PERSOVERZICHT. Ieder, die werkt, verdient gaarne zoo véél mogelijk. Dit is altijd zoo geweest, is ten huidigen dage nóg zoo en zal wel immer het geval blijven. In den tijd, waarin wij leven, zijn er bovendien velen, die meenen dat ze lang niet genoeg verdienen, dat hun werk meer geldelijke belooning ver- eischt, dat de toestand voor hen op den duur onhoudbaar wordt, dat zij zullen ondergaan in den strijd om het bestaan, als hunne loonen of jaarwedden niet verhoogd worden. Tot deze rubriek, volgens sommigen vor mende eene klasse van ontevredenen," van personen, die „te hoog op" willen, volgens anderen van „in hun recht zijnden," be- hooren voorzeker in de eerste plaats heeren gemeente-ambtenaren, juister nog ambte naren ter gemeente-secretarie, en hoeren onderwijzers (geeno hoofden van scholen voor 't meerendeel). Menig dagblad- bericht heeft dit reeds aangetoond, menig Persoverzicht er helderder nog het licht over laten schijnen en ook het begin van dit Over zicht zal het weer bij vernieuwing bewijzen. In De Gemeente-Stem toch staat te lezen (op verzoek nemen we het hier over): In de jongst gehouden algemeene vergade ring der afd. „Friesland" van den „Nod. Bood van Gemeente-ambtenaren" is o. a. ter tafel gebracht het rapport der commissie voor bet vorzamelen eener statistiek van de positie van gemeente-secretarissen, -ontvangers en -ambtenaren ter secretarie. De heer Bleeker verklaarde dat die statistiek op hem een alleronaangenaam8ten indruk heeft gemaakt, vooral wat de bolooning betreft van de ambtenaren ter secretarie. Wel wist hij, dat sommige ambtenaren zeer karig bezoldigd worden, maar wie had durven denken, dat de meeste gemeente-besturen zich niet ont zien, hunnen ambtenaren, wien ze de uitvoe ring der organieke wetten opdragon, een werk, dat men waarlijk niet den eersten den besten leeglooper kan laten doen eene be looning te geven, waarvoor zoo'n leeglooper minachtend den neus zou optrekken 1 Geene uitzondering is het, dat men ambte naren, die vijf, tien, tot vijftien dienstjaren achter den rug hebben, bezoldigt mot f 200 tot 300 per jaar. En met de hoofdambte naren ter secretarie, mannen vaak mot dertig, veertig of vijftig dienstjaren, en in de ge meente-administratie doorkneed, is het al niet veel beter gesteldmen geeft hun eene jaar wedde van 400 tot 600. Spreker geeft in overweging aan de statistiek publiciteit te geven. Daardoor toch zou V^'^ht de was sende stroom van volontairs^ÈJenigermate kunnen worden gekeerd, en zullen vele jonge lieden, dio nu nog van plan zijn zicli aan de gemeente administratie te wyden, voorgroote teleurstelling gespaard blijven. Maar bovenal is publiciteit noodig, opdat ook deze maat schappelijke misstand door allen gekend worde en de publieke opinie medewerke tot beëin diging der onvordedigbare exploitatie van de ambtenaren ter secretarie. Een onderwijzer, die, niettegenstaande de voor hem moeilijke tijden, nog lust en opge wekheid tot „dichten" vindt, levert het vol gende rekening-gewrocht aan De Limburger Koerier: Klacht uit Zuid-Limburg. Hoe vaak hoort men in vollen ernst Een achtbaar Raadslid zeggen: „Zoo'n onderwijzer, lieve tijdl Die kan wat overleggen 1" Toch dwaalt de man in dit geval Wat ik bier klaar bewijzen zal. Vierhonderd gulden wil men hem Alommo jaarlijks geven; 't Is pas genoeg om met fatsoen Op 't land te kunnen leven. Voor kost en wasch betaalt hij daar Driehonderd gulden in het jaar. 300 Voor kleeren stel ik 50 pop Daar valt niets af te dingen; 50 Acht gulden voor den ouden dag, 8 Tien voor vergaderingon10 Voor bier, sigaren en tabak Gaan dertig gulden uit den zak. 30 Voor boeken, briefport en papier Mag ik niet minder schrijvon, 30 Men moet studeeren, vindt ge niet? Nu, dat kost ook al schijven. 