N«. 10544.
Maandag O Juli.
A°. 1894.
Qeze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van §on- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
De Misdaad in de Rue Lafltte.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PEUS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers n 0-Q5.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Van 1- 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17} Grootere
letters naar plaatsruimte. - Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Reservekader.
Door eene misvatting heeft dezer dagen
het gerucht, dat het Reservekader zou
worden opgeheven, de ronde gedaan in enkele
bladen. De voorbereidende oefeningen in den
wapenhandel zijn gestaakt uithoofde der op
handen zijnde vacantie en der zomeroefeningen
van het leger. Dat is alles.
Men mag verwachten dat maatregelen ge
nomen zullen worden in het belang van hen,
die tot het Reservekader wenschen toe
te treden, doch voor het einde hunner dienst
verbintenis zich naar het buitenland of de
koloniën moeten begeven.
Dezer dagen richtte een 15 tal jongelieden
een opwekkend woord tot hunne medeleer
lingen om hen aan te sporen tot het Reserve
kader toe te treden.
Niet van belang ontbloot is het te weten,
dat van die 15 er 5, alzoo een derde gedeelte,
vry zjjn van allen militiedienst. Twee zijn nl.
vrij wegens broederdienst. Een derde is eenige
zoon. Een vierde aanstaand predikant. De
vijfde trok verleden jaar bjj de loting een
dienstplichtig nummer. Zijne ouders stelden
een plaatsvervanger. Thans gaat hy dienen
bi) het Reservekader. Deze voorbeelden spreken
en bewijzen, dat hier werkelijk een weg is
geopend, die met onzen volksaard strookt.
De nieuwe minister van oorlog is het
Reservekader, dat pas onlangs georganiseerd
werd, zeer genegen, en is zeer voldaan over
het aantal der tot nu toe ingeschreven jonge
lieden. Hoe meer deze nuttige instelling be
kend wordt, des te grooter zal de deelneming
worden.
Hoogst wenscheiyk toch zoude het zijn, als
Jongelieden, wier plan het is naar koloniën
of buitenland te gaan, zich deden inschrijven
b\j het Reservekader. De vrijheid om zich
door acht maanden dienst in den tijd van
zes jaren te ontlasten van den dienstplicht,
schijnt juist voor dezulken aangewezen te zijn.
Het bekende Jahresbericht" van Von Löbell
geeft in het pas verschenen 20ste deel omtrent
het Reservekader o. a. de volgende beoor
deeling
„De instelling van het Reservekader wordt
bijna overal, ook in burgerkringen, met inge
nomenheid begroet, in het bijzondor omdat
daarin een middel wordt gezien om den
tegenstand, welken de persoonlijke dienst
plicht nog by velen ontmoet, te overwinnen
en beschaafde jongelieden ln staat te stollen,
hunne plichten ten opzichte der landsverdedi
ging in persoon te vervullen, wanneer zy
zich doen inschryven als vrywilligers voor
het Reservekader."
Gemengd Nieuws.
Deze week werden op gRhyn-
zigt" genomen 1106 zwembaden door heeren
en 55 door dames. Temperatuur van hot water
22° Celsius.
De slachter D. Kroezen, te Hoofd
dorp, had deze week het ongeluk in zyn winkel
te struikelen over eene vleeschtobbe, waardoor
hem drie ribben braken. Hy is den volgenden
nacht bediend. Zyn toestand is bedenkelijk.
Door den p1 a atsvervangenden
di8tricts-veearts is in de gemeente Ter-Aar
vlekziekte geconstateerd by een varken, toe-
behoorende aan H. Markman. Het varken, dat
inmiddels was gestorven, is onmiddellijk vol
gens wettelyke voorschriften verbrand.
De machinist van den örooten
Schouwburg te Rotterdam is eergisteravond
by het vertrek van de stoomtram van Schiedam,
waar de Rotterdamscbe tooneelisten eene
voorstelling hadden gegeven, by het opspringen
gevallen, overreden en gedood.
In ons vorig nommer meldden
wy reeds dat te Amsterdam de stoommeel-
en broodfabriek „Holland" van den heer B.
