N°. 10577, Donderdag 16 Augustus. A". 1894 Qeze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. F'euilleton. Door de telephoon gered. LEIDSCH BA&BLAD. Yoor Leiden per 3 Franco per post Afzonderlijke Nommers PRIJS DEZER COURANT: maandon1.10. 1.40. 0.05. PRUS DER ADVERTENTLEN: Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grooter» lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. Horexamens. Goedheid des harton heeft directeuren, rectoren en leeraren de godachte „beroxamen" ingegeven. Wisten de oudera hoe pijnlijk het voor een onderwijzer is een leerling niet te kunnen bevorderen tot eene hoogere klasse; konden zij getuigen zijn van al het wikken en wegen, •wegen als op eene goudschaal, dat aan het besluiten voorafgaat, - zij zouden zich nimmer over het niet overgaan van hun zoon of dochter beklagen. Een afdoend bewijs van de begeerte der in deze bevoegde machten, om wat maar mogelijk is te beproeven om een leerling te doen overgaan, is het her- examen. Hen wil hem nog eene kans geven - de alleruiterste. Inderdaad is het voor de tweede maal door- loopen van eene klasse voor den leerling eene harde zaak. Die eerste morgen van den nieuwen cqrsus gaat nimmer uit zijn geheugen. Zijne medeleerlingen, zijne vrienden, gaan verder - hij blijft achter. Jongeren dan hij worden zijne gelijken. En behalve het onder- gaan van deze vernederende gewaarwording, derft hij in de leerstof den prikkel van het oiouwe. Geen wonder, dat al het mogelijke wordt gedaan, om hem voor een en ander te bewaren, en hem, wanneer de tekort komingen slechts één of twee vakken gelden, de gelegenheid te geven om in de vacantie hot ontbrekende bij te werken. Eu toch men moest van die herexamens terugkomen in het welbegrepen belang van de jongelieden zeiven. Aldus meent Het Nieuws van den Dag. De leerling, wion zulk een horexamen is opgelegd, heeft geene vacantie. De weken, ge geven tot ontspanning, brengt hij juist omge keerd, in spanning, door. En meer dan die grif overgingen heeft juist hy aan die ontspan ning behoefte, hy, die, blykens zyn tekort tegenover de leerstof over te weinig ver- duwingskisoht to beschikken had. Slaagt hy nu voor bot herexamen, hoe vangt hy dan den nieuwen cursus aan? Niouwe, moeilyker leerstof en daartegenover een niet uitge ruste geest. Eindeiyk - het goheele gezin is er by be trokken. Van een voorgenomen reisje moet worden afgezien, of, waagt men het er op, dan dryft eene wolk over het genot dat herexamen in het verschiet. Dikwyls moot 7an zulk een reisje worden afgezien, wyl het daartoe opgespaarde geld nu moet worden besteed aan privaat-lessen. Maar al bepalen wy ons by den leerling zeiven het herexa men is niet tot zyn welzyn. Het zwakke punt blyft meest, ook na zulk eene met werken doorgebrachte vacantie, het zwakke punt. Dan komt één of twee jaren later toch het hooge woord er uit: „aux grands maux les grands remèdos," en moet er toch besloten worden tct het twee jaren arbeiden voor éérie klasse. "Waartoe die haast? Leeren moet gemak - kelyk gaan. Wie een onderwerp niet zonder groote inspanning begrypt, voor hem is de tyd voor dat onderwerp nog niet gekomen. Door harder te stoken wordt de spys niet altyd eerder gaar. Alles wil zyn tyd hebben. Daarenboven is de wetenschap, dat er een cursus gegeven wordt om zich voor eeDe hoo gere klasse voor te bereiden, en buiten dien cursus niets meer, voor eiken leerling