100 En hoe is 't mooglijk, dat men 't waagt, Belasting wordt or uok gevraagd I 1 Totaal ƒ629. RestWacht eens even s. v. p. I Zoo velerhande zaken Heb ik u niet gemeld, die toch De beurs ook lichter maken. Zijn licht, zijn vuur en vreeslijk dingl Soms nog een doktersrekening. En moge soms het traktement Met v\jf en twintig stijgen, Dan moet z\jn wakkro hospita Ook hoogor kostgeld krijgen; En zoo zal hy, naar allen schijn, Nog lang oen arme platzak zijn. G|J merkt: een onderwijzer kan Geen penning overhouön, En, Gott beware! zoo hy nog Aan vrijen denkt en trouwen Wat hem dit „tranendal" ook biê, Geen liefde, wijn en poëzie 1 W., Augustus. Jeremias. Nog eensZondagsrust! Onder het opschrift „Van den regen in den drop" schrijft het christelijk-sociaal weekblad Patrimonium: Hier zijn biljetten naast de brievenbussen aangeplakt, die vermanen om toch des Zater dags-avonds geene brieven ter post te be zorgen; daar zijn het vergaderingen van bepaalde vakgenooten, die de mogelijkheid bespreken, des Zondags den arbeid te stakenkortom, de zucht om althans één dag rust te hebben, openbaart zich al meer en meer. Nu, over die neiging hebben we ons te verblijden. Immers, ze strookt met het Goddelijk bevel I Toch is die blijdschap niet onvermengd. We vragen ons toch af: Waartoe verlangt men Zondagsrust? Om de rust, om de heiliging ofom de pret? Het begrip „Zondagsrust" is bij ons volk, vooral in de steden, tamelijk wel zoek. Personen van allerlei stand en qualiteit, kerkelijke personen zelfs, ziet men er tegen zondigen. En als het nu gelukt, straks bij de verschil lende takken van dienst Zondagsrust inge voerd te krijgeneilieve, wat dan? Zal men dan den Zondag gaan gebruiken om bot te vieren aan de zucht tot genot, tot pret, eene zucht, die eveneens in deze dagen wassende is? Komt men dan niet van den regen in den drop? We zouden het daarom 't best achten, dat door de Kerken, van wat formatie ook, werd aangedrongen in catechisatie, by huis bezoek, door de prediking, op Zondags heiliging. Misschien, wie weet, werd dan nog een geslacht gekweekt, dat den Zondag eert. Als aan ons volk een Zondag geschonken wordt om te brullen, te brassen en pret te maken, ocharme, misschien was het dan voor menig gezin maar beter te werken! Maar een Zondag, die geheiligd wordt, leidt tot verhoogd zedelijk leven, dat niet nalaten zal ook gunstig in te werken op onze maatschappelijke toestanden. Het Nieuwsblad voor hel Kanton Oost er hout meent dat bij goeden wil op de Staats- begrooting aanzienlijk zou te bezui nigen zijn en zegt Er zou al heel veel gewonnen zijn, indien voorloopig alvast met ter zijde-stelling zelfs van gewenschte bezuinigingen in het be stuur van land, provincie en gemeente de grootst mogelijke zuinigheid betracht werd. Een ieder weet dat de goeden niet te na gesproken over het algemeen met de be lastingpenningen nogal ruw geleefd wordt, in elk geval lang niet zoo zuinig als met het geld, dat men voor zijne eigen huishou ding besteedt. Óf is het zuinigheid, dat minister Pierson op de Landsdrukkerij maar even drie millioen biljetten voor de Bedrijfsbelasting heeft laten drukken? Kosten daar papier, zet- en druk loon geen geld? Hot heeft er wel iets van, of de oud-minister als souvenir aan zyn kortstondig ministerschap