mariano glim lachend: „Nu, zoo lekker als wy beiden, of liever zoo goed als in de armen zyner moeder zal onze don Cosme wel niet goslapen hebben 1 Laat hem nog slapen, Juan, totdat de cacao klaar is." Onze manschappen hadden reods eer: vuur van de takken hunner legerstede aangelegd en bereidden den in dit land gebruikelykon morgendrank. Toen do „coco" klaar was, riepen wy onzen dandy wakker: „Don Co8meI Opstaan I Don Cosme 1" Maar don Cosme verroerde zich niet. „By San Jago di Compostellal" lachte myn vriend Mariano, „hy heeft de slangenvrees dus toch overwonnen en wy zullen hem „Mynheer, mynheer!" hygde op dit oogen- blik Juan Largo, die achter een rotsblok op doemde, „mynheer, de beer heeft een jong in zyn huis - ik heb zyn spoor naast dat van het jong geen duizend schreden van hier in de rotsen zien leiden I Zy zyn veel dichter hy ons dan wy konden hopen 1 Met uwe toe stemming zullen wy direct opbreken, opdat wy ook, zoo mogoiyk, mevrouw nog in huis vinden, voordat deze ellendige rooversbende zich uit de voeten maakt." Juan Largo was brandend rood van jacht- yver en beefde van verlangen. „Goed, Juan, zooals je meent," antwoordde Mariano, terwyi wy opstonden. Alleen don Cosme verroerde zich nog niet. Daarop sprong Largo, bezorgd dat don Cosmos langslaptry ons misschien te laat by het „huis" der beronfamilie kon brengen, op den schilder achtig in zyne zarapa gewikkelden slaper toe en schudde hem, tegen alle hoffelykheid in, hevig heen en weer. Doch op hetzelfde oogen- blik stokte hy, boog zich nog dieper over don Cosmo, als berook hy hem, en sprong toen met een kreet op. „Santo Diosl Snel, myne heeren, snelt" Verschrikt snelden wy naar de plaats don Cosme was dood en styf! Toen de eerste schrik voorby was, wilde Mariano hem opheffen, om te zien, of er mis schien toch nog leven in hem was; maar Juan Largo posteerde zich met uitgestrekte armen tusschen hem en den doode en riop: „Niet aanraken, mynheer; er zou een tweede ongeluk kunnen gebeuren I" „Dus toch eene ratelslang, ondanks hot paardeharen touw vroeg Mariano den ouden jager ontsteld. „GeenBzinsl Onmogeiyk I De reata (het touw) ligt nog precies zooals ik het gister avond gelegd heb en bovendien: eene slang gaat daar nooit overl Maar nu, de zon is al boog genoeg, wij zullen haar direct kunnen zien, als wy hem het zwarte wam buis losmaken. Ik rook haar onmiddellijk, toen ik my over het ïyk boogt" „Wat, rook je de zon?" vroeg don Mariano en zag de oude man aaD, als vreesde hy, dat deze eensklaps krankzinnig was geworden. „Wat bedoel je? Wat rook je?" Maar Juan Largo gaf eerst nog geen ant

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 1