PERSOVERZICHT.
Ieder, die werkt, verdient gaarne
zoo véél mogelijk. Dit is altijd zoo
geweest, is ten huidigen dage nóg zoo en
zal wel immer het geval blijven. In den tijd,
waarin wij leven, zijn er bovendien velen,
die meenen dat ze lang niet genoeg verdienen,
dat hun werk meer geldelijke belooning ver-
eischt, dat de toestand voor hen op den duur
onhoudbaar wordt, dat zij zullen ondergaan
in den strijd om het bestaan, als hunne
loonen of jaarwedden niet verhoogd worden.
Tot deze rubriek, volgens sommigen vor
mende eene klasse van ontevredenen," van
personen, die „te hoog op" willen, volgens
anderen van „in hun recht zijnden," be-
hooren voorzeker in de eerste plaats heeren
gemeente-ambtenaren, juister nog ambte
naren ter gemeente-secretarie,
en hoeren onderwijzers (geeno hoofden
van scholen voor 't meerendeel). Menig dagblad-
bericht heeft dit reeds aangetoond, menig
Persoverzicht er helderder nog het licht over
laten schijnen en ook het begin van dit Over
zicht zal het weer bij vernieuwing bewijzen.
In De Gemeente-Stem toch staat te lezen
(op verzoek nemen we het hier over):
In de jongst gehouden algemeene vergade
ring der afd. „Friesland" van den „Nod. Bood
van Gemeente-ambtenaren" is o. a. ter tafel
gebracht het rapport der commissie voor bet
vorzamelen eener statistiek van de positie
van gemeente-secretarissen, -ontvangers en
-ambtenaren ter secretarie. De heer Bleeker
verklaarde dat die statistiek op hem een
alleronaangenaam8ten indruk heeft gemaakt,
vooral wat de bolooning betreft van de
ambtenaren ter secretarie. Wel wist hij, dat
sommige ambtenaren zeer karig bezoldigd
worden, maar wie had durven denken, dat
de meeste gemeente-besturen zich niet ont
zien, hunnen ambtenaren, wien ze de uitvoe
ring der organieke wetten opdragon, een
werk, dat men waarlijk niet den eersten den
besten leeglooper kan laten doen eene be
looning te geven, waarvoor zoo'n leeglooper
minachtend den neus zou optrekken 1
Geene uitzondering is het, dat men ambte
naren, die vijf, tien, tot vijftien dienstjaren
achter den rug hebben, bezoldigt mot f 200
tot 300 per jaar. En met de hoofdambte
naren ter secretarie, mannen vaak mot dertig,
veertig of vijftig dienstjaren, en in de ge
meente-administratie doorkneed, is het al niet
veel beter gesteldmen geeft hun eene jaar
wedde van 400 tot 600. Spreker geeft
in overweging aan de statistiek publiciteit
te geven. Daardoor toch zou V^'^ht de was
sende stroom van volontairs^ÈJenigermate
kunnen worden gekeerd, en zullen vele jonge
lieden, dio nu nog van plan zijn zicli aan de
gemeente administratie te wyden, voorgroote
teleurstelling gespaard blijven. Maar bovenal
is publiciteit noodig, opdat ook deze maat
schappelijke misstand door allen gekend worde
en de publieke opinie medewerke tot beëin
diging der onvordedigbare exploitatie van de
ambtenaren ter secretarie.
Een onderwijzer, die, niettegenstaande de
voor hem moeilijke tijden, nog lust en opge
wekheid tot „dichten" vindt, levert het vol
gende rekening-gewrocht aan De Limburger
Koerier:
Klacht uit Zuid-Limburg.
Hoe vaak hoort men in vollen ernst
Een achtbaar Raadslid zeggen:
„Zoo'n onderwijzer, lieve tijdl
Die kan wat overleggen 1"
Toch dwaalt de man in dit geval
Wat ik bier klaar bewijzen zal.
Vierhonderd gulden wil men hem
Alommo jaarlijks geven;
't Is pas genoeg om met fatsoen
Op 't land te kunnen leven.
