MENGELWERK.
Een incident in de Rue Bonaparte.
Uit het Fransch van Léon Xanrof.
Do gebeurtenis, die ik u hier ga mededeelen,
is enkele jaren geleden voorgevallen in de
lieflijke maand Mei. Aan niets kon men dien
morgen bespeuren dat eenige uren later de
Hue Bonaparte van zulk een tragi komisch
voorval getuige zou zijn.
Het ging tegen negen uren en de lucht
was helderblauw; het sijsje van den muzi-
kalen dweper en concierge van de Ecole des
Beaux Arts zong zijn vrooiykst liedje en de
leerlingen kwamen langzaam, dood op hun
gemak, van alle kanten aanzetten. Ongeveer
tien minuten voor negenen wandelde een be
jaard man met een boersch voorkomen, met
een oprecht, eerlijk buitenmansgezicht, de
plaats op. Zijn verlegen gang deed duidelijk
zien dat hij zich niet recht thuis gevoelde,
hier in den tempel van het schoone en van
den humbug.
Hij liet zich het atelier van Géróme
wijzen.
Bescheiden tikte hij aan de deur; na eenige
oogenblikken van geschuifel en gefluister, nep
eene ernstige stem:
„Binnen 1"
Toen hij de deur nog nauwelijks op een
kier geopend had, ledigde een emmer vol
water zijn inhoud op zijn onschuldig hoofd,
zoodat hij druipnat aan den ingang der
kamer stond. Stom van verbazing, had hij
zich door die ijskoude douche laten begieten.
De leerlingen snelden op hem toe en putten
zich uit in allerlei verontschuldigingen, waar
zij natuurlijk geen woord van meonden. ZU
huichelden hunne deelneming zóó natuurlijk,
dat de goede buitenman geen oogenblik aan
opzet dacht. Hoe kon hij ook weten dat zij
expres die emmer water voor hem daar zoo
gracieus in de hoogte hadden opgesteld 1 De
leerlingen hielden niet op met hun leedwezen
te betuigen over het ongelukkig toeval; zij
hadden gedacht dat hij een van hunne kame
raden was; zij hoopten toch dat hy het hun
niet kwalijk zou nemen.
Alsof zij hem niet door eene reet in do deur
hadden zien aankomen I
In plaats van den armen, doornatten man
te laten drogen, gaven zij hem den raad zijne
bovonkleedoren uit te trekken.
Zich van zijne jas te ontdoen, daar had
onze vriend niets op tegen, maar nu zijne
pantalon ook nog uit te trekken, dat was
toch wel wat heel erg. De bongels verzekerden
hem echter dat onder artisten zoo nauw
niet werd gekeken en dat hy zich dus voor
hen in het geheel niet behoefde te geneeren.
Uit vroes van verkouden te worden, gaf de
bezoeker toe en weldra zat hij by de kachel
geheel „en négligé." Onderwijl droogden zijne
andere kleedingstukken by de kachel, wat
nogal lang duurde, daar enkelen vreesden
dat die vlam zouden vatten, waarom zy ze
telkens eens over een stoel aan het andere
eind van het vertrok hingen. Onder de hand
maakte men van de gelegenheid gebruik om
den man uit te hooren.
Hy vertelde dat hy do oom van een der
leerlingen was. In Parys had hy zyn neef
eens op willen zookon en hy had gedacht
hem op dit uur hier te vinden. Hy kwam
immers altyd om negen uren op het atelier?
„Nu, vandaag zal het wel tien worden,
eer hy verschynt; hy lydt aan eene ongesteld
heid, die hem verhindert vroeger to komen."
„Hy is toch niet ziek?"
„Gelukkig niet, het is eene ongesteldheid
van geheel anderen aard."
„O", antwoordde de oom, die er niets van
begreop.
De jongelui, die tevoren hun plan beraamd
hadden, begonnen nu de kachel zóó op te
stoken, dat do temperatuur byna onhoud
baar was.
„"Wat is het hier warml Hoe kunt gy het
in Mei nog zoo koud hebben?"
„Wy stoken niet voor de koudo, maar voor
het model."
„Het model?"
„Ja, voor hem, die poseert. Vandaag is
meneer Pu vis de Chavannes aan de beurt;
gy kent hem wel, het lid van het Instituut."