Yan Marwyk Kooy op de Zoutkeetsgracht is
afgebrand. De reusachtige inrichting is geheel
eene prooi der vlammen geworden. Het volgende
wordt daaromtrent nog gemeld:
Op het oogenblik, dat de brand uitbrak,
werkten ongeveer 60 man in het gebouw. De
eerste ploeg bakkers had het eerste baksel
afgeleverd en men was aan een nieuw deeg
bezig, al de ovens waren met brood bezet
en de broodkarren waren juist uitgereden,
toen de brand ontdekt werd.
De bakkers werden door het personeel der
maaldery gewaarschuwd, maar aan blusschen
door eigen middelen viel reeds niet meer te
denken. Met verbazende snelheid greep het
vuur, dat in het houtwerk der maalinrichtin
gen en het overal aanwezigo meel ruimschoots
voedsel vond, om zich heen. Eenige buren
snelden naar het kantoor en haalden de
boeken weg, voor zoover die niet in de brand
kast geborgen waren. Yan de fraaie meubelen,
waarmede het kantoor voorzien was, kon
toen echter niets me6r gered worden; daar
toe was het reeds te laat.
In een onbegrypelyk korten tyd stond het
geheele gebouw over zyne volle lengte in brand.
Zoowel uit de zolderluiken als uit de ramon
der bakkery en maaldery sloegen de vlammen,
terwyi het dak één vuurpoel vertoonde. Ware
het nog donker geweest, dan zou de brand
een fantastisch schouwspel opgeleverd heb
ben, maar de opgaande zon wierp hare stralen
reeds op het brandende gebouw.
De brandweer rukte met 5 stoomspuiten
en een aantal handwagens aan; korten tyd
daarna kwam ook de „Jan Van dor Heyde".
Op verschillende punten togen de mannen
dadeiyk aan het werk.
Aan de Zoutkeetsgracht was het voor de
brandweer een gevaariyk werk. Telkens vielen
eenige brandende stukken van het dak, of
tuimelden groote brokken muur met een doffen
slag naar beneden. Met groote onversaagdheid
verrichtten de mannen echter hun werk.
Al hunne inspanning kon evenwel niet voor
komen, dat do fabriek totaal is vernietigd.
Persooniyke ongevallen zyn gelukkig niet
te betreuren. De heer Van Marwyk Kooy was
op het tooneel der ramp aanwezig en staarde
sprakeloos en droevig naar zyne mooie fabriek,
die daar in vlammen opging.
De brandweer slaagde er in, de belendende
perceelen te behouden. Een oogenblik vreesde
men dat de groote stoomschoorsteen zou vallen,
maar dezo is toch staande gebleven.
De brandweer dacht dat zy den brand in
den loop van den voormiddag meester was,
doch dat bleek niet het geval. Vyf tot zes
keer brak opnieuw brand uit en begonnen
de smeulende massa's weder op te vlammen,
maar werden door de brandweer spoedig in
hunne vaart gestuit.
Het gebouw beslaat aan den kant van de
Zoutkeetsgracht eene breedte van ongeveer 25
ramen. Aan den kant van de Barendsstraat
waren de bewoners in doodelyke ontsteltenis,
daar de vlammen tegen de ruiten aansloegen.
De menschen brachten in den loop van den
nacht hun goed op het veld voor het plein.
Het was eene onbeschryflyke paniek, die
daar heerschte, aangezien, als de brand overge
slagen had, de ramp niet te overzien was
geweest.
Naar men verneemt, was alles verzekerd
voor een bedrag van f 412,000, byna geheel
op beurspolis.
De ovens zyn gespaard gebleven, zoodat
waarschyniyk over een paar dagen weder
gebakken zal kunnen worden.
De meel- en broodfabriek „Holland" werd
vóór ongeveer 24 jaren eigendom van den
heer B. Yan Marwyk Kooy; sedert zyn er
verscheidene verbeteringen aangebracht, zooals
twaalf jaren geleden werden bygebouwd de
kleine meelzolder en de kantoren der directie.
De opening van het nieuwe station
te Nymegen zal Zondag zonder eenig vertoon
plaats hebben.