eene heilzame wetenschap. Het is goed voor een mensch, reeds vroeg kennis te maken met het onherroepelyke. Eene humaniteit, die de ellende van bet heden wil keeren, heeft de herexamens inge steld mogen die herexamens worden afge schaft door eene humaniteit, die de ellende wil keeren van de toekomst 1 S. scbryft in Het (liberale) Schoolblad: Vergeiykt men den laatst verschenen staat van de jaarwedden der ondorwyzers en onderwyzeressen met dien van vorige jaren, dan blykt dat in de jaren in de eorste kolom de volgende procenten van het getal onderwyzers en onderwyzeressen zoo veel inkomen hadden als boven elke kolom is aangegeven. -•> --a -s -6 -s 1884 0.8 12 1 54.4 15. 10.4 7.3 1885 1.8 134 51.8 16.1 10.4 7.5 1886 5.2 14 8 46.2 15.7 10.4 7.7 1887 9.6 15.2 41.4 15,9 10.3 7.6 1888 12.5 15.5 37.7 16. 10.7 7.6 1889 14.3 15.8 34.9 16.7 11.1 8.2 1890 16.4 16.6 32.4 14.8 11,9 8. 1891 17.8 16 8 30.4 14.5 12. 8.5 1892 12.9 21.9 27.6 14.1 13.4 10.1 Uit deze cyfers volgt: lo. dat één jaar gebrek aan onderwyzers voldoende is om alios weer te goven wat in vior jaar op de minima beknibbeld werd. Hot getal minimumiyders was in 1892 weer nagenoeg geiyk aan dat van 1888; 2o. dat de krachtige propaganda voor ver hooging van salaris reeds op het einde van 1892 niet te misrekenen resultaten had. Im mers, dat de salarissen van ƒ800 en daar boven van 1891 op 1892 met een oven groot procent verhoogd zyn als in de zoven vooraf gaande jaren gezameniyk, is niet een gevolg van den onderwyzersnoodde gevolgen daar van doen zich alleen by de laagste salarissen gevoelen. Vergeleken by wat er nog gedaan moet worden, is dit weinig; maar er is vooruit gang. Dit te kunnen constateeren, is een spoorslag om op den ingeslagen weg voort te gaan. Met de aanmerking, gemaakt ad primum, kunnen wy ons, zegt De Tijd, over het ge heel genomen, vereenigen. De verhouding tusschen vraag en aanbod speelde hier de eerste rol, hoewel de levensstandaard en de toenemonde behoeften ware en vermeende De hoer Heinrich Liebig zat in zyn kan toortje in de Friedrichstrasse te Berlyn en rekende zonder op te zien wel een uur lang. Toen hy daarna van zyne schryftafel opstond, zag hy er geenszins vergenoegd uit. Het rekenen scheen hem niet alleen vermoeid, maar ook ontstemd te hebben. Hij ging oenige malen in het kleine vertrek op en neer, ging toen weer zitten en rekende opni»uw Maar hy kwam tot geen verblydender resultaat. Hy stond weor op en keek zoekend in 't rond, als hoopte hy ergens opheldering of hulp te vinden. Maar de vakken met de mon- sterpakketteD, waaruit wollen stoffen en draden hingen, de correspondentiekist, de kopiëerpers, de brandkast, enz. bleven stom. Sedert een jaar was Liebig als commis- sionnair in wollen artikelen gevestigd en de zaak had in 't eerst zeer goed gemarcheerd, maar in den laatsten tyd ging het niet zoo ais Liebig het wel gaarne wenschte. Hy was wilde hy zyne zaak niet geheel laten ver- loopen, gedwongen, zich in te laten met firma's, die hemzelven niet bevielen, en daar hy tegenover de huizen, wier agent hy was er voor verantwoordelyk bieef, dat de bestelde en door hen geleverde goederen op tyd betaald werden, was hy volstrekt niet op zyn gemak, als hy dacht aan de verliezen, die hem de volgende weken mogelyk konden brengen. hier ongetwyfeld ook niet zonder invloed zyn gebleven. Wat de aanmerking ad secundum be treft, meenen wy dat de conclusie van