PERSOVERZICHT. m m m In De Amsterdammer deelt de heer Middel koop, van Arnhem, o. a. de volgende staaltjes mede van notariéele behendigheid. In de eerste plaats het volgende: „Volgons ons Burgeriyk Wetboek mag een voogd de onroerende goederen, behoorende %an een minderjarige, niet verkoopen, zonder machtiging van den kantonrechter, die deze machtiging niet geeft dan na verhoor van den toezienden voogd en van vier der naaste bloed verwanten of aangehuwden van den minder jarige. Nu deed zich hot geval voor, dat de voogd van een minderjarige vast goed, waarin hij met dien minderjarige gerechtigd was, ver kocht had zonder die machtiging; hi) kwam by den notaris om de vereischte akte van verkoop te laten opmaken, die hom op het ongeoorloofde daarvan wees, doch tegelijk een kunstje bedacht om aan de voorschriften der wet te ontkomen. Do notaris verzon er op om den minderjarige, die 20 jaren oud was, eerst meerderjarig te laten verklaren door den Hoogen Raad, die op de meest onschuldige wqz9 tot de knoeierij medewerkte. Met in achtneming van de voorgeschreven formali teiten, werd de minderjarige meerderjarig ver klaard, en toen dit geschied was, ging men ver tot scheiding en werd het vast goed v or het geheel aan den voogd toebedeeld, die het daarna, zonder medewerking van den meerderjarig-verklaarde, overdroeg aan den- geen, wien hij het verkocht had. Toevallig geschiedde de overdracht voor eene veel lagere som dan de koopsom bedroeg, zoodat de rechten der schatkist daardoor wer den benadeeld en ook de meerderjarig-ver klaarde niet verkreeg wat hom toekwam. De betrokken officier van justitie, van een en ander in kennis gesteld, vond het nooaigeen onderzoek in te stellen. Ook hy had de over tuiging, dat de notaris niet naar behooren gehandeld had, en bracht de zaak ter kennis van de betrokken rechtbank, die evenwel weigerde daarover den notaris te benspen; er was immers niet duideiyk gebleken dat de notaris iets misdaan of zich aan de formaliteiten der wet vergrepen hadl" Dan een tweede staaltje: „In oon ander geval, waarin minderjarigen met meerderjarigen vast goed in onverdeeld heid bozaten, werd eerst tot scheiding over gegaan en daarby het vast goed aan do meerderjarigen toebedeeld, die het op den zelfden dag en onmiddeliyk na de scheiding by akte, voor denzelfden notaris verleden, overdroegen aan oen ander, die hot vast goed reeds vrooger van de meerderjarigen had aan gekocht, voor oen hoogeren prys dan waarop het by de verdeeliug was geschat door bo- eedigde deskundigen, en de meorderjarigen streken de winst op, die zy ten koste der minderjarigen gemaakt hadden. De betrokken kantonrechter, die by de scheiding tegenwoordig was geweest, vond de zaak ook lang niet in den haak, daar hy van den verkoop geheel onkundig was go- laten on dus wol begreep, dat de minder jarigen waren benadeeld, hoewel hy by schei ding voor hunne belangen had moeten waken. Daarop opmerkzaam gemaakt, achtte hy het echter niet wenscheiyk de zaak te onderzoekon, omdat hy bevreesd was dat dit aan zyno carrière als rochteriyk ambtenaar zou schaden en van invloed zou zyn by eventueele benoo mlngen, die hy mocht begeeren, en hy berustf» er dus in. De man had van zyn standpunt immers geiyk, hy word dan ook weinig tyds daarna benoemd tot eene der belaDgrykste recbteriyke betrekkingen, waarin hy nu zyu b&ton de maréchal gevonden heeft." En ton slotte nog een derde staal'je meedeelende, van niet minder „notariöel vernuft" getuigende, gaat de heer M. voort. „Waar biyft „het aureool van rechtschapen heid, van konnis, van beschaving en betrouw baarheid", dat de notaris met zyno