zelfs de zuigelingen met zoo'n biljet hoeft willen bedenken. Op zichzelf is dit betrekkelyk maar eene kleinigheid, doch het bewijst, hoe lichtvaardig aan onze departementen met het geld wordt omgesprongen. De zolders kraken er van de stapels documenten, die daar liggen te ver schimmelen, en waar geen sterveling iets aan heeft. Wat een schatten aan papier en drukloon, maar niet minder aan tijd en werk kracht, worden „ton bate" dor ministoriëele bureaux verknoeid! W(j hebben in ons goed bureaucratisch land commissies voor alles en voor nog wat. Do heeren stellen, natuurlijk, grondig onderzoek in, brengen, natuurlijk, heel consciëntieuze verslagen uit, die, even natuurlijk, door de klerken, commiezen en referendarissen ongelezen worden gelaten en ten slotte, natuurlijk, ter griffie worden ge deponeerd, m. a. w. op de zolders by hunne vaderen worden vergaderd. Maar dat alles kost een schat van geld, zondor dat het land, of wie ook, er een haar mee vooruitgaat. Het oude rijmpje van do heeren, die een glas dronken, een plasen de zaak lieten zooals ze was, vindt ook op dit gebied nog altijd zijne toepassing en bevestiging. Er zijn in den jongsten tijd van verschil lende zijden stemmen vernomen, die er op wezen, dat de hoofden van scholen in groote plaatsen een zwaar traktement hebben en daarvoor niets anders of ten minste niet veel andera uitvoeren dan statistieken opmaken en voor veldwachter spelen, meer nog ten opzichte der onderwijzers dan der kinderen. Het is een feit, dat een soortgelijk ver schijnsel zich ook voordoet by een groot ge tal „hooge" ryks-betrekkingen. Neem byv. een ontvanger der directe belastingen eerste klasse. De man verdient ƒ5000, komt een uur of wat op het kantoor, maar laat inden regel het meeste werk aan boekhouders en klerken over. En als hy nu nog de belang hebbende vragers, die inlichtingen komen in winnen, enz., met zyne voorlichting welwillend ter zyde stond, waarvoor hy toch waariyk royaal genoeg betaald wordt, doch in den regel zal zoo'n mynheer zich voor een ge woon burger- of boerenmensch niet verwaar digen van zyne olympische hoogte af te dalen, maar wel met de meest souvereine minachting op u neerzien. Pretentie is den goeden niet te na gesproken in het alge meen een karaktertrek by onze Nederlandsche en, wy denken wel, by elke bureaucratie. Die heeren hebben geen werk genoeg, en dat zegt wat by de weinige uren daags, die ze op hunne bureaux doorbrengen 1 Zy lezen de krant, maken praatjes met elkaar en hebben er pleizier in, nu en dan de eene of andere eenvoudige ziel voor den gek te houden, die op hun kantoor moet zyn. Zonder de minste schade kan er eene flinke opruiming onder ons hoirleger van allerlei ambtenaren en be ambten gehouden worden. Maar men gaat hiertoe niet over, omdat het zoo mooie postjes zyn voor een neefje van mynheer Zus en een vriendje of goeden kennis van mynheer Zoo, en omdat men mynheer Zus en myn heer Zoo, die veel invloed hebben, graag tot vriend wil houden. Want aan al dergeiyke postjes komt men niet, of men moet protectie den traditioneelen kruiwagen hebben. De minister, die aan al dat gekonkel en geknoei, dat vergeven van baantjes aan pro tégés van ryke en invloedryke heeren, aan de hatelyke bureaucratie, die den belasting betalers jaariyks duizenden en duizenden kost, een einde durft maken, zal waarschynlyk nog wel geboren moeten worden. Het is hetjam- meriyk overbiyfael der familie-regeeringen uit de voorgaande eeuw, en in onzen, naar men zegt zoo by uitstek aemocratischen, tyd