PERSOVERZICHT.
m
m
m
In De Amsterdammer deelt de heer Middel
koop, van Arnhem, o. a. de volgende staaltjes
mede van notariéele behendigheid.
In de eerste plaats het volgende:
„Volgons ons Burgeriyk Wetboek mag een
voogd de onroerende goederen, behoorende
%an een minderjarige, niet verkoopen, zonder
machtiging van den kantonrechter, die deze
machtiging niet geeft dan na verhoor van den
toezienden voogd en van vier der naaste bloed
verwanten of aangehuwden van den minder
jarige.
Nu deed zich hot geval voor, dat de voogd
van een minderjarige vast goed, waarin hij
met dien minderjarige gerechtigd was, ver
kocht had zonder die machtiging; hi) kwam
by den notaris om de vereischte akte van
verkoop te laten opmaken, die hom op het
ongeoorloofde daarvan wees, doch tegelijk een
kunstje bedacht om aan de voorschriften der
wet te ontkomen. Do notaris verzon er op
om den minderjarige, die 20 jaren oud was,
eerst meerderjarig te laten verklaren door den
Hoogen Raad, die op de meest onschuldige
wqz9 tot de knoeierij medewerkte. Met in
achtneming van de voorgeschreven formali
teiten, werd de minderjarige meerderjarig ver
klaard, en toen dit geschied was, ging men
ver tot scheiding en werd het vast goed
v or het geheel aan den voogd toebedeeld,
die het daarna, zonder medewerking van den
meerderjarig-verklaarde, overdroeg aan den-
geen, wien hij het verkocht had.
Toevallig geschiedde de overdracht voor eene
veel lagere som dan de koopsom bedroeg,
zoodat de rechten der schatkist daardoor wer
den benadeeld en ook de meerderjarig-ver
klaarde niet verkreeg wat hom toekwam. De
betrokken officier van justitie, van een en
ander in kennis gesteld, vond het nooaigeen
onderzoek in te stellen. Ook hy had de over
tuiging, dat de notaris niet naar behooren
gehandeld had, en bracht de zaak ter kennis
van de betrokken rechtbank, die evenwel
weigerde daarover den notaris te benspen;
er was immers niet duideiyk gebleken dat
de notaris iets misdaan of zich aan de
formaliteiten der wet vergrepen hadl"
Dan een tweede staaltje:
„In oon ander geval, waarin minderjarigen
met meerderjarigen vast goed in onverdeeld
heid bozaten, werd eerst tot scheiding over
gegaan en daarby het vast goed aan do
meerderjarigen toebedeeld, die het op den
zelfden dag en onmiddeliyk na de scheiding
by akte, voor denzelfden notaris verleden,
overdroegen aan oen ander, die hot vast goed
reeds vrooger van de meerderjarigen had aan
gekocht, voor oen hoogeren prys dan waarop
het by de verdeeliug was geschat door bo-
eedigde deskundigen, en de meorderjarigen
streken de winst op, die zy ten koste der
minderjarigen gemaakt hadden.
De betrokken kantonrechter, die by de
scheiding tegenwoordig was geweest, vond
de zaak ook lang niet in den haak, daar hy
van den verkoop geheel onkundig was go-
laten on dus wol begreep, dat de minder
jarigen waren benadeeld, hoewel hy by schei
ding voor hunne belangen had moeten waken.
Daarop opmerkzaam gemaakt, achtte hy het
echter niet wenscheiyk de zaak te onderzoekon,
omdat hy bevreesd was dat dit aan zyno
carrière als rochteriyk ambtenaar zou schaden
en van invloed zou zyn by eventueele benoo
mlngen, die hy mocht begeeren, en hy berustf»
er dus in. De man had van zyn standpunt
immers geiyk, hy word dan ook weinig tyds
daarna benoemd tot eene der belaDgrykste
recbteriyke betrekkingen, waarin hy nu zyu
b&ton de maréchal gevonden heeft."
En ton slotte nog een derde staal'je
meedeelende, van niet minder „notariöel
vernuft" getuigende, gaat de heer M. voort.
„Waar biyft „het aureool van rechtschapen
heid, van konnis, van beschaving en betrouw
baarheid", dat de notaris met zyno koninkiyke
benoeming heet medo te brengen?