koninkiyke benoeming heet medo te brengen? En diezelfde notaris werd door den be trokken directeur en inspecteur oer registratie ontzion, zooals door feiten kan worden ge staafd, door de ministers Smidt en Pierson beschermd en ook de minister Van Tienhoven berustte in zyne verkeerde praktyken. Do vervolging van kleinere en grootere ver gapen geschiedt dikwyis met meer dan gewonen dienstyver, maar het notariaat is schotvry, belangryko vervolgingen hebben niet plaats, voornamelijk omdat het toezicht zoo slecht is. Doch indien de tegenwoordige Minister van Justitie er toe mocht besluiten eone wet togen de flesschentrekkery in te dienen, zal hy wèl doon er ook een paar artikeltjes tegen de „voorname flesschentrekkers" by te voegen, op de notarissen toopasseiyk, die hun ambt misbruiken. En dat dit inderdaad noodig is, zal ieder ambtenaar der rogistratie kunnen bevostigen, die uit zyne eigen omgeving gevallen kan aanwyzen, die don toets der oerlykheid niet kunnen doorstaan, zoo z\j slechts den moed hebben die gevallen bekend te maken of in het openbaar te behandelen." „Natuuriyk" constateert de heer M. „is het verre van hem, tegen te spreken, of zelfs maar te willen beweren dat ook thans onder de notarissen niet vele rechtschapen en betrouwbare mannen gevonden worden, maar toch achtte hy hot niet overbodig om, ter kenschetsing van den toestand, deze staaltjes by te brengen, „als bewys hoe sommige notarissen gewoon zyn de belangen hunner cliënten te behartigen." En in Indië ryzen dezelfde klachten. „Ondor de ordonnanties der laatste woek, zegt het Bat. Hbl., verdient zeer de aan dacht, het Gouvernementsbesluit van 29 Mei j.l., waarby de inspectie van de protocollen der notarissen verscherpt is. Evenals in Neder land heeft zich ook hier in den laatsten tyd het treurig verschynsel voorgedaan, dat nota rissen meer en meer tot het plegen van ver keerde praktyken verleid worden, waardoor het vertrouwen van het publiek verloren gaat in een corps, waarin het zonder uitzondering vertrouwde raadslieden moest vinden voor alles, wat het familie- en vermogensrecht raakt. De praktyken, waaraan eenige Indische notarissen zich hebben schuldig gemaakt, waren inderdaad van dien aard, dat het velen bevreemd heeft, dat de Regeering hen niet ontslagen, althans niet geschorst heeft. Of de verscherpte controle iets baten zal, moet de toekomst leoren." Noch met het Staats-socialisme van Quack töch met het Mberalismo van De Beaufort, mag zegt De Boodschapper een anti-revo- lutionnair gemeenschap hebben. Daar staat hy principieel tegenover. Wat de anti-revolutionnair dan wil? Wat hy wil? Maar laat ons allereerst nog op een gevaar wyzen, dat ons, anti-revo- lutionnairen, dreigt. Er gaan nu en dan stem men op, die het doen voorkomen, alsof het voldoende zou zyn, wanneer ons volk slechts eene volkomen vrye school, eene vrye kerk had en wat nog meer by eene onbelemmerde ver kondiging der Waarheid behoort. Nu behoeft onzerzyds niet meer te worden verklaard, hoezeer ook wy daarop hoogen prys stellen. Ieder, die daarvoor strydt, is vanzelf onze geestverwant, met wien wy gaarne optrekken. Doch er is in eene maatschappy, waarin slechts onkelen zich warm maken voor do hoogere, voor de zedeiyke en geesteiyke belan gen, nog iets anders dan eene vrye school en eene vrye kerk. De sloffeiyke, de economische vraag stukken staan daar op den voorgrond. En tot de roeping van den christen behoort het ook op dit gebied zyn neen, het licht van Gods Woord, te laten schynen. Wordt die roeping verzuimd door zich in een goestelyk kringetje te blyven bewegen, dan loopt men u straks voorby en