Voor kost en wasch betaalt hij daar
Driehonderd gulden in het jaar. 300
Voor kleeren stel ik 50 pop
Daar valt niets af te dingen; 50
Acht gulden voor den ouden dag, 8
Tien voor vergaderingon10
Voor bier, sigaren en tabak
Gaan dertig gulden uit den zak. 30
Voor boeken, briefport en papier
Mag ik niet minder schrijvon, 30
Men moet studeeren, vindt ge niet?
Nu, dat kost ook al schijven. 100
En hoe is 't mooglijk, dat men 't waagt,
Belasting wordt or uok gevraagd I 1
Totaal ƒ629.
RestWacht eens even s. v. p. I
Zoo velerhande zaken
Heb ik u niet gemeld, die toch
De beurs ook lichter maken.
Zijn licht, zijn vuur en vreeslijk dingl
Soms nog een doktersrekening.
En moge soms het traktement
Met v\jf en twintig stijgen,
Dan moet z\jn wakkro hospita
Ook hoogor kostgeld krijgen;
En zoo zal hy, naar allen schijn,
Nog lang oen arme platzak zijn.
G|J merkt: een onderwijzer kan
Geen penning overhouön,
En, Gott beware! zoo hy nog
Aan vrijen denkt en trouwen
Wat hem dit „tranendal" ook biê,
Geen liefde, wijn en poëzie 1
W., Augustus. Jeremias.
Nog eensZondagsrust!
Onder het opschrift „Van den regen in
den drop" schrijft het christelijk-sociaal
weekblad Patrimonium:
Hier zijn biljetten naast de brievenbussen
aangeplakt, die vermanen om toch des Zater
dags-avonds geene brieven ter post te be
zorgen; daar zijn het vergaderingen van
bepaalde vakgenooten, die de mogelijkheid
bespreken, des Zondags den arbeid te
stakenkortom, de zucht om althans één
dag rust te hebben, openbaart zich al meer
en meer.
Nu, over die neiging hebben we ons te
verblijden. Immers, ze strookt met het
Goddelijk bevel I
Toch is die blijdschap niet onvermengd.
We vragen ons toch af: Waartoe verlangt
men Zondagsrust?
Om de rust, om de heiliging ofom de
pret?
Het begrip „Zondagsrust" is bij ons volk,
vooral in de steden, tamelijk wel zoek.
Personen van allerlei stand en qualiteit,
kerkelijke personen zelfs, ziet men er tegen
zondigen.
En als het nu gelukt, straks bij de verschil
lende takken van dienst Zondagsrust inge
voerd te krijgeneilieve, wat dan?
Zal men dan den Zondag gaan gebruiken
om bot te vieren aan de zucht tot genot,
tot pret, eene zucht, die eveneens in deze
dagen wassende is?
Komt men dan niet van den regen in den
drop? We zouden het daarom 't best achten,
dat door de Kerken, van wat formatie ook,
werd aangedrongen in catechisatie, by huis
bezoek, door de prediking, op Zondags
heiliging. Misschien, wie weet, werd dan
nog een geslacht gekweekt, dat den Zondag
eert.
Als aan ons volk een Zondag geschonken
wordt om te brullen, te brassen en pret te
maken, ocharme, misschien was het dan
voor menig gezin maar beter te werken!
Maar een Zondag, die geheiligd wordt,
leidt tot verhoogd zedelijk leven, dat niet
nalaten zal ook gunstig in te werken op
onze maatschappelijke toestanden.
Het Nieuwsblad voor hel Kanton Oost er hout
meent dat bij goeden wil op de Staats-
begrooting aanzienlijk zou te bezui
nigen zijn en zegt
Er zou al heel veel gewonnen zijn, indien
voorloopig alvast met ter zijde-stelling zelfs
van gewenschte bezuinigingen in het be
stuur van land, provincie en gemeente de
grootst mogelijke zuinigheid betracht werd.
Een ieder weet dat de goeden niet te na
gesproken over het algemeen met de be
lastingpenningen nogal ruw geleefd wordt,
in elk geval lang niet zoo zuinig als met
het geld, dat men voor zijne eigen huishou
ding besteedt.