diende toch daarmee het eerst gebroken. Maar wie het hardst schreeuwen om democratie, doen er gewoonlyk het ergst aan mee, en wie goed bezorgd en geborgen zyn met een flink en vast traktement, kunnen gemakkeiyk uit varen tegen de patroons en werkgevers. Laten die hoeren eons payer de leur personne on den druk van de belastingschuldigen wat verlichten I Dat zou hun vrywat mooier staan; doch aan dat oor zyn ze doof. Wie helpt mee om de almacht van de bureaucratie, de grootste plaag van ons land, te knotten? Men doet er een goed werk door en bevordert indirect ook zyn eigen belang. Over Protectie schryft De Gelderlander: Den landbouw beschermen, dat mag niet. Invoerrechten heffen, geiyk ook de buiten lander doet, op tarwe en andere voortbreng selen des lands, zoomede op ook hier te lande gemaakte handelsartikelen, is onge permitteerd dat strydt met onzen vryhandel. Dan zouden die landbouwproducten en dat fabrikaat iets duurder worden, en nog wel op kunstmatige wyze. Foei toch! Hoe durft nog iemand op protectie, op zulk een ge kunsteld bedryf, zulk een economisch geknoei aandringen Maar ziet, wat wèl mag, wat niet in stryd scbynt mot onzen vryhandel, is het bescher men der Beurzen, het protegeeren van Londen- sche en Berlynsche handelaars in geld; het kunstmatig duurder maken van het geld het verbod van aanmunting van zilvergeld, opdat het goudgeld steeds in waarde sty ge on dientengevolge de landbouwvoortbrengselen en de gefabriceerde artikelen steeds in waarde dalen. Terwiil de gewone protoctionisten slechts een matig ingaand recht verlangen, geen verbod van invoer, eiscben en verkrygen de geldhandelaars een formeel verbod. Het is verboden, zilvergeld te laten aanmunten. Er mag geen zilvergeld meer bykomen. Het geld vermindert elk jaar door slytage en verlies. Het verbod van aanmunting werkt dus niet alleen de niet-vermeerdering van het geld in de hand, maar bovordert ook de gestadige vermindering van het gemunt metaal. Van deze kunstmatige vernieling biedt de geschiedenis haast geen geiyke aan, dan toen mdertyd de kooplieden der Nederlandsche Republiek scheopsvrachten speceryen in zee lieton werpen, alleen om alles, wat van de Molukken en uit het verdere Indië kwam, peperduur te houden. Do meest geestdriftige vryhandelaar zal niot ontkennen dat er op het gebied van het muntwezen door ons en hierin hebben wy de andere Europeesche Mogendheden nage volgd, niet in de andere bescherming een zoo uiterst protectionisme gepleegd wordt als de moest fanatieke protectionist in zake in gaande rechten onmogeiyk zou durven oischen. Een of ander landbouwproduct, een of ander fabrikaat in het geheel niet over de grenzon te willen laten vervoeren, eene verbodsbepa ling to maken, die niet in byzondere omstan digheden, geiyk by ziekte van het vee, maar te allen tyde werkt, zou in zyn hoofd niet opkomen, en ook geene enkele regeering zou naar zulk een denkbeeld luisteren. Doch waar het er op aankomt, de Beurzen te beschermen, het geld steeds duurder te maken langs kunstmatigen weg, de gaven der natuur, de voortbrengselen der mynen aan geheel de monschheid te onttrekken, eene kunstmatige goedkoopte van alles wat geen geld is te bewerken, ten nadeele van allen, die niet uitsluitend in geld en gelds waardige papieren handelen, daar wordt niet alleen naar het onzinnige geluisterd, maar wordt het onzinnige eene wet. Eene wet, die voor het grootste gedeelte der maatschappy nadeelig werkt, die overal malaise, achteruitgang en stilstand van zaken doet