luistert men ook niet meer naar uw pleidooi voor eene vrye kerk on vrye school of oene vrye zending. En nu weten wy wel, dat het sociaal vraag stuk voor ons, chris-enen, in do eerste plaats een zedelyk vraagstuk is; maar ook hier moet men rekeuing houden met het feit, dat de stoffelyko zyde van die quaestie telkens op den voorgrond dringt, en dat duizenden by duizenden dit vraagstuk door den Staat wen- schen opgelost te zien. Daardoor is het een sociaal-p o 1 i t i e k vraagstuk. En hoe moet nu te dien aanzier. de houding der anti revolutionriairen zyn? Geen staats socialist, geen liberalist of con servatief, maar ook met uitsluitend op gaai: m een stryd voor de zgn. geesteiyke belan gen. Do roeping van den Staat tegenove: de maatschappolyke toestandon dat is aar: de ordo ei» daarover behooren ook wy ons uit te spreken. Natuuriyk begeeren wy niet, dat de Staat voorziet in de stoffeiyke nooden. Maar toch kan en moet de Staat door andere wettei terdege inwerken op de bestaande stofTslyke en zedelyke verhoudingen beschermend, regelend, desnoods dwingend. Hoe dit mogolyk is? Op dio vraag komt het aan; en eorst dèn zal zy afdoend kunnen beantwoord worden, wanneer in onze kringen duideiyk en klaar is aangogeven, wat uit christelyk, uit calvi nistisch oogpunt verstaan moet worden byv. onder eigendomsrecht, erfrecht, zelfstandigheid van den arbeid en zoovele andere zaken meer, die met het soc. vraags. in nauw verband staan. Niet do oprichting van Kamers van Arbeid, alleen mag voldoende geacht worden. Eene Calvinistische, wil men liever eene Christolyke, beschouwing te geven van al die vraagpunten, welke het soc. vraags. uitmaken, acht De Boodschapper een eisch van dezen tyd. Er is reeds gerept van een wetsontwerp tot toelating van de ïykverbranding, dat Minister Van Houten bezig zou zyn in gereedheid te brengeD. Naar aanleiding van dat gerucht zegt Het Centrum Het wil er by ons moeilijk in, dat de heer Van Houten zyno ministeriüole loopbaan zou aanvangen met het voorstellen van een maat roze!, die slechts door een handvol lieden wordt verlangd, en voor alle andere-Neder landers krenkond zou zyn. De crematie vindt, dit weet men, in ons land slechts zeer weinige voorstanders en zelfs schynt het, dat de be langstelling in dit onchristoiyk gebruik gaan deweg eer af- dan toeneemt. Ongetwyfeld zou dan ook de poging tot wettiging der lijkverbranding op tallooze en krachtige protesten stuiten en 9ene grievende teleurstelling zyn voor allen, die van deze Regeering, naar hare eigen toezegging, in de eerste plaats eene regeling van het kiesrecht verwaebton. En behalve het kiesrecht zyn daar nog vele andere zaken, die op afdoening wachten en zeker heelwat meer de volksbe langen raken dan eene wettiging der crematie- liefhebbery of eene regeling van het eedsvraag- stuk a la Van Houten. Wy durven daarom vooralsnog de hoop koesteren, dat de Regeering getrouw zal blyven aan de beloften, in de openingsrede van 16 Mei gedaan. Die rede bevatte voor Nederland wel is waar niet de biydo boodschap van alle denkbare heil, maar wettigde althans de verwachting, dat by de vaststelling der werkzaamheden eene behoorlyke volgorde zou worden in acht genomen, waarbij het eerst aan de beurt kwam, wat het meest noodzakelyk is: eene nieuwe kieswet en eene wyziging van ons belastingsysteem! In het Handelsblad lezen we het volgende Het ministerie heeft zich al zeer zwak ge toond. Het heeft toegestaan dat de minister van oorlog den adjudant van H. M. de Koningin passeerde, die als kapitein bovon aan de rang lyst der officieren stond en dus aan de beurt was om tot majoor bevorderd te