Óf is het zuinigheid, dat minister Pierson
op de Landsdrukkerij maar even drie millioen
biljetten voor de Bedrijfsbelasting heeft laten
drukken? Kosten daar papier, zet- en druk
loon geen geld? Hot heeft er wel iets van,
of de oud-minister als souvenir aan zyn
kortstondig ministerschap zelfs de zuigelingen
met zoo'n biljet hoeft willen bedenken.
Op zichzelf is dit betrekkelyk maar eene
kleinigheid, doch het bewijst, hoe lichtvaardig
aan onze departementen met het geld wordt
omgesprongen. De zolders kraken er van de
stapels documenten, die daar liggen te ver
schimmelen, en waar geen sterveling iets
aan heeft. Wat een schatten aan papier en
drukloon, maar niet minder aan tijd en werk
kracht, worden „ton bate" dor ministoriëele
bureaux verknoeid! W(j hebben in ons goed
bureaucratisch land commissies voor alles en
voor nog wat. Do heeren stellen, natuurlijk,
grondig onderzoek in, brengen, natuurlijk,
heel consciëntieuze verslagen uit, die, even
natuurlijk, door de klerken, commiezen en
referendarissen ongelezen worden gelaten en
ten slotte, natuurlijk, ter griffie worden ge
deponeerd, m. a. w. op de zolders by hunne
vaderen worden vergaderd. Maar dat alles
kost een schat van geld, zondor dat het land,
of wie ook, er een haar mee vooruitgaat.
Het oude rijmpje van do heeren, die een glas
dronken, een plasen de zaak lieten
zooals ze was, vindt ook op dit gebied nog
altijd zijne toepassing en bevestiging.
Er zijn in den jongsten tijd van verschil
lende zijden stemmen vernomen, die er op
wezen, dat de hoofden van scholen in groote
plaatsen een zwaar traktement hebben en
daarvoor niets anders of ten minste niet veel
andera uitvoeren dan statistieken opmaken
en voor veldwachter spelen, meer nog ten
opzichte der onderwijzers dan der kinderen.
Het is een feit, dat een soortgelijk ver
schijnsel zich ook voordoet by een groot ge
tal „hooge" ryks-betrekkingen. Neem byv.
een ontvanger der directe belastingen eerste
klasse. De man verdient ƒ5000, komt een
uur of wat op het kantoor, maar laat inden
regel het meeste werk aan boekhouders en
klerken over. En als hy nu nog de belang
hebbende vragers, die inlichtingen komen in
winnen, enz., met zyne voorlichting welwillend
ter zyde stond, waarvoor hy toch waariyk
royaal genoeg betaald wordt, doch in den
regel zal zoo'n mynheer zich voor een ge
woon burger- of boerenmensch niet verwaar
digen van zyne olympische hoogte af te
dalen, maar wel met de meest souvereine
minachting op u neerzien. Pretentie is den
goeden niet te na gesproken in het alge
meen een karaktertrek by onze Nederlandsche
en, wy denken wel, by elke bureaucratie. Die
heeren hebben geen werk genoeg, en dat zegt
wat by de weinige uren daags, die ze op
hunne bureaux doorbrengen 1 Zy lezen de
krant, maken praatjes met elkaar en hebben
er pleizier in, nu en dan de eene of andere
eenvoudige ziel voor den gek te houden, die
op hun kantoor moet zyn. Zonder de minste
schade kan er eene flinke opruiming onder
ons hoirleger van allerlei ambtenaren en be
ambten gehouden worden. Maar men gaat
hiertoe niet over, omdat het zoo mooie postjes
zyn voor een neefje van mynheer Zus en
een vriendje of goeden kennis van mynheer
Zoo, en omdat men mynheer Zus en myn
heer Zoo, die veel invloed hebben, graag tot
vriend wil houden. Want aan al dergeiyke
postjes komt men niet, of men moet protectie
den traditioneelen kruiwagen hebben.