En diezelfde notaris werd door den be
trokken directeur en inspecteur oer registratie
ontzion, zooals door feiten kan worden ge
staafd, door de ministers Smidt en Pierson
beschermd en ook de minister Van Tienhoven
berustte in zyne verkeerde praktyken.
Do vervolging van kleinere en grootere ver
gapen geschiedt dikwyis met meer dan
gewonen dienstyver, maar het notariaat is
schotvry, belangryko vervolgingen hebben niet
plaats, voornamelijk omdat het toezicht zoo
slecht is. Doch indien de tegenwoordige Minister
van Justitie er toe mocht besluiten eone wet
togen de flesschentrekkery in te dienen, zal
hy wèl doon er ook een paar artikeltjes tegen
de „voorname flesschentrekkers" by te voegen,
op de notarissen toopasseiyk, die hun ambt
misbruiken.
En dat dit inderdaad noodig is, zal ieder
ambtenaar der rogistratie kunnen bevostigen,
die uit zyne eigen omgeving gevallen kan
aanwyzen, die don toets der oerlykheid niet
kunnen doorstaan, zoo z\j slechts den moed
hebben die gevallen bekend te maken of in
het openbaar te behandelen."
„Natuuriyk" constateert de heer M.
„is het verre van hem, tegen te spreken,
of zelfs maar te willen beweren dat ook thans
onder de notarissen niet vele rechtschapen
en betrouwbare mannen gevonden worden,
maar toch achtte hy hot niet overbodig om, ter
kenschetsing van den toestand, deze staaltjes
by te brengen, „als bewys hoe sommige
notarissen gewoon zyn de belangen hunner
cliënten te behartigen."
En in Indië ryzen dezelfde klachten.
„Ondor de ordonnanties der laatste woek,
zegt het Bat. Hbl., verdient zeer de aan
dacht, het Gouvernementsbesluit van 29 Mei
j.l., waarby de inspectie van de protocollen
der notarissen verscherpt is. Evenals in Neder
land heeft zich ook hier in den laatsten tyd
het treurig verschynsel voorgedaan, dat nota
rissen meer en meer tot het plegen van ver
keerde praktyken verleid worden, waardoor
het vertrouwen van het publiek verloren gaat
in een corps, waarin het zonder uitzondering
vertrouwde raadslieden moest vinden voor
alles, wat het familie- en vermogensrecht raakt.
De praktyken, waaraan eenige Indische
notarissen zich hebben schuldig gemaakt,
waren inderdaad van dien aard, dat het velen
bevreemd heeft, dat de Regeering hen niet
ontslagen, althans niet geschorst heeft.
Of de verscherpte controle iets baten zal,
moet de toekomst leoren."
Noch met het Staats-socialisme van Quack
töch met het Mberalismo van De Beaufort,
mag zegt De Boodschapper een anti-revo-
lutionnair gemeenschap hebben. Daar staat
hy principieel tegenover.
Wat de anti-revolutionnair dan wil?
Wat hy wil? Maar laat ons allereerst nog
op een gevaar wyzen, dat ons, anti-revo-
lutionnairen, dreigt. Er gaan nu en dan stem
men op, die het doen voorkomen, alsof het
voldoende zou zyn, wanneer ons volk slechts
eene volkomen vrye school, eene vrye kerk had
en wat nog meer by eene onbelemmerde ver
kondiging der Waarheid behoort. Nu behoeft
onzerzyds niet meer te worden verklaard,
hoezeer ook wy daarop hoogen prys stellen.
Ieder, die daarvoor strydt, is vanzelf onze
geestverwant, met wien wy gaarne optrekken.
Doch er is in eene maatschappy, waarin
slechts onkelen zich warm maken voor do
hoogere, voor de zedeiyke en geesteiyke belan
gen, nog iets anders dan eene vrye school en
eene vrye kerk.
De sloffeiyke, de economische vraag
stukken staan daar op den voorgrond. En tot
de roeping van den christen behoort het ook
op dit gebied zyn neen, het licht van Gods
Woord, te laten schynen.
Wordt die roeping verzuimd door zich in
een goestelyk kringetje te blyven bewegen,
dan loopt men u straks voorby en luistert
men ook niet meer naar uw pleidooi voor
eene vrye kerk on vrye school of oene vrye
zending.