worden. De heer De Ranitz heefc daarop natuuriyk zyn ontslag ingediend, en het ministerie geniet thans de eer de toejuichingen te ontvangen van de radicalen voor zyne edelmoedige daad. De daad der Regeermg munt vooral uit in do volgende opzichten: lo. Men heeft een officier, die groote trouw en toewyding heeft betoond aan de kroon en die veel harder gewerkt heeft dan een zyner collega's, zoo onaangenaam mogelyk behan deldofschoon de wet volstrekt niet zyne bevordering belette. Integendeel: er is geone enkele bepaling, die tegen die bevordering pleit 2o. Men heeft de Koningin-Regentes die zulk eene uiterst moeilyke taak heeft te ver vullen gegriefd, want H. M. had duidelyk te kennen gegeven, die bevordering te wen- schenmaar men heeft toch by dit pasaeeren van Hr. Ms. adjudant volhard, ofschoon geen enkele minister van dit kabinet den koning weleer op dergelyke wyze zou behandeld hebben 3d. Men heeft de finanticele belangen van het land zeker allerminst gediend! De heer De Ranitz krygt nu ƒ1500 pensioen, waar voor hy zyn loven lang niets heeft te doen. Hy blyft natuuriyk particulier secretaris van H. M., maar in zyne plaats moet een ander adjudant worden benoemd. /"1500 per jaar zyn dus de kosten der onbillijke passeering. Daarenboven zou de heer De Ranitz zich zeker tevreden hebben gesteld met eene bevordering, zondoi vermeerdering van traktement, zoodat do schatkist do kosten dier bevordering niet behoefde te dragen. 4o. De openbare meening eischte deze zwakheid volstrekt niet van hot ministerie. Toon wy het eerst deze zaak besprakeD, werd •jnze meening dadelijk goedgekeurd door zeer invloedryke bladen van allerlei kleur. Tot ons genoegen verklaart ook Het Nieuws van den Dag zich in geheel gelyken geest als wy. Het blad zegt: „Naar het schynt, hoeft de Regeering thans, hoewel het budget haar volledig in staat stelde den nu gepen- l ionnoerden kapitein voor eene benoeming tot majoor voor te dragen en niettegenstaande H M. de Koningin-Regentes op ondubbelzin nige w\jze getoond had aan do in de volks vertegenwoordiging tegen het militair huis gerezen bezwaren tegemoet te willen komen, door zich neder te leggen by eene vermin dering der tot dit huis behoorende officie ren niet tot het doen dier voordracht willen overgaan. Was het uit vrees voor deTweedo Kamer of voor het lid dier vergadering, dat zich die quaestie gewooniyk aantrekt? Wy weten het niet, maar dit moet ons van het hart, dat de Regeoring indien het waar is, dat zy bezwaar heeft gemaakt de voor dracht te doen evenals de Tweede Kamer by do behandeling der begrooting voor 1893, oene o. i. onbiliyko daad heeft verricht, door voor de gebrekkige regeling dezer zaak te doen boeten een officier, die steeds met den meesten yver en trouw den dienst heeft ge daan, die hem was opgedragen, en die voor die gebrekkige regeling in geen enkel opzicht de verantwoordeiykheid draagt." Dit is goed gezegd. En hiermede drukt het blad ook de meening uit van het leger, waarin inen algemeen het passeeren van den adjudant vati H. M. zeer afkeurt. Wy eischen vooral in onze dagen boven alles eerbied voor de Kroon, en doze is niet in acht genomen by dezo passeering. Wat heeft men een mis baar gemaakt, toen de heer Land gepasseerd was! En we durven voorspellen, dat de heer Seret, die al twintig jaren uit het loger is, majoor wordt. - Zou men in het vervolg do Kroon ten minste niet als de gelyke van de Tweede Kamer gelieven te beschouwen? In het schippersorgaan Schuttevaer komt oen artikel voor over onze spoorwogon, als concurrenten op 't gebied van de expeditie. Wanneer het blyft gaan zooals tot heden, dan