N«. 10532.
Maandag 35 Juni.
A0. 1894.
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
F" euilleton.
De Misdaad in de Kue Lafltte.
LEIDSCH
DAGBLAB.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1-40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—'6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17{. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Een lezer van het Leidsch Dagbladin
aanmerking nemende „dat wij wekelijks
eenige kolommen beschikbaar stellen voor
Persoverzicht, die altijd en door elkeen met
belangstelling worden gelezen", geloofde dat
het slot van een artikel over de belas
tingwetten, uit het Finantiéel Weekblad
onder redactie van den heer Pik, te Groningen,
niet in ons overzicht mag ontbreken.
Om dien vriendelijk schrijvenden lezer
niet teleur te stellen, laten we zijn uit
knipsel hier volgen:
Ziehier in ruwe trekken een overzicht van
deze vreemde wet (op de Bedrijfsbelasting),
die de glorie is der fiscaliteit, maar een
kwelduivel voor het publiekeen kunstig
samenstel, waaraan het kenmerk van het
eenige ware, de eenvoud, ontbreekt; een
papieren monster, dat de vrijheid van het
Nederlandsche volk ernstiger bedreigt dan
indertijd de slaphoed van Gesier die van
Zwitserland.
Ik weet zeer goed, dat de door mij ge
geven opmerkingen het publiek niet in staat
stellen hun biljet nauwkeurig in te vullen
en ook, dat er velen zijn, die met die nauw
keurigheid den spot dr\jven; als het mi)
gelukt is de beteekenis dor wet in het licht
te stellen en mijn lezers in enkele moeilijke
quaesties den weg te wijzen, dan is dat
reeds zeer veel. Er zijn er wellicht, die
de wet nog zoo kwaad niet vinden, doch
hun getal is, by hare nadere kennismaking,
zeer gedund en bestaat thans nog slechts,
naar het mjj voorkomen wil, uit personen,
die buiten de wet vallen, en de zoodanigen,
die zich met een Franschen slag van do
invulling van het biljet afmaken. Het zijn
vooral do consciëntieuze lieden, voor wie
deze belasting eene groote kwelling is, en
die, algemeen gesproken, het zwaarst door
haar getroffen worden.
Ik neem aan, dat de drijvers dezer belas
ting, waaronder Pierson en Van Houten in de
eerste plaats behooren, het belang des lands
bedoelden en niet anders. Maar dit behoeft
niet te beletten hun geluk te wenschen
met de verslapping, die het karakter van
het Nederlandsche volk in twee a drie
eeuwen heeft ondergaan. Indien zij geleefd
hadden, die drjjvers, in de 16de of 17de eeuw,
zij zouden zich voor de woede des getergden
volks niet hebben kunnon verbergen en in de
schoolboeken zouden zij ons thans met even
zwarte kleuren worden afgeschilderd als
Alva en Fihps II. Maar ztf zouden, minder
moedig dan Alva, zich in dat geval wel
gewacht hebben met de Vrijheid, waarvoor
het Nederlandsche volk meer dan eenige
natie ter wereld gestreden heeft, te spotten.
Laat nooit meer een Nederlander in het
buitenland, als het onderwerp „Vrijheid" aan
de orde is, zich in het gesprek mengen.
En laat nu de Vrijheidsmaagd in boeien
slaan.
Guitig. Er was eens een kleine jongen.
Tot vreugde van den voerman gaf hij groote
hompen brood aan een paard, dat voor eene
kar was gespannen.
»Wel, jij bent een vriendelijk jongetje, een
allerbest kereltje, dat je mijn paard dus zoo
te eten geeft. Heeft je moeder je dat brood
voor bles gegeven?
„Neenl" zeide het jongetje, „ik nam het
van de karl"
„Jou weergasche deugniet, je geeft het
paard zoowaar mijn eigen avondeten 1"
Het feit, dat er velen worden gevonden, die
aanvankelijk, d. w. z. vóór zjj hare uitwerk
selen en werking kenden, de Wet op de Be
drijfsbelasting als „zoo heel erg mooi" hebben
toegejuicht, en nu geene woorden genoeg
kunnen vinden om haar te veroordeelen, gaf
den geestigen schrijver van „Van Dag tot Dag"
in het Handelsblad bovenstaande fijne scherts
in de pen.