De minister, die aan al dat gekonkel en
geknoei, dat vergeven van baantjes aan pro
tégés van ryke en invloedryke heeren, aan
de hatelyke bureaucratie, die den belasting
betalers jaariyks duizenden en duizenden kost,
een einde durft maken, zal waarschynlyk nog
wel geboren moeten worden. Het is hetjam-
meriyk overbiyfael der familie-regeeringen uit
de voorgaande eeuw, en in onzen, naar men
zegt zoo by uitstek aemocratischen, tyd diende
toch daarmee het eerst gebroken. Maar wie
het hardst schreeuwen om democratie, doen
er gewoonlyk het ergst aan mee, en wie
goed bezorgd en geborgen zyn met een flink
en vast traktement, kunnen gemakkeiyk uit
varen tegen de patroons en werkgevers. Laten
die hoeren eons payer de leur personne
on den druk van de belastingschuldigen wat
verlichten I Dat zou hun vrywat mooier
staan; doch aan dat oor zyn ze doof.
Wie helpt mee om de almacht van de
bureaucratie, de grootste plaag van ons land,
te knotten? Men doet er een goed werk door
en bevordert indirect ook zyn eigen belang.
Over Protectie schryft De Gelderlander:
Den landbouw beschermen, dat mag niet.
Invoerrechten heffen, geiyk ook de buiten
lander doet, op tarwe en andere voortbreng
selen des lands, zoomede op ook hier te
lande gemaakte handelsartikelen, is onge
permitteerd dat strydt met onzen vryhandel.
Dan zouden die landbouwproducten en dat
fabrikaat iets duurder worden, en nog wel
op kunstmatige wyze. Foei toch! Hoe durft
nog iemand op protectie, op zulk een ge
kunsteld bedryf, zulk een economisch geknoei
aandringen
Maar ziet, wat wèl mag, wat niet in stryd
scbynt mot onzen vryhandel, is het bescher
men der Beurzen, het protegeeren van Londen-
sche en Berlynsche handelaars in geld; het
kunstmatig duurder maken van het geld
het verbod van aanmunting van zilvergeld,
opdat het goudgeld steeds in waarde sty ge
on dientengevolge de landbouwvoortbrengselen
en de gefabriceerde artikelen steeds in waarde
dalen.
Terwiil de gewone protoctionisten slechts
een matig ingaand recht verlangen, geen
verbod van invoer, eiscben en verkrygen de
geldhandelaars een formeel verbod. Het is
verboden, zilvergeld te laten aanmunten. Er
mag geen zilvergeld meer bykomen. Het geld
vermindert elk jaar door slytage en verlies.
Het verbod van aanmunting werkt dus niet
alleen de niet-vermeerdering van het geld in
de hand, maar bovordert ook de gestadige
vermindering van het gemunt metaal.
Van deze kunstmatige vernieling biedt de
geschiedenis haast geen geiyke aan, dan toen
mdertyd de kooplieden der Nederlandsche
Republiek scheopsvrachten speceryen in zee
lieton werpen, alleen om alles, wat van de
Molukken en uit het verdere Indië kwam,
peperduur te houden.
Do meest geestdriftige vryhandelaar zal
niot ontkennen dat er op het gebied van het
muntwezen door ons en hierin hebben wy
de andere Europeesche Mogendheden nage
volgd, niet in de andere bescherming een
zoo uiterst protectionisme gepleegd wordt als
de moest fanatieke protectionist in zake in
gaande rechten onmogeiyk zou durven oischen.
Een of ander landbouwproduct, een of ander
fabrikaat in het geheel niet over de grenzon
te willen laten vervoeren, eene verbodsbepa
ling to maken, die niet in byzondere omstan
digheden, geiyk by ziekte van het vee, maar
te allen tyde werkt, zou in zyn hoofd niet
opkomen, en ook geene enkele regeering zou
naar zulk een denkbeeld luisteren.
Doch waar het er op aankomt, de Beurzen
te beschermen, het geld steeds duurder te
maken langs kunstmatigen weg, de gaven
der natuur, de voortbrengselen der mynen
aan geheel de monschheid te onttrekken,
eene kunstmatige goedkoopte van alles wat
geen geld is te bewerken, ten nadeele van
allen, die niet uitsluitend in geld en gelds
waardige papieren handelen, daar wordt niet
alleen naar het onzinnige geluisterd, maar
wordt het onzinnige eene wet.
Eene wet, die voor het grootste gedeelte
der maatschappy nadeelig werkt, die overal
malaise, achteruitgang en stilstand van zaken
doet ontstaan en alleen ten goede komt aan
lieden, die waarachtig niet tot de noodlydenden
behooren, voor wie geene uitzonderingswet
noodig is, om hen op de been te houden.