zullen straks onze schippers niet meer te varen hebben en onze expediteurs zullen zuchten onder de concurrentie. De groote Maatschappyen kunnen billyker voorwaarden en lager vrachten bieden dan de kleine man, waartegen natuuriyk de schippory bezwaren heeft, al wordt daarop steeds door den haudol aangedrongen. Mag de Staat direct of indirect optreden als concurrent van een deel der nyvere burgers, die dikwyis toch al met zooveel moeilyk- heden hebben te kampen? „Wy gelooven in de juistheid onzer opvat ting niet te falen," zegt Schuttevaer, „als wy beweren, dat eene concessie voor spoorwegen zich niet verder uit mag strekken dan tot hot onderwerp, waarvoor ze gevraagd is of verkregen wordt, m. a. w. uitsluitend tot de exploitatie van den spoorweg, doch dat het niet aangaat, om ze in hare inkomsten te styven of onderling te helpen mededingen en ze in het particuliere handels- en verkeers wezen te doen ingrypen. „Dit is ten onzent echter wel het geval. Sedert 1890 worden door de Hollandsche IJzeren-Spoorweg-Maatschappy op de handels- troinen vrachtgoederen aangenomen, om op verzoek van afzenders te land en te water te worden afgehaald voor alle plaatsen in Nederland, Duitschland, België, Frankryk en verder gelegen landen. De Maatschappy tot Exploitatie van Staatsspoorwegen doet het zelfde, hoewol op niet zoo uitgebreide schaal, waarby ze zich, althans voorloopig nog, van de expeditie-onderneming VanGend&Loos en anderen bedient „Het afhalen en bezorgen van koopmans- en be8telgoederen levert voor de spoorwegen verlies op, d. w. z. zy hebben daarin een middel, om elkander onderling concurrentie aan te doen. Hieruit vloeit dus niet alleen eene benadeeling van hunne gezameniyke aandeelhouders voort, doch het werkt boven dien mede tot ontbinding en ondergang van tal van particuliere bedryven en ondernemin gen, die niet over geld van anderen be schikken. „Die zaak is zoo onschuldig niet, als men oppervlakkig beschouwd zou aannemen in elk geval is het een zeer ongeiyke stryd, eene onkiesche, afbrekende concurrentie. Expediteuren, schippers, schuitenvoerders, kruiers, beleven een slechten tyd. „Doch er is meer. De wet stelt, dat de vervoerder tevens beheerder is van de ver voerd wordende goederen en dus tot het ver richten van tolformaliteiten (mklariugen, odz.) gerechtigd kan zyn. Die wet is van zeer oude dagteekening, van een tyd, dat van spoorweg vervoer hier te lande geen sprake was. Door dien de spoorwegen toegelaten werden tot vervoer van koopmansgoederen buiten het station van aankomst, legden zy zich toe op de inklaringen daarvan en werden tevens convooiloopers en sleepers. „Van regeeringswege werd dit niet ongaarne gezien, in de onderstelling, dat daardoor ont duiking van te betalen inkomende rechten tegengegaan wordt. Het tegendeel echter is waar, want door deze opgekomen concurrentie namen deze toe, omdat expediteuren, convooi loopers, enz. in hun bestaan bedreigd werden. De fiscus werd dus mede do dupe van deze historie. „Thans echter, door verscherpt toezicht, hebben tal van expediteuren, enz. het byitje er by neder moeten leggen en is de tijd te voorzien, dat die bedryven geheel uitgestorven zullen zyn. „Gelooft de Regeering hiermede wys ge handeld te hebben? Er zyn reeds kentee- kenen van het tegendeel. Waar zyn o. a. de waarborgen, dat, als de Staat geen waak zamer oog houdt, geeno scherpe controle uit oefent en het declareeren ad valorem ten slotte geheel by do spoorwegadministratiën zal berusten, de verhouding niet eene veel ongunstigere zal kunnen worden en de fiscus uit den regen in don drup geraakt? „Zoo niet, moet de Staat dan, on