Het Schoolblad voor 't minst genomen voorbarig verdient genoemd te worden. Byna zou men geneigd zyn te vragen, of dan die „krachtige propaganda voor verhooging van salaris" alleen of hoofdzakeiyk werkzaam ia geweest ten gunste van hen, die reeds de hoogste salarissen genoten. Er zyn hier zeer stellig andere factoren in het spel geweest. Bepaal- deiyk meenen wy in deze laatste verhoo gingen eene reactie te zien tegen de geheel onjuiste beginselen der Schoolwet, welke voor alle onderwyzers èn de examen eischon èn de minimum traktementen geiyk stelden. Zooals er fagots et fagots zyn, heeft men ook onderwyzers en onderwyzers: terwyi de een of andere brekebeen met 500 a ƒ600 ruim betaald mag heeten, zal men zeer terecht in groote gemeenten er niet tegen op zien, het dubbele uit te geven, om werkelyk doge- lyko onderwyzers, mannen van bekwaamheid en paedagogische ervaring, welke dikwyls in het bezit zyn van meerdere akten dan het hoofd van hunne klassen, als eerste onder wyzers in de school to behouden. Niet in het te lage der minima, doch in de te groote uniformiteit, welke in de practyk leidt tot de grootste onbillykheden, schuilt o. i. by de onderwyzers-bezoldiging de grootste fout. Ten slotte zy er op gewezen, Loe uit het aangehaalde staatje en ook uit de in 1893 en 1894 opgedane ervaring opnieuw blijkt, dat van de verwachte vormeerdering van onderwyzers eene vermeerdering, welke het byzonder onderwys in staat moest stellen aan de eischen van de Schoolwet, wat het onderwyspersoneel betreft, reeds lo. Jan. 1896 te voldoen niets is gekomen. Blykens bet stygen der lagere traktementen en ook bly keus de vergeefsche oproepingen van sollici tanten by openbare scholen in de kleinere gemeonten, komen er op dit oogenblik onder wyzers te kort; eene omstandigheid, waar mede billykerwyze dient rekening gehouden, wanneer men de voorwaarden van subsidie voor de byzondere scholen opnieuw zal regelen, iets wat o. i. vóór het einde des jaars niet kan uitbiyven. In de Kroniek der Weesinrichting in Hel Oosten schreef de heer Van 't Linden- hout o. a. Ik herinner my nog immer de ernstige vermaning, die ik herhaaldeiyk van wyion ds. Heldring heb ontvangen, toen wy ruim vyf en twintig jaren geleden den weszenarbeid mochten aanvangen, en ik doel deze, misschien dient ze nog tot waarschuwing van anderen, bier mede. Hy zeide nl. tot my: „Van 't Lindenhout, zorg vooral, dat de weezen het buiten de wees inrichting beter kunnen krygen dan by u, want anders brengt ge niets dan ontevreden menschen in de wereld." Ik geloof dat deze raad meer wysheid bevat dan dikke boeken over philanthropie te zamen. Ik heb hem ten minste tot nu toe zooveel mogelyk in practyk zoeken te brengen en my hierby zeer goed bevonden. Een edelman, die eene hooge betrekking be kleedt, deelde my voor eenigen tyd mede, dat hy met een voornaam persoon uit onze Konink lyke familie jaren geleden eene reis deed in het buitenland. Zy bezochten by die gelegenheid ook eene groote weesinrichting en by het verlaten van deze stichting werd de vraag gedaan, wat Hare Hoogheid dacht over die inrichting en wat haar hooggewaardeerd oordeel was. Het be sliste antwoord klonk den bestuurders der inrichting vreemd in de ooren, nl.