ontstaan en alleen ten goede komt aan lieden, die waarachtig niet tot de noodlydenden behooren, voor wie geene uitzonderingswet noodig is, om hen op de been te houden. Als men zegt dat een gedeelte van den land bouw, een gedeelte der nationale industrie in de tegenwoordige omstandigheden den stryd om het bestaan niet kunnen volhouden, waar door, natuurlyk, ook al de werklieden in de steden en ten platten lande, by die takken van bestaan betrokken, broodeloos zouden worden, tenzy er eene wet kome, die deze middelen van bestaan tydeiyk protégeert, door wyziging van ons grenstarief, dan luidt het antwoord, niet in zoo korte termen en zoo duidelyk, maar toch daarop neerkomende: Indien deze takken van bestaan niet anders gehandhaafd kunnen blyven dan op kunst matige manier, door middel van bescherming, dan moeten zy maar vergaan! Dan hebben zy hun tyd uitgediend en behooren niet meer tot onze dagen! Maar welke waarde heeft zulk eene bewering in den mond dergenen, die eene verregaande protectie voorstaan ten behoeve van bestaans middelen, die in het geheel geene bescherming noodig hebben? Wy zyn hier met onze protectie der geld mannen en onzen absoluten vryhandel, wat het gTensvervoer betreft, Chineezen op het gebied der staathuishoudkunde. Gemengd Nieuws. Overeenkomstig de conclusie van het Openb. Ministerie, verwierp de Hooge Raad gisteren het cassatieberoep, door den be rucht en Hendrik De Jong ingesteld tegeii zyne veroordeeling tot 3 jaren gevangenisstraf door het Hof te Amsterdam, wegens de bekende oplichting ten nadeele van den hotelhouder Kramer, te Amsterdam, wiens dochter door De Jong was ten huweiyk gevraagd. De Hooge Raad verwierp ook het cassatie beroep van de twee oude bekenden der justitie, Flens en Yrouwenfelder, die door het Hof te 's-Gravenhage resp tot 6 en 4 jaren gevan genisstraf waren veroordeeld wegens een brutalen diefstal door middel van inklimming in eene onbewoonde villa te Kralingen. Uit Rotterdam wordt gemeld: Het mond- en klauwzeer heerscht in onze omgeving in erge mate. Tusschen Delft en Rotterdam vindt men byna geen weiland, waar niet een bordje is aangebracht, dat de ziekte vermeldt, en evenzoo zyn de veehouders in de onmiddellyke nabyheid onzer stad door deze ramp getroffen geworden. Onze anders zoo belangryko veemarkt, welke in de laatste jaren zich voortdurend heeft uitgebreid, ondervindt daarvan de nadeelige gevolgen. Buitenlandsche kooplieden bezoeken de markt niet meer. Overigens wordt aan de maatregelen, door het gemeentebestuur ver ordend om de verdere besmetting tegen te gaan, zeer gestreng de hand gehouden. Al het vee, dat uit de besmette streken ter markt komt, wordt afgezonderd gehouden, zoodat het onmogeiyk is dat het vee, uit andere streken afkomstig, daarmede in aanraking kan komen. Tydens het onweder, dat eergi6- termiddag boven de gemeente Amersfoort woedde, sloeg de bliksem in de Lieve Vrou wentoren en verbryzelde een paar yzeren stangen, naby het zoogenaamde looden zol dertje. Brand ontstond or niet. Er viel zóó enorm veel regen, dat op vele plaatsen de straat, blank stond. Ook viel er hagel, doch van geene beteekenis. Eene afdeeling t o r p e d i s t e n e n genie-soldaten is oezig de tnndernis in do Schelde, by Bergen-op-Zoom, veroorzaakt door het nog aanwezig zyn van een gedeelte van den toren van Roemerswaal, door middel van dynamiet uit den weg te ruimen. Op 8 Aug. jl. is uit het krank zinnigengesticht „Coudewater", te Rosmalen, ontvlucht de verpleegde G B., die beweert te zyn