ware het ook maar oogluikend, do spoorwegadministra- tiën compon8eeren voor deze vry willig op zich genomen, doch verlies brengen de diensten, die, strikt genomen, geboel buiten bestek der con cession gelegen zyn? „Hiertegen", zegt Schuttevaer, „meenonwy in 't belang van onze particuliere vervoer middelen te water en te lande en andere bedryven te moeten opkomen, althans het gegronde verlangen uit te spreken, dat do spoorwegmaatschappyen ten minste aan tarie ven en het naleven daarvan gebonden wor den, die voorkomen, voordeel in do benadee ling van particulier bedryf en particulier initia tief te zoeken, te meer, daar tot nog toe uit niets biykt en ook wel nimmer zal blijken, dat beide onvoldoende zyn om verrichtingen in dier voege door spoorwegmaatschappyen als gewettigd of gerechtvaardigd te be schouwen." BUITENLAND. Frankrijk. Aan de „Yoss. Ztg." seint men uit Parys dat de minister van onderwys by het eerste bericht van den zorgelyken toestand van Leconte De Lisle het besluit tot bevordering van den dichter tot commandeur van het Legioen van Eer onderteekende en het stuk met een koerier naar Louveciennes zond, waar Leconte De Lisle by vrienden logeerde. De koerier kwam echter eerst aan, toen de dichter reeds overleden was. Het bericht wordt nog vreemder, wanneer men leest dat het voor de vrienden van Leconte De Lisle zeer duidelyk was, dat hy na zyn hevigen aanval van bronchitis van dezen winter niet heel lang meer kon leven. De minister zou dus wel wat vroeger hebben kunnen komen met zyne eerbewyzing. Do „Figaro" heeft Drumont te Brussel doen interviewen. Dezo verklaarde dat hy tal van documenten heeft medegebracht, waar door hy zyne tegenstanders duchtig kan compromitteeren. Nu men hem met eene on rechtvaardige wet het land uitdryfr, heefc hy geeno reden meer iemand te sparen. Hy noemde o. a. don president der Kamer Burdeau, over wien by zeer bedenkeiyke onthullingen zou kunnen doen. Hot schynt dus, dat men wederom een schandaaltje moet te gemoet zien. Edmond Guillaume, de beroemde architect van het Louvro, is te Parys gestorven. Hy was in 1826 te Valenciennes geboren. Italië. Te Teramo (Zuid-Italië) is een proces be gonnen tegen Zopito, burgemeester, Puccella, wethouder, en drie raadsleden van Farandola, beschuldigd van te zamen, 's avonds onder het kaartepel, den moord beraamd te hebben van den ingenieur, ridder Vincenzo Barbieri, oud- burgemeestor dier plaats, die in 1888 allerlei knoeieryen van gemeente-ambtenaren aan het licht bracht en de schuldigen deed veroor- deelen, tot hy door den invloed eener ryke on machtige party, naar men verzekert, ge dwongen werd naar elders te vertrekken. Verleden jaar kwam hy terug en kort daarop, den 6den Augustus, vond men hem geworgd voor zyne woning liggen. Er zyn 33 getuigen gedagvaard. Spanje. Uit het Noorden van Spanje komen weer berichten betreffende het voornemen der aanhangers van don bekenden kroonpretendent, Don Carlos, om een nieuwen opstand tegen het nu regeerend vorstenhuis te beginnen. De leiders der Carlisten in de Baskische pro vinciën hielden dezer dagen eene byeenkomst in het op Fransch grondg 1 ied gelegen dorpje Urugne. Van daar waarschijnlijk de oorsprong dezer geruchten, waaraan voorloopig te Madrid nog geene groote waarde wordt gehecht. De vertraging in de Cortes van Spanje van de behandeling van het handelstractaat met Duitschland, hetgeen het vervallen van het tractaat heeft ten gevolge gehad, moet niet uitsluitend aan het toenemende protec tionisme worden toegeschreven. Het ministerie Sagasta kan alleen de aanneming van wets ontwerpen verkrygen, met welke zyne geheele