En hiermede voor vandaag genoeg van de
Bedrijfsbelasting!
Naar aanleiding van dr. Schaepmans jongste
opmerkingen omtrent de voorziening in het
wettelijk vereischte aantal onder-
w ij z e r 8, schrijft het Handelsblad:
„Welke zal de oplossing kunnen zijn, die
de Regeering zou moeten geven? Voor de
hand ligt, dat nogmaals een jaar uitstel worde
verleend, hoe schadelijk dit ook zij voor het
onderwijs, dat in de overbevolkte klassen
niet goed kan zjjn. Intusschen, nood breekt
wet: men kan bezwaarlijk het subsidie in
trekken als vaststaat, dat aan eene der voor
waarden een voldoend getal onderwijzers,
over het geheele land niet kan worden vol
daan, omdat er niet genoeg onderwijzers zijn.
De toestand mag zeker niet bestendigd
worden. Blijken de najaars-examens niet in
de leemten te kunnen voorzien, zoodat in
1895 opnieuw uitstel moet worden verleend,
dan behoort de Regeering naar andere mid
delen om te zien."
Met een enkel woord antwoordt De Stand
aard op de bemerkingen, die gedaan z(jn
tegen het voornemen van dr. Kuyper om
in de Tweede Kamer zoo goed als aan geen
andere werkzaamheden deel te nemen
dan aan de Kieswet.
„Als zulk eene aanvaarding van het man
daat in strijd zou zijn met den geest onzer
wetgeving, dan hadden de bladen dit vóór
10 en 24 April maar moeten opmerken en
den kiezers op dien grond afraden, op dr.
Kuyper te stemmen. Maar hoe fel men z(jne
candidatuur ook bestreden heeft, deze beden
king is nooit geopperd.
„Het bewijs, dat een Kamerlid gehouden
zoude zjjn, om aan de behandeling van alle
werkzaamheden deel te nemen, moet dan ook
nog geleverd worden, al stemt het anti-revo-
lutionnaire orgaan volkomen toe, dat deel
neming aan do zaken regel moest zijn."
Het schijnt, zegt de Haagsche correspon
dent van De Telegraafhier in de lucht te
zitten, om zooveel mogelijk alles van zich
af te schuiven. En als een sprekend
staaltje daarvan wijst hij op het dezer dagen
vermelde antwoord van den minister van
buitenlandsche zaken aan de Hollandsche
Rijnschippers.
Hy zegt hiervan:
„Die menschen, men weet het, beklaagden
zich er over, dat hun in Duitschland de ver
plichting werd opgelegd tot verzekering van
hun personeel.
Eene betere gelegenheid om te toonen dat
onze diplomaten het geld, dat het land aan
hen besteedt, waard zijn, is er niet en men
rokende er dan ook op, dat Zijne Excellentie
mr. Röell op de hoogte der quaestie zou zijn
of er zich op zou stellen.
Hebben onze schippers gelijk, is het ten
onrechte, dat het „Invaliditlits-und Yersiche-
rungs-Gesetz" op hen wordt toegepast, of moe
ten z(j zich onderwerpen aan hetgeen in
Duitschland over hen besloten werd, dat is
de quaestie.
Daarvoor zijn do diplomaten, om het uit te
maken, om voor bedreigde rechten in de bres te
springen en onrecht van eigen landgenooten
af te wenden.
Zoo begrijpen alle diplomaten het, behalve
de chef, die zijn volkje schijnt te kennen,
blijkbaar vreest dat zijne ambtenaren en ge
zanten den boel zullen bederven en de kla
gende schippers verwijst naar een bekwaam
rechtsgeleerde, ten einde hoorl hoor!
te voorkomen „dat een verkeerde weg worde
ingeslagen of eene nuttelooze procedure worde
begonnen."