Als men zegt dat een gedeelte van den land
bouw, een gedeelte der nationale industrie in
de tegenwoordige omstandigheden den stryd
om het bestaan niet kunnen volhouden, waar
door, natuurlyk, ook al de werklieden in de
steden en ten platten lande, by die takken
van bestaan betrokken, broodeloos zouden
worden, tenzy er eene wet kome, die deze
middelen van bestaan tydeiyk protégeert, door
wyziging van ons grenstarief, dan luidt het
antwoord, niet in zoo korte termen en zoo
duidelyk, maar toch daarop neerkomende:
Indien deze takken van bestaan niet anders
gehandhaafd kunnen blyven dan op kunst
matige manier, door middel van bescherming,
dan moeten zy maar vergaan! Dan hebben
zy hun tyd uitgediend en behooren niet meer
tot onze dagen!
Maar welke waarde heeft zulk eene bewering
in den mond dergenen, die eene verregaande
protectie voorstaan ten behoeve van bestaans
middelen, die in het geheel geene bescherming
noodig hebben?
Wy zyn hier met onze protectie der geld
mannen en onzen absoluten vryhandel, wat
het gTensvervoer betreft, Chineezen op het
gebied der staathuishoudkunde.
Gemengd Nieuws.
Overeenkomstig de conclusie
van het Openb. Ministerie, verwierp de Hooge
Raad gisteren het cassatieberoep, door den be
rucht en Hendrik De Jong ingesteld tegeii zyne
veroordeeling tot 3 jaren gevangenisstraf door
het Hof te Amsterdam, wegens de bekende
oplichting ten nadeele van den hotelhouder
Kramer, te Amsterdam, wiens dochter door
De Jong was ten huweiyk gevraagd.
De Hooge Raad verwierp ook het cassatie
beroep van de twee oude bekenden der justitie,
Flens en Yrouwenfelder, die door het Hof te
's-Gravenhage resp tot 6 en 4 jaren gevan
genisstraf waren veroordeeld wegens een
brutalen diefstal door middel van inklimming
in eene onbewoonde villa te Kralingen.
Uit Rotterdam wordt gemeld:
Het mond- en klauwzeer heerscht in onze
omgeving in erge mate. Tusschen Delft en
Rotterdam vindt men byna geen weiland, waar
niet een bordje is aangebracht, dat de ziekte
vermeldt, en evenzoo zyn de veehouders in
de onmiddellyke nabyheid onzer stad door deze
ramp getroffen geworden.
Onze anders zoo belangryko veemarkt, welke
in de laatste jaren zich voortdurend heeft
uitgebreid, ondervindt daarvan de nadeelige
gevolgen. Buitenlandsche kooplieden bezoeken
de markt niet meer. Overigens wordt aan de
maatregelen, door het gemeentebestuur ver
ordend om de verdere besmetting tegen te
gaan, zeer gestreng de hand gehouden. Al
het vee, dat uit de besmette streken ter markt
komt, wordt afgezonderd gehouden, zoodat
het onmogeiyk is dat het vee, uit andere
streken afkomstig, daarmede in aanraking
kan komen.
Tydens het onweder, dat eergi6-
termiddag boven de gemeente Amersfoort
woedde, sloeg de bliksem in de Lieve Vrou
wentoren en verbryzelde een paar yzeren
stangen, naby het zoogenaamde looden zol
dertje. Brand ontstond or niet. Er viel zóó
enorm veel regen, dat op vele plaatsen de
straat, blank stond. Ook viel er hagel, doch
van geene beteekenis.
Eene afdeeling t o r p e d i s t e n e n
genie-soldaten is oezig de tnndernis in do
Schelde, by Bergen-op-Zoom, veroorzaakt door
het nog aanwezig zyn van een gedeelte van
den toren van Roemerswaal, door middel van
dynamiet uit den weg te ruimen.
Op 8 Aug. jl. is uit het krank
zinnigengesticht „Coudewater", te Rosmalen,
ontvlucht de verpleegde G B., die beweert
te zyn Staatsgevangene, door het Huis van
Oranje vervolgd en onschuldig opgesloten te
worden.
