MENGELWERK. Een incident in de Rue Bonaparte. Uit het Fransch van Léon Xanrof. Do gebeurtenis, die ik u hier ga mededeelen, is enkele jaren geleden voorgevallen in de lieflijke maand Mei. Aan niets kon men dien morgen bespeuren dat eenige uren later de Hue Bonaparte van zulk een tragi komisch voorval getuige zou zijn. Het ging tegen negen uren en de lucht was helderblauw; het sijsje van den muzi- kalen dweper en concierge van de Ecole des Beaux Arts zong zijn vrooiykst liedje en de leerlingen kwamen langzaam, dood op hun gemak, van alle kanten aanzetten. Ongeveer tien minuten voor negenen wandelde een be jaard man met een boersch voorkomen, met een oprecht, eerlijk buitenmansgezicht, de plaats op. Zijn verlegen gang deed duidelijk zien dat hij zich niet recht thuis gevoelde, hier in den tempel van het schoone en van den humbug. Hij liet zich het atelier van Géróme wijzen. Bescheiden tikte hij aan de deur; na eenige oogenblikken van geschuifel en gefluister, nep eene ernstige stem: „Binnen 1" Toen hij de deur nog nauwelijks op een kier geopend had, ledigde een emmer vol water zijn inhoud op zijn onschuldig hoofd, zoodat hij druipnat aan den ingang der kamer stond. Stom van verbazing, had hij zich door die ijskoude douche laten begieten. De leerlingen snelden op hem toe en putten zich uit in allerlei verontschuldigingen, waar zij natuurlijk geen woord van meonden. ZU huichelden hunne deelneming zóó natuurlijk, dat de goede buitenman geen oogenblik aan opzet dacht. Hoe kon hij ook weten dat zij expres die emmer water voor hem daar zoo gracieus in de hoogte hadden opgesteld 1 De leerlingen hielden niet op met hun leedwezen te betuigen over het ongelukkig toeval; zij hadden gedacht dat hij een van hunne kame raden was; zij hoopten toch dat hy het hun niet kwalijk zou nemen. Alsof zij hem niet door eene reet in do deur hadden zien aankomen I In plaats van den armen, doornatten man te laten drogen, gaven zij hem den raad zijne bovonkleedoren uit te trekken. Zich van zijne jas te ontdoen, daar had onze vriend niets op tegen, maar nu zijne pantalon ook nog uit te trekken, dat was toch wel wat heel erg. De bongels verzekerden hem echter dat onder artisten zoo nauw niet werd gekeken en dat hy zich dus voor hen in het geheel niet behoefde te geneeren. Uit vroes van verkouden te worden, gaf de bezoeker toe en weldra zat hij by de kachel geheel „en négligé." Onderwijl droogden zijne andere kleedingstukken by de kachel, wat nogal lang duurde, daar enkelen vreesden dat die vlam zouden vatten, waarom zy ze telkens eens over een stoel aan het andere eind van het vertrok hingen. Onder de hand maakte men van de gelegenheid gebruik om den man uit te hooren. Hy vertelde dat hy do oom van een der leerlingen was. In Parys had hy zyn neef eens op willen zookon en hy had gedacht hem op dit uur hier te vinden. Hy kwam immers altyd om negen uren op het atelier? „Nu, vandaag zal het wel tien worden, eer hy verschynt; hy lydt aan eene ongesteld heid, die hem verhindert vroeger to komen." „Hy is toch niet ziek?" „Gelukkig niet, het is eene ongesteldheid van geheel anderen aard." „O", antwoordde de oom, die er niets van begreop. De jongelui, die tevoren hun plan beraamd hadden, begonnen nu de kachel zóó op te stoken, dat do temperatuur byna onhoud baar was. „"Wat is het hier warml Hoe kunt gy het in Mei nog zoo koud hebben?" „Wy stoken niet voor de koudo, maar voor het model." „Het model?" „Ja, voor hem, die poseert. Vandaag is meneer Pu vis de Chavannes