De feestelykheden hebben plaats op 7 en
8 Augustus.
Omtrent den allegorischen optocht, welke
by die gelegenheid wordt gehouden en door
den heer W. Leeuw Jr. te Nymegen is ont
worpen, verneemt men dat deze een beeld
zal geven van „het vervoer van vroeger en
thans". Zoowel de ossenwagens dor Batavieren
als de diligences en sleepkoetsjes, zullen daarin
eene plaats innemen; verder wagens, Handel
en Ny verheid" voorstellende, en eindelijk nemen
er eenige gekostumeerde groepen aan deel.
Het waterfeest, illuminatie, enz. blyven op
het programma behouden.
Vergeven. Te Parys zyn een
groot aantal soldaten ernstig ziek geworden
na het gebruik van vleesch uit blikjes; niet
minder dan 114 zyn naar het hospitaal ge
bracht. Eén hunner is spoedig overleden en
twintig anderen verkeerden in een hachelyken
toestand.
Vreeseiyke lotgevallen. Eene
stoomboot, welke Dinsdag van Sitha, een der
Aljaskeescho eilanden, te San-Francisco binnen
liep, meldt dat op dit eiland zeventien man
schappen van den walvischvaarder „James
Allen" zyn aangekomen, die aan de kust van
Aljaska schipbreuk hadden geleden.
De mannen hadden de schrikkelykste ont
beringen geleden en zich genoodzaakt gezien
het vleesch hunner gestorven makkers te
eten. Vier der opvarenden verdronken, twee
stierven den hongerdood en vyftien worden
vermist.
Koningin Victoria heeft aan haren
jongsten achterkleinzoon, den erfprins, eene
wieg ten geschenke gegeven. Het is dezelfde
wieg, die reeds voor hare eersteling had ge
diend, voor de tegenwoordige keizerin Fredeiik,
dus van het jaar 1840. Al de kinderen van
Victoria hebben er later hun eerste levens
jaar in doorgebracht. Thans is het meubel
echter wat gemoderniseerd voor don nieuwen
bewoner.
Een slangenduel. Onlangs is
in eene der Britsch-Indische garnizoensplaatsen
tusschen kapitein Philipps en luitenant She
pherd zulk een tweegevecht gehouden. Eene
vergiftige slang werd in eene volkomen donker
gemaakte zaal gezet en vrygelaten. Een uur
later trad kapitein Philipps de zaal van de
eene zyde en zyn wederpartyder haar van de
andere zyde binnen. Geen van beiden kon
iets in de duisternis onderscheiden. Iedere
tred kon voor beiden verderfeiyk zyn. Tien
minuten bleven de beide tegenstanders in de
donkere kamertoen weerklonk een hart
verscheurende kreet.
Luitenant Shepherd was door de slang
gebeten en op hetzelfde oogenblik snelde de
kapitein naar den uitgang, welken hy eindelyk,
op den tast, in doodelyken angst vond. Dadeiyk
kwamen te hulp geroepen soldaten en officie
ren in de zaal, de slang werd gedood en men
trachtte luitenant Shepherd, die in vreeseiyke
krampen lag, te behouden. Hy stierf echter
na een urenlang lyden. Kapitein Philipps,
wiens haar in die vreeseiyke spanne tyds wit
was geworden, is voor den krygsraad gedaagd.
De mijnen te Karwin. In het
begin dezer week is men begonnen de af
sluitingen der Karwinsche mijnputten, waar
onlangs de noodlottige ontploffing plaats had,
weg te nemen. Daar de in de schacht ge
brachte mynlampen rustig brandden en ook
de nedergelaten duiven levend naar boven
terugkwamen, daalden, onder leiding van den
eigenaar der myn graaf Larisch en verschei
dene ingenieurs, 28 werklieden in de putten af.