„Wat blieft u? Ik dacht dat het altyd
betaalde menschen waren.
„Ja, maar op de Ecole des Beaux Arts
nietDe beroemdste personen komen hier
om zich door ons te laten vereeuwigen
het wordt voor zulk eene oer gehouden hier
te hebben geposeord, dat wy alleen maar
lui nemen, die buitengewoon schoon gevormd
zyn of die eene byzonder hooge plaats in de
maatschappy bekleeden. Kyk dio daar, ziet
gy het, die schets van dien man, die daar zit
met zyn eenen voet in zyne hand.
„Ja?"
„Welnu, dat is minister Conslans".
„Och kom!"
„En die lange krygshaftige man daar.
„Nu?"
„Dat is Boulanger, de groote generaal."
„Hm l"
„Het is werkeiyk waar, maar onder ons
gezogd en gezwegen, het is heel vervelend
zulke hooge personages tot model te hebben,
zy zyn nooit op tyd."
„Dat is waar, en daardoor is doze ochtend
ook al weer verloren," viel een ander in.
„Zou meneer ons ook een grooten dienst
Willen bewyzen?" vroeg een derde.
„Ik?"
„Meneer is prachtig gebouwd, men zou
zeggen een Silenus."
„Een sirene," verbeterde de oom, zeer ge
flatteerd door do vergeiyking.
„Noen, meneeren, dat gaat zoo niet," zeide
een andere leerling, „gy weet volstrekt niet
of meneer eene betrekking bekleedt, die ge
wichtig genoeg is.
„Een oom van een leerling der Ecole des
Beaux ArtsAls ik vragen mag, meneer, welk
ambt bekleedt u in de maatschappy?"
„Ik? Ik ben burgemeester van Fertanby
les Escourges," antwoordde de provinciaal, de
borst trotsch vooruitzettend.
„Ah, dat verandert de zaak! Is u burgo-
meestor? Mogen wy u dan vriendoiyk ver
zoeken, ons wel de eer te willen aandoen
om voor de leerlingen der Ecole dos Beaux
Arts te willen poseeren? Uw goed is toch
ook nog niet droog;" op zfln horloge kykend:
„Drommels, wat is het al laat."
„Houd ik u op?"
„Zeker niet, wy wilden u gaarne uit
schilderen."
„My? Waarom?"
„Wees u zoo goed, uit te trekken wat u
nog aan heeft.
„Maar meneer I"
„De hoer Boulanger heeft het wel voor
ons gedaan."
„De generaal?"
„U twyfelt toch niet aan ons woord?"
Nog eenige oogenblikken werd het gesprek
op die manier voortgezet, tot de goede man
zich gewonnen gaf. Gedwee deed hy zyne
kleederen uit
Juist toen hy het laatste kleedingstuk wilde
afleggen, werd er aan de deur geklopt.
„O, dat zal mevrouw Juliette Adam zyn.
Kom binnen, waarde mevrouw!" riep de
schilder, de deur voorzichtig op een kier
houdend, omdat er niemand achter was.
„Neen, neen," brulde de doodeiyk ontstelde
buitenman. Het angstzweet parelde in dikke
droppelen op zyn voorhoofd, by het denk
beeld, dat hy zich in zulk een kostuum aan
eene dame zou moeten vertoonen.
„Verberg my toch ergens!" schreeuwde hy
als razend.
„Hier maar in!" riep een dor bengels en
vloog op een grooten koffer toe, waar enkele
lappen fluweel uithingen. Meteen smeet hy
er de nog kletsnatte kleeren van den armen
burgemeester in. „Stap hier in, dan zullen wy
die dame zien weg te krygen."
De onvoorzichtige maakte haastig van de
vriendelyke uitnoodiging gebruik.
Nauwelyks zat hy goed en wel er in, of
de leerlingen draaiden het slot om en lichtten
den koffer zoo behoedzaam mogelyk op. Op
straat gekomen, zetten zy dien voor een
naburig huis neer. Daarna draaiden zy het
slot weer open en gingen toen wat op
en neer wandelen, om te zien wat er ge
beuren zou.