aan de beurt; gy kent hem wel, het lid van het Instituut." „Wat blieft u? Ik dacht dat het altyd betaalde menschen waren. „Ja, maar op de Ecole des Beaux Arts nietDe beroemdste personen komen hier om zich door ons te laten vereeuwigen het wordt voor zulk eene oer gehouden hier te hebben geposeord, dat wy alleen maar lui nemen, die buitengewoon schoon gevormd zyn of die eene byzonder hooge plaats in de maatschappy bekleeden. Kyk dio daar, ziet gy het, die schets van dien man, die daar zit met zyn eenen voet in zyne hand. „Ja?" „Welnu, dat is minister Conslans". „Och kom!" „En die lange krygshaftige man daar. „Nu?" „Dat is Boulanger, de groote generaal." „Hm l" „Het is werkeiyk waar, maar onder ons gezogd en gezwegen, het is heel vervelend zulke hooge personages tot model te hebben, zy zyn nooit op tyd." „Dat is waar, en daardoor is doze ochtend ook al weer verloren," viel een ander in. „Zou meneer ons ook een grooten dienst Willen bewyzen?" vroeg een derde. „Ik?" „Meneer is prachtig gebouwd, men zou zeggen een Silenus." „Een sirene," verbeterde de oom, zeer ge flatteerd door do vergeiyking. „Noen, meneeren, dat gaat zoo niet," zeide een andere leerling, „gy weet volstrekt niet of meneer eene betrekking bekleedt, die ge wichtig genoeg is. „Een oom van een leerling der Ecole des Beaux ArtsAls ik vragen mag, meneer, welk ambt bekleedt u in de maatschappy?" „Ik? Ik ben burgemeester van Fertanby les Escourges," antwoordde de provinciaal, de borst trotsch vooruitzettend. „Ah, dat verandert de zaak! Is u burgo- meestor? Mogen wy u dan vriendoiyk ver zoeken, ons wel de eer te willen aandoen om voor de leerlingen der Ecole dos Beaux Arts te willen poseeren? Uw goed is toch ook nog niet droog;" op zfln horloge kykend: „Drommels, wat is het al laat." „Houd ik u op?" „Zeker niet, wy wilden u gaarne uit schilderen." „My? Waarom?" „Wees u zoo goed, uit te trekken wat u nog aan heeft. „Maar meneer I" „De hoer Boulanger heeft het wel voor ons gedaan." „De generaal?" „U twyfelt toch niet aan ons woord?" Nog eenige oogenblikken werd het gesprek op die manier voortgezet, tot de goede man zich gewonnen gaf. Gedwee deed hy zyne kleederen uit Juist toen hy het laatste kleedingstuk wilde afleggen, werd er aan de deur geklopt. „O, dat zal mevrouw Juliette Adam zyn. Kom binnen, waarde mevrouw!" riep de schilder, de deur voorzichtig op een kier houdend, omdat er niemand achter was. „Neen, neen," brulde de doodeiyk ontstelde buitenman. Het angstzweet parelde in dikke droppelen op zyn voorhoofd, by het denk beeld, dat hy zich in zulk een kostuum aan eene dame zou moeten vertoonen. „Verberg my toch ergens!" schreeuwde hy als razend. „Hier maar in!" riep een dor bengels en vloog op een grooten koffer toe, waar enkele lappen fluweel uithingen. Meteen smeet hy er de nog kletsnatte kleeren van den armen burgemeester in. „Stap hier in, dan zullen wy die dame zien weg te krygen." De onvoorzichtige maakte haastig van de vriendelyke uitnoodiging gebruik. Nauwelyks zat hy goed en wel er in, of de leerlingen draaiden het slot om en lichtten den koffer zoo behoedzaam mogelyk op. Op straat gekomen, zetten zy dien voor een naburig huis neer. Daarna draaiden zy het slot weer open en gingen toen wat op en neer wandelen, om te zien wat er ge beuren zou. De arme gevangene, die er niets van be grepen had, wat zy toch met hem uitvoer den, wachtte geduldig af tot men hem kwam verlosson.Na gedurende een kwartier het gevoel doorstaan te hebben alsof hy stikken zou, word het