En nu weten wy wel, dat het sociaal vraag
stuk voor ons, chris-enen, in do eerste plaats
een zedelyk vraagstuk is; maar ook hier moet
men rekeuing houden met het feit, dat de
stoffelyko zyde van die quaestie telkens op
den voorgrond dringt, en dat duizenden by
duizenden dit vraagstuk door den Staat wen-
schen opgelost te zien.
Daardoor is het een sociaal-p o 1 i t i e k
vraagstuk. En hoe moet nu te dien aanzier.
de houding der anti revolutionriairen zyn?
Geen staats socialist, geen liberalist of con
servatief, maar ook met uitsluitend op gaai:
m een stryd voor de zgn. geesteiyke belan
gen. Do roeping van den Staat tegenove:
de maatschappolyke toestandon dat is aar:
de ordo ei» daarover behooren ook wy ons
uit te spreken.
Natuuriyk begeeren wy niet, dat de Staat
voorziet in de stoffeiyke nooden. Maar
toch kan en moet de Staat door andere wettei
terdege inwerken op de bestaande stofTslyke
en zedelyke verhoudingen beschermend,
regelend, desnoods dwingend.
Hoe dit mogolyk is?
Op dio vraag komt het aan; en eorst dèn
zal zy afdoend kunnen beantwoord worden,
wanneer in onze kringen duideiyk en klaar
is aangogeven, wat uit christelyk, uit calvi
nistisch oogpunt verstaan moet worden byv.
onder eigendomsrecht, erfrecht, zelfstandigheid
van den arbeid en zoovele andere zaken meer,
die met het soc. vraags. in nauw verband staan.
Niet do oprichting van Kamers van Arbeid,
alleen mag voldoende geacht worden.
Eene Calvinistische, wil men liever eene
Christolyke, beschouwing te geven van al die
vraagpunten, welke het soc. vraags. uitmaken,
acht De Boodschapper een eisch van dezen tyd.
Er is reeds gerept van een wetsontwerp
tot toelating van de ïykverbranding,
dat Minister Van Houten bezig zou zyn in
gereedheid te brengeD.
Naar aanleiding van dat gerucht zegt Het
Centrum
Het wil er by ons moeilijk in, dat de heer
Van Houten zyno ministeriüole loopbaan zou
aanvangen met het voorstellen van een maat
roze!, die slechts door een handvol lieden
wordt verlangd, en voor alle andere-Neder
landers krenkond zou zyn. De crematie vindt,
dit weet men, in ons land slechts zeer weinige
voorstanders en zelfs schynt het, dat de be
langstelling in dit onchristoiyk gebruik gaan
deweg eer af- dan toeneemt.
Ongetwyfeld zou dan ook de poging tot
wettiging der lijkverbranding op tallooze en
krachtige protesten stuiten en 9ene grievende
teleurstelling zyn voor allen, die van deze
Regeering, naar hare eigen toezegging, in de
eerste plaats eene regeling van het kiesrecht
verwaebton. En behalve het kiesrecht zyn daar
nog vele andere zaken, die op afdoening
wachten en zeker heelwat meer de volksbe
langen raken dan eene wettiging der crematie-
liefhebbery of eene regeling van het eedsvraag-
stuk a la Van Houten.
Wy durven daarom vooralsnog de hoop
koesteren, dat de Regeering getrouw zal
blyven aan de beloften, in de openingsrede
van 16 Mei gedaan. Die rede bevatte voor
Nederland wel is waar niet de biydo boodschap
van alle denkbare heil, maar wettigde althans
de verwachting, dat by de vaststelling der
werkzaamheden eene behoorlyke volgorde zou
worden in acht genomen, waarbij het eerst
aan de beurt kwam, wat het meest noodzakelyk
is: eene nieuwe kieswet en eene wyziging
van ons belastingsysteem!
In het Handelsblad lezen we het volgende
Het ministerie heeft zich al zeer zwak ge
toond. Het heeft toegestaan dat de minister
van oorlog den adjudant van H. M. de Koningin
passeerde, die als kapitein bovon aan de rang
lyst der officieren stond en dus aan de beurt
was om tot majoor bevorderd te worden. De
heer De Ranitz heefc daarop natuuriyk zyn
ontslag ingediend, en het ministerie geniet
thans de eer de toejuichingen te ontvangen
van de radicalen voor zyne edelmoedige daad.