Te Hilversum hebben twee knapen,
de 13 jarige G. Van der Brul en de 9-jarige
H. Hermes, hunnen ouders 24 lange bange
uren doen doorleven, door Woensdagmiddag
de ouderiyke woning te verlaten en daarin
niet voor Donderdagavond terug te keeren.
Het is nu gebleken dat zy Woensdagavond
nog tot Muiden zyn geloopen, waar ze by
een schipper, wien zy den weg naar Amster
dam vroegen, in het hooi hebben geslapen tot
den volgenden morgen. Toen zyn zy naar de
hoofdstad gewandeld, waar zy op den Singel
door den knecht van den schipper op Hil
versum werden aangetroffen, die hen aan boord
en mede naar huis terugnam.
De zucht tot reizen, welke vooral by den
jongste sterk ontwikkeld mo9t zyn, schynt
tot dit uitstapje aanleiding te hebben gegeven
Dinsdagavond ontplofte te Londen
in eene brievenbus in do voorstad New-Cross
een pakje, dat gevuld was met kruit. Ernstige
schade werd door deze ontploffing niet ver
oorzaakt. Alleen werd de winkel, voor welken
de bus was geplaatst, een weinig beschadigd,
terwyl tevens de adressen van een paar
brieven, welke zich in de bus bevonden,
onleesbaar werden. Op het papier, waarin
het kruit was gewikkeld, vond men het vol
gende opschrift: „Ter nagedachtenis van
Ravachol, Bourdin, Vaillant en Santos." De
politie heeft een onderzoek ingesteld.
Onder de roovers. Omtrent de
wederwaardigheden der twee Franschen, in
de tweede helft der vorige maand op Sardinië
door roovers opgelicht, den houtkooper Rógis
Pral en zyn agent Paty, worden nader de
volgendo by zonderheden medegedeeld
Genoemde heeren hadden met een onder
wyzer, Pirisi, een bezoek afgesproken aan
een dezen behoorend plantsoen van note
boomen onder Senlo. Pirisi echter, die s och
tends te negen uren ter plaatse had moeten
zyn, daagdo eerst 's avonds om zes uren op
en toen men de bosschen begon op te nemen,
overvielen een twintigtal gemaskerde en met
roet zwartgemaakte bandieten het drietal,
knevelden het en sleepten het den Gemier-
gento op, overdag in grotten schuilende om
de politie te ontgaan. Eindelyk zich veilig
achtende, sloten zy den heer Pral in eene af-
zonderlyko spelonk op. Eenige dagen later
werd de heer Paty naar Cagliari gezonden
om den geèischten losprys te halen, welke
echter niet betaald werd. Eerst had men een
millioen lira's verlangd, maar was, in verband
met de maatregelen der overheid, tot 15,000
afgeslagen. Ook Pirisi werd losgelaten, maar
later weder gevat, ditmaal door gerechts
dienaars, daar hy beschuldigd werd de Fran
schen in de val gelokt en aan den roover-
hoofdman een telegram gezonden te hebben,
luidende: „De lammeren zyn er en zullen
Woensdagavond te Flumendosa wezen."
De heer Pral zelf is eindelyk door gezegden
hoofdman in een bosch gevoerd en daar by
stikdonkeren nacht aan zyn lot overgelaten."-
Gelukkig kwam hy by het aanbreken van den
dag eene ronde van twee gendarmen tegen,
die hem naar Villagrande geleidden, van waar
hy over Lanusci naar Cagliari vertrok, overal
door de bevolking toegejuicht.
Het beryden van sommige drukka
straten met een tweewieler is te Berlyn ver
boden; driewielers worden echter toegelaten.
Een fabrikant heeft nu, om aan de politie
verordening te voldoen, een klein derde wiel
aan zyn tweewieler gemaakt, dat by het
ryden niet gebruikt wordt, maar by het stil
staan belet dat de machine omvalt. De politie
maakte proces-verbaal tegen hem op, maar
het kantongerecht erkende zyne machine als
driewieler.