hem toch te machtig. Langzaam lichtte hy het deksel op, om verschrikt een blik op straat te werpen. „O Hemelgilde eene oude dame, die aan den anderen kant der straat op het trottoir wandelde: „een onthoofde!" Zy viel in zwym. Onder eon onbedaariyk gelach trachtten de grappenmakers haar weer by te brengen. De koffer was in het slot gevallen, de arme burgemeester kon het deksel niet meer omhoog krygen. Onderwyi de leerlingen de oude dame by een apotheker indroegen, kwa men er twee agenten, in ernstig discours gewikkeld, langzaam en deftig aanwandelen. Zy stuitten op den koffer, die daar zoo won- deriyk don weg voor een dor huizen ver sperde. „Hoe kan nu iemand een koffer voor de deur laten staan, in plaats van dien naar binnon te laten halen," merkte de een op. Hy ging den concierge roopen en beval hem dadeiyk dat gevaarte in te halen. De concierge weigerde te gehoorzamen en nu ontstond een algemeen twistgesprek over dien geheimzinnigen koffer. De jongelui kwamen belangstellend nader. „Laten wy hem openmaken," xeide een der agenten. „Wacht daarmee even tot ik my uit do voeten gemaakt heb," riep een der bengels, quasi verschrikt; „wie weet of er geene helsche machine in zit." Deze veronderstelling deed den yver der politie agenten tot beneden nul dalen. „Laten wy er eerst met den commissaris van politie over spreken," raadde de een. Eén giög nu op weg om dien heer op te zoeken, de ander bleef den koffer bewaken. De oude dame, die inmiddels weer bygebracht was, liep ook naar het bureau van politie en vertelde daar dat zy zeker wist dat zich een afgesneden hoofd in den koffer bevond. Zy had het zelve gezien. „Dan is het toch ook geene helsche machine," merkte een der agenten op. „Wellicht een zelfmoord," opperde zyn kameraad. „In ieder geval moeten wy den koffer trachten open te krygen." Waar zy ook alle moeite voor deden, tot er eene stom van binnenin smeekend piepte: „Ach neen, maak asjeblieft den koffer niet open, ik zit er in." Barbier tot klant, die geschoren wordt: „Uw haar wordt erg dun, meneer." „Ja, gelukkig eindeiyk; ik houd niet van dik haar." „U moest er toch heusch iets op doen." „Dat doe ik iederen morgen." „Mag ik vragen wat?" „Myn hoed." Oude dame tot vrouw van middelbaren leeftyd op haar huwelyksreisje „De jonge man, die daareven in een rook coupé stapte, schynt zeer aan u gehecht." „O, John houd zielsveel van my." „Het doet een oud hart goed indentegen- woordigen tyd nog zulke uitingen van warm gevoel te zien. Is hy u eenige zoon, mevrouw?" „Is het waar dat je meisje zoo hard- hoorend is?" „Ja, zy is zóó doof, dat ik zóó moest schreeuwen, toen ik haar vroeg, dat do buren uit kwamen loopen om my geluk te wenschen." „Hoe komt het toch, Papa, dat iedereen zegt dat een sphinx zoo wys is?" „Omdat hy in drie duizend jaar geen mond opengedaan heeft." Een professor had het op zyn college over de gebruiken en gewoonten der oude Grieken. „De oude Grieken bouwden geene daken op hunne schouwburgen," doceerde zyn Hoog geleerde. „Maar wat deden zy dan als het regende?" vroeg een weetgierig studiosus. De professor nam zyn bril af, maakte de glazen schoon met zyn zakdoek en ant woordde kalm: „Ik onderstel dat zy nat werden." Wie zielsrust wil, zoeke naar de oorzaak der ver8chyn8elen; heeft hy die gevonden, hy zal zich schikken in het onvermydelyko. Wanneer de stryd tegen de noodwendige ge volgen der omstandigheden is uitgestreden, leert mon berusten, ook als de nederlaag is gevolgd. Slothouwer. Verstand alleen kan tydeiyk