„Het is hier te prachtig." Ik hoop dat dit nimmer van Neerbosch zal kunnen gezegd worden. Ik heb nog liever een oordeel, als: „Er zyn vele groote gebreken", dan het vonnis te hooren„Het is te prachtig." Want dit acht ik het vonnis des doods voor eene philanthropische stichting. Wil men de arme weezen als heeren en dames opvoeden, welnu, men zorge dan ook dat ze, in de maatscbappy teruggekeerd, in dezen stand eene betrekking kunnen krygon. Doch wanneer diezelfde ziekelyke phitanthro- pen hen dan willen vernederen tot dienst meiden en knechts, waar men alles van eischt en dikwyls weinig of niets voor over heeft, dan meen ik niet te hard te zyn in myn oordeel, dat men deze kinderen, door hen aldus op te voeden, voor hun leven ongelukkig maakt. Onlangs doelden we mede dat door den Scbiedam8chen kantonrechter tegen eene vrouw drie dagen gevangenisstraf was ge- eischt, wegens bezoek van een gezin, waar de pokken heerschten. In De Twee Provinciën is de toedracht der zaak aldus vermeld. In Maassluis kreeg dezer dagen eene vrouw bericht, dat by hare vriendin te Rotterdam pokken waren en de man van dat gezin aan die ziekte was gestorven. De Maassluische vrouw gaat naar Rotterdam om hot aange taste gezin te bezoeken en deelneming te betuigen in het overlyden van den man, In Maassluis teruggekeerd, wordt zy zelve niet alleen door de pokken aangetast, maar nog vyf personen uit baar gezin krygen ook de pokken en drie kinderen van de vrouw stierven aan de ziekte. Duur, ontzettend duur, heeft de Maasslui sche vrouw dus deze reis moeten betalen, maar daarmede was zy nog niet van de smart af. De kantonrechter te Schiedam heeft name- iyk voor die vrouw drie dagen gevangenis straf geéischt, op grond van art. 8 der wet op de beametteiyke ziekten. De kantonrechter heeft zyne uitspraak vermoedelyk gegrond op deze woorden van de wet: „Het is verboden.door onvoorzich tigheid of achteloosheid gevaar van besmetting, dat voorzien kan worden, voor anderen te doen ontstaan." Als die wetsuitlegging juiBt is voegt het blad er aan toe dan is daarmee de erger- lykste aanranding van de persoonlyke vryheid mogelyk. Hoe, iemand, die een ander gaat condolee- ren, zou daardoor drie dagen hechtenis kunnen oploopen Een predikant of een ander, die een ïyder aan besmettelyke ziekte opzoekt om hem te vertroosten, zou dit met gevangenisstraf moeten boeten I Dat zou wel het wonderlykste zyn, wat we ons kunnen denken in het „vrye" Nederland. En daarom, met het oog op de persoon lyke vryheid, die ons dierbaar is, doen we de vraag: Mag, wat te Schiedam gebeurde, mag dat in Nederland? Wy hopen dat de Maassluische vrouw niet rusten zal voor desnoods het hoogste rechterlyk college de vraag met „neen" tal hebben beantwoord. De heer L. Haffmans bespreekt andermaal in het Venloosch Weekblad het gebrek aan geneesheeren ten platten lande en wyst er op dat vooral de afstand tusschen patiënt en geneesheer het groote bezwaar oplevert. Als redmiddel beveelt de heer H. aan- alle dorpen telephonisch te verbinden en verder de geneeshoeren van rywielen te voorzien. Ook notarissen wil de heer H. van een „flets" voorzien, ten einde by hot maken van testamenten spoedig by de hand te zyn. Inderdaad zouden deze uitvindingen van den nieuweren tyd by ruime toepassing uit stekende diensten kunnen bewyzent Familie berichten uit verschillende bladen. Oehawd: O. F L. Poedorb.oh en A. P. Ds Jager. Zaandam. B a v a 11 onMevrouw BleckmannHoogenetraaten Z., Den Haag. M. O. Van der EgkEenzenkamp Z., Kralingen. O. M. Verel—Morel D., Den Haag. Mevr. HageKerkhof Z., Dmteloord. Overleden: Wed. M. RijkenSchipper C7 i Rotterdam. J. Voorburgh—Bprngt 83 j., Qouda. M. Th. C. Van MaanenSchwera S3 Malaog. Wed. P. Smith—Hendrikae 78 j., Looeduinen. J. Huizinga M. 66 j., Groningen. H. B. Bcordmg Z. 9 j., Hoorn. H. L. Meneert V. 76 j., Amerefoort H. J. Vervoorn M. 54 J., Herwjjnen. R. H. Rooloffs M. 72 J.Briolle. Wed. B. ToolenaarAlbere 63 j., Rotterdam. J. A. O. De Brujjn M. 80 J., Malang. UCHTRTERKTB. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek. WEEK van 511 Augustus. Datum. Uur Aant&L Gsm. Eng. Staudk. 5 Augustus 7.45 9.45 7 18.8 6 7.45 9.46 8 16.4 7 7.46 9.45 7 16.8 8 7.45 9.80 8 16.6 9 7.45 9.80 7 16.6 10 7.45 9.46 8 16.8 U 7.45 9.45 8 16.4 Dit beteekent: Wanneer men 6 cnbio foet z= 111.6 litora per uur van zulk gaa verbrandt ln eau Sugg's Loodon-Argand-Standard burner No. 1, met 21 gaatjoa, wordt een lioht verkregen, rlat in eterkte gelijk etaat mot 16.8, 16.1 onz. Stand&ardkaareeD, waarvan elke kaare 20 graina 7.8 grammen Spermaooti per uur verbrandt. Schiedam, 11 Aug. (.Officieels notceriug). Mout wijn per Nod. vat en zonder fuet ƒ5.26, dito Jenever ƒ9 25, Amet. Proef dito 10.75, allee zonder fuet. Liebig werd door de telephoon opgebeld en trad voor het toestel. „Hier 1212, Liebigl Wie daar?" „Hier bureau. Is u het zelf, mynheer Liebig?" „Ja, juffrouw! Goeden morgen." „Goeden morgen, mynheer Liebig 1 Ik wilde u zeggeD, dat de heer Rose u zooeven opge beld heeft. Maar u was zeker niet op het kantoor, want wy kregen geene aansluiting. Zal ik nu den heer Rose roepen?" „Ik dank u, juffrouw! Ik was juist by Rose, kort nadat hy my opbelde. Maar in elk geval ben ik u zeer dankbaar, dat u zich zoo voor my interesseert." „Dat is myn plicht, mynheer Liebig." „Maar u vervult dien op buitengewoon vriendelyke wyze, en ik moet zeggen, dat het my zeer onaangenaam is, niet te weten, wie ik voor zooveel vriendelykheid dank ver schuldigd ben. Mag ik niet uw naam weten „Ik heet Mina." „Dank u, juffrouw Mina! Maar wat doe ik met den voornaam? Kan ik niet ook uw ge slachtsnaam vernemen?" „De geslachtsnaam is een ambtsgeheim, dat niet verraden wordt I" „Maar dat is onaangenaam, juffrouw. Ik heb nameiyk eene verrassing voor u." „Eene verrassing voor my? Waarmede zou ik die verdiend hebben?" „Ik wilde u een cadeautje geven, alleen om u myne dankbaarheid te betuigen, daar u my in het telephoonverkeer telkens diensten bewyst." „Dat zou omkooping zyn, mynheer Liebig, en zwaar gestraft worden. Maar nu, ge groet. Er is vandaag zeer veel te doen." „Gegroet!" zeide Liebig en keerde naar zyne schryftafel terug. Hy glimlachte, zyn slecht humeur was, voor een oogenbhk al thans, geweken. Hy was altyd bly, als hy voor de telephoon kwam en de aangename stem hoorde van de jongedame, die zich zoo even als juffrouw Mina aan hem voorgesteld had. Hy kende haar niet, maar hy was haar bepaald verplicht. Zy was zeer nauwgezet en bracht de verbindingen aanmerkeiyk veel vlugger tot stand dan andere dame3, en als Liebig niot direct aansluiting kreeg, riep zy hem toe: „Wacht u een oogenblik. Zoodra de draad vry is, bel ik u op." Zoo was er langzamerhand tusschen den heer Liebig en juffrouw Mina zekere vertrouwelyk- heid ontstaan, die iets vermakelyks had. Indien zy elkaar op de straat hadden ont moet en waarschyniyk was het al meer malen gebeurd zouden zy van hunne ken nismaking geen flauw vermoeden gehad heb ben; zy kenden elkaar