De arme gevangene, die er niets van be
grepen had, wat zy toch met hem uitvoer
den, wachtte geduldig af tot men hem kwam
verlosson.Na gedurende een kwartier het gevoel
doorstaan te hebben alsof hy stikken zou, word
het hem toch te machtig. Langzaam lichtte
hy het deksel op, om verschrikt een blik op
straat te werpen.
„O Hemelgilde eene oude dame, die aan
den anderen kant der straat op het trottoir
wandelde: „een onthoofde!"
Zy viel in zwym. Onder eon onbedaariyk
gelach trachtten de grappenmakers haar weer
by te brengen.
De koffer was in het slot gevallen, de
arme burgemeester kon het deksel niet meer
omhoog krygen. Onderwyi de leerlingen de
oude dame by een apotheker indroegen, kwa
men er twee agenten, in ernstig discours
gewikkeld, langzaam en deftig aanwandelen.
Zy stuitten op den koffer, die daar zoo won-
deriyk don weg voor een dor huizen ver
sperde.
„Hoe kan nu iemand een koffer voor de
deur laten staan, in plaats van dien naar binnon
te laten halen," merkte de een op.
Hy ging den concierge roopen en beval
hem dadeiyk dat gevaarte in te halen. De
concierge weigerde te gehoorzamen en nu
ontstond een algemeen twistgesprek over dien
geheimzinnigen koffer. De jongelui kwamen
belangstellend nader.
„Laten wy hem openmaken," xeide een
der agenten.
„Wacht daarmee even tot ik my uit do
voeten gemaakt heb," riep een der bengels,
quasi verschrikt; „wie weet of er geene helsche
machine in zit."
Deze veronderstelling deed den yver der
politie agenten tot beneden nul dalen.
„Laten wy er eerst met den commissaris
van politie over spreken," raadde de een.
Eén giög nu op weg om dien heer op te
zoeken, de ander bleef den koffer bewaken. De
oude dame, die inmiddels weer bygebracht
was, liep ook naar het bureau van politie
en vertelde daar dat zy zeker wist dat zich
een afgesneden hoofd in den koffer bevond. Zy
had het zelve gezien.
„Dan is het toch ook geene helsche machine,"
merkte een der agenten op.
„Wellicht een zelfmoord," opperde zyn
kameraad.
„In ieder geval moeten wy den koffer trachten
open te krygen."
Waar zy ook alle moeite voor deden, tot
er eene stom van binnenin smeekend piepte:
„Ach neen, maak asjeblieft den koffer
niet open, ik zit er in."
Barbier tot klant, die geschoren wordt:
„Uw haar wordt erg dun, meneer."
„Ja, gelukkig eindeiyk; ik houd niet van
dik haar."
„U moest er toch heusch iets op doen."
„Dat doe ik iederen morgen."
„Mag ik vragen wat?"
„Myn hoed."
Oude dame tot vrouw van middelbaren
leeftyd op haar huwelyksreisje
„De jonge man, die daareven in een rook
coupé stapte, schynt zeer aan u gehecht."
„O, John houd zielsveel van my."
„Het doet een oud hart goed indentegen-
woordigen tyd nog zulke uitingen van warm
gevoel te zien. Is hy u eenige zoon, mevrouw?"
„Is het waar dat je meisje zoo hard-
hoorend is?"
„Ja, zy is zóó doof, dat ik zóó moest
schreeuwen, toen ik haar vroeg, dat do buren
uit kwamen loopen om my geluk te wenschen."
„Hoe komt het toch, Papa, dat iedereen
zegt dat een sphinx zoo wys is?"
„Omdat hy in drie duizend jaar geen mond
opengedaan heeft."
Een professor had het op zyn college over
de gebruiken en gewoonten der oude Grieken.
„De oude Grieken bouwden geene daken
op hunne schouwburgen," doceerde zyn Hoog
geleerde.
„Maar wat deden zy dan als het regende?"
vroeg een weetgierig studiosus.
De professor nam zyn bril af, maakte de
glazen schoon met zyn zakdoek en ant
woordde kalm:
„Ik onderstel dat zy nat werden."
Wie zielsrust wil, zoeke naar de oorzaak
der ver8chyn8elen; heeft hy die gevonden,
hy zal zich schikken in het onvermydelyko.
Wanneer de stryd tegen de noodwendige ge
volgen der omstandigheden is uitgestreden,
leert mon berusten, ook als de nederlaag is
gevolgd. Slothouwer.