Na een arbeid van twee uren, waarby men
nog geene lyken had gevonden, werd by de
in het machinehuis gedane analyse van de
gassen in de myn plotseling eene vermeerde
ring van Vw Pct- koolzuur waargenomen,
waarop do myninspecteur het staken van het
werk en het opstygen der arbeiders gelastte,
daar men vermoedde dat de brand door het
instroomen der atmosferische lucht opnieuw
wa6 aangewakkerd. Later bleek echter de
hoeveelheid koolzuur weer normaal geworden
te zyn, zoodat de inspecteur zyne eerste in
structie introk. De schachten zouden Donder
dag weer geopend en de poging om aan het
werk te gaan herhaald worden.
Ten laatste uitgekomen. De
Frankfortsche politie is er in geslaagd eene
dievegge te ontmaskeren, die sedert twoe jaar
in verdenking stond als dienstbode by een
rentenier 13,000 Mark in effecten te hebben
ontvreemd. Zy had zich naar Nieuw York
begeven om de effecten in te wisselen. Daar
men de zaak echter niet vertrouwde, wilde
men daar slechts enkele van haar overne
men; deze kwamen in Duitschland terug en
uit de nummers bleek dat zy deel uitmaakten
van de gestolen effecten. Aan de politie
bleek dat het signalement van de vrouw, die
ze in Nieuw-York ingewisseld had, geheel
overeenkwam met dat van de verdachte en
zy slaagde er in de dievegge tot bekentenis
te brengen; zy had nog 12,800 Mark van den
diefstal overgehouden.
De voorspraak eener keizerin.—De
„Gaulois" deelt weer eene belangwekkende by-
zonderheid mede uit het leven van den ver
moorden president Carnet. Toen deze nog
leerling ter Polytecbnische School te Parys
was, slaagde hy na tweejarige studie niet by
zyn eind-examen. Dit stond geiyk met het
in duigen vallen van alle verwachtingen voor
de toekomst; zyn vader ging daarom naar
keizerin Eugónie en smeekte haar van den
keizer de toestemming te willen vragen, dat
zyn zoon zyne studiën nog één jaar zou
mogen voortzetten
In den beginne verklaarde Z. M., dat hy
geene uitzondering mocht maken, maar toen
de keizerin deed uitkomen hoe zulk een
gunstbewys jegens eene familie, die beschouwd
kon worden als der Kroon vyandig, een
goeden indruk op het volk zou maken, gaf
de keizer zyne toestemming.
Het gevolg was, dat de student Carnot nog
eens den cursus aan de School volgde en een
volgend jaar met vlag en wimpel door zyn
examen kwam.
INGEZONDEN.
Geachte Redacteur l
In het antwoord op myn ingezonden stukjo
bekent de beer P. A. Wernink dat hy myn
vaartuigje abusieveiyk heeft geclasceerd in
No. 10; in myn inschrijvingsbiljet deed ik
melding van een Friesch jollelje, ter grootte
van eene gewone roeijol.
In het antwoord van den heer P. A. Wer
nink beschouwde het bestuur van „Hollandia",
toon ik my met myn schuitje aan de boei van
afvaart plaatste, dat myn vaartuig een tjottor
was en ook als zoodanig getuigd.
Dat het zeer onjuist door het bestuur be
schouwd is, daar ben ik zeker van. Als myn
vaartuig door deskundige personen wordt ge
keurd, dan zal de uitkomst blyken dat myn
schuitje geen zeiljolletje, nog veel minder eea
tjotter, maar een gewoon Friesch roeijolletje is.
De zeilen, die elke mededinger op den wed-
stryd op zyn vaartuig plaatste, waren niet
door het bestuur beperkt; aldus was elke
mededinger vry zyn vaartuig te betuigen zoo-
als hy verkoos.
Dat myn vaartuig was getuigd als een
tjotter, ontken ik volstrekt niet, maar myn
vaartuig bleef onder die hoeveelheid zeilen
toch eene gewone roeijol, want een vaartuig
verandert er niet mede of men er een spriet-
of tjotter8tuig op plaatst.
Het had wellicht beter uitgekomen als het
bestuur my had geclasseerd in No. 9, dan
had mijn vaartuigje het puckje geweest.