iemand op eene hoogte plaatsen, maar wanneer het hart tot zwygen gebracht wordt, is elke duurzame vooruitgang onbestaanbaar; ondergang van het moreele in de individuen is tevens onder gang der maatschappy. Reepmaker. De arme heeft geene verdediging voor zyne vryheid. De arme man, die iets buitengewoons is, staat in meer dan één opzicht alleen, hy moet zich aan alle kanten vry waren, hy moot letterlyk alles uit zichzelven halen. Byvanck. De heerschappy in het ryk van het toilet behoort byna altyd aan enkele misdeelden van uiteriyke schoonheid, die zich zóó weten te kleedon, dat zy de gebreken van hun lichaam verbergen. Thackeray. De zelfmoord, hoe tragisch ook op zichzelf, krygt altyd iets belachelyks, ja zelfs iets bespottelyks, wanneer do poging daartoe mis lukt. An8tey. Do rycke leeft van wat hy heeft, De arme leeft van wat hy weeft, En als des levens dagen enden, Soo siet men s' op één veer belenden. Elck segg' den Voerman grooten danck; Het onderscheidt is klein, te weten: De rycke had de beste banck, De wever heeft op 't krat gezeten. Huygens. Programma van Muziekuitvoeringen MUSIS SACRUM. Zondag 22 Jali, le h&lf&cht. door het Stafcoozielicorpa der dienstdoende Schutterij. Directeur de Heer Joh. O. Geyp. Eereto afdeeliDg: No. 1. .All Right", Marech (letoUitv.), 2. Oavertare van do Opera „La Muette do Portici", F. Auber; 3 „Auf Glückee Wogen", Wale, E. Waldteufel; 4. F&nt&ieio uit Ch. GouDoda Opera „Faust", Joh. C. Goyp. Tweede afdeoling: No. 5. Ouverture „Ana ëroob", M. L. Ohorubioi; 6. a. „Loroley Paraphxaeo (lato Uity.), Neevadba; b. „Loin du Bal", Intermezzo, E. Gilet; 7. Vorspiel und Siciliana uit „Cavalloria Roeticana" (lete UitvP. Mascagui; 8. „Uu jour d'lütó en Norvoge", Fantaieio Pastorale, R. Wilmere; 9. „Dio Wachtparade kommt", R. Eilenberg. Aangekomen badgasten te Katwijk a/Z. Hotel „du R h i n"De hoer en mevr. Krantz on familie, move. J. J. De Lange, mevr. B. De LaDgo en gezio, damee Sluyterman v. Loo, Herr Err.et tod Plencr, Min. v. Fm. in Oostenrijk, cn gezin, de heer M. v. Oe, mevr. Kolft'—Hane^raaff en goain Villa „C 1 o m e n t i n a"Do heer en mevr. J. I. v. WaDing en gezin. „Groot Badhotel": Sir J. E. Rogers, de heer L. v. Domana en dochter. Hotel „Poneion": do hoer Jac Aalbors. Wflk B 83: Mevr. M. Eaisor en gezin. Villa Krugt: Moj. M. 61otomaker. Villa „Zee met": Mevr. I. Lebret—Groenen- daal en gezin, movr. wed. A. W. Wgthoö—Kerkhoven en gezin, de heer en mevr. K. W. Tainzing. Wglt A 130: Do hoer en mevr. A. Laeeur—Spijker. V ijk B 84Moj. P. De Gaay Fortman, moj. M. Wielff. Wijk B 86: De heer en movr. S. P. Ttn Holt en gezin. Wijk B 167: Do heer en movr. A. v. d. Lindon en geziD. Wijk B 188: De heor on mevr. H. E. Michiclaen on gezin. Wijk C 91: Do hoer J. A. Smolders. Wrjk O 116: Movr. O. P. Micliaelie en gezin. Wijk C 127: De heer J. G. P. Sabel. Hotel „de Roeka m", Katwijk a/d RijnDe heor on mevr. A. J. Torlo\j Duwel on gezin. BUITENLAJND. Frankrijk. De beraadslaging in de Kamer over het wetsvoorstel tegen de anarchisten werd giste ren voortgezet. De beraadslaging was tot nu toe zonder heftige incidenten voortgezet. Nu echter heeft eeno uitbarsting plaats gehad. Rouanet is een dier figuren, die, zoon van een verbanneno na den staatsgreep van Napoleon IH, den geest van verzet van zyne geboorte af heeft ingezogen. Als milicien is hy in 1877 wegens het houden van rovolutionnaire redevoeringen overgeplaatst naar een regiment in Algerié. Hy vertegenwoordigt thans het 18de arron dissement van Parys. Hy