Verstand alleen kan tydeiyk iemand op
eene hoogte plaatsen, maar wanneer het hart
tot zwygen gebracht wordt, is elke duurzame
vooruitgang onbestaanbaar; ondergang van
het moreele in de individuen is tevens onder
gang der maatschappy. Reepmaker.
De arme heeft geene verdediging voor zyne
vryheid. De arme man, die iets buitengewoons
is, staat in meer dan één opzicht alleen, hy
moet zich aan alle kanten vry waren, hy moot
letterlyk alles uit zichzelven halen. Byvanck.
De heerschappy in het ryk van het toilet
behoort byna altyd aan enkele misdeelden
van uiteriyke schoonheid, die zich zóó weten
te kleedon, dat zy de gebreken van hun
lichaam verbergen. Thackeray.
De zelfmoord, hoe tragisch ook op zichzelf,
krygt altyd iets belachelyks, ja zelfs iets
bespottelyks, wanneer do poging daartoe mis
lukt. An8tey.
Do rycke leeft van wat hy heeft,
De arme leeft van wat hy weeft,
En als des levens dagen enden,
Soo siet men s' op één veer belenden.
Elck segg' den Voerman grooten danck;
Het onderscheidt is klein, te weten:
De rycke had de beste banck,
De wever heeft op 't krat gezeten.
Huygens.
Programma van Muziekuitvoeringen
MUSIS SACRUM. Zondag 22 Jali, le h&lf&cht.
door het Stafcoozielicorpa der dienstdoende Schutterij.
Directeur de Heer Joh. O. Geyp. Eereto afdeeliDg:
No. 1. .All Right", Marech (letoUitv.), 2. Oavertare
van do Opera „La Muette do Portici", F. Auber;
3 „Auf Glückee Wogen", Wale, E. Waldteufel;
4. F&nt&ieio uit Ch. GouDoda Opera „Faust", Joh. C.
Goyp. Tweede afdeoling: No. 5. Ouverture „Ana
ëroob", M. L. Ohorubioi; 6. a. „Loroley Paraphxaeo
(lato Uity.), Neevadba; b. „Loin du Bal", Intermezzo,
E. Gilet; 7. Vorspiel und Siciliana uit „Cavalloria
Roeticana" (lete UitvP. Mascagui; 8. „Uu jour
d'lütó en Norvoge", Fantaieio Pastorale, R. Wilmere;
9. „Dio Wachtparade kommt", R. Eilenberg.
Aangekomen badgasten te Katwijk a/Z.
Hotel „du R h i n"De hoer en mevr. Krantz
on familie, move. J. J. De Lange, mevr. B. De
LaDgo en gezio, damee Sluyterman v. Loo, Herr
Err.et tod Plencr, Min. v. Fm. in Oostenrijk, cn gezin,
de heer M. v. Oe, mevr. Kolft'—Hane^raaff en goain
Villa „C 1 o m e n t i n a"Do heer en mevr. J.
I. v. WaDing en gezin.
„Groot Badhotel": Sir J. E. Rogers, de heer
L. v. Domana en dochter.
Hotel „Poneion": do hoer Jac Aalbors.
Wflk B 83: Mevr. M. Eaisor en gezin.
Villa Krugt: Moj. M. 61otomaker.
Villa „Zee met": Mevr. I. Lebret—Groenen-
daal en gezin, movr. wed. A. W. Wgthoö—Kerkhoven
en gezin, de heer en mevr. K. W. Tainzing.
Wglt A 130: Do hoer en mevr. A. Laeeur—Spijker.
V ijk B 84Moj. P. De Gaay Fortman, moj. M. Wielff.
Wijk B 86: De heer en movr. S. P. Ttn Holt
en gezin.
Wijk B 167: Do heer en movr. A. v. d. Lindon
en geziD.
Wijk B 188: De heor on mevr. H. E. Michiclaen
on gezin.
Wijk C 91: Do hoer J. A. Smolders.
Wrjk O 116: Movr. O. P. Micliaelie en gezin.
Wijk C 127: De heer J. G. P. Sabel.
Hotel „de Roeka m", Katwijk a/d RijnDe
heor on mevr. A. J. Torlo\j Duwel on gezin.
BUITENLAJND.