Grooter brevet van onbekwaamheid is wel
nimmer aan onze diplomaten uitgereikt ge
worden en jhr. mr. Tets, die thans te Berlijn
zetelt, verdient het niet, dus door zijn chef,
d'un jour, behandeld te worden.
Maar wat blijft er van het prestige der
diplomatie en van haren werkkring over, zoo
de quaesties, die zich voordoen op interna
tionaal gebied, door den minister worden ver
wezen naar bekwame rechtsgeleerden?
Zijn die er noodig, benoem dio dan tot
gezanten en pensionneer wat wt) hebben
maar laat belanghebbenden niet dubbel be
talen, eens voor een Ned. vertegenwoordiger,
die de bezoeken aflegt, en eens voor den advo
caat, die hunne zaken behartigt."
De Zutfensche Courant heeft eenige artikelen,
getiteld„De stad en het platteland", gegeven,
waarin in het laatste gedeelte gewaarschuwd
wordt, dat de tijden van 1 ai8ser-a 11 er,
ook ten opzichte van werkverschaffing,
voorbij zijn.
De economische en vooral industriöele toe
standen, zegt het blad, hebben zich in de laatste
eeuw, het meest in de laatste vijftig jaren,
zóódanig gewijzigd, dat men goed zal doen,
bedacht te zijn op de gevolgen, die zich daar
meer en meer van zullen vertoonen.
In de gure winterdagen zullen zich weer
de noodkreten der werkloozen doen hooren
en vooral in het Noorden, in de Friesche en
Groninger veenstreken, zal zich weer eene be
volking om arbeid aanmelden, die het inder
daad niet om oproer, doch om brood voor zich
en de hunnen te doen is.
Van een anderen kant zal de stroom van
handwerkslieden naar de steden niet ophouden,
want op het platteland vinden ook zij al
minder en minder werk.
In het kort: over weinige maanden staat
het spook der „werkloosheid" weder voor de
deur en waart in zulke schrikverwekkende
gestalten in de stad en „op het platte land"
rond, dat in allerijl naar minder aangewezen
en volstrekt niet doeltreffende middelen, tot
werkverschaffing, zal gegrepen worden.
Indien het nu waar is, dat er werkelijk
zulke aangewezen arbeidsvelden zijn, dat er
doeltreffende middelen tot werkverschaffing
zijn to vinden, dat het slechts de moeilik beid
is om dien arbeid, welke de gebrachte offers
loonen zal, te organiseeren, moet het dan niet
roekeloos heeten over dat alles vry zorgeloos
te blijven denken, altyd maar kalm te blijven
zitten afwachten en Gods water over Gods
akker te laten loopen, tot er nog meer maat
schappelijke verhoudingen in de war z(jn en
het geheele verband der samenleving wordt
ontwricht?
De groote steden worden monstruositeiten
moordholen van natuur, gezondheid, levens
geluk, moraliteit. De reusachtige fabrieken in
die steden spreiden ellende en verderf om
zich heen.
Laat men toch levensvatbare industrieën
op het platteland aanmoedigen en laat Neder
land, dat zich in vroegere eeuwen beroemd
en rijk gemaakt heeft door zijn „grond te
ontwoekeren aan de baren", door handel te
drijven in nog andere dingen dan effecten en
door handelsvloten over de zeeën te doen
kruisen, weder bedrijvig en het land van Jan
Courage worden.
Er vormen zich overal corporatiën, die goede
denkbeelden aan de hand doen de Vereoniging
tot kanalisatie van Westerwolde, de Zuiderzee-
Voreemging, de Heide-Maatschappij en zoovele
anderen. Ook deze beide laatsten moeten in de
gelegenheid worden gesteld hunne grootsche en
goede plannen uit te voeren.
Dat men toch van de denkbeelden, door dezo
vereenigingen van welgezinde en den ernst der
tijden begrijpende mannen te berde gebracht en
ter verwezenlijking voorgedragen, kennis neme
althans.