De daad der Regeermg munt vooral uit in
do volgende opzichten:
lo. Men heeft een officier, die groote trouw
en toewyding heeft betoond aan de kroon en
die veel harder gewerkt heeft dan een zyner
collega's, zoo onaangenaam mogelyk behan
deldofschoon de wet volstrekt niet zyne
bevordering belette. Integendeel: er is geone
enkele bepaling, die tegen die bevordering pleit
2o. Men heeft de Koningin-Regentes die
zulk eene uiterst moeilyke taak heeft te ver
vullen gegriefd, want H. M. had duidelyk
te kennen gegeven, die bevordering te wen-
schenmaar men heeft toch by dit pasaeeren
van Hr. Ms. adjudant volhard, ofschoon geen
enkele minister van dit kabinet den koning
weleer op dergelyke wyze zou behandeld
hebben
3d. Men heeft de finanticele belangen van
het land zeker allerminst gediend! De heer
De Ranitz krygt nu ƒ1500 pensioen, waar
voor hy zyn loven lang niets heeft te doen.
Hy blyft natuuriyk particulier secretaris van
H. M., maar in zyne plaats moet een ander
adjudant worden benoemd. /"1500 per jaar
zyn dus de kosten der onbillijke passeering.
Daarenboven zou de heer De Ranitz zich zeker
tevreden hebben gesteld met eene bevordering,
zondoi vermeerdering van traktement, zoodat
do schatkist do kosten dier bevordering niet
behoefde te dragen.
4o. De openbare meening eischte deze
zwakheid volstrekt niet van hot ministerie.
Toon wy het eerst deze zaak besprakeD, werd
•jnze meening dadelijk goedgekeurd door zeer
invloedryke bladen van allerlei kleur.
Tot ons genoegen verklaart ook Het Nieuws
van den Dag zich in geheel gelyken geest
als wy. Het blad zegt: „Naar het schynt,
hoeft de Regeering thans, hoewel het budget
haar volledig in staat stelde den nu gepen-
l ionnoerden kapitein voor eene benoeming tot
majoor voor te dragen en niettegenstaande
H M. de Koningin-Regentes op ondubbelzin
nige w\jze getoond had aan do in de volks
vertegenwoordiging tegen het militair huis
gerezen bezwaren tegemoet te willen komen,
door zich neder te leggen by eene vermin
dering der tot dit huis behoorende officie
ren niet tot het doen dier voordracht willen
overgaan. Was het uit vrees voor deTweedo
Kamer of voor het lid dier vergadering,
dat zich die quaestie gewooniyk aantrekt?
Wy weten het niet, maar dit moet ons van
het hart, dat de Regeoring indien het waar
is, dat zy bezwaar heeft gemaakt de voor
dracht te doen evenals de Tweede Kamer
by do behandeling der begrooting voor 1893,
oene o. i. onbiliyko daad heeft verricht, door
voor de gebrekkige regeling dezer zaak te
doen boeten een officier, die steeds met den
meesten yver en trouw den dienst heeft ge
daan, die hem was opgedragen, en die voor
die gebrekkige regeling in geen enkel opzicht
de verantwoordeiykheid draagt."
Dit is goed gezegd. En hiermede drukt het
blad ook de meening uit van het leger, waarin
inen algemeen het passeeren van den adjudant
vati H. M. zeer afkeurt. Wy eischen vooral
in onze dagen boven alles eerbied voor de
Kroon, en doze is niet in acht genomen by
dezo passeering. Wat heeft men een mis
baar gemaakt, toen de heer Land gepasseerd
was! En we durven voorspellen, dat de
heer Seret, die al twintig jaren uit het loger
is, majoor wordt. - Zou men in het vervolg
do Kroon ten minste niet als de gelyke van
de Tweede Kamer gelieven te beschouwen?
In het schippersorgaan Schuttevaer komt
oen artikel voor over onze spoorwogon,
als concurrenten op 't gebied van
de expeditie.
Wanneer het blyft gaan zooals tot heden,
dan zullen straks onze schippers niet meer
te varen hebben en onze expediteurs zullen
zuchten onder de concurrentie.