party instomt. Zoodra een gedeelte zyne mede werking weigert, is het machteloos. In Spanje heeft het protectionisme, dat vroeger alleen door de fabrikanten van Cata- lonio werd voorgestaan, vele aanhangers ver worven. Ook in de liberale party, op welko Sagasta steunt, zyn protectioniston en vele liberale afgevaardigden, dio het niet zyn, dio het niet bestryden, uit vrees hun mandaat te verliezen. Aan den andoren kant zyn lang niet alle conservatieven protectionisten, maar hun is het in de eerste plaats te doen om bet ministerie eene nederlaag te bereiden en weder zei ven de macht in handen tekrygen; daarom opponeerden zy tegen de handels- tractaten. Spanjes economische politiek is nooit con sequent geweest. Ten laatste is zy uiterst protectionistisch geworden en heeft Frankryks maximaal en minimaal tarief nagevolgd. Te Barcelona heerscht nog verklaarbare vrees voor de anarchisten. De stedelyke over heid heeft althans den wensch uitgesproken, dat de buitengewone maatregelen aldaar, die den staat van beleg naby komen, nog niet worden ingetrokken, omdat men anders zeker een 100-tal anarchisten, die nu in verzekerde bewaring zyn, weder zou moeten loslateD, waaruit ongetwyfeld nieuwe aanslagen zouden moeten voortspruiten. Rusland. De Czaar moet op de uitnoodiging van Keizer Wilhelm aan den Czarewitcb. om de Duitsche manoeuvres by te wonen, hebben geantwoord dat hy gaarne zyn zoon aan zyne zydo zag by de Russische manoeuvres, die ongeveer tegelykertyd plaats hebben. De Russische Keizerlyke familie gaat dit jaar niet naar Denemarken, omdat do Deensche Koninkiyke familie voor de bruiloft van Grootvorstin Xenia naar St.-Petersburg komt. Het huwelyk tusschen den Russischen Czarowitch en prinses Alix van Hessen zaJ eorst in het voorjaar van het volgende jaar worden voltrokken. De „Figaro" beweert te weten dat de Russische kroonprins zich na zyn bezoek aan koningin Victoria naar Frankrijk zal begeven en eenige weken te Parys zal doorbrengen. Nu eens gaf men als motiof voor het uitstel van bovengenoemd huwelyk op, dat de gezond heid van den Russischen troonopvolger veel te wenschen overlaat, dan weder werd gezegd, dat de bruid een weinig ongesteld is. In andere kringen beweert men daarentegen, dat de prinsos eenigen afkeer van het Rus sische orthodoxe geloof aan den dag gelegd heeft, waardoor tusschen haar en hare aan staande familie eenige verkoeling veroorzaakt zou wezen. Vereeulgde Staten. De werkstaking in do Vereenigde Staten met haren nasleep van misdaden zal zeker ton gevolge hebben, dat het leger der V. S. wordt uitgebreid. De opperbevelhebber heeft do ver meerdering van het bondsleger met eenige duizenden mannen onvermydelyk genoemd. De jongste werkstaking heeft bowezen dat men in Amerika wel wat te veel vertrouwen stelt in de gewapende macht der afzondeilyke Staten. Men verwacht dat liet Congres te^er. eene versterking van het loger goen bezwaar zal maken. Coi*ea. Japan blyft in do quaestie van Corea Oj zyn standpunt volhardon. Het heeft iedere bemiddeling van de hand gewezen. Men schynt te Tokio overtuigd dat do Europeesche mogendheden niet met geweld een oorlog tus schen China on Japan zullen verhinderen. De president der Vereemgde Staten wil niet mede doen aan stappen van Engeland en Rusland, maar is bereid tusschen China en Japan te bemiddelen. LICHTSTE IkKTE. Resultaten der waarnemiyigen aan de Gasfabriek. WEEK van 8—14 Juli. Datum. Uur Aantal. Gom. Eng. Standk. 8 Juli. 8.— 9.15 9 8.— 9.80 10 8.— 9.45 11 8.— 9.45 12 8.— 9.30 13 8.— 9.45 14 8 9.30 16.8 16.1 10.8 16.8 16.C 16.4 16.4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2