Hoogachtend,
Leiden, UEd. dienstw. Dienaar,
6 Juli 1894 J. A. Du Calavon.
36)
„Zoodat ge hen ook al betooverd hobt,
kleine fee; van u kan mon met waarheid
zeggen, dat de glimlach van een kind de
zwaarste gevangenisdeuren opent. Welnu,
maak van uwe toovermacht gebruik en kom
mU zoo dikwyis mogelijk bezoeken. Ge z(jt
als de burchtvrouw in uwe kinderverhalen,
die telkens, als zj) ongelukkigen ontmoette,
hen van hare weldaden deed genioteD; aan
dezen gaf z(] brand voor de winterkou, aan
genen brood voor de kinderen en verster
kenden wijn voor de grjjeaards; schenk g(j
dan uw armen gevangene een weinig licht,
een weinig hoop, een weinig geluk, en kom,
lieveling, kom dikwijls I 01 ik zou wel altyd
hU u willen zyn, als ik daarvoor onze lieve
moeder maar niet behoefde te verlaten 1"
.Onze arme, goede moeder! Hoe gaat het
haar 7 Zeg my de waarheid, Zezetteis zU
werkeiyk zoo ernstig ziek?"
„Weineen, goede Jacques, zeker niet, hoe
zou Ik anders zoo gerust en tevreden zgn?
Toen ik wegging, was zy zeer kalm en rustig
en droeg my op, u voor haar recht harteiyk
te kussen; en zie nu eens, hoe ik my van
die opdraoht kwyt."
En zich tot haren broeder vooroverbuigende,
drukte ze hem een paar hartelyke kussen
toe, met de woorden:
„Deze zyn van mama, ziet ge, Jacques,
want de vorige waren van my, en als ik nu
wegga, moet ge my myn deel geven en ook
dat van mama, begrepen?"
„Zeker, zusjelief", antwoordde Jacques,
glimlachend by deze klnderiyke ontboeze
ming, „maar kom nu eens by my zitten,
hier op deze bankwy hebben ernstige zaken
te besprekenvertel my eens, hoe gaat het
in de huishouding toe? Hebt ge al het
noodige? Ontbreekt het u aan Diets? Hebt
ge geld genoeg?"
„Wees daaromtrent gerust, Jacques; dank
zy uwe zuinigheid, hebben wy nog lang
geen gebrek."
„Stel u daarvan maar niet te veel voor,
het geld is spoedig verbruikt, niettegenstaande
alle mogelyke bezuinigingen, en dan, de
geneesmiddelen zyn ook kostbaar."
„Geloof me, mama heeft aan niets gebrek."
„Dat doet my genoegen; ik was daarover
ernstig ongerust, want te moeten denken, dat
gU in zorg waart en onze goede moeder ziek,
zonder dat ge haar van het noodige kondet
voorzien, zou myn lot nog ondraaglyker
maken."
„Neen, stel u gerust, Jacques; alles wat
onze goede dokter Molonguet voorechryft, kan
ik haar verschaffen.
„En vindt ge er baat by?"
,0, zeker, zy ïydt veel minder en slaapt
gerust, maar waartoe haalt ge u al die zwarig
heden in het hoofd?"
„Dat komt, ziet ge, omdat ik alleen in ge
dachten met u leef, omdat ik voortdurend
myn. arme moeder en myne lieve zuster
voor den geest heb. Ach, wanneer odb een
ongeluk treft, vreest men onophoudeiyk, dat
een tweede volgen zal. Maar nu allo droeve
gedachten terzyde, myne lieve zuster verze
kert my, dat alles naar wensch gaat en dus,
mag ik niet langer twyfelen, want zy zal
my toch niet misleiden. O, dan zoudetwyfel
nog vroeseiykor zyn dan de werkeiykheidl"
„Maar, Jacques, waartoe zulke sombere
gedachten
„Ge zult mU toch niet misleiden, nietwaar
Als ge gebrek hadt, zoudt ge het my toch
zeggen; mama heeft toch immers alles wat
zy noodig heeft?"
„Welzeker, broerlief, ik zeg het u
immers
„Maar is het wel waar? Zie mU eens
goed aan!"
Ach, hoe zwaar viel het haar, voor haren
broeder de waarheid te verbergen, te meer,
daar zy gewoon was, in alles openhartig te
zyn; zU trachtte hem echter te overtuigen,
door hem het laatste recept van den dokter
te laten zien, dat ze by zich gestoken had,
om het bU den apotheker te tloon gereedmaken.