De groote Maatschappyen kunnen billyker
voorwaarden en lager vrachten bieden dan
de kleine man, waartegen natuuriyk de
schippory bezwaren heeft, al wordt daarop
steeds door den haudol aangedrongen.
Mag de Staat direct of indirect optreden
als concurrent van een deel der nyvere burgers,
die dikwyis toch al met zooveel moeilyk-
heden hebben te kampen?
„Wy gelooven in de juistheid onzer opvat
ting niet te falen," zegt Schuttevaer, „als wy
beweren, dat eene concessie voor spoorwegen
zich niet verder uit mag strekken dan tot
hot onderwerp, waarvoor ze gevraagd is of
verkregen wordt, m. a. w. uitsluitend tot de
exploitatie van den spoorweg, doch dat het
niet aangaat, om ze in hare inkomsten te
styven of onderling te helpen mededingen en
ze in het particuliere handels- en verkeers
wezen te doen ingrypen.
„Dit is ten onzent echter wel het geval.
Sedert 1890 worden door de Hollandsche
IJzeren-Spoorweg-Maatschappy op de handels-
troinen vrachtgoederen aangenomen, om op
verzoek van afzenders te land en te water
te worden afgehaald voor alle plaatsen in
Nederland, Duitschland, België, Frankryk en
verder gelegen landen. De Maatschappy tot
Exploitatie van Staatsspoorwegen doet het
zelfde, hoewol op niet zoo uitgebreide schaal,
waarby ze zich, althans voorloopig nog, van
de expeditie-onderneming VanGend&Loos
en anderen bedient
„Het afhalen en bezorgen van koopmans-
en be8telgoederen levert voor de spoorwegen
verlies op, d. w. z. zy hebben daarin een
middel, om elkander onderling concurrentie
aan te doen. Hieruit vloeit dus niet alleen
eene benadeeling van hunne gezameniyke
aandeelhouders voort, doch het werkt boven
dien mede tot ontbinding en ondergang van
tal van particuliere bedryven en ondernemin
gen, die niet over geld van anderen be
schikken.
„Die zaak is zoo onschuldig niet, als men
oppervlakkig beschouwd zou aannemen in
elk geval is het een zeer ongeiyke stryd,
eene onkiesche, afbrekende concurrentie.
Expediteuren, schippers, schuitenvoerders,
kruiers, beleven een slechten tyd.
„Doch er is meer. De wet stelt, dat de
vervoerder tevens beheerder is van de ver
voerd wordende goederen en dus tot het ver
richten van tolformaliteiten (mklariugen, odz.)
gerechtigd kan zyn. Die wet is van zeer oude
dagteekening, van een tyd, dat van spoorweg
vervoer hier te lande geen sprake was. Door
dien de spoorwegen toegelaten werden tot
vervoer van koopmansgoederen buiten het
station van aankomst, legden zy zich toe op
de inklaringen daarvan en werden tevens
convooiloopers en sleepers.
„Van regeeringswege werd dit niet ongaarne
gezien, in de onderstelling, dat daardoor ont
duiking van te betalen inkomende rechten
tegengegaan wordt. Het tegendeel echter is
waar, want door deze opgekomen concurrentie
namen deze toe, omdat expediteuren, convooi
loopers, enz. in hun bestaan bedreigd werden.
De fiscus werd dus mede do dupe van deze
historie.
„Thans echter, door verscherpt toezicht,
hebben tal van expediteuren, enz. het byitje
er by neder moeten leggen en is de tijd te
voorzien, dat die bedryven geheel uitgestorven
zullen zyn.
„Gelooft de Regeering hiermede wys ge
handeld te hebben? Er zyn reeds kentee-
kenen van het tegendeel. Waar zyn o. a. de
waarborgen, dat, als de Staat geen waak
zamer oog houdt, geeno scherpe controle uit
oefent en het declareeren ad valorem ten
slotte geheel by do spoorwegadministratiën
zal berusten, de verhouding niet eene veel
ongunstigere zal kunnen worden en de fiscus
uit den regen in don drup geraakt?
„Zoo niet, moet de Staat dan, on ware het
ook maar oogluikend, do spoorwegadministra-
tiën compon8eeren voor deze vry willig op zich
genomen, doch verlies brengen de diensten, die,
strikt genomen, geboel buiten bestek der con
cession gelegen zyn?