Staatsgevangene, door het Huis van Oranje vervolgd en onschuldig opgesloten te worden. Te Hilversum hebben twee knapen, de 13 jarige G. Van der Brul en de 9-jarige H. Hermes, hunnen ouders 24 lange bange uren doen doorleven, door Woensdagmiddag de ouderiyke woning te verlaten en daarin niet voor Donderdagavond terug te keeren. Het is nu gebleken dat zy Woensdagavond nog tot Muiden zyn geloopen, waar ze by een schipper, wien zy den weg naar Amster dam vroegen, in het hooi hebben geslapen tot den volgenden morgen. Toen zyn zy naar de hoofdstad gewandeld, waar zy op den Singel door den knecht van den schipper op Hil versum werden aangetroffen, die hen aan boord en mede naar huis terugnam. De zucht tot reizen, welke vooral by den jongste sterk ontwikkeld mo9t zyn, schynt tot dit uitstapje aanleiding te hebben gegeven Dinsdagavond ontplofte te Londen in eene brievenbus in do voorstad New-Cross een pakje, dat gevuld was met kruit. Ernstige schade werd door deze ontploffing niet ver oorzaakt. Alleen werd de winkel, voor welken de bus was geplaatst, een weinig beschadigd, terwyl tevens de adressen van een paar brieven, welke zich in de bus bevonden, onleesbaar werden. Op het papier, waarin het kruit was gewikkeld, vond men het vol gende opschrift: „Ter nagedachtenis van Ravachol, Bourdin, Vaillant en Santos." De politie heeft een onderzoek ingesteld. Onder de roovers. Omtrent de wederwaardigheden der twee Franschen, in de tweede helft der vorige maand op Sardinië door roovers opgelicht, den houtkooper Rógis Pral en zyn agent Paty, worden nader de volgendo by zonderheden medegedeeld Genoemde heeren hadden met een onder wyzer, Pirisi, een bezoek afgesproken aan een dezen behoorend plantsoen van note boomen onder Senlo. Pirisi echter, die s och tends te negen uren ter plaatse had moeten zyn, daagdo eerst 's avonds om zes uren op en toen men de bosschen begon op te nemen, overvielen een twintigtal gemaskerde en met roet zwartgemaakte bandieten het drietal, knevelden het en sleepten het den Gemier- gento op, overdag in grotten schuilende om de politie te ontgaan. Eindelyk zich veilig achtende, sloten zy den heer Pral in eene af- zonderlyko spelonk op. Eenige dagen later werd de heer Paty naar Cagliari gezonden om den geèischten losprys te halen, welke echter niet betaald werd. Eerst had men een millioen lira's verlangd, maar was, in verband met de maatregelen der overheid, tot 15,000 afgeslagen. Ook Pirisi werd losgelaten, maar later weder gevat, ditmaal door gerechts dienaars, daar hy beschuldigd werd de Fran schen in de val gelokt en aan den roover- hoofdman een telegram gezonden te hebben, luidende: „De lammeren zyn er en zullen Woensdagavond te Flumendosa wezen." De heer Pral zelf is eindelyk door gezegden hoofdman in een bosch gevoerd en daar by stikdonkeren nacht aan zyn lot overgelaten."- Gelukkig kwam hy by het aanbreken van den dag eene ronde van twee gendarmen tegen, die hem naar Villagrande geleidden, van waar hy over Lanusci naar Cagliari vertrok, overal door de bevolking toegejuicht. Het beryden van sommige drukka straten met een tweewieler is te Berlyn ver boden; driewielers worden echter toegelaten. Een fabrikant heeft nu, om aan de politie verordening te voldoen, een klein derde wiel aan zyn tweewieler gemaakt, dat by het ryden niet gebruikt wordt, maar by het stil staan belet dat de machine omvalt. De politie maakte proces-verbaal tegen hem op, maar het kantongerecht erkende zyne machine als driewieler. Voor den Londenschen