kwam een amendement verdedigen op art. 1, ten doel hebbende een verschil in be rechting aan te nemen tusschen het aanzetten tot ongehoorzaamheid van soldaten by een buitenlandschen oorlog en in geval van bin- nenlandsche onlusten. Hy was nauwelyks begonnen te spreken, of de vergadering, met uitzondering van een deel der linkerzyde en ook van een deel rechts, maakte hem door schreeuwen het voortgaan onmogelyk. Eerst het noemen door Rouanet van den naam van generaal Foy, een der bekende parlementaire redenaars onder de Restauratie, deod het lachen der honderden eenigszins bedaren. De spreker maakte van deze tydelyke stilte ge bruik om te verklaren, dat zelfs generaal Foy had toegegeven, dat de gehoorzaamheid van don soldaat slechts voorwaardelyk kan zyn, wanneer hy gekeerd staat met het ge zicht naar zyne medeburgers. De minister Guérin kwam het amendement bestryden, zeggende dat sedert 1871, sedert de nederlaag en het verlies der twee provin ciën, het leger de oogen slechts gericht kon hebben naar over de grenzen. De Montfort, een oud-officier, protesteerde met de meeste verontwaardiging tegen be schouwingen als die van Rouanet, welke de krygstucht zouden ondermynen, en baron Demarcay had eene uitgave van Foy's rede voeringen weten op te diepen en las daaruit de door Rouanet aangehaalde zinsnede voor. Die woorden zouden betrekking hebben op de gendarmerie en generaal Foy, vertelde Demarcay, had juist het optreden van het leger verlangd. Dit alles geschiedde, terwyl de vergadering in de grootste opgewondenheid >verkeerde. Een werkje werd er bygehaald van Dubost, oud-minister van justitie, even revolutionnair toen, als hy nu gematigd is, en zelfs de zaak Cornelius Herz kwam er by te pas. Eindeiyk kon worden overgegaan tot stemming over het sluiten dezer incidenteele beraadslaging. Met 330 tegen 140 stemmen werd hiertoe besloten. Het amendement Rouanet word vervolgens rpet eene meerderheid van 356 stemmen ver worpen. Chapuis, afgevaardigde van Toul, was van te voren komen verklaren, dat hy altyd tegenstander bleef van de wet, maar als vertegenwoordiger van eene grensprovincie een te grooten eerbied had voor het leger en het in zyn midden levendig te houden gevoel van krygstucht. Pourquery de Boisserain legde eene dergelyke verklaring af: hooger dan het militaire commando stond en bleef staan de Grondwot. Een ander amendement-Rouanet, om do recht spraak over persdelicten aan de gezworenen op te dragen, werd met 316 tegen 156 stemmen verworpen. Een amendoment-Carpentier, van byna geljjko strekking als het vorige, werd verworpen met 305 tegen 145 stemmen. De voorzitter Burdeau las daarop het eerste artikel van het regeeringsontwerp voor, be palende dat de rechtspraak over de vergrypen, voorzien by art. 24 en 25 d«>r wot van 1881 (gewyzigd by de wet van 1893), van de ge zworenen naar de correctioneele rechtbanken wordt overgebracht. Art. 1 werd met 297 tegen 205 stemmen aangenomen. Vervolgens begon de discussie over art. 2 Na eenigen tyd werd zy verdaagd tot de zitting van heden. De anarchisten in Frankryk schynen dus, zooals uit het bovenstaande blykt, van de aanhangige anarchistenwet grooter verwach tingen te hebben dan menig bezadigd burger. Onlangs vernamen wy, dat velen hunner pogingen aanwendden om niet meer voor anarchisten te boek te staan, en dezer dagen bedreigden eenigen door middel van aanplak biljetten de burgers met dolk, dynamiet en brandstichting, als do voorgestelde wet werd aangenomen. De Senaat heeft, byna zonder