En dat de vermogende lieden dan kunnen
besluiten om in den zak te tasten. Want het
kennis nemen van de beste plannen baat ten
slotte nog niet.
Indien men gevoelt, dat or iets, dat er veel
gedaan moet worden, om inderdaad de wereld
niet op haren kop te doen staan, dat men dan
ook toetrede met hulp en steun, vóór het
te laat is.
Wij lazen in de Zutfensche Courant:
Ten bewyze hoe ongemotiveerd het gebruik
van Belgische steen in Nederland is,
tegenover het uitstekend fabrikaat van Waal
steen, diene dat in Reusel, by de aanbesteding
eenec R.-K. kerk, was ingeschreven als volgt:
het hoogst: in Belgische steen gebouwd
f 77,900, in Waalsteen ƒ79,500, en het laagst:
in Belgische steen voor 51,400, in Waalsteen
voor ƒ52,100. Waar op zulk een belangryk
bouwwerk, en waar zoovelen als gegadigden
opkwamen, zulk een klein verschil in kosten
bestaat, zy ieder Nederlander aanbevolen om
die industrie in Nederland te steunen, en
voortaan Nederlandsche steen te gebruiken.
Gemengd Nieuws.
Van den eersten excursietreio
van de H. IJ.-S. My., welke gisteren van
Den Haag en eenige verdere stations naar
Nymegen en Kleef liep, maakten in 't geheel
±100 pleizierroiziger8 gebruik.
De dame, die jl. Maandag op het
Plein te 's-Gravenhage door de electrische
tram werd overreden en wier been geampu
teerd werd, is in het gemeente ziekenhuis
aldaar aan de gevolgen bezweken.
De74jarigeH Cyfer, te Rotte r-
dam, kreeg gistermorgen by het openen vön
de Koninginnebrug met het sluitstuk zulk
een klap tegen de borst, dat hy oogenblik-
kelyk dood was.
Aan de biorbrou werj) „De Valk"
te Amsterdam is gistermorgen met het slaan
van gaten een werkman tusschen de kam
raderen der machine geraakt. De man was
onmiddeliyk dood, een groot huishouden na
latend.
In de Goudsbloemdwarsstraat
verloor gistermorgen een meisje by het was-
schen van de ruiten haar evenwicht. Zwaar
gewond werd zy opgenomen en naar hel
Binnengasthuis overgebracht. Haar toestand
is hopeloos.
Door de „Koninklyke Nederland
sche Zeil- en Roeiveroeniging", te Amsterdam,
zullen op 7 Juli a. s. op den Amstel groote
internationale roeivvedstryden voor amaleurs
worden gehouden.
Naar hot „Utr. Dbl." meldt, hadden
gisteravond zich een aantal belangstellenden
in „Tivoli", te Utrecht, vereenigd, ter bywo-
ning van de séance in experimental psycho
logie door Charles Wol ton.
Eenige personen uit het publiek verklaarden
zich bereid, den hypnotiseur in zyne proeven
en experimenten ter zyde te staan. Na onder
zoek verklaarde hy oen vyftal hunner geschikt,
en werkelyk bleek, dat dezen, gehoorzaam aan
zyn wil, alles deden wat hy wilde. Zoo slaag
den de verschillendo proeven goed en waren
voor hen, die nog nooit zulke séances b(j-
woonden, werkelyk verrassend en zouden dit
gebleven zyn, indien de personen, die als
medium gediend hebben, aan 't einde der ver
tooning niet hadden verklaard, dat zy een
voudig den schyn aangenomen hadden alsof zy
onder den invloed waren, omdat zy ditèn
voor zich èn voor het publiek wel aardig
vonden.
Indien dit waar is, moet erkend worden
dat zy dan hunne rollen meesteriyk hebben
gespeeld.
Tegen heden, Zaterdag-avond, is eene tweede
séance aangekondigd.