politie- rechter verscheen dezer dagen een vader met zyn achtjarigen zoon, die volgens 's mans verklaring „alles stal wat hy maar krygen kon en die om het vaderlyk gezag niets meer gaf." De rechter vroeg „of de man het a) eens met de gard had beproefd." Op het ont^ kennend antwoord ried hy den vader aan, op de plaats achter het gebouw den jongen acht flinke slagen met de gard te geven. De vader verklaarde dat hy dat „niet over zya hart kon krygen," eene opmerking, waardoor hy zich eene kranige les over het „sparen van de roede" op den hals haalde. De vader volgde nu den raad van den rechter op en gaf den jongen in tegenwoordigheid van een inspecteur 8 flinke slagen. „Koop nu eene gard," zeide de rechter, „en vertel den deug niet, dat, wanneer hy weder hier gebracht wordt, hy 12 slagen zal krygen van den sterksten politie agent." Deze afdoende wyze van rechtspreken zal den vader naar alle waarschyniykheid het gezag ovor zyn zoon doen herwinnen. Allerlei. Juffrouw Schlemiller vertoeft met haren tweeden echtgenoot by het graf van haren eersten. „Ja, daar ligt hy, myn heldl Gy zoudt nu myn man niet zyn, als myn veelgeliefde Jan niet den dood op het veld van eer gevon den had." Meneer Schlemiller: „Ik heb het altyd ge zegd de oorlog is een vloek der menschbeld."j Op den hoek der Pont Neuf staat eene armo vrouw met een kind in hare armen. Een voorbyganger had de aardigheid het wichtje by den neus te trekken. „Je kind is van bordpapier I" riep hy ver baasd. „Ach ja, goede meneertje, de avonden wor den al zoo koud en daarom laat ik het arme bloedje maar thuis." „Man," zeide een riek echtgenoo' tot zyne vrouw, „de dokter heeft daareven geconsta teerd dat ik de pokken heb; laat nu dadeiyk aan myne schuldeischers weten dat zy eindelyk hun geld kunnen komen halen." Een kleine jongen kwam met zyne moeder uit de kerk. Het kind hoorde haar tegen eens vriendin opmerken dat de preek dien ochtend dan maar weer dunnetjes was geweest. „Maar, mama," zeide hy verwonderd, „wat kunt u nu verwachten voor den halven cent, welken u in het zakje gegeven hebt!" Zy: „Ik zou zoo gaarne wat meer van je weten, eer ik er in toestem je vrouw te wor den Ik ken je nog zoo weinig." Hy: „Mag ik je dan naar myne vorige meisjes verwijzen?" Niet waar grooto uitwendige veranderingen z:ch vertoonen, waar volken zich in bewoging stellen, met elkaar in botsing komen en elkaar bestryden moet men net ware leven zoeken. Neen, d&ar begint het ware leven, waar kleine streepjes nauwelyks waarneembare wy zin gen onze toekomst bepalen. Tolstoi. Vele levens zyn onnatuuriyk, de omstan digheden. de vereeniging, welke het lot juist tusschen personen, die niet voor elkaar pasten en die eikaars wasdom belemmeren, teweeg bracht, hebben hunne regelmatige ontwikkeling belet en zoo zyn velen tot. vergroeide, vroeg- dorrende planten geworden, maar helaas met meei gevoel voor nunne onnatuuriykheid dan de plant kent. Wallis. Het is zoo gelukkig dat er dichters zyn, die ook voor kinderen zingen, en dat wie zingen eaat voor 'tkind, een dichter zy. Het beste is voor rnze kinderen niet te goed. Kinderpoëzie moet poëzie zyn. Het is eene eigen soort van kunst, maar niettemin eene kunst. Ritter. Zichzelf te wezen op grondslag van goud, Dat is als zyn huis te bouwen op zand. Voor horloge en ring en andere dingen Vleien de luitjes en kruipen in 't stof; Zy nemen den hoed voor eene dure speld af; Maar een ring of een speld is toch niot de persoon» Ibs^n.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 6