„Ziet ge wel", sprak ze, „dat ik u niet
bedrieg en dat ge volkomen gerust kunt zyn
Mama krygt al wat ze noodig heeft."
Toen Jacques met het recept, dat Zezette
uit baar tascbje had gehaald, tevens de bor
duurwerkjes bemerkte, riep hy uit:
„Hé, wat hebt ge daar, borduurwerk Hebt
gU dat met uwe Ueve vingertjes gemaakt?"
„Ja", antwoordde ze min of meer verlegen,
„dat is myn werk."
„En waarom draagt ge dat by u, wat gaat
ge daarmee doen?"
„O, mets, het was in myn tascbje en ik
heb verzuimd het er uit te nemen."
Het arme kind had groote moeite, hare
ontroering te verbergen. Zy bloosde alsof zy
op eenig misdryf betrapt werd.
Jacques nam een van de handwerkjes
en riep:
„Maar dat is waariyk een meesterstuk, geene
koningin kan het fraaier hebben."
„Ja, is het niet lief?"
„Ge zyt wezeniyk eeno kunstenares."
„Zou zulk werk duur zyn?"
„Duur? Dat zou ik denken, zulke handen
arbeid is tegenwoordig zeer zeldzaam."
De arme jongen vermoedde de droevige
waarheid niet; het werk van zyne zuster
pryzende, kwam het hem niet in de gedachte
dat zU datgene, wat hy voor louter tydver-
dryf hield, tot een beroep, eene broodwinning
ging maken.
En zy, bemoedigd door den lof, dien haar
broeder haar toezwaaide, voelde hare hoop
herleven. Hy had haar werk schoon gevon
den, zulk werk was zeldzaam en werd goed
betaald, had hy gezegdongetwyfeld zou zy
er spoedig bestelling op krygen. Ze zou dus
geld verdienen, hare beurs zou gevuld blyven
en voor hare zieke moeder zou zy steeds de
noodige genees- en versterkende middelen
kunnen koopen; het zou hun aan niets
ontbreken.
Haar werk was een artikel van weelde,
maar daarvoor was Parys juist de plaats.
Bemoedigd en vol vertrouwen op de toe
komst, nam ze van haren broeder afscheid en
verliet de gevangenis.
Volgens gewoonte ontmoette ze André
Naugy, den jongen advocaat, en onder
vriendschappeiyk gekeuvel liet zy hem haar
werk zien.
Evenals haar broeder prees ook hy de
fraaie kanten, die hy, zonder zich een be
voegd beoordeelaar te verklaren, van bewon
derenswaardige fijnheid en sierlijkheid noemde
„Zoudt ge denkon", vroeg ze hem nal9f,
„dat ik daarmee werk zou vinden?"
„Misschien 1 Ik zou het u niet kunnen zeg
gen; ik hoop intusscben dat ge slagen moogt,
en by wien gaat ge ze aanbieden?"
„Dat weet ik nog nietik ga naar de maga-
zgnen op de boulevards."
„Zal ik u een paar adressen geven?"
„Gaarne, daar zoudt ge my eon grooten
dienst mee bewyzen."
André Naugy schreef twee of drie namen
op een blaadje, dat hy uit zyn zakboekje
scheurde, en stelde het Zezette ter hand.
„Ziehier", sprak hy, „deze kan ik u aan
bevelen inmiddels zal ik eens met eene tante
van my spreken, die veel verstand van dames-
handwerken heeftwellicht kan zy u behulp
zaam zyn."
„01 dank, mynheer, harteiyk dank!" En
vrymoedig reikte ze hem de band; dit was
de eerste maal, dat ze zich zoo vertrouwelyk
tegenover een jongen man gedroeg, maar daar
hy haar zoo welwillend zyne hulp aanbood,
vond ze geen beter middel om hem hare
erkentolykheid te bewyzen, te meer, daar die
hulp zich ook tot baren broeder en hare
moeder uitstrekte.
I Wordt vervolgd.)