-
„Dat beloof ik u, mijnbeer de eommis-
sarie, en als men daardoor den misdadiger
zou kunnen ontdekken, zou ik reeda eenigs-
zins den moord, op myn armen meester ge
pleegd, gewroken hebben,"
„Van uwe verklaring hangt misschien de
inhechtenisneming en de straf van den scbul
dige af. Kom, mijn vriend, wees bedaard on
antwoord mi) zoo duidelijk mogelijk 1 Gy
sliept in dit bed, naast de brandkast,
nietwaar?"
„Ja, mijnbeer de commiseane, m(jn arme
meester had mij giBteravond gezegd „Bap.
tistio, ge moet dezen nacht de wacht hou
den, maak uw bed gereed in bet bureau
naast de kast en neem uw trouwen bond by
u." Zoolang ik kon, ben ik wakker gebleven,
ik heb verscheidene pUpen gerookt om den
slaap te verdrijven, maar eindelijk, ik ben
niet jong meer, mijnbeer, en op mijn leeftijd
ie het waken geene gemakkelijke taak, heb
ik mij te bed begeven."
„En ge zyt natuurlijk dadelijk ingeslapen."
„Och, op mijn leeftijd slaapt men niet zoo
spoedig in, en bovendien beb ik een zeer
lossen slaap; eene muis kan mij wakker
maken, maar, daar ik mijn trouwen Ribi b(j
my had, kon ik tamelijk gerust zyn."
„Inderdaad verwondert het mij, dat uw
hond, die, naar men zegt, zoo waakzaam is,
niets heeft geboord, althans geen gerucht
beeft gemaakt, toen de man het bureau ia
binnengekomen."
„O, zeker mijnheer, h(j heeft gebromd, het
goede dier, en mi) dadelijk gewekt, nog vóór
men hier binnenkwam."
„Ge hebt dus den man gezien?"
„Zeker, mijnheer de commissaris, het was
de heer Varlay I"
„Varlay, de kassier?"
„Ja, mijnheer, hjjzelf!"
Jarilot zweeg, maakte eenige aanteekeningen
en vervolgde toen
„Verhaal mi) allee, wat er vervolgens is
voorgevallen 1"
„Gaarne, mynheer do commissaris," en hy
gaf een nauwkeurig verslag van bet nachtetijk
bezoek van Jacques Varlay, zooala wfl dat
reeds in het eerete hoofdstuk beschreven
hebben.
„En due," hervatte de heer Jarilot, nadat
Baptistin zijn verhaal geëindigd had, ,zyt
ge er volkomen zeker van, dat de heer Varlay
alleen ln het bureau geweest is."
„Zeker, mynheer; ik heb niemand gezien
dan bem."
„Ge herinnert u niet, iemand andera gezien
te hebben?"
„Neen, mynheer de commissaris I"
„Niemand anders dan de heer Varlay?"
„Niemand anders dan hem, mynbeerl"
„Goedl wilt ge uwe verklaring onder
teekenen?"
En met bevende handen plaatste de oude
Baptistin zyne grove bardteekening op bet
papier, dat hy vervolgens aan Jarilot toeschoof.
De oude man bad werkelyk de waarheid
gesprokenniettemin bevatte zyne verklaring
eene ernstige beschuldiging, maar hy kon
toch geene verklaring afleggen in stryd met
de waarheid, te meer nog, daar hy, evenals
zyn meester, den kassier zeer genegen was,
en er by hem niet het minste vermoeden
bestond, dat zyne verklaring dezen noodlottig
zou kunnen zyn.
„Hy wyst rechtstreeks Jacques Varlay ale
den schuldigo aan!" sprak Savignol tot
zyn chef.
„Ongetwyfeld," hernam deze, „maar daar
aan moeten we niet te veel waarde hechten.
Hy kan, en dat is op zyn leeftyd niets
vreemds, onder den invloed van oen vreese-
ïyken droom verkeerd hebben. We moetsn
dus, alvorens een oordeel te vellen, de ver
klaring van den kassier zeiven afwachten.
Niettemin hebben we toch den schuldige ge
vonden, al weten we nu nog niet rechtstreeks,
wie het is."