Voor den Londenschen politie-
rechter verscheen dezer dagen een vader met
zyn achtjarigen zoon, die volgens 's mans
verklaring „alles stal wat hy maar krygen
kon en die om het vaderlyk gezag niets meer
gaf." De rechter vroeg „of de man het a)
eens met de gard had beproefd." Op het ont^
kennend antwoord ried hy den vader aan,
op de plaats achter het gebouw den jongen
acht flinke slagen met de gard te geven. De
vader verklaarde dat hy dat „niet over zya
hart kon krygen," eene opmerking, waardoor
hy zich eene kranige les over het „sparen
van de roede" op den hals haalde. De vader
volgde nu den raad van den rechter op en
gaf den jongen in tegenwoordigheid van een
inspecteur 8 flinke slagen. „Koop nu eene
gard," zeide de rechter, „en vertel den deug
niet, dat, wanneer hy weder hier gebracht
wordt, hy 12 slagen zal krygen van den
sterksten politie agent." Deze afdoende wyze
van rechtspreken zal den vader naar alle
waarschyniykheid het gezag ovor zyn zoon
doen herwinnen.
Allerlei.
Juffrouw Schlemiller vertoeft met haren
tweeden echtgenoot by het graf van haren
eersten.
„Ja, daar ligt hy, myn heldl Gy zoudt nu
myn man niet zyn, als myn veelgeliefde Jan
niet den dood op het veld van eer gevon
den had."
Meneer Schlemiller: „Ik heb het altyd ge
zegd de oorlog is een vloek der menschbeld."j
Op den hoek der Pont Neuf staat eene armo
vrouw met een kind in hare armen. Een
voorbyganger had de aardigheid het wichtje
by den neus te trekken.
„Je kind is van bordpapier I" riep hy ver
baasd.
„Ach ja, goede meneertje, de avonden wor
den al zoo koud en daarom laat ik het arme
bloedje maar thuis."
„Man," zeide een riek echtgenoo' tot zyne
vrouw, „de dokter heeft daareven geconsta
teerd dat ik de pokken heb; laat nu dadeiyk
aan myne schuldeischers weten dat zy eindelyk
hun geld kunnen komen halen."
Een kleine jongen kwam met zyne moeder
uit de kerk. Het kind hoorde haar tegen eens
vriendin opmerken dat de preek dien ochtend
dan maar weer dunnetjes was geweest.
„Maar, mama," zeide hy verwonderd, „wat
kunt u nu verwachten voor den halven cent,
welken u in het zakje gegeven hebt!"
Zy: „Ik zou zoo gaarne wat meer van je
weten, eer ik er in toestem je vrouw te wor
den Ik ken je nog zoo weinig."
Hy: „Mag ik je dan naar myne vorige
meisjes verwijzen?"
Niet waar grooto uitwendige veranderingen
z:ch vertoonen, waar volken zich in bewoging
stellen, met elkaar in botsing komen en elkaar
bestryden moet men net ware leven zoeken.
Neen, d&ar begint het ware leven, waar kleine
streepjes nauwelyks waarneembare wy zin gen
onze toekomst bepalen. Tolstoi.
Vele levens zyn onnatuuriyk, de omstan
digheden. de vereeniging, welke het lot juist
tusschen personen, die niet voor elkaar pasten
en die eikaars wasdom belemmeren, teweeg
bracht, hebben hunne regelmatige ontwikkeling
belet en zoo zyn velen tot. vergroeide, vroeg-
dorrende planten geworden, maar helaas met
meei gevoel voor nunne onnatuuriykheid dan
de plant kent. Wallis.
Het is zoo gelukkig dat er dichters zyn,
die ook voor kinderen zingen, en dat wie
zingen eaat voor 'tkind, een dichter zy. Het
beste is voor rnze kinderen niet te goed.
Kinderpoëzie moet poëzie zyn. Het is eene
eigen soort van kunst, maar niettemin eene
kunst. Ritter.
Zichzelf te wezen op grondslag van goud,
Dat is als zyn huis te bouwen op zand.
Voor horloge en ring en andere dingen
Vleien de luitjes en kruipen in 't stof;
Zy nemen den hoed voor eene dure speld af;
Maar een ring of een speld is toch niot de persoon»
Ibs^n.