„Hiertegen", zegt Schuttevaer, „meenonwy
in 't belang van onze particuliere vervoer
middelen te water en te lande en andere
bedryven te moeten opkomen, althans het
gegronde verlangen uit te spreken, dat do
spoorwegmaatschappyen ten minste aan tarie
ven en het naleven daarvan gebonden wor
den, die voorkomen, voordeel in do benadee
ling van particulier bedryf en particulier initia
tief te zoeken, te meer, daar tot nog toe uit
niets biykt en ook wel nimmer zal blijken,
dat beide onvoldoende zyn om verrichtingen
in dier voege door spoorwegmaatschappyen
als gewettigd of gerechtvaardigd te be
schouwen."
BUITENLAND.
Frankrijk.
Aan de „Yoss. Ztg." seint men uit Parys
dat de minister van onderwys by het eerste
bericht van den zorgelyken toestand van
Leconte De Lisle het besluit tot bevordering
van den dichter tot commandeur van het
Legioen van Eer onderteekende en het stuk
met een koerier naar Louveciennes zond, waar
Leconte De Lisle by vrienden logeerde. De
koerier kwam echter eerst aan, toen de dichter
reeds overleden was.
Het bericht wordt nog vreemder, wanneer
men leest dat het voor de vrienden van
Leconte De Lisle zeer duidelyk was, dat hy
na zyn hevigen aanval van bronchitis van
dezen winter niet heel lang meer kon leven.
De minister zou dus wel wat vroeger hebben
kunnen komen met zyne eerbewyzing.
Do „Figaro" heeft Drumont te Brussel
doen interviewen. Dezo verklaarde dat hy tal
van documenten heeft medegebracht, waar
door hy zyne tegenstanders duchtig kan
compromitteeren. Nu men hem met eene on
rechtvaardige wet het land uitdryfr, heefc hy
geeno reden meer iemand te sparen. Hy noemde
o. a. don president der Kamer Burdeau, over
wien by zeer bedenkeiyke onthullingen zou
kunnen doen. Hot schynt dus, dat men wederom
een schandaaltje moet te gemoet zien.
Edmond Guillaume, de beroemde architect
van het Louvro, is te Parys gestorven. Hy
was in 1826 te Valenciennes geboren.
Italië.
Te Teramo (Zuid-Italië) is een proces be
gonnen tegen Zopito, burgemeester, Puccella,
wethouder, en drie raadsleden van Farandola,
beschuldigd van te zamen, 's avonds onder het
kaartepel, den moord beraamd te hebben van
den ingenieur, ridder Vincenzo Barbieri, oud-
burgemeestor dier plaats, die in 1888 allerlei
knoeieryen van gemeente-ambtenaren aan het
licht bracht en de schuldigen deed veroor-
deelen, tot hy door den invloed eener ryke
on machtige party, naar men verzekert, ge
dwongen werd naar elders te vertrekken.
Verleden jaar kwam hy terug en kort daarop,
den 6den Augustus, vond men hem geworgd
voor zyne woning liggen. Er zyn 33 getuigen
gedagvaard.
Spanje.
Uit het Noorden van Spanje komen weer
berichten betreffende het voornemen der
aanhangers van don bekenden kroonpretendent,
Don Carlos, om een nieuwen opstand tegen
het nu regeerend vorstenhuis te beginnen.
De leiders der Carlisten in de Baskische pro
vinciën hielden dezer dagen eene byeenkomst
in het op Fransch grondg 1 ied gelegen dorpje
Urugne. Van daar waarschijnlijk de oorsprong
dezer geruchten, waaraan voorloopig te Madrid
nog geene groote waarde wordt gehecht.
De vertraging in de Cortes van Spanje
van de behandeling van het handelstractaat
met Duitschland, hetgeen het vervallen van
het tractaat heeft ten gevolge gehad, moet
niet uitsluitend aan het toenemende protec
tionisme worden toegeschreven. Het ministerie
Sagasta kan alleen de aanneming van wets
ontwerpen verkrygen, met welke zyne geheele
party instomt. Zoodra een gedeelte zyne mede
werking weigert, is het machteloos.