„Door den sleutel I"
„Ja, door den aleutell"
„Haar ik begryp nog niet
„Savignol, Savignol, wat zyt ge toch nog
een kind. Bekyk dezen sleutel eens, het is
geen looper, die op meerdere sloten past,
maar een echte sleutel, met het merk van
den fabrikant, dat overeenstemt met het merk,
op bet slot aangebrachter is dus van dezen
sleutel slechts een zeer beperkt aantal ver
vaardigd, hoogstens twee of drie, met ster
retjes genummerd; we moeten alzoe de per
sonen opzoeken, die er een van in hun bezit
hebben, en hun verzoeken, hem ons te toonen,
en hy, die daaraan niet kan voldoen, is onge
twyfeld degene, die zyn sleutel verloren heeft,
en dus de ware schuldige."
„Volkomen juist en mevrouw Bertin zal
ons ongetwyfeld weten te zeggen, hoeveel
sleutels er waren."
„Wees zoo goed, Baptistin, my by mevrouw
Bertin aan te dienen en haar te verzoeken,
my oen oogenblik gehoor te willen verleenen."
VII.
De Schnldlge.
We vinden het buisgezin van den heer
Bertin in diens slaapkamer byeen. Op het
bed is het lyk van den vermoorde neergelegd.
Maurice, aan eene zytafel gezeten, met het
hoofd in de handen, liet zyn tranen den
vryen loop.
Jeanne weende, door smart, overmand.
„Arme vader," riep ze, „dat ik u slechts
één oogenblik heb kunnen verlaten! Ach, ik
bad er een voorgevoel van, dat er iete vreeeo-
lyks gebeuren zou; daarom was ik den ge-
heelen avond zoo treurig gestemd, en dat Ik
uwe smartkreten niet geboord heb! Ach,
ware ik slechts by u gebleven, dan zouden
wy u thans nog hebben, lieve, goede vader 11"
En in de overmaat van hare droefheid
beschuldigde zy zicbzelve, tot het ongeluk, dat
hem getroffen bad, te hebben bygedragen.
De markies was bleek, ontsteld en scheen
ten prooi aan eene bevige ontroering.
Mevrouw Bertin waa buiten zichzelve van
droefheid en wanhoop en uitte bare klachten
op is meest luidruchtige wyze.
„Neen r",riep ze uit, terwyfl ze hare woor
den met heftige gebaren deed vergezeld gaan,
„neen. het was don moordenaar nog niet
genoeg, hem te dooden, hy moest hom ook
nog zoo lang zoo vreeselyk dojn lyden. Ach,
had by maar naar myne woorden geluisterd
hoe dikwjjls beb ik hem niet gezegd Bertin,
vertrouw toch dien jongen niet, vroeg of laat
zult ge het u beklagen, en ziehier nu, wat
er van geworden isl"
„Moeder I" riep Jeanno plotseling hel hoofd
opheffende en mevrouw Bertin met vor-
wytenden blik aanziende, „moedor, beschuldig
Varlay niet.... dat is slecht.... Omdat u
hem niet moogt lyden, daarom hebt ge nog
niet bet recht bem van eene zoo zware mis
daad te verdenken. Zyne schuld is nog in
geen enkel opzicht bewezen."
„Zjjne schuld, twyfolt ge daar nog aan,
by, een arme fortuinzoeker, waarvan ik altijd,
waarom weet ik niet, maar instinctmatig
een afkeer beb gebad, by zou niet schuldig
zyn! Het is toch eenvoudig en duideiyk ge
noeg' Hy beeft het geld van den kapitein
in ontvangst genomen, by heeft het willen
stelen, uw vader beeft hem op het oogenblik
overvallen en hy heeft zicb op hem geworpen
eri hem gedood. Hy is de moordenaar, nie
mand andere!"
Op dit oogenblik trad de oude Baptistin
binnen en vroeg of mevrouw den heer Jarilot
kon ontvangen, die baar eenige vragen
wenschte te doen om zyn rapport te voltooien
„Ach ja, ik zal hem wel moeten ontvangen;
laat hem hier komen I"
(Worit verwijd.)