eenige discussie, de vier directe belastingen op de bogrooting van 1895 met algomeene stemmen goedgekeurd. E;n tegenvoorstel van den sociali8tischen senator Girault, om eene pro gressieve inkomstenbelasting in te voeren en den Staat het alcohol monopolie te geven, vond by geen der leden steun. Duitóohlund, Te Bayreuth heeft de eerste opvoering van den „Parcifal" plaats gehad. Met deze opvoe ring werden de voorstellingen, welke in dezen zomer daar zullen gegeven worden, geopend. De voorstelling, welke door een byzonder groot aantal belangstellenden werd byge- woond, voldeed in hooge mate en werd zeer toegejuicht. Naar uit goede bron gemeld wordt, is de commissie van uitvindingen van gevoelen, dat de laatste uitvinding van Turpin voor de nationale verdediging van geen belang is. Italic. Omtrent de jongste overwinning der Italia nen in Afnka meldt de „Agenzia Stefani" de volgende byzonderheden: Eene sterke afdee- ling Derwisclien had den laatsten tijd stroop tochten gemaakt in het Italiaar.sche district Karkabat, waarvan de inwoners gedood of als slaven weggevoerd werden. De ruitery der Derwischon strekte hare strooptochten zelfs uit tot de voorposten van Agordat. De gouver neur, generaal Baratieri, trok met de beschik bare strijdkrachten den 12den Juli tegen de Derwischen op en kwam op den avond van den 16den te Salderat aan. Den volgenden morgen in de vroegte verscheen hy onver wachts voor Kassala, dat door het garnizoen van 2600 man hardnekkig werd verdedigd, maar na een heftigen stryd werd iDgenomen. De strydkrachten van generaal Baratieri be droegen 2400 man, deels inboorlingen, deels Italianen, onder wie 54 officieren. De Derwi schen leden groote verliezen aan dooden en gewonden; de overigen vluchtten naar de rivier Adbara. Talryke vaandels en twee ka nonnen vielen den Italianen in handen, die slechts één officier en enkele inlandsche sol daten verloren. Dat de Arabieren zoo ernstige verliezen leden, was vooral het gevolg van den hoogen waterstand in de rivier Abdara, welke zy moesten overtrekken, maar die zóó gezwollen was, dat hun deze, weg om zich te redden, zeer werd bemoeiiykt. Het veroverde Kassala, in de nabyheid der grens tusschen Soedan en Abessynië, was een der voornaamste bolwerken van de Der wischen. Het is de belangrykste plaats tusschen den Nyl en de Roode Zee; op den weg van Khartoem naar de zee gelegen, en daarmede vroeger telegraphisch verbonden, was het, voordat het in de macht der Der wischen kwam, het middelpunt van een uitgebreiden handel. In 1882 werd de bevol king op 10,000 zielen geschat, maar waar- schyniyk is dit getal aanzienlyk verminderd na de bezetting door de Derwischen, welke den handel zeer deed afnemen. Over het algemeen wordt dit nieuwe succes der Italianen in Oost-Afrika door de bladen te Rome met ingonomenheid begroet, met uitzondering van de „Fanfulla", welke zich steeds tegen de koloniale ondernemingen in Afrika heeft verzet. Insgelyks wordt de be zetting van Kassala door de Italianen te Londen zeer gunstig beoordeeld. Zoo o. a. zegt de „Standard," het hoofdorgaan der con servatieve oppositie: „De toejuichingen, waar mede de Italiaansche senatoren deze tijding hebben ontvangen, zullen zeker ook in Enge land een hartelyken weerklank vinden." Ook de „Times" verklaart zich voor de be zetting van Kassala door de Italianen. Voor heen was deze stad in het bezit van Osman Digna en zyne Arabieren, maar het City blad ziet in het voortdringen der Italianen in Oost Afrika een gunstig teeken