In Spanje heeft het protectionisme, dat
vroeger alleen door de fabrikanten van Cata-
lonio werd voorgestaan, vele aanhangers ver
worven. Ook in de liberale party, op welko
Sagasta steunt, zyn protectioniston en vele
liberale afgevaardigden, dio het niet zyn, dio
het niet bestryden, uit vrees hun mandaat te
verliezen. Aan den andoren kant zyn lang
niet alle conservatieven protectionisten, maar
hun is het in de eerste plaats te doen om
bet ministerie eene nederlaag te bereiden en
weder zei ven de macht in handen tekrygen;
daarom opponeerden zy tegen de handels-
tractaten.
Spanjes economische politiek is nooit con
sequent geweest. Ten laatste is zy uiterst
protectionistisch geworden en heeft Frankryks
maximaal en minimaal tarief nagevolgd.
Te Barcelona heerscht nog verklaarbare
vrees voor de anarchisten. De stedelyke over
heid heeft althans den wensch uitgesproken,
dat de buitengewone maatregelen aldaar, die
den staat van beleg naby komen, nog niet
worden ingetrokken, omdat men anders zeker
een 100-tal anarchisten, die nu in verzekerde
bewaring zyn, weder zou moeten loslateD,
waaruit ongetwyfeld nieuwe aanslagen zouden
moeten voortspruiten.
Rusland.
De Czaar moet op de uitnoodiging van
Keizer Wilhelm aan den Czarewitcb. om de
Duitsche manoeuvres by te wonen, hebben
geantwoord dat hy gaarne zyn zoon aan zyne
zydo zag by de Russische manoeuvres, die
ongeveer tegelykertyd plaats hebben.
De Russische Keizerlyke familie gaat
dit jaar niet naar Denemarken, omdat do
Deensche Koninkiyke familie voor de bruiloft
van Grootvorstin Xenia naar St.-Petersburg
komt.
Het huwelyk tusschen den Russischen
Czarowitch en prinses Alix van Hessen zaJ
eorst in het voorjaar van het volgende jaar
worden voltrokken. De „Figaro" beweert te
weten dat de Russische kroonprins zich na
zyn bezoek aan koningin Victoria naar Frankrijk
zal begeven en eenige weken te Parys zal
doorbrengen.
Nu eens gaf men als motiof voor het uitstel
van bovengenoemd huwelyk op, dat de gezond
heid van den Russischen troonopvolger veel te
wenschen overlaat, dan weder werd gezegd,
dat de bruid een weinig ongesteld is.
In andere kringen beweert men daarentegen,
dat de prinsos eenigen afkeer van het Rus
sische orthodoxe geloof aan den dag gelegd
heeft, waardoor tusschen haar en hare aan
staande familie eenige verkoeling veroorzaakt
zou wezen.
Vereeulgde Staten.
De werkstaking in do Vereenigde Staten
met haren nasleep van misdaden zal zeker ton
gevolge hebben, dat het leger der V. S. wordt
uitgebreid. De opperbevelhebber heeft do ver
meerdering van het bondsleger met eenige
duizenden mannen onvermydelyk genoemd.
De jongste werkstaking heeft bowezen dat
men in Amerika wel wat te veel vertrouwen
stelt in de gewapende macht der afzondeilyke
Staten. Men verwacht dat liet Congres te^er.
eene versterking van het loger goen bezwaar
zal maken.
Coi*ea.
Japan blyft in do quaestie van Corea Oj
zyn standpunt volhardon. Het heeft iedere
bemiddeling van de hand gewezen. Men schynt
te Tokio overtuigd dat do Europeesche
mogendheden niet met geweld een oorlog tus
schen China on Japan zullen verhinderen. De
president der Vereemgde Staten wil niet mede
doen aan stappen van Engeland en Rusland,
maar is bereid tusschen China en Japan te
bemiddelen.
LICHTSTE IkKTE.
Resultaten der waarnemiyigen aan de Gasfabriek.
WEEK van 8—14 Juli.
Datum.
Uur
Aantal.
Gom. Eng.
Standk.
8
Juli.
8.—
9.15
9
8.—
9.80
10
8.—
9.45
11
8.—
9.45
12
8.—
9.30
13
8.—
9.45
14
8
9.30
16.8
16.1
10.8
16.8
16.C
16.4
16.4