Frankrijk.
De beraadslaging in de Kamer over het
wetsvoorstel tegen de anarchisten werd giste
ren voortgezet.
De beraadslaging was tot nu toe zonder
heftige incidenten voortgezet. Nu echter heeft
eeno uitbarsting plaats gehad. Rouanet is een
dier figuren, die, zoon van een verbanneno
na den staatsgreep van Napoleon IH, den
geest van verzet van zyne geboorte af heeft
ingezogen. Als milicien is hy in 1877 wegens
het houden van rovolutionnaire redevoeringen
overgeplaatst naar een regiment in Algerié.
Hy vertegenwoordigt thans het 18de arron
dissement van Parys.
Hy kwam een amendement verdedigen op
art. 1, ten doel hebbende een verschil in be
rechting aan te nemen tusschen het aanzetten
tot ongehoorzaamheid van soldaten by een
buitenlandschen oorlog en in geval van bin-
nenlandsche onlusten. Hy was nauwelyks
begonnen te spreken, of de vergadering, met
uitzondering van een deel der linkerzyde en
ook van een deel rechts, maakte hem door
schreeuwen het voortgaan onmogelyk. Eerst
het noemen door Rouanet van den naam van
generaal Foy, een der bekende parlementaire
redenaars onder de Restauratie, deod het
lachen der honderden eenigszins bedaren. De
spreker maakte van deze tydelyke stilte ge
bruik om te verklaren, dat zelfs generaal
Foy had toegegeven, dat de gehoorzaamheid
van don soldaat slechts voorwaardelyk kan
zyn, wanneer hy gekeerd staat met het ge
zicht naar zyne medeburgers.
De minister Guérin kwam het amendement
bestryden, zeggende dat sedert 1871, sedert
de nederlaag en het verlies der twee provin
ciën, het leger de oogen slechts gericht kon
hebben naar over de grenzen.
De Montfort, een oud-officier, protesteerde
met de meeste verontwaardiging tegen be
schouwingen als die van Rouanet, welke de
krygstucht zouden ondermynen, en baron
Demarcay had eene uitgave van Foy's rede
voeringen weten op te diepen en las daaruit
de door Rouanet aangehaalde zinsnede voor.
Die woorden zouden betrekking hebben op
de gendarmerie en generaal Foy, vertelde
Demarcay, had juist het optreden van het
leger verlangd.
Dit alles geschiedde, terwyl de vergadering
in de grootste opgewondenheid >verkeerde.
Een werkje werd er bygehaald van Dubost,
oud-minister van justitie, even revolutionnair
toen, als hy nu gematigd is, en zelfs de zaak
Cornelius Herz kwam er by te pas. Eindeiyk
kon worden overgegaan tot stemming over
het sluiten dezer incidenteele beraadslaging.
Met 330 tegen 140 stemmen werd hiertoe
besloten.
Het amendement Rouanet word vervolgens
rpet eene meerderheid van 356 stemmen ver
worpen. Chapuis, afgevaardigde van Toul,
was van te voren komen verklaren, dat hy
altyd tegenstander bleef van de wet, maar
als vertegenwoordiger van eene grensprovincie
een te grooten eerbied had voor het leger en
het in zyn midden levendig te houden gevoel
van krygstucht. Pourquery de Boisserain
legde eene dergelyke verklaring af: hooger
dan het militaire commando stond en bleef
staan de Grondwot.
Een ander amendement-Rouanet, om do recht
spraak over persdelicten aan de gezworenen
op te dragen, werd met 316 tegen 156 stemmen
verworpen. Een amendoment-Carpentier, van
byna geljjko strekking als het vorige, werd
verworpen met 305 tegen 145 stemmen.
De voorzitter Burdeau las daarop het eerste
artikel van het regeeringsontwerp voor, be
palende dat de rechtspraak over de vergrypen,
voorzien by art. 24 en 25 d«>r wot van 1881
(gewyzigd by de wet van 1893), van de ge
zworenen naar de correctioneele rechtbanken
wordt overgebracht. Art. 1 werd met 297
tegen 205 stemmen aangenomen.
Vervolgens begon de discussie over art. 2
Na eenigen tyd werd zy verdaagd tot de
zitting van heden.