voor de uit breiding der beschaving in dat deel van Afrika. Van de Engelsche regeering behoeft derhalve Italië, na de jongste ovoreenkomst, tusschen beide staten betreffende de grens regeling in Soedan getroffen, geen verzet tegen de uitbreiding van het Italiaansch6 grondgebied in Noord-Oost-Afrika te ver wachten. Voor de Italiaansche kolonie Erythrea is de verovering van deze stad eene belangryke aanwinst. In politieke kringen te Weenen ver wacht men echter naar aan de „Daily Chronicle" wordt geseind dat het bezetten van Kassala door de Italianen aanleiding zal geven tot diplomatieke verwikkelingen, daar het in stryd is met de jongste Anglo Ita liaansche overeenkomst betreffende de grens regeling in dit deel van Afrika. Groot-BritanniS» De oogarts dr. Nettleship, die onlangs den heer Gladstone van de cataract heefc geope reerd, heeft nu dezer dagen het oog nauw keurig onderzocht. Het gezichtsvermogen bleek, met eene geschikte lens, bevredigend te zyn, maar in de pupil werd een vliesje ontdekt, dat alsnog verwyderd moet worden. De „grand old maa" zal dus nog eene lichte operatie moeten ondergaan, alvorens de vroe gere kunstbewerking ten volle geslaagd kan heeten. Overigens is Gladstones gezondheid uitstekend. Hoe lord Rosebery eerste minister werd» wordt door den heer Labouchere „onthuld" in „Truth". Reeds jaren had Rosebery zich voorgenomen premier te wordenhy wist alleen niet of hy dit als tory, of als liberaal, of als radicaal zou zyn. Zyne populariteit was zóó groot, dat hy doon kon wat hy wilde. Toch deed hy niet den eersten stap. Dat hy premier werd, is bewerkt door oene intrige, op touw gezet door de persoonlijke vyanden van sir William Harcourt in het ministerie. Het was te danken aan de meening van som migen, dat lord Rosebery den opkomenden vloed der democratie beter zou keeren dan sir William Harcourt, aan de veronderstelling der leiders van de verkiezingen, dat oene soort van lord Palmerston, die aan sport doed en te gelyk vooruitstrevende radicale denkbad Jen verkondigde, een aantal gematigien voor zich zou winnen en dat dezen yverig voor het party fonds zouden inschryven. Voorts werd, volgens „Truth", Rosebery eerste minister door het yverig streven van de „Rosebery-kliek", die hom als zyn Mahomed had uitverkoren, in de hoop, dat de zaken dan voor hen veel aangenamer zouden gaan. De heer Labouchere eindigt met de op merking dat indien lord Rosebery inderdaad zooals hy herhaaldelijk verzekerd heeft het premierschap niet wenscht, beter doet dit maar aan 6ir William Harcourt ovor te geven, wat naar den zin zou zyn van negen tienden der radicalen in het Lagerhuis en allen daar buiten. Corea. BI ykens nadere berichten over de mishan deling, waaraan de waarnemende Engelsche consul Gardiner te Seoul blootstond, is het geval uitsluitend een gevolg van een mis verstand. De Japansche soldaten, die de hoofd stad van Corea hebben omsingeld, ontvingen bevel van hun commandant om op hunne hoede te zyn en vooral de wegen streng tr* bewaken, ten einde een aanval der Chineesche soldaten, die zich te Seoul bevinden, to voor komen. Toen zich derhalve plotseling een vry talryk gezelschap, dat van Seoul kwam, op den hoofdweg vertoonde, werden deze reizigers terstond door de Japansche soldaten aange houden. Men verzocht inlichtingen, maar daar de Engelsche consul de Japansche taal niet verstond, kwam het niet tot opheldering en werd de consul verhinderd zyne reis voor* te zetten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 8