nameiyk niet van ge zicht en gestalte, maar alleen van do stem, zooals men die aan het telephoontoeetel hoort. Als wy de trap naar eene der groote zalen opgaan, waarin een der Berlynscbe telephoon- bureaux gevestigd is, dringt een eigenaardig ratelend, kletterend gedruisch tot ons door, precies alsof wy in eene groote spinnery komen, waar honderden spoelen suizend en dwarrelend draaien. Als wy de deur der zaal openen, zien wy langs de wanden kastjes met kleppen aangebracht, welke laatste num mers dragen. Dit zyn de zoogenaamde multi- plex-toestellen, die een verbinden niet alleen van de leidingen der aan het telephoonbureau aangeslotenen mogelyk maken. Vele duizenden van deze kleppen zyn aan de kastjes voorhanden, waaronder zich eene smalle tafel uitstrekt, waaraan vlak naast elkander de telephonisten zitten. Zy dragon donkerblauwe blouses met smalle roode op slagen en kraag. Op het hoofd bevestigd, draagt ieder een gebogen koperen band, welke dient om twee gehoorschelpen van het tele phoontoeetel voortdurend tegen de beide ooren te drukken. Van dezen koperen band gaan twee dunne draden uit, die de gehoorschelpen met de leiding verbinden. Eveneens hangt aan draden ter hoogte van den mond voor de telephoniste eene tweede schelp, waarin zy spreekt. In eene holte der tafel bevindt zich een aantal koperen spitsen, die veel op ge scherpte potlooden gelyken. Aan elke spits is een lang koord bevestigd, waarin een beBponDen draad. Zoodra er eene klep valt, ten teeken, dat iemand eene ver binding wenscht, wordt eene opening zicht baar, waarin zulk eene metalen spits ge stoken wordt, om de verbinding tot stand te brengen. Ongeveer honderd oudere en jongere dames bezorgen in elke zaal der telephoonbureaux met buitengewonen yver den dienst, die in de hoogste mate vermoeiend is. De telephoon- secretarissen en oppersecretarissen, die het toezicht in de zaal hebben, doen gedeelteiyk de ronde, voor een ander deel zitten zy hier en daar aan tafels om het schryfwerk af te doen. Onafgebroken echter gonzen met verschrik- keiyke eentonigheid de volgende phrasen door elkaar. „Hier bureau." „Wie daar?" „Halle." „Wat blieft u?" „Kom wat nader." „Is bezet." Hoogst zelden wordt een 3nder gesprek gevoerd en zeer dikwyls zyn do gesprekken zelfs zeerbarsch, als een der aangeslotenen, die niet onmiddeliyk aansluiting krygt of niet goed op de hoogte is met het gebruik van het toestel, wrevelig wordt en dan door de telephoon zyne ont stemming op do telephonisten koelt. Nu en dan worden er echter ook zeer aan gename gesprekken gevoerd, zooals byvoor- beeld het bovengenoemde tusschen Liebig en juffrouw Mina, en het is wel vermakeiyk te weten, dat zeer vele aangeslotenen van de Berlynsche telephoon, zelfs de chefs van groote firma's, dergelyke telophonische kennis makingen met de telephonisten aangeknoopt hebben, die zy persooniyk nooit gezien hebben, maar die zy aan de stem kennen. Mina Gehrig is eene middelmatig groote dame van drie- a vier en twintig jaren. Zy heeft eene brunette tint en zwart haar, dat er eenig8zins kroes en weerspannig uitziet. Het gezicht is zeer aangenaam, vooral als Mina vrooiyk is en lacht. Zy is goed ge vormd en de donkerblauwe blouse staat haar zóó goed, dat Heinrich Liebig zeker zeer vol daan zou wezen, als hy zyne telephonisohe vriendin eens kon zien. [Vervolg ommetydej

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5