De anarchisten in Frankryk schynen dus,
zooals uit het bovenstaande blykt, van de
aanhangige anarchistenwet grooter verwach
tingen te hebben dan menig bezadigd burger.
Onlangs vernamen wy, dat velen hunner
pogingen aanwendden om niet meer voor
anarchisten te boek te staan, en dezer dagen
bedreigden eenigen door middel van aanplak
biljetten de burgers met dolk, dynamiet en
brandstichting, als do voorgestelde wet werd
aangenomen.
De Senaat heeft, byna zonder eenige
discussie, de vier directe belastingen op de
bogrooting van 1895 met algomeene stemmen
goedgekeurd. E;n tegenvoorstel van den
sociali8tischen senator Girault, om eene pro
gressieve inkomstenbelasting in te voeren en
den Staat het alcohol monopolie te geven,
vond by geen der leden steun.
Duitóohlund,
Te Bayreuth heeft de eerste opvoering van
den „Parcifal" plaats gehad. Met deze opvoe
ring werden de voorstellingen, welke in dezen
zomer daar zullen gegeven worden, geopend.
De voorstelling, welke door een byzonder
groot aantal belangstellenden werd byge-
woond, voldeed in hooge mate en werd zeer
toegejuicht.
Naar uit goede bron gemeld wordt, is
de commissie van uitvindingen van gevoelen,
dat de laatste uitvinding van Turpin voor de
nationale verdediging van geen belang is.
Italic.
Omtrent de jongste overwinning der Italia
nen in Afnka meldt de „Agenzia Stefani" de
volgende byzonderheden: Eene sterke afdee-
ling Derwisclien had den laatsten tijd stroop
tochten gemaakt in het Italiaar.sche district
Karkabat, waarvan de inwoners gedood of als
slaven weggevoerd werden. De ruitery der
Derwischon strekte hare strooptochten zelfs
uit tot de voorposten van Agordat. De gouver
neur, generaal Baratieri, trok met de beschik
bare strijdkrachten den 12den Juli tegen de
Derwischen op en kwam op den avond van
den 16den te Salderat aan. Den volgenden
morgen in de vroegte verscheen hy onver
wachts voor Kassala, dat door het garnizoen
van 2600 man hardnekkig werd verdedigd,
maar na een heftigen stryd werd iDgenomen.
De strydkrachten van generaal Baratieri be
droegen 2400 man, deels inboorlingen, deels
Italianen, onder wie 54 officieren. De Derwi
schen leden groote verliezen aan dooden en
gewonden; de overigen vluchtten naar de
rivier Adbara. Talryke vaandels en twee ka
nonnen vielen den Italianen in handen, die
slechts één officier en enkele inlandsche sol
daten verloren.
Dat de Arabieren zoo ernstige verliezen
leden, was vooral het gevolg van den hoogen
waterstand in de rivier Abdara, welke zy
moesten overtrekken, maar die zóó gezwollen
was, dat hun deze, weg om zich te redden,
zeer werd bemoeiiykt.
Het veroverde Kassala, in de nabyheid der
grens tusschen Soedan en Abessynië, was
een der voornaamste bolwerken van de Der
wischen. Het is de belangrykste plaats
tusschen den Nyl en de Roode Zee; op den
weg van Khartoem naar de zee gelegen, en
daarmede vroeger telegraphisch verbonden,
was het, voordat het in de macht der Der
wischen kwam, het middelpunt van een
uitgebreiden handel. In 1882 werd de bevol
king op 10,000 zielen geschat, maar waar-
schyniyk is dit getal aanzienlyk verminderd
na de bezetting door de Derwischen, welke
den handel zeer deed afnemen.
Over het algemeen wordt dit nieuwe succes
der Italianen in Oost-Afrika door de bladen
te Rome met ingonomenheid begroet, met
uitzondering van de „Fanfulla", welke zich
steeds tegen de koloniale ondernemingen in
Afrika heeft verzet. Insgelyks wordt de be
zetting van Kassala door de Italianen te
Londen zeer gunstig beoordeeld. Zoo o. a.
zegt de „Standard," het hoofdorgaan der con
servatieve oppositie: „De toejuichingen, waar
mede de Italiaansche senatoren deze tijding
hebben ontvangen, zullen zeker ook in Enge
land een hartelyken weerklank vinden."
Ook de „Times" verklaart zich voor de be
zetting van Kassala door de Italianen. Voor
heen was deze stad in het bezit van Osman
Digna en zyne Arabieren, maar het City
blad ziet in het voortdringen der Italianen in
Oost Afrika een gunstig teeken voor de uit
breiding der beschaving in dat deel van
Afrika. Van de Engelsche regeering behoeft
derhalve Italië, na de jongste ovoreenkomst,
tusschen beide staten betreffende de grens
regeling in Soedan getroffen, geen verzet
tegen de uitbreiding van het Italiaansch6
grondgebied in Noord-Oost-Afrika te ver
wachten.
Voor de Italiaansche kolonie Erythrea is
de verovering van deze stad eene belangryke
aanwinst. In politieke kringen te Weenen ver
wacht men echter naar aan de „Daily
Chronicle" wordt geseind dat het bezetten
van Kassala door de Italianen aanleiding zal
geven tot diplomatieke verwikkelingen, daar
het in stryd is met de jongste Anglo Ita
liaansche overeenkomst betreffende de grens
regeling in dit deel van Afrika.
Groot-BritanniS»
De oogarts dr. Nettleship, die onlangs den
heer Gladstone van de cataract heefc geope
reerd, heeft nu dezer dagen het oog nauw
keurig onderzocht. Het gezichtsvermogen
bleek, met eene geschikte lens, bevredigend
te zyn, maar in de pupil werd een vliesje
ontdekt, dat alsnog verwyderd moet worden.
De „grand old maa" zal dus nog eene lichte
operatie moeten ondergaan, alvorens de vroe
gere kunstbewerking ten volle geslaagd kan
heeten. Overigens is Gladstones gezondheid
uitstekend.
Hoe lord Rosebery eerste minister werd»
wordt door den heer Labouchere „onthuld"
in „Truth". Reeds jaren had Rosebery zich
voorgenomen premier te wordenhy wist
alleen niet of hy dit als tory, of als liberaal,
of als radicaal zou zyn. Zyne populariteit was
zóó groot, dat hy doon kon wat hy wilde.
Toch deed hy niet den eersten stap. Dat
hy premier werd, is bewerkt door oene intrige,
op touw gezet door de persoonlijke vyanden
van sir William Harcourt in het ministerie.
Het was te danken aan de meening van som
migen, dat lord Rosebery den opkomenden
vloed der democratie beter zou keeren dan
sir William Harcourt, aan de veronderstelling
der leiders van de verkiezingen, dat oene soort
van lord Palmerston, die aan sport doed en
te gelyk vooruitstrevende radicale denkbad Jen
verkondigde, een aantal gematigien voor zich
zou winnen en dat dezen yverig voor het
party fonds zouden inschryven.
Voorts werd, volgens „Truth", Rosebery
eerste minister door het yverig streven van
de „Rosebery-kliek", die hom als zyn Mahomed
had uitverkoren, in de hoop, dat de zaken
dan voor hen veel aangenamer zouden gaan.
De heer Labouchere eindigt met de op
merking dat indien lord Rosebery inderdaad
zooals hy herhaaldelijk verzekerd heeft
het premierschap niet wenscht, beter doet dit
maar aan 6ir William Harcourt ovor te geven,
wat naar den zin zou zyn van negen tienden
der radicalen in het Lagerhuis en allen daar
buiten.
Corea.
BI ykens nadere berichten over de mishan
deling, waaraan de waarnemende Engelsche
consul Gardiner te Seoul blootstond, is het
geval uitsluitend een gevolg van een mis
verstand. De Japansche soldaten, die de hoofd
stad van Corea hebben omsingeld, ontvingen
bevel van hun commandant om op hunne
hoede te zyn en vooral de wegen streng tr*
bewaken, ten einde een aanval der Chineesche
soldaten, die zich te Seoul bevinden, to voor
komen. Toen zich derhalve plotseling een vry
talryk gezelschap, dat van Seoul kwam, op
den hoofdweg vertoonde, werden deze reizigers
terstond door de Japansche soldaten aange
houden. Men verzocht inlichtingen, maar daar
de Engelsche consul de Japansche taal niet
verstond, kwam het niet tot opheldering en
werd de consul verhinderd zyne reis voor*
te zetten.